De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 25 oktober pagina 1

25 oktober 1891 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 748 DE AMSTEBDAMMEK A°. 1891. WEEKBLAD VOOK NEDERLAND bder nommer bevat een Plaat. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam. Singel büde Vijzelstraat 542. Zondag 25 October. Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/" 1.65 Voor Indiëper jaar . mail 12. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . , 0.1J* Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . , 0.20 Reclames per regel 0.40 INHOUD: VAN VERKE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: Stijfhoofdigheid Signalementen uit den Utrechtschen Gemeenteraad, door Jan van 't Sticht. KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, door H. J. M. Muziek in de hoofdstad, door v. Milligen. Muzikale kri tieken, door v. Milligen. Aanteekeningen Schil derkunst, door V. Een passie, door Frans Netscher. VARIA. SCHAAKSPEL. WETENSCHAP: Algemeene en plaatselijke tyd. Iets uit Gent, door Herman Bogaerdt. Op den drempel, naar Turgenjeff. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLA MES. PEN- EN POTLOODKRASSEN AD VERTENTIËN. Van verre en van nabij De Duitsche sociaal-democraten hebben te Erfurt hun jaarlijkschen partijdag ge houden. Men weet, dat, zoolang de socialistenwet nog van kracht was, dergelijke bijeenkomsten in Duitschland onmogelijk waren. Onmiddel lijk echter na het intrekken dier wet, in October 1890, kwam te Halle de eerste partijdag bijeen. Het thans gehouden congres had zich ten taak gesteld, een partijprogram op te maken, maar dit werk heeft slechts in betrekkelijk geringe mate de aandacht ge trokken. Veel belangrijker was de strijd, die bijna eene week lang is gevoerd tusschen de leiding der partij en de oppositie van de linker- en van de rechterzijde. Gedurende de eerste dagen hield het con gres zich bezig met het conflict tusschen de leiders, tot welke Bebel, Liebknecht, Auer, Singer en andere veteranen der partij behooren, en de zoogenaamde »jongeren", de Berlijnsche oppositie. Het bleek al spoedig, dat dexe oppositie bij de gedelegeerden niet den minsten steun vond. Niet omdat haar standpunt in beginsel verwerpelijk was, maar omdat zij van het wapen der verdachtma king een onedel en tevens een onhandig ge bruik maakte. De strijd eindigde met de uittreding van een vijftal »jongeren" uit het partijverband. Wanneer wij het standpunt der jongeren in beginsel niet verwerpelijk noemen, dan ge schiedt dit niet omdat wij dat standpunt deelen, maar alleen omdat hunne intransigentie, hoe onpraktisch ook, toch iets heeft dat eerbied afdwingt en sympathie wekt. On der den ijzeren druk van het régime-Bismarck was de eenheid der partij door de eischen van den noodweer gebiedend voorgeschreven en viel er niet aan te denken, de uiterste consequentiën der theorie over te brengen Feuilleton. Stijfhoofdigheid. Bonk, bonk ! Met dreunende slagen laat de oude visscher zijn vuist op het houten luik van zijn hut komen. Heilige Jozef, zou ze doof geworden zijn, mijn oude ? Weer dreunen eenige slagen door de mor genstilte. Hé, moeder, word eens wakker, ben je dan nooit uitgeslapen ? De visscher legt zijn oor tegen de sluiting van het luik aan. En hoewel het gestadig ruischen der zee zijn gehoor niet fijner heeft gemaakt, hoort hij toch, binnen, het scherpe tikken der klok en het vleugelslaan van de ekster, die, verschrikt door het ge raas, begint te schreeuwen en tegen de meu belen vliegt. Eindelijk, na herhaald bonzen en roepen, klinkt achter de doornhaag, die den klei nen tuin omringt, een vrouwelijke stem : Daar ben ik al, oude, daar ben ik al! Een bejaarde vrouw verschijnt met korte rokken en een groote witte muts, die het tanig gelaat omsluit. Met de bloote voeten komt ze over de hoekige keisteenen snel aanloopen. De man keert zich driftig naar haar kant en zijn wollen muts toornig afrukkend en op den grond werpend, snauwt hij : Alle donders en duivels, jij hebt een mooie manier om op het huis te passen als ik op zee ben. Ik wachtte je zoo vroeg niet, vader. op praktisch gebied. Nu de ketenen zijn verbroken, en den Duitschen sociaal-demo craat dezelfde rechten zijn toegekend, welke zijne medeburgers bezitten, hebben zich in den boezem der partij sterke verschillen van meening geopenbaard. Den jongeren is het tempo niet snel genoeg; volgens hen is het revolutionair karakter der partij onder de tegenwoordige leiders geheel verloren gegaan. En inderdaad, het valt niet te ontkennen, dat het programma en de taktiek een oppor tunistisch karakter hebben verkregen. Het dient te worden herinnerd, dat dit programma uit twee deelen bestaat. In het eerste worden de bekende sociaal democra tische theorieën ontwikkeld ; in het tweede worden de eischen geformuleerd voor de naaste toekomst. Dit program van actie is volgens de jongeren al te mager. De tegen spraak tusschen theorie en praktijk is wer kelijk in het oog loopend en het moet aller eerst aan de welverdiende populariteit der beproefde oude leiders worden toegeschre ven, dat de vergadering de overigens zeer onheusche aanvallen der Berlijnsche oppo sitie op heftige wijze beantwoordde en zich tegenover haar aan eene daad van ostracisme schuldig maken. Toch heeft het congres geleerd, dat de meerderheid der gedelegeerden nog veel opportunistischer is, dan de leiders zelven. En daarom lag het zwaartepunt der discussiön in den strijd tusschen de partijleiding en den vertegenwoordiger der rechterzijde, den Münchener afgevaardigde Von Vollmar. Deze laatste, een der helderste koppen van de partij, heeft in 't geheel geen dwepers natuur. Ook hem heeft het hinken op twee fedachten, het conflict tusschen de lauwe idealen der theorie en de nuchtere eischen der praktijk, getroffen. Doch zijne conclusicn zijn lijnrecht tegengesteld aan die der jongeren, van welke hij overigens spreekt met eene waardeering, welke bij de onbillijke heftigheid van enkele der leiders zeer gunstig afsteekt. De heer Von Vollmar is het blijk baar eens met den haan van La Fontaine, die een parel vond : Le moindre gram de rail ferait mieux mon affaire. Hij acht het oneerlijk, de groote massa te paaien met voorstellingen van een socialistischen toekomststaat en dezen tegen beter weten in als nabijzijnd voor te stellen. Hij wil geen beroep op de hartstochten, maar een beroep op het gezond verstand. Hij zegt ronduit, dat de invoering van een normalen O, mag ik niet zoo vroeg terugkomen als ik verkies, bijgeval ? De oude vrouw is intusschen bezig om den grooten, roestigen sleutel in het slot te steken en om te draaien. Hein gaat dat niet vlug genoeg en terwijl hij haar op zij stoot, sluit hij zelf de deur open en ze met ecii duw naar binnen werpend, treedt hij de hut in. Het is een eenvoudige, boersche kamer met een hoogeii schoorsteen, waarboven een oud verroest geweer hangt en lange snoeren van uitgeblazen vogeleieren. Op het bed liggen witte kussens boven elkander, hoog opgestapeld. Twee groote, houten kasten staan tegenover de staande klok. Een wit houten trap in den hoek leidt naar den zol der. Een deur komt uit in de schuur, waar de visscher zijn netten bewaart en het aas toebereidt. Maar ondanks den eenvoud zijn de stoelen, de klok, de kasten, alle meubelen even goed onder houden. Door den glans, die er over ligt, schijnt alles nog even nieuw als op den bruiloftsavond, toen de echtgenooten, knap en jeugdig, de hut waren binnengetrokken en voor het eerst den grendel op de luiken hadden geschoven. Bij het zien van den kouden haard, kruist de oude visscher zijn armen over elkander. Van toorn begint zijn neus, die een sterke neiging toont om in den grijzen baard te kijken, te trillen. Brommend begint hij : Een mooie boel hier, het vuur uitge gaan. Je kunt niet eens wat warms meer in je maag krijgen, als je verkleumd van je schuit komt. 