Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 745
Gottinger en zyne vrouw hadden hunne toe
stemming tot overbrenging van mevrouw Wilt
naar bet krankzinnigengesticht eerst gegeven, toen
de directeur Schlangenhausen dezen stap, als
volstrekt noodzakelijk, verlangde. In de
opgeruimdste stemming werd de kunstenares het krank
zinnigengesticht binnengeleid.
Haar schoonzoon had haar repu's gegeven voor
deposito tot een bedrag van over de 450,000 Mark,
welke het gesticht in bewaring nam. In het krank
zinnigengesticht schenen voor mevrouw Wilt betere
tijden te komen; zij was vroolijk en welgemoed.
Nadat zij twee maanden in het gesticht had door
gebracht, verklaarden de krankzinnigen-dokters,
dat haar verstand weer helder was.
IQ het midden van Mei werd mevrouw Wilt
uit het krankzinnigengesticht ontslagen. Haar
schoonzoon, Gottinger, verklaarde bij het
gerechtely'k onderzoek, dat mevrouw Wilt gezegd had,
dat zij nog binnen dit jaar zich van het leven
zon berooven. Mevrouw Wilt werd echter als
gezond van verstand verklaard, en zij kon weder
over het bedrag van 450.000 fl., dat voor haar
to\j de Oostenrijksch-Hongaarsche bank belegd
was, vrjj beschikken.
Mevrouw Wilt verhuisde naar Salzburg; jegens
hare familie was zij zeer verbitterd. Zij liet deze
in onwetendheid over haar doen en laten. In het
einde van Juli verdween Mevrouw Wilt spoorloos
uit Salzburg. Niemand harer vrienden wist, waar
heen zij vertrokken was. Het is niet bewezen,
waar Mevrouw Wilt den tijd. tusschen haar
vertrek uit Salzburg en hare aankomst in het
herstellingsoord, doorgebracht heeft."
Volgens deze verklaring zou mevrouw Wilt's
geestestoestand ten tijde van het sluiten der ver
zekering nog in 't geheel niet goed geweest zijn,
en bet is zeker een sterk argument in het voor
deel van den heer Gottinger, dat die voorspelling
van zelfmoord binnen een jaar" nu reeds uitge
komen is. De doktoren in het gesticht zelf schij
nen het geval ook ernstiger te hebben ingezien
dan de leden der gerechtelijke commissie van
toezicht op de gestichten.
Uit Graz toch wordt gemeld:
Mevrouw'Wilt bevond zich in het
Rijks-krankzinnigengesticht te Feldhof van 5 Maart tot 28
April 1891, en wel in de pension, die in een
nevengebouw van het gesticht is gevestigd. Daar
bewoonde zy een vriendelijk \ertrek, gelijkvloers,
dat zij zelf naar haren smaak inrichtte. Direc
teur Schlangenhausen had Mevrouw Wilt reeds
vóór haar vertrek n aar Feldhof behandeld. In het
begin van haar verblijf aldaar was haar stemming
kalm en meer gelijkmatig. Later echter verdween
deze gelijkheid van humeur. Het meest hield
Mevrouw Wilt zich met vrouwelijke handwerken
De gerechtscommissie, die den geestestoestand
van mevrouw Wilt in het krankzinnigenge
sticht onderzocht, bestond uit den gerechtelijken
adjunct Dr. Prazak als voorzitter der commissie,
den gerechtsJokter Dr. Kautzner en den professor
in de phychiatrie aan de universiteit alhier Dr.
v, Wagner-Jauregg. In hunne verklaring luidt het:
Mevrouw Wilt leed aan zware melancholie, maar
kwam in de inrichting reeds als herstellende; zij
is daar weldra volkomen genezen, zoodat zij op
den tjjd van het onderzoek geenerlei teekenen van
geestesstoring vertoonde. De eigenschappen van
haar karakter zijn natuurlijk dezelide gebleven
als vroeger, zij is beslist eene psychopathische
persoonlijkheid, zeer talentvol maar tegelijk
hartstochtelu'k, excentriek en in ethisch epzicht niet
hoog staande."
De verklaring dezer commissie kwam op 5 Mei
in de inrichting aan; toch konden de doctoren
der inrichting slechts onder protest er toe beslui
ten, de zangeres te ontslaan. Ook Dr. Schlangen
hausen gaf aan de familie Gottinger eenige wen
ken, maar dezen zagen schoonmama niet terug
en Mevr. Wilt sloot op 15 Mei de verzekering,
waarbij zij hare dochte onterfde.
# *
*
Het interessante vraagstuk wordt, een weinig
lyrisch maar zeker niet onjuist, besproken in een
brief uit Weenen aan de Vrankfurter:
Marie Wilt was eene burgerlijke, grove, bijna
triviale natuur, die in haar uiterst robust, hoog,
breed lichaam, het lichaam van eene Weener
koopvrouw, de prachtigste edelste gouden stem
b«ïzat. Zij sprak in Weener dialect en kon uit
drukkingen bezigen die de hoorders ontzetten,
maar zong verrukkelijk. Zij was onbeschaafd, maar
had als zangeres de fijnste muzikale beschaving.
Zij was leelijk en zong zoo mooi. Zij was een zing
instrument, maar een Stadivarius. Zij was zuinig
tot schraapzucht, maar gaf honderdduizenden weg.
Zij was steeds een verzameling van contrasten; zij
was nooit normaal. Heeft de tegenstrijdigheid niet
reeds gelegen in de vondeling, die in goede kringen
opgenomen, daar werd opgevoed en leefde? De
tegenstrijdigheid werd grooter, toen de vrouw een
plantenlevcn leidde, naast haar man, die veel
was, maar niet beminnelijk en nooit gezond. De
tegenstrijdigheid werd acuut, toen de gewone
burgervrouw plotseling kunstenares werd, en in
triomf de wereld doortrok. De tegenstelling werd
toen bewust, toen zij, haar gemis aan beschaving
erkennend, begon te leeren, zelfs vreemde talen.
Eene nieuwe wereld opende zich voor haar,
. deed haar bloed sneller vloeien, wekte hartstocht,
toen zij het hart voelde kloppen in het
reuzinnenlichaam, toen zij op zekeren dag ontdekte dat
zij beminde. Dat alles is reeds lang geleden ; de
knappe man was een muziekonderwijzer; het hu
welijk leed er toen reeds onder. Sedert dien tijd
heeft mevrouw Wilt zonder ophouden liefgehad.
Het voorwerp van haar hartstocht wisselde; met
een der aangebedenen was het zelfs een zeer treurig
loven en bieden omtrent de som die de zangerea
bij het sluiten van het huwelijk voor hem zou
moeten deponeeren. Ten laatste beminde zij een
jongeling eu werd hetzij reeds in het begin of
later versmaad. Dit krenkte haar het meest.
ik heb anders altoos de betrekking van zelf ge
staakt; nu word ik weggezonden, dat kan ik niet
dulden", zeide zij.
En nu begon de dolle jacht naar den minnaar,
die met den sprong uit het raam haar bloedig
einde vond. De furie heeft Marie Wilt
doodgejiagd. Welke furie? De vreeselijke, die bedaagde
vrouwen aanzweept om jonge mannen na te jagen.
De vondeling, wie waren de ouders? men
behoeft het niet te weten, heeft zeker de
kiemen der nyaiphoraanie wel van haar geboorte
meegebracht. Wist Marie Wilt wat haar scheelde,
haar, de oude vrouw, die tot op rijpen leeftijd
niet geweten had wat liefde was V Wij gelooven
het bijna niet. Zij was niet vergeefs door de lou
tering der kunst gegaan; zij had Fidi lio begrepen
de schoner Götterfunken" der negende symphonie
was op haar overgesprongen. Zij had geleerd te
idealiseeren en idealiseerde zeker zich zelve,
haren toestand en het voorwerp dat zij meende
te beminnen.
Pathologisch en psychologisch is niet hetzelfde;
maar Maria Wilt zelve zal zeker haar gedeelte
lijke waanzinnigheid niet anders beschouwd hebben
dan zooals de tragici dat doen: de furie zweepte
de oude vrouw met het jonge hart."
EEN NIEUW BOEK
VAN LOUISE STRATENÜS.
Onze letterkunde schijnt verrijkt, te /.uilen
wordcu met een nieuw soort van roman, ui. den
Directoire-romau, gelijk Louise Strateuus ecu
liarer iu dit, jaar verschenen werken: Jos
phinc de Beauliamais" ter nadere aanduiding be
titelt.
Eerst, meende ik dat, dit, een roman zou zijn
uit den lijd van het Directoire, maar nadat ik
2/3 van liet boek gelezen had en toch pas ge
komen was aan de scliaiidkar" waarop Marie
Antoinette ter slachtbank" wordt gevoerd, be
greep ik dat mijn vermoeden ecu dwaling was.
Vervolgens kwam het denkbeeld bij mij op, of
die verklarende titel misschien een vriendelijke
vingerwijzing der schrijfster kon zijn : gelijk men
toch sommige proeven eener liefhebberij-letter
kunde brengt tot de rubriek van boeken van
1830, wil mej. S. wellicht haar werk hebben in
gedeeld bij eeu nog meer verouderd soort, en
teruggaan tot aan het, Directoire; zij wil waar
schijnlijk nmt dezen duidelijken wenk den criti
cus den tijd besparen om haar boek te lezen en
geeft reeds op het titelblad het, genre van haar
werk aan. Eeu overzicht van den inhoud volgc
hier om den lezer te doen zien, dat mijn laatste
gissing ongetwijfeld waarheid bevat.
JoMÏphine de Bcauharuais leeren wij kennen
als de ] 8 jarige dochter van den planter Taschcr
de la Pagerie op het eiland Martiuique Tot
aan haar zesde jaar had de dood hardnekkig
aangehouden om haar peluw te zweven" ; op haar
tiende echter schijnt hij afgetrokken, want dan
is zij ,,ecn dier koninklijke wezens, gelijk er slechts
nu en dan, op vele, vele jaren afstauds, op aarde
geboren worden.'' Twee jaar later speelt het
koninklijke wezen met ecu pop, en heeft haar
moeder ingezien ,dat God verlangt dat zij zich
in Europa zal vestigen en een prachtig en veel
belovend huwelijk aangaan" met Alexandre de
Bcauharnais, wiens familicdeugden" de heer
Taschcr de la i agcric vroeger had opgemerkt.
Op het schip dat haar naar Frankrijk brengt,
verneemt zij van den kapitein, die ,.gewoon is
meer met (iod en elementen dan mot de wereld
en haar kringen om te gaan", dat haar ziel
geboren is tot liet slavcujnk van ,én afgod."
l u Parijs aangekomen blijkt, het al spoedig
dat hare stem, haar blik, tot zelfs hare minst"
gebaren anders zijn dan die van de menigte jonge
meisjes die zij op haar weg ontmoette." Deze voor
treffelijke eigenschappen werden opgemerkt door
'aimy de Beauliarnais, gewezen cchtgcnoote
van Alexandre's oom, die zeker geen van de
Bcauharnaibche faruiliedeugden ' bezat, tenminste
zijn onbewimpeld misdrag" \vas oorzaak der
scheiding geweest, die de arme Paiiuy zich zoo
zeer had angetrokkcn, dat zij zich ,////«'« uit
vrees voor krankzinnig te worden, met een
hardnckkigeu ijver op de dichtkunst toelegde". Deze
dame nu neemt het op zich, Joséphiiie, die weinig
neiging aan den dag egt voor den echtclijken
staat, daar zij zich niet anders had voorgesteld
dan de zoete hoop heel haar leven aan d'e zijde
harer ouders te slijten", in ecu heel verstandig
bruidje" te metamorphoseercn. Te dien einde
vertelde zij aan Joséphine haar eigen leven aan
de zijde vau den man met liet misdrag", en stelt
haar voor, hoe zij als echtgenoote van Alexandre,
ecu tengere schilderachtige jongeling", een
,rustige vreugde zal smaken, waarop geen ont
waken zal volgen dat aan een hel doet, deuken,
een hel die nooit voorbij gaaf'; en wanneer zij
ter illustratie aan Joséphine een portret, toont
vau vóór haar huwelijk, waarop zij
hemelschschoon" was, terwijl zij nu ..nog enkel een
sombere schaduw gelijkt", dan verdwijnen al hare
scrupules en kiest zij Alcxaudrc boven de sta
biele hel.
Wij vernemen uit haar huwelijksleven dat zij
aan het hof wordt, voorgesteld, alwaar de blonde
majesteit" (Marie Antoinette) haar met haar
onweerstaanbaren glimlach" uitnoodigt ,,dikwijls
weder te komen".
Alexaudre vergezelt haar bij die gelegenheden
met den dood in het hart", terwijl l ij met
starren blik hare triomfen volgt." Gelukkig voor
hem breekt Kngènc's geboorte een tijdje die reeks
van feesten af en wordt het kind de kleine afgod''
zijner moeder, die gelijkenis in hem ontdekt met
de pop, die haar eenmaal op het strand te
Martinique zooveel vreugde heeft geschonken.
/oodra Eugènc het, haar veroorlooft gaat, zij
wederom naar een diner ten hove, eu geniet aldaar
het, voorrecht door Marie Antoinette om haar
vriendschap aangezocht te worden, daar zij niet,
in de verpeste hofatmosfeer geboren is," .Ecu der
hofdames, naijverig op die grootr onderscheiding,
zoekt, Joséphiue ten val te brengen en wekt door
middel van een anoiiienien brief Alexandre's
jalouzie op (geen moeielijk werk als men aan den
,starren blik" denkt) tegen een zekeren graaf de
Persen, een hoogst onschadelijk individu, wiens
ganschc hart begraven ligt, in den eenzamen
famihekelder op zijn landgoed", waar zijn gestor
ven verloofde rust, eu die .eenige achtereenvol
gende jaren met het geweer op den schouder de
prairiecn vau Amerika doorkruist had om alleen te
zijn met. zijn droefheid."
Ken duo! tnsschcu A exandrc en den M'hoonen
zwervehng'1 is hel. indirecte gevolg vau den c/o/''V
litaf der hofdame en de man. die jaren
lang zijn leven hü'l moeten verdedigen legen de
roofdieren van onbetreden wonden"
een degenstoot door de longen", welke stoot
zoo'n stoot aan zijn gezondheid geeft, dat hij
maandenlang op den rand van liet graf"
rondzwalkt, gedurende welken tijd hij door ziju vrouw
//liefderijk aan den dood betwist wordt".
Van het jaar 1781 springen wij met een salto
mortale op '94. Beauharuais heeft in dien tijd,
ten spijt van Josépbine's toegezegde vriendschap
voor Marie Autoiuette, zijn monarchistische be
ginsels verloochend, eu is als generaal in dienst
der Republiek getreden, alleen om te verhoeden
dat »Joséphiiie het fraaie hoofd op het groote
moordblok neer zou moeten leggen." Joscphine
dreigt echter al zijn goede bedoelingen te niet te
doen gaan, door den dauphin bloemen in den
Temple te brengen.
Meer echter nog dan door deze onschuldige
blocmeulief liebbcrij zet, Beauharnais beider leven
op het spel, wanneer hij, als divisie-generaal een
legercorps der Rijntroepen aanvoerend, zijn post
verlaat, op een zeer hachelijk tijdstip eu »dag en
nacht doordraaft" om Joscphine voor den tijd
vau vier uur te zien; welk uitstapje tengevolge
heeft, dat Mainz iu handen van den vijand valt
en tevens leidt tot gevangenneming van hem en
Joséphiue. Joscphine neemt die gevangenneming
zeer optimistisch op, en »iu haar zachte oogcn
straalt zelfs een hcldeiiblik". Iu de Concicrgerie
aangeland, krijgt zij ook al een schilderachtig"
gelaat, evenals haar man in zijn jongelingslijd
niettegenstaande het, ongeluk ais ecu roofvogel
op haar pad is neergestreken."
Den edelen, met »fainiliedeugden" versierden
Alexaudre treft het ongeluk «liet rijke, jonge be
staan afgemaaid te tien', terwijl Joséphine we
derom buiten de Conciergcrie, nog «eenmaal de
volle vrije lucht in haar longcu voelt binnendrin
gen," welke «onuitsprekelijke weelde" Tallicu
haar verschaft.
Deze Tallien is een meiischenvrieiid in optima
forma: hij »voert Joséphine een nieuwe woning
binnen", »voert hare geliefden tot, haar", en hij
»koestcrt gceu vuriger verlangen, clau over de
toekomst van haar zoou te mogen waken." Tot
dat, doel brengt, hij Josépliiuc ten zijnen huize in
kennis met Barras, wiens blik al dadelijk »vol be
wondering geketend blijft aan het schilderachtig
gelaat", ja, nog vrccselijker is de uitwerking van
haar schilderachtigheid, want »iu zijn oogeu gaat
zelfs een somber vuur branden". Joscphiue herin
nert zich h re belofte eertijds aan de blonde ma
jesteit gegeven, en doet bij Ban as eeu goed
woordje voor »den kleinen martelaar in den
Temple", al weet zij ook dat, zij, »door deze daad
van louter menscbelijkheid te liebben volbracht"
misschien haar hoofd zal moeten neerleggen op
het roodgedrcnkte blok", liet discours neemt
echter voor Joséphine een gelukkiger wending,
want Barras zegt haar bij het afschcidnemen dat,
zij, zoolang hij leeft, zal mogen beschikken tot
over zijn laatstcn droppel bloed". Na zijn dood
schijnt hij andere plannen daarmee te hebben. Ge
volg van deze beschikking is dat »Lode\vijk XV11"
gered wordt, door Barras, zonder bloedvergieten.
Nu volgt- de episode van Josépldne's kennis
making eu huwelijk met Napoleon. Op zekeren dag
ui. gaat de 15 jarige Engène aan generaal Bona
parte den degen van zijn vader terugvragen. Hij
gelegenheid van dit, .bezoek maakt Eugcne zulk
een gunstigen indruk op Bonaparte (?die er on
der lijdt zich voortdurend onder zoovele middel
matige karakters te moeten bewegen"), dat hij
hem niet alleen den degen vau zijn vader geeft,
maar belooft zich met de zorg voor zijn toekomst
te belasten en zijn moeder te zullen komen
felieitecrcn met het bezit van zulk een zoon. Nau
welijks is Bonaparte, die »zich bewust is den
geest, van een Titan in zich te dragen'', en die
gezegden geest" zoodanig aan alle kanten ge
scherpt, heeft, dat die over het lichaam gebiedt,
als bestond dit laatste niet meer," nauwelijks is
die Titansgccst alleen, of hij voelt zich tot Jos
phiue de Beauharnais, die hij nooit gezien heeft,
getrokken door onweerstaanbare koorden" en hij
irr.et, dat hij van nu af aan haar beminnen zal."
De schrijfster verklaart dit hoogst zonderlinge
verschijnsel hieruit, dat Napoleon zijn ziel al te
veel had bevrijd van haar omhulsel en dat, haar
daardoor iets zickclijks was eigen geworden, want
zij heeft tot, iu zekere mate behoefte aan die ruwe
schors". Napoleon onderging, zonder er zieh zelf
rekenschap van te geven, ecnvoiuüug den invloed
van het Fatum."
Den volgenden dag brengt- hij zijn bezoek bij
Joséphine, en nauwelijks kruisten haar zachte
donkere oogcn zich niet die vreemdsoortige
staalflikkering", of zij gevoelde haar meester te heb
ben gevonden". Napoleon vertelt- haar dat hij
een deel vau zichzelven heeft lat,en afscheuren
door de disteltakken, waarlangs hij zich naar
boven slingerde", (liet mysterie der onomhulde
ziel wordt duidelijker) en dat zijn huilden, waar
mede hij zich aan het rotstouw vastklampte om
zich naar de spits op te heffen, zijn stukgcret-en."
Na afloop van zijn bezoek voelt, Joséphine dat
haar ziel geschapen was tot stouter, tot mach
tiger gevoel, dan zij ooit- voor Alexandre gekoes
terd heeft, zij begrijpt, dat zij Alexandre beweend
heeft omdat hij gestorven was voor een ledige
schelp, waarvan de parel weggelegd was voor
een ander." (leen wonder ook, dat de parel"
gedeponeerd wordt, in een slnkgcretcn hand",
als Bonaparte zijn bezoek herhaalt, bij welke
gelegenheid Jo.-cpiiim: juist, bezig was met. het
voorhangsel dicht te spelden, dat hel Eden voor
altijd aan haar oogcn out,trok." '/AJ staakt- echter
haar inspeldingswerk en besluit aan (ie hand
van Napoleon een klikje in hot bewuste hdeti
te gaan nemen, hiertoe aangemoedigd door de
tanle-dichtcrcs nut de woorden: (lij gehoor
zaamt enkel aan de wet, die van den aanvang i,l
uw leven bestuurde."
.Nu \olgen nog eenige bladzijden met eeu dorre
opsomming van eenige van Napfileoii's
knjgsbe(Irijven, en 1ot beslnit, zien wi| -loMphine'^ onde
manie, om den m^rlchKir \;di den 'Iciiiptc" te
helpen, weer bovendrijven: voor welke hulpvaar
digheid Napoleon zijn hand zwaar al> lood op
haal' doet nederkoinen, om haar machteloos als
ecu gckortwn K!c vogel itan /ijiie voelen neer te
v e Me n."
dood nog verlaagd worden tot caricatuur iu een
roman !
WlLLY.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Omtrent misbruiken in het Louvre-museum te
Parijs wordt geschreven:
Van Rembrandts Emmaitsgangers heeft mende
verlvlekken, die een onhandig copieerder er op
gespat had, gelukkig weer kunnen afkrijgen; maar
de kunstvrienden maken zich nog steeds ongerust
over het gevaar, da; dit zoowel als andere stukken,
bedreigt, en klagen steeds over de vaak gebleken
slordigheid der bewakers en conservatoren. Er is
toch een tijdlang eene bergplaats van brandhout
onder de kostbare galerij geweest.
Maar een werkelijke plaag en een werkelijk
gevaar vormen hier, zooals overal, de menigte
copieerders. Bij gansche be: den bewonen zij het
Louvre, en behandelen de kunstschatten als hun
persoonlijk eigendom. De beroemdste stukken zijn
van 's morgens tot 's avonds niet een driedubbele
verschansing van schildersezels en stellages om
geven, zoodat een bezoeker, die b.v. Murillo's
Maria's Hemelvaart, Greuze's Meisj met de ge
broken kruik, of de Madonna delta sedia wil be
wonderen, door den muur van belachelijke kopieën,
die het stuk omringen, moet heen worstelen;
terwijl hij in bewondering voor het origineel ver
zonken is, bespat hem een hoog tronende
nakladder met verf, zoodat hij er als eea wandelend
palet uitziet.
Ontzettend is vooral het aantal dames van ver
schillenden leeftijd en bekoorlijkheid, die de zalen
van hot kunstpaleis met haar reusachtige stellages,
doeken, meterlange penseelen en lansachtige
schilderstokken onveilig maken. Het is niet uit
liefde tot de kunst, dat zij hier zitten te schil
deren, rnaar alleen als broodwinning; jaar in jaar
uit copieeren zij soms hetzelfde stuk telkens weer.
Vooral religieuse stukken voor de kerkelijke
winkels van den linkeroever der Seine, maar ook
de bekoorlijke Watteau's en Fragonard's worden
door haar gecopieerd; de laatste soms voor her
bergen of nog mindere oorden. Anderen geven
zich veel moeite om met asphaltverven, strepen
en krabben bare copieën een zoo oud mogelijk
voorkomen te geven. Deze werken voor de uitdra
gers, die deze stukken als oud. schijnbaar in eene
rommclkamer ontdekt, voor veel geld aan Ameri
kanen weten van de hand te doen.
Zeer dikwijls komt het voor, dat de copiïsten
in bun ijver de origineelen beschadigen. Da XIXmc
Siècle brengt in dit opzicht een aantal merkwaar
dige gevallen in herinnering. In een
Schrijnwerkerphuishouden van llembrandt, is het oog der
oude vrouw, die naar de jonge moeder zit te
kijken, door den stoot van .een kwast ongeneeslijk
geschonden; op een ander stuk, de Goochelaar,
van Watt eau, heef' iemand zijn penseel laten
vallen, zoodat de vrouwenfiguur op den voorgrond
blauwe vlekken op hals en boezem vertoont; een
derde stuk, in den Salon Carrénog wel, heeft
gaten van eeu potlooilpunt. Waarschijnlijk", zegt
het blad, nam de copiist de maat op het beeld,
zooals de beul op de hals van zijn slachtoffer".
I)c opzichters, die hiertegen waken mcesten, sla
pen op de divans.
Er is nog meer in het Louvie te veroordeelen,
al waren het maar de onjuiste namen op vele
kunstwerken, maar vooral het feit, dat een aantal
kostbare stukken wegens gebrek aan ruimte op
de zolders verrotten, terwijl andere, die men heel
goed aan de provinciale musea cadeau kon doen,
aan de wanden prijken.
Veiling van de collectie Vincent. Uit Constanz
wordt van 17 dezer geschreven: In tien verderen
loop der veiling van de kuustverzameling-Vincent
kwam de beroemde collectie glasschilderingen
aan de beurt. Het grootste gedeelte van deze
glasschilderingen is van Zwitsersche afkomst en
bestaat bijna uitsluitend uit zoogenaamde
kabinetglasschildcringen. De veiling was ongemeen leven
dig, hier en daar werd zij werkelijk dramatisch
en de prijzen waren over het geheel zeer hoog.
In ongeveer zes uur werden 150 enkele ruiten,
ter waarde van 400,000 mark, verkocht. Het
glanspunt vormde eene reeks vau ruiten uit het voor
malige Cistercienser- klooster Demicon bij Aadorf,
kanton Thurgau, eenig in kleurenpracht en vol
maakt van bewerking. Het zijn 20 schilderijen,
elk met het jaartal 15.5!), van meester Nicolaas
BHintschli, van Zilrich, voorstellingen uit het leven
van Christus, ontleend aan de zoogenaamde Kleine
Passie van Aibrecht Dürer, elk 'M centimeter hoog
en 48 centimeter breed. Deze 20 afbeeldsels be
reikten te zamen den verbazenden prijs van !)8,770
mark, .lammer genoeg zal de collectie ruiten over
de geheele wereld verstrooid worden. De eerste
ruit, eene Maria-boodschap, met twee ruwe man
nen te paard, ging voor 8750 mark in het bezit
van Donaldson te Londen over. Het Avondmaal,
naar Dürer, met bet prachtige wapen van Ilallwyl
en Kcstel, kwam iu het Poolsche museum te
Rapporswyl, voor 8000 mark. Christus voor Ilercdes
eu een Ilandwassehing kocht het lands-mnscura te
Zilrich voor .'>200 en 7ÜOO mark. Andere nummers
gingen naar Keulen. München, Berlijn, enz. Chris
tus op den Olijfberg en de Gevangenneming van
Christus werden door de Zwitserscbe
Bondfregeering voor 7800 en 8000 mark verworven. De
dubbele ruit De Landvoogdij te FraucnfehV', een
prachtstuk, met bet rijkswapcn en de stadswapens
i van Ziirich, Liu'ern. Uri, Schwyz, Unterwalden,
i Zug en Glarns, bereikte 10.000 mark. eene, tweede
dubbele ruit met het banierwapen van Ziirich en
den Marteldood der heiligen Felix en Keguia zelfs
12.000 mark. Eene Madonna met bet wapenschild
; van ('onstanz, evenzoo de heiligen Koenraad en
; l'elagius. de stadspatroons van Constanz, twee
pendanten van buitengewone schoonheid, gingen
j naar St. Gallen over. Iu bet gebeel werd voor de
collectie-Vincent ruim 5fi.'i,000 mark betaald.
'
i Hoe de Duitsche bladen soms van kunst op de
hoogte zijn, bleek dezer dagen uit eene aankon
diging vau het overlijden van den Nederlandschen
schilder Jau Bosboom. De overledene, in 1817
geboren, was weduwnaar van de romanschrijfster
Geertruida Bosboom-Toussaint, welke in 188G
! gestorven is, en wijdde zich met voorliefde aan