De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 25 oktober pagina 7

25 oktober 1891 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een nieuwe kolonel voor het regiment grenadiers en jagers. MINISTER SKYKF.VRDT: Uwe Majesteit gelieve te bedenken, dat ik de verantwoordelijke persoon ben. SNUIFJES. De nieuwe burgemeester heeft gezegd, dat tiij de voetstappen van zijn voorganger druk ken zou. We krijgen dus niets nieuws, maar «en herhaling van het voorgaande. Eerlijk gezegd, valt dat tegen, omdat men algemeen geloofde, dat Z.E-A. een man was, die zijn ?eigen weg ging. Of zou hij die voetstappen willen gebruiken als een veilig te volgen spoor, omdat ook hij graag komen zou, waar ?zijn voorganger nu is? Maar misschien is het dat niet, en heeft hij alleen voor Steen kamp, die zoo'n half woord wel begrijpt, wil len zeggen: Kereltje, maak je maar niet on gerust. * * Men is over het algemeen niet verrukt over Vening Meinesz' besluit om de Zondagsrust toe te passen. Hij had. zoo meent men, dat wetje nu maar moeten laten rusten. Ik denk «r zoo niet over. Meinesz begrijpt dat de beste manier om een slechte wet weg te krijgen, ?is, haar naar de letter uittevoeren. Zoo ver moed ik, dat de burgemeester eerstdaags al onze gemeentelijke verordeningen eens zal laten toepassen, met het bepaalde doel om te laten zien hoe zot een aantal van die bepa lingen zijn. Ook in dit opzicht gaat er niets boven de empirische methode. * * * In de volgende week kamt nu eindelijk het taptoerapport in den Raad in behandeling. Het wordt tijd, vooral met het oog op de vele jokkentjes welke den betrokken personen ten laste worden gelegd. Want als men liegt moet men een goed geheugen hebben, en nu B. en W. weten, dat er bijzonder veel van het geheugen der politie zal gevorderd worden als het onderzoek, wat zeer wel mogelijk is, nogmaals moet geopend worden, hadden zij het politiecorps een beetjc^ dienen tegemoet te komen door de behandeling niet zoo lang uit te stellen. * * * De heer Hulsmann heeft als directeur van de Handelsschool zijn commissaris van toe zicht, den heer Geertsema, een bewijs van goed gedrag gegeven en hem aanbevolen voorden gemeenteraad. Ik hoop maar dat de heer Geertsema ook ten opzichte van Hulsmaan zich even vriendelijk zal betoonen. Inmiddels mochten w,ij uit Ilülsmann's mond verne men, dat de Handelsschool een uitstekende inrichting is, wat zij niet zou zijn als Geert sema Hulsman n niet zoo had gesteund. En van die uitstekendheid kan men zeker zijn, daar Hulsmann zelf het zegt. Het ware te wenschen dat alle directeuren van open bare scholen op gelijke wijs hun licht lieten schijnen bij verkiezingen, dan toch kwamen zoowel die directeuren als vele commissie leden veel meer tot hun recht. VERZUCHTING VAN EEN LEIDSCH STUDENT NA HET AANHOOREN VAN PROF. VERDAM'S INTREEREÜE. Toch, tlouv dio ideale goederen ver edelt zich de nu'iiscl], opent daardoor voor andereüeen wereld van gedach ten, en breekt daardoor baan voor wat goed is in 't leven, ^oodat het ideale gaat voor het nuttige : de namen dur mannen van wetenschap zullen daarom door hen, die c n ou^ hebbeu voor rt geen men niet ziet, niet eoro worden genoeuid. Hoe die wetenschap nu beoefend moet worden V Genoemd onderscheid tusschcn concrete en abstracte me thode is onbruikbaar. Vereischten /ijn een helder hoofd en een onbenevelde blik. Wie de wetenschap wil beoefenen moet dat doen UK't toewijding, eerlijk heid, nauwkeurigheid,scherpzinnigheid, verbeeldingskracht, roinbinatiegave. Verdam, u heeft gelijk : De Welensdutp vraagt veel, Meer dan een ineiisch kan geven. Verachtend 't iiardsche slijk Doet z' u, Haar knecht, geheel Voor idealen leven! Gij hebt uw zoet gemoed Gepropt met tal van deugden. En waar gij Haar begroet Lacht zij van moedervreugde. Haar kind, Verdam, zij t gij, Gij, eerlijk en nauwkeurig, Scherpzinnig, geestig, vrij, In uw verbeelden lleurig. Geen coinbinatie.ffaaf Die d' uwe streeft te boven .... (rij zijt oo allergodlijkst. braaf, Voor u is loeren: lieven, loven. Maar wij, Verdam, maar wij! Die, Kollewijijsch van zinnen, Uit d'iichtbre- Ictten-ij De N hot minst beminnen! Maar wij die, los en lui. Het MiddeliK;cr!andscb haten, En louter om de vieze ui Een Goede lloerd' bepraten ! Maar wij die met Ten Brink In Zola sterk studeerden, Ka aan profe-ssor's pink Door 't letterrijk marcheerden. Verdam, zoo'n dolle pau Zult gij die leeren bidden ? Ach, Engel van een man, Wat doet gij in on-s midden ?! HET EERSTE GKBOI) VOOR DE SOCIAAL-DEMOCRATEN. Op het Duitsche socialisten-congres te Erfurt heeft een dor leden zich beklaagd over het feit, dat er reclame werd gemaakt niet de por tretten van de leiders der partij in het binnen land en het buitenland. Portretten van Bebel en Liebknecht, van Engels en (Jucsde, en van andere goden" of afgoden" versierden de knoppen van wandelstokken, van parapluies, tal van noodise en onnoodige artikelen, en zelfs de onmisbare liiciforsdoosjes. Zulke ge sneden beelden en gelijkenissen vond de man onbestaanbaar met den soeiaal-democratischen afkeer van iederen Personencultus."' Hij zal wel gelijk hebben. Maar hij trooste zich met de gedachte, dat reeds Goethe, of schoon die geen sociaal-democraat was, over hetzelfde had te klagen. Goethe nam echter de zaak niet zoo tragisch op. Hij schreef: Als ich ein junger Geselle war, Lus lig und guter Dii-ige. Du hielteu die Maler olfenbar Mein Gesicht t u r viel zu geringe; Daiïir war inir manen schones Kind Da zuimüvou Ilerzeu treu gesinnt. Nun ich hier als Altmeister sitz', Kufen sie miuh ;uis Strassen und Gassen, Zu haben bin ich, wie der alte Fritz, Auf' Pfeifenköpien und Tassen. de geniale oude snoeper besluit zijn ;? liedje met de verzuchting: \ ! Doch die schonen Kinder, die bleiben fern ; ! O Tniuin. der Jngend ! O golduer Stern! Stond men mij toen wat gras en bloemen (oe, Mot hier en daar een boom, die droevig kwijnt Op d'al te schralen grond. Ik was te vree. Maar dat ook mocht niet lang zoo blijven, neen, Men roeide uit, wat nauwlijks was geplant, En bouwd' een groote, grauwe loods, die 't oog Eeleedigt, spot van vriend en vreemde, meenend, Dat bij verzeild is in een nieuw Abdéra. Maar nog ben 'k niet aan't eind van miju verdriet. Ken nieuwe smart komt zich bij d'oude voegen, Een nieuwe storm steekt op. Waar vind ik troost, Xu Arti's wijs bestuur hier plaats komt zoeken Voor 't stichten van een nieuw gebouw, een tempel, Waarin de kunst gediend zal worden Kunst! In naam der Kunst, mijnheeren! smeek ik u: Laat mij het beetje schoon, dat mij nog rest! Of wilt ge 't schoon, zoo schilderachtig eens, Maar nu verloren voor altijd, vergoeden Door schilderijen saam te brengen y Dank, O dank ! voor dat bewijs van sympathie, Maar 't is geen medicijn voor mijne kwaal: 'k Heb licht en ruimte noodig. Geen gebouwen, Hoe fraai van stijl, hoe rijk ook opgetrokken, Weergeven mij het schilderachtig schoon, Dat vriend en vreemdling opgetogen hield. Het eenig schoon, waar thans mijn hart naar haakt, Is niet oen tempel, vol van glinstrend goud, Maar 't lieve groen, waarin de vogel zingt En 't nestje bouwt in 't ongekorven hout. W. O. i Die laatste regels zullen bijzonder troostrijk ! zijn voor de jongeren", die op liebel en Li-cbi knecht zoo i'e-i gebeten zijn. DAMLUK'S KL.U'iiTK. ik heb mijn jeugd nog niet vergeten' Neen, Nog altijd dt'i.k ik ,ian dien tijd terug, Toen men, mijn naam van Damrak halt vergetend, Mij don zoo juisten van het \Viiter'" gaf. Want 't water was mijn vreugd, mijn sier, mijn trots; 't \Veerspiegelde de gevels van de huizen, Die guitig liwamcii gluren boveu 't groen Van iepei.booni en Umi', en 't oog van hen, i'ie smaak voor lijn en tuiten hadden, trokken Met 't zaclit maar onvcnvinnelijk geweld Van 't echt eenvoudig, 't eigen Jlullandsch schoon ! 't Weerspiegelde het bonte klourgewemel Van vlaggen /onder tal, uit Xoord en Xuid, Uit Oost eu West, uit alle hemclstrcken, Blij golvend op den wind. Ken ta:loos tal Van i-diepen, rijk belaan met vruchten, graan, ivoor, en goud en zilver, specerijen Van In&iiKndes strand en hout uit 't Noorden, /.ij allcu stortten hier hun schatten uit. Die tij l is lang voorbij ! Men roofde mij Mijn bclioon. Mecdoogenloos werd mij de kreon Gestolen van het hoofd, en van een rak, Zoo scheeprijk eens, zoo levendig, zoo druk Werd ik een dorre, barro zandwoestijn ! Ik klaagde mijne smart. Uit medelij A L L E R L E I. Dingen die niet bestaan: Ecu clown's grap, minder dan tien jaar oud. Een eerste kindje, dat niet het liefste dotje van de wereld is. Iets, wat een week vóór Sr. Nicoiaas gead verteerd wordt, dat niet uitstekend geschikt is, nis feest geschenk". Een te koop geboden buitentje, dat ni-et -allerliefst gelegen" is. Ken jonge'juffer, die een spiegel voorbijgaat, zonder het hoofd om te draaien. 'Een paar damesschoentjes, die niet >cen mijl" te groot zijn. -Wal denkt go wel van mijn Hamlet?" vroeg een zeer jong acteur aan een ouden criticus. Ik zag niet alies, maar wat ik zag, was de natuur zelf. T vleit iue':. 'Versta me niet verkeerd, jongmeiisch, ik zag' dat hot louter natuur was,want van kunst merkte ik niets''. ; Vader (na een strafoefening). Waarom heb j ik je nu zoo geslagen, Jantje? j .Jantje (snikkend). Da's zeker wér niet | valsch 't Eerst slaat u me haast dood en dan J weet u zelf niet waarom. Dorpswinkeliei'. Wat moetje hebben kind? Kind. Een lampeglas. En moeder laat zeggcu, ze hoopt dat het even sterk is als <lio boter van eergisteren. Bewaarschooljuffrouw. Wat is uu ecu neefje, Marietje? Marietje. Als het nichtje een jongetje is»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl