Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een nieuwe kolonel voor het regiment grenadiers en jagers.
MINISTER SKYKF.VRDT: Uwe Majesteit gelieve te bedenken, dat ik de verantwoordelijke persoon ben.
SNUIFJES.
De nieuwe burgemeester heeft gezegd, dat
tiij de voetstappen van zijn voorganger druk
ken zou. We krijgen dus niets nieuws, maar
«en herhaling van het voorgaande. Eerlijk
gezegd, valt dat tegen, omdat men algemeen
geloofde, dat Z.E-A. een man was, die zijn
?eigen weg ging. Of zou hij die voetstappen
willen gebruiken als een veilig te volgen
spoor, omdat ook hij graag komen zou, waar
?zijn voorganger nu is? Maar misschien is
het dat niet, en heeft hij alleen voor Steen
kamp, die zoo'n half woord wel begrijpt, wil
len zeggen: Kereltje, maak je maar niet on
gerust.
* *
Men is over het algemeen niet verrukt over
Vening Meinesz' besluit om de Zondagsrust
toe te passen. Hij had. zoo meent men, dat
wetje nu maar moeten laten rusten. Ik denk
«r zoo niet over. Meinesz begrijpt dat de
beste manier om een slechte wet weg te krijgen,
?is, haar naar de letter uittevoeren. Zoo ver
moed ik, dat de burgemeester eerstdaags al
onze gemeentelijke verordeningen eens zal
laten toepassen, met het bepaalde doel om te
laten zien hoe zot een aantal van die bepa
lingen zijn. Ook in dit opzicht gaat er niets
boven de empirische methode.
* *
*
In de volgende week kamt nu eindelijk het
taptoerapport in den Raad in behandeling.
Het wordt tijd, vooral met het oog op de vele
jokkentjes welke den betrokken personen ten
laste worden gelegd. Want als men liegt
moet men een goed geheugen hebben, en nu
B. en W. weten, dat er bijzonder veel van
het geheugen der politie zal gevorderd worden
als het onderzoek, wat zeer wel mogelijk is,
nogmaals moet geopend worden, hadden zij
het politiecorps een beetjc^ dienen tegemoet
te komen door de behandeling niet zoo lang
uit te stellen.
* *
*
De heer Hulsmann heeft als directeur van
de Handelsschool zijn commissaris van toe
zicht, den heer Geertsema, een bewijs van goed
gedrag gegeven en hem aanbevolen voorden
gemeenteraad. Ik hoop maar dat de heer
Geertsema ook ten opzichte van Hulsmaan
zich even vriendelijk zal betoonen. Inmiddels
mochten w,ij uit Ilülsmann's mond verne
men, dat de Handelsschool een uitstekende
inrichting is, wat zij niet zou zijn als Geert
sema Hulsman n niet zoo had gesteund. En
van die uitstekendheid kan men zeker zijn,
daar Hulsmann zelf het zegt. Het ware
te wenschen dat alle directeuren van open
bare scholen op gelijke wijs hun licht lieten
schijnen bij verkiezingen, dan toch kwamen
zoowel die directeuren als vele commissie
leden veel meer tot hun recht.
VERZUCHTING VAN EEN LEIDSCH
STUDENT NA HET AANHOOREN
VAN PROF. VERDAM'S INTREEREÜE.
Toch, tlouv dio ideale goederen ver
edelt zich de nu'iiscl], opent daardoor
voor andereüeen wereld van gedach
ten, en breekt daardoor baan voor wat
goed is in 't leven, ^oodat het ideale
gaat voor het nuttige : de namen dur
mannen van wetenschap zullen daarom
door hen, die c n ou^ hebbeu voor rt
geen men niet ziet, niet eoro worden
genoeuid.
Hoe die wetenschap nu beoefend
moet worden V Genoemd onderscheid
tusschcn concrete en abstracte me
thode is onbruikbaar. Vereischten /ijn
een helder hoofd en een onbenevelde
blik. Wie de wetenschap wil beoefenen
moet dat doen UK't toewijding, eerlijk
heid, nauwkeurigheid,scherpzinnigheid,
verbeeldingskracht, roinbinatiegave.
Verdam, u heeft gelijk :
De Welensdutp vraagt veel,
Meer dan een ineiisch kan geven.
Verachtend 't iiardsche slijk
Doet z' u, Haar knecht, geheel
Voor idealen leven!
Gij hebt uw zoet gemoed
Gepropt met tal van deugden.
En waar gij Haar begroet
Lacht zij van moedervreugde.
Haar kind, Verdam, zij t gij,
Gij, eerlijk en nauwkeurig,
Scherpzinnig, geestig, vrij,
In uw verbeelden lleurig.
Geen coinbinatie.ffaaf
Die d' uwe streeft te boven ....
(rij zijt oo allergodlijkst. braaf,
Voor u is loeren: lieven, loven.
Maar wij, Verdam, maar wij!
Die, Kollewijijsch van zinnen,
Uit d'iichtbre- Ictten-ij
De N hot minst beminnen!
Maar wij die, los en lui.
Het MiddeliK;cr!andscb haten,
En louter om de vieze ui
Een Goede lloerd' bepraten !
Maar wij die met Ten Brink
In Zola sterk studeerden,
Ka aan profe-ssor's pink
Door 't letterrijk marcheerden.
Verdam, zoo'n dolle pau
Zult gij die leeren bidden ?
Ach, Engel van een man,
Wat doet gij in on-s midden ?!
HET EERSTE GKBOI) VOOR DE
SOCIAAL-DEMOCRATEN.
Op het Duitsche socialisten-congres te Erfurt
heeft een dor leden zich beklaagd over het
feit, dat er reclame werd gemaakt niet de por
tretten van de leiders der partij in het binnen
land en het buitenland. Portretten van Bebel
en Liebknecht, van Engels en (Jucsde, en van
andere goden" of afgoden" versierden de
knoppen van wandelstokken, van parapluies,
tal van noodise en onnoodige artikelen, en
zelfs de onmisbare liiciforsdoosjes. Zulke ge
sneden beelden en gelijkenissen vond de man
onbestaanbaar met den soeiaal-democratischen
afkeer van iederen Personencultus."'
Hij zal wel gelijk hebben. Maar hij trooste
zich met de gedachte, dat reeds Goethe, of
schoon die geen sociaal-democraat was, over
hetzelfde had te klagen. Goethe nam echter
de zaak niet zoo tragisch op. Hij schreef:
Als ich ein junger Geselle war,
Lus lig und guter Dii-ige.
Du hielteu die Maler olfenbar
Mein Gesicht t u r viel zu geringe;
Daiïir war inir manen schones Kind
Da zuimüvou Ilerzeu treu gesinnt.
Nun ich hier als Altmeister sitz',
Kufen sie miuh ;uis Strassen und Gassen,
Zu haben bin ich, wie der alte Fritz,
Auf' Pfeifenköpien und Tassen.
de geniale oude snoeper besluit zijn
;? liedje met de verzuchting:
\
! Doch die schonen Kinder, die bleiben fern ;
! O Tniuin. der Jngend ! O golduer Stern!
Stond men mij toen wat gras en bloemen (oe,
Mot hier en daar een boom, die droevig kwijnt
Op d'al te schralen grond. Ik was te vree.
Maar dat ook mocht niet lang zoo blijven, neen,
Men roeide uit, wat nauwlijks was geplant,
En bouwd' een groote, grauwe loods, die 't oog
Eeleedigt, spot van vriend en vreemde, meenend,
Dat bij verzeild is in een nieuw Abdéra.
Maar nog ben 'k niet aan't eind van miju verdriet.
Ken nieuwe smart komt zich bij d'oude voegen,
Een nieuwe storm steekt op. Waar vind ik troost,
Xu Arti's wijs bestuur hier plaats komt zoeken
Voor 't stichten van een nieuw gebouw, een tempel,
Waarin de kunst gediend zal worden Kunst!
In naam der Kunst, mijnheeren! smeek ik u:
Laat mij het beetje schoon, dat mij nog rest!