't Hoort zeker, dat je met een leegen buik maar naar bed gaat. 't Was beter, dat een vrouw thuis bleef en op haar achtuurs werkdag oneindig meer waarde en beteekenis zal hebben dan alle revolutionaire phrasen te zamen genomen. Hij waarschuwt voor elke overdreven voorstelling van de macht der sociaal-democratie, en wijst er op dat zij den steun der »bijloopers" niet kan missen. Hij zegt den gedelegeerden rondweg in 't gezicht, dat hunne ontwikkeling en hunne zelfstandigheid bijzonder veel te wenschen overlaten, en herinnert hun, hoe een zelfde auditorium heden Bruno Wille, mor gen Bebel toejuicht, schoon beide redenaars elkander tegenspreken. En de vergadering hoort hem rustig aan en juicht hem zelfs toe, ofschoon Bebel verklaart: indien gij met Vollmar mede gaat, zal dit de oudergang zijn van de partij, »Wij beschouwen" zoo zeide Bebel aan het slot der discussie »de het eerst voor de hand liggende eischen (d. i. het practische deel van net program) als bijzaak en het einddoel (het theoretische gedeelte) als hoofd zaak, en niet omgekeerd, zooals Vollmar wil. Wij streven alleen naar de vervulling dier voor de hand liggende eischen om zoo snel mogelijk tot het einddoel te komen. Wan neer wij de taktiek van Vollmar wilden toe passen, wanneer wij den arbeiders wilden toeroepen : »het einddoel ligt nog in een ne velachtig verschiet", waarmede zouden wij de geestdrift bij de massa's wekken ? Ik ben overtuigd, dat de massa's uit de vergaderin gen zouden wegloopen." Ziedaar eene bekentenis van groote beteekenis, vooral omdat de vergadering wei gerde het voorstel-Oertel, eene motie van afkeuring tegen Von Vollmar aan te nemen. Dat Vollmar ten slotte stemde vóór Bebel's motie betreffende de partijtaktiek, was van zijne zijde geen terugtrekken, want hij bleef bij zijne uitdrukkelijke verklaring, dat hij dit deed, voor zoover »zakelijk" werd op getreden. Zeker niet ten onrechte zegt de Temp* naar aanleiding van dit merkwaardig debat, dat niettegenstaande de toejuichingen, waarmede do meerderheid haar vertrouwen heeft betuigd in het partij-comité, de positie der leiders wel degelijk minder sterk is dan zij zelven en hunne vrienden meenen. Twee Duitsche geleerden van Europeeschen naam, Hermann Hclmholtz en Kobert Virchow, vierden dezer dagen hun zeventigsten verjaardag. Keizer Wilhelm heeft hierin aan leiding gevonden voor eene demonstratie, die in hooge mate de aandacht heeft getrokken. Het boel paste, dan in de buurt te gaan staan babbelen. De oude vrouw voor den haard geknield, is bezig met bolle wangen, op het ontvlam mende vuur te blazen en geeft geen ant woord. De oude man gaat voort met zijn brom mende aanmerkingen, de woorden herkau wend in zijn tandeloozen mond, ris een pruim tabak. En wat hadt je nu weer te babbelen en over wie ? Jou tong is altijd klaar, je mond gaat net als de bek van een jonge spreeuw. Hij volgt haar van het vuur naar de broodkast, terwijl hij met twee vingers de beweging nabootst, die de bek van een jongen vogel maakt, als hij naar voedsel ver langt. De ketel hangt nu zingend over het vuur, dat helder opvlamt. Do vrouw haalt bor den te voorschijn, die zij op tafel zet. Nog altijd brommend, gaat de man zitten. Hij haalt zijn mes uit zijn zak en begint er stukken mee af te snijden van het brood, dat voor hem is neergezet. Dit ochtendmaal behoort gewoonlijk onder <lo aangenaamste oogenblikken van zijn zeemansbeslaan. Hij vindt het een genot, in de warme kamer uit, te rusten met de koude en de vermoeidheid van de nachtelijke vischvaugst nog in zijn leden. Willekeurig verlengt hij zijn maal altijd, door langzaam het brood af te snijden en er zorgvuldig kleine klontjes boter over uit te smeren. In deze oogenblikken vermaakt hem het gebabbel van zijn vrouw. Na de lange stilte op zee, doet dat vrouwengesnap hem even welbehagelijk aan,als hdt vuur. Zijn oudje vertelt hem dan de laatste nieuwtjes uit het Virchow-feest liet hij onopgemerkt voorbijgaan, maar ofschoon deofficieele feestviering tereere van Helmholtz eerst op 2 November zal plaats hebben, richtte hij tot dezen geleerde reeds nu een schrijven, waarin hij hem gelnkwenschte en hem, als bewijs van oprechte vereering en bewondering, benoemde tot geheimraad in werkelijken dienst met den titel van Excel lentie. »Uw geest," zoo schreef de keizer aan Helmholtz »die steeds naar de reinste en hoogste idealen streefde, liet in zijn hooge vlucht iedere politieke beweging en den daarmede verbonden partijstrijd verre achter zich.'' De beteekenis van deze laatste woorden is maar al te duidelijk. Virchow is niet slechts een groot geleerde, maar ook een der koryphaeën van de Duitsche vrijzinnige partij en heeft zijn baanbrekenden arbeid op wetenschappelijk gebied weten te vereenigen met het lidmaatschap van den Duitschen Rijksdag, den Pruisischen Landdag en den Berlijnschen gemeenteraad. De onderschei ding, zijn ouden en trouwen vriend Helm holtz gegund, moest voor hem eene bestraf fing worden. Men kan het keizer Wilhelm allerminst kwalijk nemen, dat ook hij zijne persoonlijke sympathieën en antipathieën heeft. Maar de wijze, waarop hij bij deze gelegenheid die gevoelens heeft geuit, is zeker niet vorstelijk te noemen. Keizer Wilhelm heeft een leven dig bewustzijn van zijne macht en van de beteekenis zijner daden; maar hij is niet machtig genoeg om zich te stellen boven het oordeel der gansehe wetenschappelijke wereld, en hij zal, door het ondubbelzinnig bewijs zijner «ongenade", Virchow's roem evenmin verkleinen als hij zijn eigen roem daardoor zal verhoogen. SIGNALEMENTEN UIT DEN ri'RECHTSCHEN GEMEENTERAAD, door JAN VAX 'T STICHT. Wethouder B. R e i g e r. Niets bijzonders om to zien! Niet te groot, uict Ie klein; niet te dik, niet te mager; niet te ernstig, niet te luchthartig; niet te jong, niet te oud; niet praatziek, niet te stilzwijgend een gemeente raadslid naar Gods hart. Terwijl hij daar zoo rustig gezeten is, zou hij door niets de aandacht, in de vergaderzaal trekken, haddc hij niet zijne plaats tusschen de heeren Royaards cn dr. van Eetcu. Maar niet deze bei den : de een van een embonpoint dat, aan de kruin begint cn aan de knieën eindigt, en de ander van een door den ouderdom gebogen lange gestalte ??met deze beide heeren vormt hij zulk een sterk contrast, dat onze kerngezonde wethouder door dorp of de verhalen uit de herbergen aan den weg, waar ze langs moet, als ze met haar vracht visch op den rug naar stad gaat; berichten van geboorte- en sterfge vallen en ernstige verhalen van knechts, die hun meester bestalen. De oude heeft meestal naar die histories geluisterd zonder een enkel woord, zonder eenige verandering in zijn gebronsd gelaat. Wanneer hij genoeg gehoord had, zei hij: Toe, drink eens. Je zult anders de pip nog in je tong krijgen. Zij werd er niet boos om, in haar hart overtuigd, dat hij, die nooit veel sprak, haar bewonderde om haar slag van ver tellen. Maar dezen ochtend had hij haar in ernst boos gemaakt, door zijn vergelijking met een jongen spreeuw. In plaats dus, dat ze bij hem aan tafel kwam zitten, trok ze een stoel bij den haard, en haar voeten op den ijzeren rand plaatsend, hield ze haar bord soep op de knieën, met den rug naar haar man toegekeerd. De maaltijd en de warmte der kamer had den hem weer in zijn humeur gebracht. Met een poging om haar te verzoenen, riep hij over de tafel heen: Nu. moeder, wat hadden de buren wel te vertellen 'i Zij verroerde zich niet op haar stoel en zonder het hoofd om te keeren, antwoordde ze: l O, je schijnt dus even nieuwsgierig te wezen als ik? Die zijdelingsche beschuldiging maakte hem boos, en plagend vroeg hij: Heb je misschien eindelijk de pip ge kregen, dat je niet meer praten kan? Xeen, maar ik zwijg, om ze niet te 'iren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl