De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 18 oktober pagina 2

18 oktober 1891 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 747 Kunst en Letteren. -HET TOONEEL TE AMSTERDAM, Grand Théatre: De eer. Théatre Tivoli: De JcaarÜegster. Maison Stroucken (Vereeniging Victor Hugo"): Uitvoering. De tooneelspelhelft van het gezelschap Van Lier bracht in de afgeloopen week De eer, het veelbesproken tooneelspel van Hermann Sudermann, ?éeer de Tertooningen van Het Nederlandsch Tooneel en het Duitsche gezelschap met Possart bekend, ten tooneele. De goede hoedanigheden, waardoor het b\j zijn verschoning de aandacht trok, doen zich ook thans nog in onverflauwde mate gelden. De schokkende, spannende en dramatische mo menten hebben weinig of niets van hun kracht verloren; de fijnkomische trekjes in de teekening Tan de Bsrlynsche burgerluitjes zijn even pittig en smakelijk gebleven. Toch heeft de tijd, de onvermoeide en wiverzadelijke knager, zich ook aan. dezen buit Biet geheel onbetuigd gelaten. De oogenblikkelijke opwinding komt der kritiek slechts zelden ten goede; in een tweede, kalmer periode is de blik byna steeds vrijer, de geest helderder, het gezicht ruimer; deze zijn wij, wat De ter betreft, ingetreden. Men heeft Sudennann's tooneelspel realistisch genoemd; d ;ze eigenschap haar beste, edelste deugd geoordeeld. Ik geloof, dat men den schryver een dechten dienst bewees. Wanneer men mij zegt; dit of dat is waarheid", word ik ongerust en achter dochtig. Ik bewonder en benijd hen, die de macht en? den moed hebben, de waarheid steeds en onnriddellijk te onderkennen en te signaleeren. Dit i» waarheid; dit is conventie." Zijn wy werkelijk ainds Pilatns' Wat is waarheid T zooveel vooruit gegaan? Is er een alleenzaligmakende waarheid? Is deze zoo gemakkelijk op te diepen en uit te wroeten? Ik betwijfel het. De eer is waar"; het zg zoo! waarom niet? Wanneer een drama ons aangrijpt, gelooven wy steeds dat het waar is. De eer geeft een juist, getrouw en onpartijdig beeld van het leven in de hoogere en lagere «tanden; het geeft universeele, algemeen toepasselijke waarheid; een waarheid buiten deze is per se enwaar." Met uw verlof; dat geef ik niet toe. De ter is, als alle dramatische arbeid, vermenging van waarheid en verdichting; het is, zooals, belaas! iedere waarheid, eene bekeken door een tempera ment. Sudermann's lottuiters bewonderden dan ook waarschijnlijk, gedeeltelijk uit overtuiging, gedeeltel'jk uit vrees voor ouderwetsch aangezien te worden, meer het fin de siècle temperament, de wereldbeschouwing van den dichter, dan de waar heid van het tooneelspel. Men heeft vooral in den laatsten tijd het zwak pessimisten veredelde optimisten te noemen; on handige zou ik een juister en passender naam ac.hten. In De eer worden menschen van verschil lende standen be- en veroordeeld door personen, die zich buiten lederen stand gesteld hebben, die het doet aan Rousseau's natuurstaat denken van een vrijen, geen conventies kennenden staat droomen, die zich in de bestaande maatschappij niet thuis gevoelen. Is dit echter geheel en alleen de schuld van de maatschappij? De would-bc op timisten van onzen tijd schijnen mij allen in meerdere of mindere mate broeders van den hoofdpersoon van De eer. Zij eischen van den menscb, ni béte, ia, dnge, zooals Pascal zeide, het onmogelijke om niets te verkrijgen. Een zoon van arme lieden heeft fortuin ge maakt, komt na jaren afzijns in het ouderlijke bais terug en doet daar de jammerlijkste ont dekkingen. De ouders zijn ten gevolge van armoede en ontberingen in hun zedelijk bewustzijn ver stompt en versuft; de zuster is op den slechten weg. De toestand is dramatisch; hij wordt eerst tragisch en aangrijpend, indien de zoon zich door ctag had hij haar niet teruggezien en wenschte dat ook niet. Ik heb gezworen dat ik nooit weer een voet in den schouwburg zal zetten, die me mijn kind ontstal, eindigde hij. Zijn buurman drukte hem hartelijk de hand ej) ging alleen naar de komedie. Den heelen avond dacht hij aan de ge schiedenis van zijn armen vriend en de smart, die hij moest gevoeld hebben, bij het vinden van dien brief. Dat is dramatisch, zei hij, die wanho pige vadersmart. Daarop dacht hij aan het leven, dat de lichtzinnige liosalie moest leiden, aan haar zwerven, aan het berouw, dat ze nu en dan moest voelen. Daarop stelde hij zich een terugkomst van het ver loren kind bij den vader voor, een smeeken op de knieën natuurlijk weigeren, hardvoch tigheid, tranen, verachting, vergeving der begane fout, oritknooping in elkanders armen. Het vertrek. De afwezigheid. De terug- j komst. Precies drie afgescheiden gedeelten, j drie bedrijven ! liosalie, tooneelspel in !j be drijven. Rosalie, dat is verbazend algemeen: Rosa!ba, tooneelspel in 3 bedrijven. Toen hij zijn onderwerp geheel beheersclHe, of liever, toen hij geheel door zijn onder ,verp 'j beheerscht werd, had hij slechts n idee: het schrijven en zien spelen. Geheeie nachten werkte hij eraan en 's ochtends nam hij zijn manuscript mee naar het bureau, voor het geval, dat hij geen werk zou hebben, maar dat was er altijd. rst ging het administratieve werk vóór, toen werd er tusschen in aan de dramati sche dialoog gewerkt en eindelijk werd de caligrafie geheel verlaten. De chef verwon derde zich en maakte eenige aanmerkingen en daar mijnheer Bastiaan gauw geraakt was, antwoordde hij, dat hij tegenwoordig wel wat gewichtiger* aan het hoofd had. Men ondsrvroeg hern en toen hij met trotg geen tegenspoed, teleurstelling of tegenwerking in zyn poging tot verheffing der zijnen laat stuiten; hij wordt py'nlyk, ontragisch en onwaar, wanneer hij deze schepsels als door een toovcrslag in engelen wil herschapen zien Sudermann's on vruchtbaar optimisme mist het zelfvertrouwen, de wilskracht en de overtuiging. Sudermann's tempera ment is eenzijdig en gewrongen. De zoogenaamde goede menschen in De eer zijn niet goed, omdat zij de wereld niet kennen, de zelfverloochening mis sen, de liefde en het medelijden niet betrachten, omdat zij te veel redeneeren, te weinig doen. De zoon laat aan het slot zijne familie in den steek en gaat er met het meisje van ssijn keuze van door De raisonneur, volgens 's dichters bedoeling ook een Tugendheld, is een ondragelijke kwast, die met woorden schermt, naar geest jaagt als een Zondagsruiter; wiens eenige goedheid hierin bestaat dat hij met de duizenden gooit als een Monte-Christo, wiens hoofdgebrek is dat hij onge neeslijk op zich zelf verzot en verlekkerd is. Het streven, de trots en de weldaad van de moderne litteratuur is, dat zij, langs den weg van het nauwkeurigste onderzoek, het leven en den menscb tracht te verklaren, te begrijpen en te vertolken, dat zij met het klassificeeren, met het uitreiken van certificaten van deugd en goed gedrag aan de eene, met het veroordeelen, vergui zen en verachten aan de andere zijde omzichtig en angstvallig is. Weet zij te verhoeden dat dit stre ven in sentimentaliteit of onverdedigbare zucht tot verschoonen en vergoelijken ontaarde, een ie der zal het waardeeren, zich er aan verkwikken, er over verheugen.Van dit standpunt beschouwd is De eer met zijne rauwe conflicten, schrille en vlakke contrasten, zijn gebrek aan verklarende voorge schiedenis en karaktervertolking