Of wilt ge 't schoon, zoo schilderachtig eens,
Maar nu verloren voor altijd, vergoeden
Door schilderijen saam te brengen y Dank,
O dank ! voor dat bewijs van sympathie,
Maar 't is geen medicijn voor mijne kwaal:
'k Heb licht en ruimte noodig. Geen gebouwen,
Hoe fraai van stijl, hoe rijk ook opgetrokken,
Weergeven mij het schilderachtig schoon,
Dat vriend en vreemdling opgetogen hield.
Het eenig schoon, waar thans mijn hart naar haakt,
Is niet oen tempel, vol van glinstrend goud,
Maar 't lieve groen, waarin de vogel zingt
En 't nestje bouwt in 't ongekorven hout.
W. O.
i Die laatste regels zullen bijzonder troostrijk
! zijn voor de jongeren", die op liebel en
Li-cbi knecht zoo i'e-i gebeten zijn.
DAMLUK'S KL.U'iiTK.
ik heb mijn jeugd nog niet vergeten' Neen,
Nog altijd dt'i.k ik ,ian dien tijd terug,
Toen men, mijn naam van Damrak halt vergetend,
Mij don zoo juisten van het \Viiter'" gaf.
Want 't water was mijn vreugd, mijn sier, mijn trots;
't \Veerspiegelde de gevels van de huizen,
Die guitig liwamcii gluren boveu 't groen
Van iepei.booni en Umi', en 't oog van hen,
i'ie smaak voor lijn en tuiten hadden, trokken
Met 't zaclit maar onvcnvinnelijk geweld
Van 't echt eenvoudig, 't eigen Jlullandsch schoon !
't Weerspiegelde het bonte klourgewemel
Van vlaggen /onder tal, uit Xoord en Xuid,
Uit Oost eu West, uit alle hemclstrcken,
Blij golvend op den wind. Ken ta:loos tal
Van i-diepen, rijk belaan met vruchten, graan,
ivoor, en goud en zilver, specerijen
Van In&iiKndes strand en hout uit 't Noorden,
/.ij allcu stortten hier hun schatten uit.
Die tij l is lang voorbij ! Men roofde mij
Mijn bclioon. Mecdoogenloos werd mij de kreon
Gestolen van het hoofd, en van een rak,
Zoo scheeprijk eens, zoo levendig, zoo druk
Werd ik een dorre, barro zandwoestijn !
Ik klaagde mijne smart. Uit medelij
A L L E R L E I.
Dingen die niet bestaan:
Ecu clown's grap, minder dan tien jaar oud.
Een eerste kindje, dat niet het liefste dotje
van de wereld is.
Iets, wat een week vóór Sr. Nicoiaas gead
verteerd wordt, dat niet uitstekend geschikt
is, nis feest geschenk".
Een te koop geboden buitentje, dat ni-et
-allerliefst gelegen" is.
Ken jonge'juffer, die een spiegel voorbijgaat,
zonder het hoofd om te draaien.
'Een paar damesschoentjes, die niet >cen mijl"
te groot zijn.
-Wal denkt go wel van mijn Hamlet?"
vroeg een zeer jong acteur aan een ouden
criticus.
Ik zag niet alies, maar wat ik zag, was de
natuur zelf.
T vleit iue':.
'Versta me niet verkeerd, jongmeiisch, ik
zag' dat hot louter natuur was,want van kunst
merkte ik niets''.
; Vader (na een strafoefening). Waarom heb
j ik je nu zoo geslagen, Jantje?
j .Jantje (snikkend). Da's zeker wér niet
| valsch 't Eerst slaat u me haast dood en dan
J weet u zelf niet waarom.
Dorpswinkeliei'. Wat moetje hebben kind?
Kind. Een lampeglas. En moeder laat
zeggcu, ze hoopt dat het even sterk is als <lio
boter van eergisteren.
Bewaarschooljuffrouw. Wat is uu ecu neefje,
Marietje?
Marietje. Als het nichtje een jongetje is»