Historisch Archief 1877-1940
4*»
No. 749
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
van de haven van Messina werkelijk gevaar ople
veren, vooral ten tijde der Syzygia, bij sterken
zuid-oosten wind, en ook wel de maalstroomen
bij het dorp Faro, aan het noordelijk uiteinde der
straat. Men zou dan onder Scylla de
maalstroomen en dwarsslroomingen aaa het uiteinde van
de zeeëngte moeten verstaan, onder Charybdis de
maalstroomen vóór de haven van Messina. Tusschen
deze beide plaatsen bezitten de stroomingen hare
grootste snelheid en wisselen het meest van rich
ting. Alleen onder zeer kundige leiding kan
een zeilschip de Siciliaansche zeeëngten veilig
passeeren, wanneer getij en winden de stroomen
?en maalstroomen heftig doen opzetten. Voor den
onkundigen zeevaarder geldt dan ook tegenwoordig
nog: Incidit in Scyllam, qui vult vitare
Charybdim".
AAN DEN ZWARTEN VIJVER.
Een beeld uit het Cliineesche leven.
Naar H. VON MOLTKE.
Seltai gelijkt op de bloemen des velrls, slank
en bevallig; op den langen zwanenhals beweegt
zich het schoone hoofd buigzaam en sierlijk.
Seltai draagt steeds een wit bovenkleed en in
haar donker haar steekt zij bont schitterende
spelden. Hare tanden zijn niet door het kauwen
van roode sirih bedorven, maar wit en klein ge
lijk rijstkorrels. Beminnelijk, zacht en teeder is
zij om aan te zien, maar haar hart behoort niet
tot de steenen die men slijpen kan.
Roodgeel avondlicht blinkt over den ouden
steenen muur van den hof en kleurt de kruinen
der hooge oude boomen. Onder het herfstlommer
zit Seltai en trekt langzaam en peinzend goud
en zilverdraden door glanzende zijdenstof.
Seltai is beschaafd en geleerd. Buiten de kunst
van het borduren teekent züdrieduizend letters
en teekens op perkamentpapier, kent de gebeden
van Boeddha en de wetten van Coufucius, en zingt
met liefelijke half omsluierde stem bij de melo
dieuze luit.
Seltai is echtgenoote en moeder, maar sedert
drie maanden woont zy weder in het huis van
den mandarijn Soelta-wong, haar vader.
Moetkibeng, Saltai's echtgeTOot en heer, heeft haar
naar huis gezonden, omdat zij den patriarch, zijn
vader, gehoorzaamheid eu eerbied weigerde. Slecht
voorbeeld deugt niet voor do beide knapen, die
Seltai aan haar echtgenoot geschonken heeft.
Niet steeds was Moetki-beng zoo hard jegens
de schoone vrouw, maar Seltai heeft onder hare
vele gebreken ook dat der jaloezie en kwelt daar
mee JVloetki-beng, haar gemaal. Hij heeft het
recht, meer clan eene vrouw te beminnen en te
trouwen. Hij mag zooveel vrouwen de zijne noe
men als hij onderhouden kan. Wil Ssltai de
eenige vrouw van haar echtgenoot zijn, waarom
heeft zij dan niet een armen man getrouwd?
Een arme rnan zal haar zeer lief hebben, maar
zij moet op de harde brits slapen en te voet door
de .steenachtige straten der stad gaan. JJat wil
Seltai natuurlijk niet. Zij houdt van zijden kussens
en poluws en laat zich gaarne in den van goud
schitterenden palankijn bewonderen. Met glim
lachend gelaat luistert zij naar de vleiende woor
den van het volk: Kijkt, dat is Seltai, de schoone,
de gemalin van den rijken en machtigen
Moetkibeng]"
Thans zit Seltai alleen en verlaten achter hooge
muren, verbannen van Moetki-beng en de beide
knapen, en trekt langzaam gouden draden door
glinsterende zijde.
Seltai bemint haar man. Hij is moedig en trotsch
galoppeert op wilde paarden zoo snel. dat ros en
ruiter geen schaduw meer werpen. Moetki-beng's
oog blikt onverschrokken, maar zijn lip wordt
menigmaal opgetrokken tot hoogmoed en hoon.
Hij is een man, dien vrouwen beminnen en niet
verlaten kunnen. Hij is van edel geslacht en
aanbidt den Patriarch, zijn vader.
Seltai was onverstandig, nu moet zij er voor
boeten. Tranen verduisteren de oogen van
Schaakspel.
3d« Jaargang. l November 1891.
Redacteur RÜD. J. LOMAN te Londen.
Adres: Mira Lodge, Deronda Road, Herne Hul,
Londen. S. E.
Verzoeke alle berichten, de schaakrubriek
bereffende, aan bovenstaand adres te richten.
Probleem no. 103.
Zwart 1) stukken.
abcde fgh
Wit 10 stukken.
Wit geeft in 4 zetten mat.
Correspondentie. C. T. v. H. te G. Alles
in goede orde ontvangen. Dat u deelneemt aan
corresp. wedstrijd doet ons veel genoegen.
J. F. H. te 's-Hage. Laat eens spoedig weer
van hooren u en stuur ons s.v.p. ook geregeld
Periodieke mededeelingen:'. Bij voorbaat bedankt.
Tusschen de leden der Manhattan Chcss-club te
New-York is dezer dagen een curieus gevecht gele
verd. Er schijnt in deze eluh een merkwaardige
ongelijkheid te bestaan, wat de verdeeling van deu
haartooi harer leden betreft en de natuur schijnt
hier de zegeningen, welke zij den kaalhoofdigen ont
hield, in buitengewoon rijke mate over de hoofden
der meer begunstigden te hebben uitgestrooid. Deze
onrechtvaardigheid wekte bij de beroofden een ver
klaarbaar g voel van afgunst op; te meer daar liet
bij tal va-i gelegenheden bleek, dat Imn minder be
jaarde, maar meer behaarde broeders voor genialer
werden gehouien dan zij /elve ; terwijl toch
naathunne meening, de inhoud hunner blinkende schedels
zeer wel de proef der vergelijking met die hunner
tegenstanders kon doorstaan. De uiting dezer ge
voelens leidde tot een match tusschen de harigen en
de haarloozen; waarbij de laatste er alles behalve
kaal afkwamen, daar zij de zege behaalden met 14
tegen 11 winstpunten.
Probleem no. 101.
Zwart i) stukken.
a b o d e f g h
Wit G stukken.
Wit geeft in 2 zetten mat.
De twee volgende partijen werden gespeeld op
den wedstrijd te Londen.
Weener partij.
Wit. Zwart
O. C. Muller. L. Holland.
l e4 ef. nam: 4 d3. L 1>4 5 l'efi:,
2 Po3 Pf'B l"1 e-4: C do-I , 1) h4 ?!? 7 k<>2.
3 14 d5 L c3: S l>c3:.Lg!v!il'f:i.
4 fer,. do4: 10 I) d-l enz. 't Is
, TI i de moeite waard de/en
Tegenwoordig de meest va!.;.ult [e i. i ,
gebruikelijke voortzet- ,/ .. v ' ' ,,
" J zetten zijn in'genoeg alle
de jonge vrouw en vallen op de glinsterende zijde.
Seltai legt het werk ter zijde, steunt het hoofd
op de fijne hand en denkt terug aan den avond,
die haar het ongeluk aanbracht.
De avondschaduwen waren over het dal van
Soetscheoe neergezonken, de hooge muren van het
paleis van Moetki-beng kleurden zich zwartachtig.
In den hof trappelde zijn vurig paard en stampte
met de hoeven, zoodat de vonken spatten.
Moetkibeng aarzelde nog steeds; geduldig gespte hij den
Patriarch de riemen los van de zachte sandalen.
Seltai stond aan de houten balustrade en blikte
minachtend en spottend naar vader en zoon. De
oude lag in een lagen zetel, gekleed in den
zachten, warmen kaftan ; vóór hem op de knieën
hurkt de trotsche Moetki-beng en spreekt bezorgd
en vol liefde tot den ongeduldigen vader.
Uw paard wacht, Moetki-beng!" roept
Seltai heftig.
Neem dan mijne plaats in, vrouw,'' ant
woordde de min, bind de schoenriemen van den
Patriarch los!"
Verontwaardigd wendt de vrouw zich ter zijde.
Zijt ge in opiumroes, dat ge zoo iets van mij
eischt?"
Seltai wordt rood onder de geblankette huid,
maar nog rooder kleurt zich het blanke, trotsche
gelaat van den rnan, en de oude steunt luid:
- Zoo doet ze altijd, Moetki-beng, mijn zoon'.
Zwart is haar karakter, golijk de misdaad, en ver
steend haar hart! Hare woorden zijn scherp, ge
lijk de punt van een kris.'
Seltai, m\jne vrouw", spreekt met diepe i
doffe stem de echtgenoot, hebt ge de aanklacht ge- |
hoord? De ouderdom beschuldigt de jeugd. Vóór
dat de maan de bergketens van Soetscheoe over
schrijdt, verlaat ge het huis van uw echtgenoot
en uwe kinderen. Ge keert naar uw vader weer,
aldus is mu'n wil."
De vrouw siddert in wilde, vreeselijke smart.
Zij bemint den trotschen Moetki-beng en de kleine
knapen, die zij hem voor een jaar heelt geschon
ken. Maar nooit is eene bede, een zacht woord
over hare roode lippen gekomen en het hart van
Seltai is niet van den steen, dien men slijpen
kan. Geknakt is zij, gelijk de bloem door den storm,
en zwijgend sluipt zij heen. Zij ziet niet om naar
de poort, waar de knapen jubelen en juichen en
de oude Loi béop hen past. Waartoe 'l Zij heeft
niet geleerd de knie van haren echtgenoot smee
kend te omklemmen, ook al hangt de zaligheid
van haar leven daarvan af; over Seltai's roode
lippen komt geen bede, geen zacht woord.
Te middernacht klopt Seltai aan bat huis haars
vaders. Ontzet deinst hij terug. Hy ziet een bleek
gelaat en groote starende oogen. Is dat Seltai,
de schoone ?
Fluisterer-d bekent zij hare schuld. Do oude
schudt het grijze, bijna kale hoofd, maar hij zegt
geen woord; geen verwijt ontsnapt aan zijne
smalle lippen. Hij kent het onbuigzaam karakter
van Sellai; hij heeft al lang geweten, dat het zoo
gebeuren moest; wat heipen nu woorden en
klachten !
Als zij voor den vader gebiecht heeft, gaat zij
langzaam naar het houten hekwerk, ziet naar
het met sterren bezaaide uitspansel, naar het
maanlicht, dat zich in duizend stralen breekt;
naar het oneindige heelal en de diepe, stille
eenzaamheid rondom haar. Vertwijfeling grijpt
het steenen hart aan, zij zinkt met het hoofil
tegen den houteii rand van het venster en zakt
bewusteloos ineen.
Als de zon van den nieuwen dag over do hoo
ge steenen muren van den tuin gluurt, gaat
Seltai stil aan het werk. Stom en zonder n
klacht trekt zij goud eu ziiverdraden door de
zijden stof. Geen woord verraadt, of de liefde
voor man en kinderen dood is, of gelijk verbor
gen vuur verterend in haar binnenste smeult.
Sedert Seltai het huis van haar echtgenoot ver
liet, heeft zij geen boodschap ontvangen. Slechts
eene der dienstboden en slavinnen bemint de
schoone meesteres. Dat is Loi-bé, maar zij is oud,
haar haar vergrijsd en haar stap vermoeid, zij
zal nimmer den moed vatten Seltai bericht te
brengen van hen, die zij verlaten heeft, van het
huis achter de bergen van Soetscheoe.
Maar Seltai vergist zich. Terwijl zij droevig
peinzend het verleden nagaat, nadert haar Loi-bé.
Hare schreden zijn loodzwaar en zij hijgt naar adem.
Seltai bedekt hare oogen met de hand, het
beeld der oude is immers slechts eene hersenschim,
door de verbeelding opgeroepen.
Maar Loi-békomt nader en ziet de jonge mees
teres met treurige blikken aan.
Loi-bé, gij?" roept Seltai gillend uit, wat
brengt ge mij?"
Geen vergiffenis," zegt halfluid de oude, en
toch schreien uwe kinderen om u, en ook gij,
Seltai, hebt verdriet; ge zyt bleek gelijk de zwaan
op de wateren."
Eu de echtgenoot, de ontrouwe, vraagt hij
naar mij, Loi-bé." Het hart van Seltai schijat stil
te staan, als zij het antwoord afwacht.
De rimpels worden dieper op Loi bé's gelaat.
Neen, Seltai! Hij heett eene vrouw, zoo
schoon als een edele steen ; haar glimlach ver
blindt den trotschen Moetki-beng en haar taal
glijdt gelijk vloeiend kristal uit haar mond. Met
roode bloemen versiert ze haar rijk haar en haar
lichaam met prachtige kostbare kleederen.
Moetkibeng glimlacht van geluk en ligt aanbiddend aan
hare voeten."
Genoeg!" fluistert Seltai driftiger. Ver
kwik u, keer dan terug naar mijne knapen en
breng ze mij, an enkele maar, vrouw, ik smeek
er u om!"
Loi-béricht de doffe oogen op de ondergaande
zon en schudt omzichtig het grijze hoofd.
Vraag vergiffenis, Seltai," spreek zij zacht.
Neen, neen! roept de jonge vrouw ruw, de
oogen vergrooten zich en staren strak in de verte.
Ik mag de knapen niet brengen, Seltai, uw
echtgenoot geeft ze niet over."
Zeg het hem niet, den ontrouwe," beveelt
de vrouw, zeg het niemand! Ik zend je een ver
trouwde en een gesloten palankijn en betaal je
met rijke mur.t. Breng de moeder haar vleesch
en bloed, ik dorst naar de blikken van mijne knapen!"
Loi-bé's hart is m3 lelijdend, het gevoelt erbar
ming met de verstooten vrouw; zij beloott en
wandelt langzaam huiswaarts.
Een zachte regen valt neder, als Loi-bémet
de knapen het huis iu Soetseheoe verlaat. Niemand
let op de oude.
Moetki-beng zit aan de voeten van zijne jonge
vrouw, wier sneeuwblank gelaat en rluweelen oogen
hem betooveren; op den achtergrond van het ver
trek klinkt wiegende muziek, de slavinnen dansen
op de klanken van de cimbalen.
Buiten voor de poort der stad wacht een ge
sloten palankijn. De oude stijgt ijlings met de
kleinen er in, en als een stormwind vliegt het
door den nacht. Glimwormpjes vliegen door de
duisternis rondom do oude en de kleine knapen
als waarschuwende teekens l
De lichten in de huizen worden uitgedoofd, ala
Loi béSeltai s huis bereikt. Eene donkere ge
stalte staat achter hooge boomen. Ademloos
grijpt zij de kleine knapen aan, op eiken arm een,
en drukt hen aau de warme moederborst. Wan
neer /ij de kinderen aan het hart gedrukt en
gekust heeft, geeft zij hun voedsel en kijkt hen
dan met groote, vragende oogen in de bloeiende
gezichtjes.
Stil verwijdert zich Loi-bé, de oude oogen zijn
vol tranen ; vóórdat de morgen aanbreekt, moet
zij terug zijn, want eiken morgen begroet
Moetkibeng zijne zonen.
De sterren beginnen te verbleeken. Rijp heeft
zich op dak en muren gelegd, als Loi-béuit kor
ten slaap ontwaakt om naar Ssltai en de kna
pen om te zien.
Maar de jonge vrouw en de knapen zijn verdwe
nen.
Seltai! Seltai!" roept Loi-béwoest uit,
met van schrik heesche stem klinkt het door huis
Pc4:
r?, ... gedwongen.
Tot voor weinige jaren ,
genoot 4 d3 de voorkeur, - "T\V'>
waarna de partij gewoon- f> Di'-*
lijk 't volgende verloop Een nalatenschap van
Louis I'auUen. goed voortgezet, 'had wit
f).... 15 uit alle moeilijkheden
Uitvoerig door von kunnen redden.
liaerdeleben in de l G .... Fob:
DcutscheS,-bacli Zeitung'' 17 ha.'ï! Df'T
geanalyseerd en goed be- 18 Dht>
vonden. Xu had Tf4 : moeten
O d'ïgeschieden, dan was 't
Von B houdt hier P otter op cG correct
gege2 voor 't beste. wcest.
l!.,... IV3: 18 .... Tfe8
7 bc3: Lc7 l!) TH D^7
en hier <\i (7 d4 S 2<) J)h") Lf'7
L b~> ! c5 enz. al J)f;j Ta|js;
8 (14 00 M Tbl [l(;
!) c4? 2:; L1.5 Tel!
Om verschillende rede- -^ j ,.4. ])?(;
nen af te keuren. J)o wij 1!lllke?dcn j",,,,.
spood.gste ontwiKLeung (lj ? j,,,,,,,,.],,,, moJ0stcr
bestond m 9 i'.h:i. (?|S ,.0!lli,lnm,r;t OV(,,. llc
^' ' groote bekwaamheid die
1°''?"> '?* hij in dil spel, en vooral
Wellicht niet volkomen jn <),, m, volgende
slotgezond, nnar in elk geval combinatie ;ia'n den dag
laslig te beantwoorden. ]{..^
11 L'13 Lh4-'r af> Tel l'cf):
12 K'ii g<; 21; DC.'(
Xooclig wegens 13 (ij, o(; (]r,">: volgt mat
I.h7:v. 14 Dh.">i- en/. ,?(j zetten.
l:', I'e2 Dd7 -21; ,1,4-.
14 lui {?:> 21 Lc4: Pc4 :
lf. Dhr. De7 s>8 Tf4:
Om l,hl te besrli.'nnen El.n akhoopMnaarrogel.
\\;\n; wit dreigde l't'4: ys; _ v\\:
1"> <'!' ? 2!) Pfl : Td-J:f
Deze sterke/.et, indien ;;<)])(14: -]?,,] L
Siciliaansohe Verdediging.
gespeeld 22 Oct. jl.
Wit. Zwart.
l"!. J. Loinan. II. K. Bird.
\ e-1 of. l*it is tvpisrh In'rd.
L> Po,", Pel! K» Tdl ' Pd-1:
;) Pf;-i gri H Lil4: Dof.
4 <U c'U: 12 f l Ldi
T. 1M4: L<:7 13 O.-O h4
(i Leo dl! '4 t'-r> de;")
7 Le2 Ld7 1"> fe">: Phr>
S Dd2 PW 1<> e<5 ffi
'.) h.'i h;') 17 Dd3 %">
en hof, en nergens wordt antwoord gehoord.
Als met gierenklauwen grijpt de vrees in, het
hart van de oude Z\j snelt met de vermoeide
oude ledematen naar beneden, naar den zwarten
vijver. Gele bladeren bedekken zijne oevers
gelijk dood en verderf.
Zwart roerloos schijnt het water.
Wanhopig dringen Loi-bé's oogen door de dui
sternis.
Daar, plotseling, breekt de maan uit de wolken
te voorschijn en verlicht geheel de oppervlakte
van den zwarten vyver.
Met een gil zinkt Loi-béop den zachten,
moerassigen grond.
Zal zij het ooit vergeten?
Eene doode vrouw drijft op het donkere water,
in den arm de kleine knapen. Lange, gele bie
zen hangen in het donkere haar en een droevige
glimlach speelt om de bleeke lippen.
VOOR DAMES.
De vrouw in Japan. Costumes
van Mlle Hading. Cartonneeren
houtslöjd en Kerbschnitt. Mid
delbaar onderwijs voor meisjes in
Frankrijk.
Hetgeen vreemdelingen omtrent de opvoeding
der Japansche vrouw tot beden verteld hebben,
was niet heel veel bijzonders. Hun kennismaking
met de jonge dochters uit theehuizen en
bloemenbooten gat hun er niet het juiste begrip van, dat
de opvoeding der jonge Japouaise van goede fa
milie op zijn minst even gesoigneerd is als die
van eene Europeesche patricische. Léon de
Tinseau geeft hieromtrent een zeer uitvoerig over
zicht, waaruit men zien zal, dat het Japausche
familieleven steeds meer op dat van het acht
tiende-eeuwsch Europa blijkt te gelijken.
De leeftijd waarop de opvoeding van het kleine
Japansche meisje begint, is zes of zeven jaar,
zooals bij ons. Dan gaat zij uit de handen der
kindermeid in die der gouvernante over; deze
leert haar zelf zoo veel niet, maar brengt haar
(als de Grieksche paedagogos) naar school, zorgt
voor haar huiswerk, en heelt genet! het toezieht
over voeding, baden, kleeding, gezondheid en ge
drag der kleine. Als de proef op de som van haar
toezicht, gekit de plaats die de kleine op school
inneemt; hier is het onderwijs voor arm en rijk
gelijk, en zeer wetenschappelijk en verstandig op
klimmend; het prepareereu der lessen en het toe
zicht op manieren, gedrag en algemeene ontwik
keling thuis moet dus den doorslag geven.
De scholen zijn onder toezicht der regeering;
de heel jonge kinderen loeren den meesten tijd
van het jaar in de open lucht. Eerst fröbelen
zij, vouwen papiertjes, zingen kinderliedjes, zoeken
bloemen uit en leeren daar wat van maken.
Langzamerhand komt er lezen en schrijven bij,
en fabels opzeggen; hierna gaan de kinderen der
armere klasje van school, en voor de rijkere wordt
het onderwijs dan zeer ernstig. Geschiedenis,
aardrijkskunde, wiskunde, natuurkunde, chemie,
plant- en dierkunde, Fransen en Engelsen, muziek,
schilderen en borduren vullen den cursus; hierby
komen alle vrouwelijke bezigheden, nationale litte
ratuur, proza en verzen schrijven, en ook vooral
prachtige letters teekenen.
Er zijn veel scholen hiervoor; de meest aristo
cratische is de tchool voor jonge dames van adel
te Tokio; deze wordt begunstigd door den keizer,
en dikwijls door de keizerin bezocht. Maar er
zijn tallooze scholen; niet minder dan 850,000
meisjes iu Japan ontvangen onderwijs.
Als de meisjes van school komen, vijftien jaar
oud, wordt de opvoeding thuis voltooid, maar ook
dit wordt serieus aangepakt. De Japansche jonge
dame moet nu goede manieren leeren, de etiquette
van haar stand, en vooral het arrangeeren van
bloemen, volgens kleur, vorm en beteekenis. De
bloemen taal is toch een van die waarin zij moet
kunnen conversecren; even kwalijk als het eene
Europeesche gastvrouw zou genomen worden, als
18 Pe4 Le4:
l!) De4: Pg2
20 Lb5 f ! Db5 :
21 DgG:f Kd8
'' 22 I)g7 : ' Pe2 f
23 Kh2 Te8
24 L16:| Kc7
! 25 Td7f Kb(5
i 21! L:14 f KaG
l 27 'ra
Hier verwachtte men
' dat zwart de pan ij KOU
opgeven. Dat hij
gerechtl vaardigd was dit niet te
doen blijkt uit 't vervolg.
: 27 .... ' Dhr.
28 Tallj
Bij 't naspelen bleek
dat wit tot zoover steeds
de allersterkste/etten b.-id
geti'ol't'en en ua deu'2Hsteu
zet steeds do
allerslecht--te 't \Vas trouwens geen
! gemakkelijke taak voor
j wit in de/e positie 't spt. l
i nogte verliezen! De beste ,
Tabieau van den wedstrijd bij Simpson te Londen,
gehouden 28 Sept.?21) Oct. 18!)1.
zet was 28 o4, Kaa 29
Ta3 f, Kb4 30 Tcy enz.
28 .... Kb5
2!) Lc3?
'20 Tc7 had 't spel in
weinige zetten beslist.
Wit is met blindheid ge
slagen.
2!) .... b6
30 Te7:??
Met, 30 DCJ f was nog
altijd de partij gemakke
lijk gewonnen.
;«) .... Dc5!
31 De 5???
:31 Tl.31 had 't spel
remise gehouden, 't
Geheele slot is van wit's
kant een ware comedy
ot'errors." ?tYcrliczen van
dexe dood gewonnen"
partij kostte den
Itedactenr niet minder dan des
eersten prijs, waarvan hij
anders zeker zou zijn
geweest.
(i l l ., . n n l l ';.i ., -l'1;
n n~ö~ïr~'; l l 'L'!',-'
e ; l ! 'O
l
l
l .nul ;5
~TTT . ~FT"
i n . i i i
il l) . 4
De partij Tinsley-Mortimer wordt Donderdag
j 2!) Oetober gespeeld.