bijna eerder een melodrama dan een realistisch tooneelstuk. O waarheid, hoeveel leugens vertelt men in uw naam!" zou men, als zoo vaak, met toespeling op de fraaie woorden van madame Roland willen uitroepen. Het gemis aan een kalme, eerlijke en onpartijdige visie op het leven vergeven wij Sudermann niet, vergeven wij hem te minder, omdat zijn bewon deraars hem die zoo gul en luidruchtig hebben toegedicht. Van de vertolking valt veel go^ds te zeggen; toch waren niet allen geheel voor hun taik be rekend; met name de heer Mühling en zijn zoon Curt bleven beneden bescheiden eischen. Bijna onverdeelden lof verdient de heer Ctirispijn (Robert Steinecke); zijn ?pel was overdacht, gevoeld; door innigheid en warmte wist hij te boeien en in te nemen. Slechts voor het groote tooneel van het derde bedrijf, waar hij walging en verontwaardi ging moet uitdrukken, bleken zijn stem en dra matische kracht niet, toereikend; hier was de toestand hem de baas, bleef hij beneden dnzen. De rollen van den ouden Steinecke en zijn vrouw waren in handen van den lieer Bigot en mevrouw Albregt-Engelman. In hun spel narn ik verschil van opvatting waar. De laatste kwam de bedoeling van den schrijver zonder twijfel liet meest nabij; zij liet het komische zoo weinig mogelijk uitkomen, vertolkte bijna uitsluitend in dofte en zware kleuren en klanken, schiep een beeld dat door eenheid en eenvormigheid buitengewonen indruk maakte. DJ heer B;got, trouwens zijn partij geeft hier toe meer gelegenheid, huldigde een minder stroeve opvatting; hij deed de grappige en gemoedelijke zijden van zijn rol meer in het licht treden, wist hierdoor te bewerken dat wij Steinecke's gebrek aan zedelijke kracht eerder aannemen en minder zwaar wegen. Cbk zulk een opvatting, schoon misschien minder beantwoordende aan 's dichters bedoeling, heefc haar recht van bestaan. Zij was mij vooral hierom welkom, omdat zij mij eene opmerking voor den geest bracht, die ik mij zelf bij vroegere vertooningen gemaakt had, namelijk dat het huisgezin der Steineckes in zoo hooge mate herinnert aan de familie Cardinal, door Ludovic Halévy z,io geestig geportretteerd. de waarheid bekende, raadde men hem, van die dwaasheid af te zien en zijn dagelijkse!] werk, weer met vroegere, nauwkeurigheid te verrichten. Hij was stijfhoof'dig en voelde zich gekwetst door de welwillende raidge il-vingen en toen men zag, dat hij er geen acht op sloeg, werd men boos en kreeg hij voor drie maanden zijn ontslag, met inhou ding van traktement. Daar Bastiaan eenige spaarduitjes bezat, bekommerde hij zich hier niet veel over, maar profiteerde van zijn gedwongen vacantie om zijn stuk af' te maken. Toen het heelemaal in orde was, ging hij er mee naar zijn vriend, den boekbinder. Mijn beste vriend, sprak hi], de tref fende geschiedenis die je me verteld hebt, heeft me zeer geroerd. Ik heb er echte droefheid e:i een geheel nieuw idéa in ge vonden. Daarom heb ik er een tooneelstuk van gemaakt. Xecn, slel je gerust, de namen zijn veranderd. Ik zal jo mijn werk voor lezen, misschien geeft mijn stijl je eenigon troost. Ik luister, zei de boekbinder ont roerd. Toen begon Bastiaan, met heldere, ernstige stem, de voorlezing van zijn drama, waarin de vader, de dochter, de heele wereld onge lukkig was. Hij had in zijn stuk volstrekt o-een gebruik gemaakt van geestige zetten of treffende gezegden om een applaudissoment te dwingen. Hij verachtte dergelijke kunstgrepen. In een gespannen toestand iets zeer treÜends te laten zeggen, dat was zijn doel geweest. In het eerste bedrijf, bijvoor beeld, wanneer de dochter vluchtte, zonder haar vader af te wachten, die baar nooit zou hebben laten gaan, riep zij: O, mijn God, ik ben een ellendige! En als do vader den brief vond, her haalde hij die wojnlen met een kleine ver andering: O, mijn God, zij is een ellendige! Kn wanneer in het laatste bedrijf vader en Wat Sudermann door ernst niet volkomen gelukte, heeft Halévy door scherts, juister satire weten te bereiken. Wij nemen het den laatsten geen oogenblik kwalijk dat hy met zijn bittere geestigheden de hebzucht en liederljjkheid der Cardinal's verscheurt en vermorselt; het doet ons goed; de slachtoffers boezemen ons geen medelij den in. Toch is ook Halévy alles behalve zachtzinnig. Hoe komt het dat wij hem vergeven, wat wij Sudermann kwalijk nemen. Is zijn kunst grooter ? Of is de lach machtiger, overtuigender, bedwelmender dan de traan 'i De Alma van juffrouw Albregt was wat opper vlakkig en schetsmatig, al te storend was het ge brek niet; het soms te zwakke spel van deze Alma deed haar verdorvenheid te meer naief en instinctmatig schijnen. Juffrouw Cohen maakte de rol van Leonoro zoo al niet aannemelijk, althans eenigszins begrijpelijk; de schrijver heeft evenveel schuld als zij. De heer Bouwmeester had als de raisonneur wat minder zwaar en stroef kunnen zijn; zulke buitengewone waarheden vertelt hij niet; zijn grime was zeer fraai. Den heer Van Nieuwland staat als Lothar Brandt de herinnering aan den heer Schulze, die in deze rol voortreffelijk was, in den weg. In het Théatre Tivoli bracht men De kaartlegster, het bekende melodrotna van Victor Séjour, niet een der beste werken vau dezen vruchtbaren tooneelschrijver, weder eens voor het voetlicht. Als Gemea toonde mevrouw De la Mar zich op nieuw een begaafde, geroutineerde actrice, die door wel zeggen herhaaldelijk weet te treffen. Over de nieuwe ledenvan hetgezelschap,juffrouwFaessen en den heer Ternooy Apel,valt het moeilijk reeds nu een oordeel uit te spreken. De laatste onderscheidde zich door duidelijk en juist spreken, door vrijheid vai bewegingen en zorgvuldige kleeding; de eerste, haar was een onbeduidend rolletje ten deel ge vallen, door een lief gezichtje; een volgenden keer zorge zij er echter voor, wanneer het voorspel 17 jaar vóór het drama speelt, er in het laatste niet even jong uit te zien als in het eerste. Door de aanwinst van deze buiden, door de vroegere van juffrouw Meltzer van der Lugt is het gezel schap op gelukkige wijza versterkt; het geve ons spoedig goede kunst te genieten. Voor het melodrama schijnt mij het tooneel in Tivoli niet geschikt; het Palais Royal blijspel zou men er waarschijnlijk, ook met net oog op de ligging van den schouwburg, met het meeste succes ten tooneele brengen. Men doe een goede keus en zorge voor degelijke voorbereiding; dit Parijsche genre voreischt ervaren acteurs en een zorgvuldige iiiiae-en-scène. Li Miison Stroucken woorxlj ik Zondag, 11 dezer, een uitvosring bij, door de vereeniging ,,Victor Hugo" ter gelegenheid van haar tweede jaarfeest gegeven. Zj getuigde van ijver, orerleg en goeden wil. Van het vertoonde voldeed het blijspolgedeelte het best. Vader, het dramatje, waarin Bjuwmeester schitterde, kwam niet geheel tot zijn recht. In De weg naar het kart, een bekend blijspelletje uit het Fransch, gaven alle vier spelers goed spel en samenspel; in het bijzonder onderscheidde zich de lieer H. F. van R., die zich in een degclijken komischen aanleg mag verheugen. Taal en uit spraak bleken, als bij vele vereenigingen, ook hier het struikelblok te zijn: men wijde daaraan zijn bijzondere aandacht. Over de vertooning van Ken Lief'lcsduel, het blijspel van Seribe, en Alcid, de fragmenten van Multatuli, door het gezelschap Le Gras en Has pels uit Rotterdam, een volgenden keer waarschijn lijk uitvoeriger. Voor heden moet ik volstaan met de oppervlakkige vermelding, dat zij met zorg en toewijding bleek voorbereid, dat het blijspel zeer behaagde, dat van de fragmenten het tweede luide werd toegejuicht. H. J. M. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Schreef ik in mijn vorig artikel, dat ik de opera's eens zou laten rusten, ten einde van een paar concerten melding te maken, zoo is dit niet om dat de opera-voorstellingen minder in getal zija. Alle drie gezelschappen geven (ieder op zijn vasten avond) geregeld hunne opvoeringen. Daar zij allen echter reprises van overbekende werken, zooals Fauat, Hamlet, J-Tuyeno/en, Trompefer i:on Sdkldngen en De, Stomme van Portici te liooren geven, acht ik het niet noofig die voorstellingen al e afzon derlijk te vermeiden, daar ik de goede en minder goede kwali citen van ieder gezelschap voldoende heb vermeld en toegelicht. Bij noviteiten kom ik natuurlijk op die voorstellingen terug, terwijl ik tevens van plan ben de ontwikkeling en ver betering van ieder gezelschap in het, ooi;- te hou den en er van tijd tot tijd op te wijzen. Thans rust op mij de plicht verslag Ie geven vau de inwijding; van het nieuwe orgel ia het Concertgebouw. Dit orgel is op eigenaardige wijze tot stand ge komen. Ken vijftal heeren, groote vereerders van de toonkunst, die zich gaarne opofferingen getroosten waar het geldt iets goeds of schoons tot stand te brengen, hebben zich tot eene com missie gevormd, ten einde gelden voor een orgel in bovengenoemd gebouw bij elkaar te krijgen. Dit plan is volkomen gelukt. De bouw werd toever trouwd aan den heer M. Maarsehalkerweerd te Utrecht en is dezer dagen gereed gekomen. Dit orgel werd aau het C .neertgebouw ten geschenke aangeboden, terwijl de feestelijke inwijding (iiivitatie-coucert) voor een stampvolle zaal (dus ruim 2000 toeschouwers) plaats had. Aan den lieer Jos. A. Verheyeu was het toe zicht op den bouw opgedragen, en de taak dit orgel voor het eerst, te doen iioorcn. In eene brochure, uitgegeven ten voordeele van het onderstenniiigsfonds der Nederlandsche Organistcuvereeniging, heeft de lieer Verheyen de samenstelling en de goede eigenschappen van dit orgel uitvoerig beschreven. Ik haal uit, dit boekje zeer in het kort slechts het allernoodzakelijkste aan, omdat ik niemand be letten wil, het boekje te ko'ipen en aldus boven genoemd onderstcuniiigsfonds te bevoordelen. liet orgel bevat drie klavieren (Hoofdmanuaal, Positief-klavier en Reek klavier, benevens een pe daal-klavier). De klavieren hebben gezamenlijk vijftig registers, terwijl voor het Pedaal ook ecu 32 voot.s register (gedekte Subbas) aanwezig is, benevens zes koppelingen om de verschillende kla vieren aan elkander te verbinden. Aan den windtocstel is, blijkens het boekje, groote zorg besteed. Do nieuwste uitvindingen zijn er aan fe pas gebra.-lit. Het orgel wordt door een stoommotor van wind voorzien, hetgeen aan de vereeniging Het Concertgebouw een paar orgeltrappers uit,wint. Voor de klavier-mechaniek en de registratuur zijn pneumatische toestellen aangebracht, terwijl bvj de pijpen eveneens pneumatische moteurs zijn geplaatst, zoodat er geen alteratie of verzwakking kan voorkomen. Tot, zoover over de samenstelling van liet orgel. Ik neem deze gelegenheid waar om den hoeren Lconard \\~okerbeek, 11. (Jompertz, !?'. A. Aukersmit, l'. A. L. vau Oglrop en J. 1). Rahusen een woord van warme hulde te brengen voor hunne onvermoeide en met zoo goeden uitslag bekroonde pogingen. De heer Verheven bespeelde het, orgel en deed dit instrument, hoorcn in hel, Vierde Concert voor orgel en orkest van Handel, in de h\nitrtxi(t en fct/a in g. kl. t. van Bach, benevens in uc Simfonie van (iuilmant, voor orgel en orkest. Het spijt, mij voor den heer Verheven zeer, dat hij, die zich blijkbaar zooveel moeite heeft, gege ven bij den bouw van dit orgel, door de verccrcude nitnoodiging in verzoeking is gebracht iets op zich te nemen waarvoor hij niet berekeui dochter in clkaars armen vielen, zeiden zij, zonder iets meer : (), mijn God ! De auteur had veel verwachting van de iredurige herhaling dezer woorden. Vooral daar de boekbinder bij de voorlezing ge weend en ook gezegd bad : O, mijn God ! Toen de voorlezing uit was, wierp zijn vriend zich in zijn armen en Bastiaan riep > verrukt : Mijn stuk doet het ! Hij copiëerde het zelf en ging het dap per naar een tooneeldirecleur brengen. Het stuk werd gelezen en hij kreeg het terug, met een beleefden brief, waarin stond : dat liet stuk zeer interessant was, maar niet paste in het kader van dezen .schouw burg. Het past niet, in hun kader, dal- is jammer, zei de auteur. Maar het is interessant, dat is bet, voornaamste. Hij klopte bij een anderen directeur aan en deze sprak : l'w titel is zeer goed, maat' ziet u, we liebbuii nog zooveel stukken, die den voor- ; vang hebben, dat het uwe minstens, vijf jaar zou moeten blijven liggen. Bij een derde kreeg hij een dergelijk ant woord. Toen bood hij het aan een dor kleinere schouwburgen aan en overhandigde het zelf aan den conciërge. Xa drie (lanen kreeg hij een briefje, mot verzoek bij de directie Ie willen komen. j Mijnheer, sprak de directeur, uw stuk is zeer goed, maar het eischt groote kosten i er waren slechts twee veranderingen van decors in). VA' zullen minstens een paar duizend gulden voor noodig zijn en daar ik onder een raad van beheer sta. . . l' hebt die som dus noodig, zei Bastiaan verbleekend, want zijn spaarpeniiingen bedroegen niet veel moor. Juist, mijnheer. Kan ik hopen, dat ik mijn geld terug krijg ? Maar, mijnheer... liet stuk werd onmiddellijk in repetitie ge nomen. De auteur was in de wolken, hij werd ontroerd, als hij dacht het (e zullen zien spelen. Ktndelijk kwam de dag der pre mière. Bastiaan gaf plaatsen aan den boekbin der, aan alle vrienden en kennissen, zelfs aan den chef van zijn bureau. In den beginne ging alles goed. Men lachte een beetje over sommige gezegden, maar niet luid. Het, eerste: O, mijn God, ging zonder aanmerking voorbij, maar bij het tweede bleek het, dat- Basliaan gelijk had gehad toen hij dacht, dat het effect zou maken. Door de zaal ging een lachen, dat niet tofc bedaren scheen te kunnen komen. Op alle rangen hoorde men dat: -O, mijn God," herhalen , in alle mogelijke toonaar den, lïij iedeivn zin, welke de acteurs begonnen, riep men van boven : O, mijn God ! Op het roepen volgde fluiten en een oorverdoovend gesis. Toen het scherm viel, was de auteur gevlucht. Uosalba, tooneel spel in ;i bedrijven, beleefde nooit meer dan deze eerste voorstelling. Toen Busliaan, door den nood gedwongen, naar zijn bureau terugkeerde, deed de chef hem begrijpen, dat hij zich te belachelijk bad gemaakt voor de onderlioorigen, om te kunnen blijven. Hij kroeg zijn pensioen en daar dit niet voldoende was om van te leven, nam hij een betrekking aan bij oen dramatisch copiïst. Kn van den ochtend tot den avond copiccrend, zegt hij tot zich zelf: Ik heb mijn genre gemist; mijn stuk is gevallen, maar wat heeft men gelachen. Kn na een oogenblik poinzcns : Men moet, zijn talent niet dwingen. Tk zal een blijspel schrijven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl