Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
189 L
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam.
Singel bij de Vijzelstraat 542.
Zondag 8 November.
Abonnement per 3 maanden ..... ?1.50, fr. p. post ? 1.66
Voor Indiëper jaar ........ ? ? . . B , mail 12.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer ...
Reclames per regel ...............
0.20
0.40
I N H O IT O:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL
LETON: De baan wachter. KUNST EN LET
TEREN: Hettooneel te Amsterdam, door H. J. M.
Mascagni's Amico Fritz. Muziek in de hoofd
stad, door Van Milligen. Een en ander naar
aanleiding van de Tentoonstelling in Arti, I, door
E. F. Aanteekeningen Schilderkunst, door V.
Aan Jo van Sloten, door F. J. v. U. VA
RIA. SCHAAKSPEL. WETENSCHAP:
Sèvres porselein. Het kleine stadje, door Max C.
Voor Dames, door E-e. ALLERLEI.
RECLAMES. PEN- EN POT-LOODKRASSEN.
ADVERTENTIËN.
Van verre en van
nabij
Men kan ook van het goede te veel heb
ben. De geestdrift is aanstekelijk, maar de
lachlust ook.
Dit hebben dezer dagen de goede lycéens
te Brest bemerkt, toen zij op hunne manier
eene demonstratie ten gunste van de
FranschKussische alliantie beproefden. Zij hadden
tegen de komst van een paar Russische
schepen in de haven hunner woonplaats,
hun spaarduitjes bijeengebracht en een
bronzen beeldje gekocht, voorstellende een
Fransch officier, die met de eene hand de
vlag omhoog houdt en met de andere de
sabel zwaait. Daarbij was gezorgd voor een
voetstuk, waarop de woorden waren geschre
ven: »Quand on voudra!" dat wil zeg
gen: »de Heeren Russen moeten maar ver
tellen wanneer het hun schikt; wij zijn
gereed." Wel is dit opschrift op last van
de schoolautoriteiten verdwenen, maar de
rede, waarmede de scholieren hun geschenk
aan den Eussischen gezagvoerder overhan
digden, was nog veel mooier. »Wij zenden
aan onze medescholieren van St. Petersburg
en Moskou, over de hindernissen heen, die
ons scheiden, over de volkeren heen, die
hun plicht hebben vergeten, onze beste en
warmste wenschen voor het groote Rusland,
voor zijn heldhaftig en toch zoo zachtaardig
volk en voor zijn grooten en verheven keizer,
voor wien wij onzen laatsten druppel bloeds
willen vergieten."
Ernstige bladen in Frankrijk hebben niet
geaarzeld, hunne verontwaardiging uit te
spreken over woorden, welke voor hen, die
ze in den mond nemen, vernederend zouden
Feuilleton.
De Baanwachter.
Semyon Iwanoff was baanwachter aan een
Russische spoorweglijn.
Zijn naaste buurman, insgelijks een baan
wachter, woonde wat dichter bij een station
en was een schrale, jonge man, zeer bedaard
en uiterst streng in het vervullen van zijn
plichten.
Semyon ontmoette hem eens bij het na
zien der rails, halfweg tusschen de beide
huisjes. Zij maakten kennis en werden goede
vrienden, die samen hun pijp rookten aan
den kant van den weg en over hun een
tonig leven spraken.
Op een dag vertelde Iwanoff, dat hij zeer
ontevreden was en spoedig den dienst dacht
te verlaten.
Waar wil je heengaan?" vroeg de ander,
die Vasily heette. »Laat geen goed voor
slecht loopen. Hier heb je een woning
waarin je beschut bent en bovendien nog
een stukje land. Je vrouw is werkzaam..."
Een stukje land? Je moest dat stukje
land eens zien; een wildernis is het, waarin
niets dan onkruid groeit."
Waarom beplant je het niet?"
In het laatste voorjaar had ik er kool
op geplant. De inspecteur, die mij kwaad
gezind is, kwam er toevallig langs. Wat
beduidt dat? vroeg hij. Waarom is daar
geen permissie voor gevraagd? Haal om
dien grond en laat me geen spoor van be
planting meer bemerken, vóór je permissie
hebt aangevraagd."
Iwanoff trok sterker aan zijn pijp en ver
volgde met gedempte stem:
Het had weinig gescheeld of ik had
hem tot moes vertrapt."
De andere zag hem een poos bedaard aan
en sprak toen:
zijn, indien dezen wisten wat zij deden. De
jongelui te Brest zijn slachtoffers van eene
epidemie. Maar gelukkig is die epidemie
reeds aan het afnemen. Toen de
boulangist Le Senne getrouw aan het beginsel
zijner partij, dat deze het monopolie moet
hebben en houden van een luidruchtig pa
triotisme, dat Matthew Arnolds the cult of
the jumping cat zou hebben genoemd
den minister-president De Freycinet zijn plan
kwam uiteenzetten om van de Kamer 50,000
francs te vragen ten einde de Russische ma
trozen officieel te Parijs te ontvangen, gaf
De Freycinet hem te verstaan,dat de regeering
van deze demonstratiëu meer dan genoeg had.
En de voor indrukken zoo vatbare Parijsche
gemeenteraad wilde van Le Senne's plan
ook al niets hooren. Rochefort vond hierin
aanleiding om de »Duitschers van het ka
binet", de »ministerieele beursspeculanten",
de »autocraten", de «handlangers van het
Pruisische Jodendom" voor dit alles leze
men »de ministers" geweldig a faire te ne
men en tevens van den gemeenteraad te
verklaren: »Wij stellen geen overdreven
vertrouwen in den raad, die in zijn schoot
smerige possibilisten huisvest en die nooit
iets anders dan woorden van haat heeft ge
had voor de vaderlandslievende republi
keinen, welke door de reactionairen van liet
Hooggerechtshof werden verbannen."
Het patronaat van schooljongens en
boulangisten is niet geschikt om de populariteit
eener zaak te verhoogd). Maar het heeft ook
geen gunstigen indruk gemaakt, dat bij de
discussie, door de Kamer gevoerd over de
begrootiiig van buitenlandsche zaken, geen
enkel woord werd vernomen, dat het ver
moeden van het bestaan eener bindende,
geschreven overeenkomst tusschen Rusland
en Frankrijk wettigt. Men vraagt zich nu
onwillekeurig af, waarom men al wat Rus
sisch is als iets bovenaardsch verheerlijkt en
vereert, terwijl men toch eigenlijk niet den
minsten schriftel ijken waarborg heeft, dat de
czar in de ure des gevaars aan de zijde van
Frankrijk zal staan. Die onzekerheid heeft
echter zijne goede zijde: zoo lang men nog
niet met zekerheid weet ui l'o/i vouilra, is de
tijd stellig nog niet gekomen om van iftiaiid
on voudra te spreken.
Toen de uitbundige demonstratiën te
Kronstadt pas hadden plaats gehad, waren het
Je bent een beethoofd, buurman, dat
moet ik zeggen."
Ik ben geen beethoofd, maar ik wil
rechtvaardigheid, omdat ik over de dingen
nadenk."
Nadenken maakt ongelukkig. Denk
maar niet na," zei Vasilv wijsgeerig.
Laat die rooie kerel oppassen dat hij
me niet meer in den weg komt. Ik zal hem
zoodra ik kan, aanklagen bij den hoofd
opzichter. Dat zal hij beleven."
Iwanoff hield woord.
Op een morgen kwam de hoofdopzichter
de lijn inspecteeren. Benige hooge personen
zouden van Petersburg naar Moscou gaan
en de inspectie werd gehouden, opdat alles
vóór dien tijd in orde zou zijn. De rails
werden nauwkeurig onderzocht, alles wat
bezijden den weg stond en eenigszins hin
deren kon werd verwijderd en de baan wach
tershuisjes werden opnieuw geschilderd.
Vasily was druk in de weer. Hij bracht
alles in orde, maakte van binnen on van
buiten zijn woning schoon en boende zijn
dak tot het glom. Iwanoif deed hetzelfde,
maar met meer onverschilligheid.
De hoofdinspecteur kwam ; hij ging het
eerst naar Vasily. Deze gaf' zijn verslag in
militaire houding. Alles werd in orde be
vonden.
Ben je hier al lang?"
Van het voorjaar af, excellentie."
Goed. En wie woont in nummer hon
derd vier en zestig?"
De inspecteur, die hem vergezelde, ant
woordde :
Semyon Iwanoff', excellentie."
Iwanoff, Iwanoff," herhaalde vragend
zijn superieur. »0, dat is die man die bij
ons geweest is om een berisping te ontvangen,
verleden jaar, nietwaar."
Dezelfde, excellentie."
Goed. We zullen gaan kijken bij
Semyon Iwanoff. Vooruit!''
Vasily keek hen na en dacht:
de Russische bladen, die, blijkbaar zelven
een weinig met de zaak verlegen, tot kalmte
aanmaanden. Aandoenlijk was het toen,
een officieus orgaan als den Nord te hooren
betoogen, dat de goede verstandhouding met
Rusland eigenlijk een einde behoorde te ma
ken aan den partijstrijd in Frankrijk. Rus
land, zoo heette het toen, zou zich voor
zijne vriendschappelijke toenadering beloond
achten, indien de sympathie, welke het in
Frankrijk bij alle partijen vond, zich ook
openbaarde in eene verzoenende houding
dier partijen tegenover elkander. Het was
inderdaad eene schoone illusie, die opvoeding
van het Fransche volk door het Russische
tot deugd en broederliefde. Maar de illusie
is niet verwezenlijkt. Integendeel, de par
tijen beginnen elkander weder in het
haar te zitten en Clémenceau heeft namens
zijn getrouwen, de voormalige linkerzijde,
aan het ministerie formeel den oorlog ver
klaard. Het ligt niet in den aard van den
heer De Freycinet, zulk eene politieke oor
logsverklaring op scherpen toon te beant
woorden. Integendeel, hij is dan welwillen
der dan ooit en het eigenlijk bijna geheel
met de oppositie eens. Doch ook slechts
bijna. Met complimenten is hij milder dan
met concessiën; maar niet zonder ironie
besluit hij een allervriendelijkste rede met
de zeer onvriendelijke opmerking, dat de re
geering haren plicht niet mag verzaken ter wille
van eene »goedkoope" populariteit.
Intussclien verandert al de hoffelijkheid en al de
staatsmanskunst van den Franschen premier
niets aan het feit, dat de linkervleugel zij
ner meerderheid ongeduldig wordt. P]u voor
dat ongeduld bestaan inderdaad zeer geldige
redenen. Daartoe rekenen wij niet de wei
gering van de regeering om den anarchist
Lafargue, die wegens opruiïng gevangen zit,
en thans te Rijsel candidaat voor de Kamer is,
op vrije voeten te stellen. De regeering be
hoefde dit niet te doen, al ontbrak het niet
aan antecedenten voor zulk een ongewonen
stap; zij kon daarenboven verklaren, dat
Lafargue zelf iedere gratie weigerde. Maar
wel mag men het den heer De Freycinet
en diens collega's ten kwade duiden, dat zij
in gebreke zijn gebleven hunne beloften van
sociale hervormingen te vervullen, en on
langs in den Senaat niet eens eene poging
hebben gedaan om het wetsontwerp
betref
Dat zal een ontmoeting zijn bij mijn
buurman."
Benige uren daarna, toen hij de lijn langs
ging, zag hij in de verte een man aankomen,
die iets wits om het hoofd droeg. Hij tuurde
scherper en herkende Iwanoff'. Toen hij dich
terbij kwam zag Vasily, dat hij een dikken
stok in de hand en een bundeltje over den
schouder droeg en dat zijn gezicht was ver
bonden.
Waarheen, buurman ?" vroeg hij. De
ander naderde hem zeer dicht; hij zag er
verschrikkelijk uit; zijn gezicht was zoo wit
als linnen en zijn oogen stonden wild. Toen
hij begon te spreken, was zijn stem ge
broken.
Ik naar de stad, naar Moscou, naar
het hoofdbureau," zei hij.
Hoe kom je daaraan? Je bent natuurlijk
van plan je beklag in te leveren ; maar wat
geeft dat ? Laat je plan varen, Semyon
Iwanoff. Bedenk je tweemaal voor je zulk
eei) dwaasheid doet."
Neen, broeder, ik heb niets te beden
ken ; 't is te laat om iets te bedenken. Je
ziet, hij heeft me in het gezicht geslagen,
omdat ik niet wilde.... Ik zal het nooit
vergeten. Zóó kan ik niet langer leven."
Vasily greep zijn hand.
Doe het niet, Semyon Iwanoff', doe
het niet, om Godswil, doe het niet, denk aan
je vrouw."
Ik heb geen vrouw meer," anwoordde
de andere op lagen, dotten toon.
Doe het niet om je zelfswil."
? Ik weet dat het voor me zelf niet
goed zal zijn, maar er moet toch n zijn,
! die voor de rechtvaardigheid strijdt, al be
zwijkt hij er dan ook onder."
En wie zal je plichten waarnemen?"
Zij, ze zal er wel op passen."
Iwanoff reikte zijn hand tot afscheid.
Vaarwel. Ik ga heen, hoewel ik niet
hopen durf, gerechtvaardigd te worden."
Zij schudden elkander de hand en langen
fende den arbeid van vrouwen en kinderen
in fabrieken te redden.
Toch zou het voor Frankrijk te betreuren
zijn, als het ministerie?De Freycinet ziek
niet kon slaande houden. Een ministerie,
dat zijn zwaartepunt meer links zocht, zou
reeds bij zijn optreden tot machteloosheid
zijn veroordeeld, en een kabinet, dat zich
den steun der rechterzijde wilde verzekeren
op meer afdoende wijze, dan dit door de
onschuldige formule y>la rcpublique ouverle
u tous" reeds thans geschiedt, zou aan sociale
hervormingen in 't geheel niet kunneii
denken. Daarenboven heeft het tegen
woordige ministerie in het binnenland de
orde krachtig gehandhaafd, het
Boulangisme vernietigd, het leger op bewon
derenswaardige wijze ontwikkeld. En al
zijn wij geneigd, de beteekenis der toenade
ring tusschen Rusland en Frankrijk minder
hoog te schatten dan in Frankrijk door ver
antwoordelijke en onverantwoordelijke perso
nen is gedaan, toch is die toenadering ee»
factor, waarmede men rekening moet houden,
omdat zij van groot belang kan worden. De
heer Von Caprivi heeft trouwens hare betee
kenis niet onderschat. Eindelijk heeft het
kabinet?De Freycinet zich in de betrekkin
gen met andere mogendheden onderscheiden
door gematigdheid, getuige het nog onlangs
door het Journal de Ge/i/'ve in herinnering
gebrachte feil, dat de Fransche regeering,
voornemens zijnde haren gezant te Berlijn
terug te roepen, daar deze haar niet op de
hoogte had gehouden van het plan der kei
zerin-weduwe om Parijs te bezoeken, aan haar
voornemen geen gevolg heeft gegeven, toei>
zij bemerkte, dat men uit deze terugroeping
te Berlijn een casus bclll zou willen maken.
Dat de Fransche radicalen weigeren
geamalgameerd te worden in eene kleurlooze
regeeringsmeerderheid, is te begrijpen en te
prijzen. Zij dienen echter te bedenken, dat
zij niet licht een beter ministerie dan het
tegenwoordige zullen verkrijgen, en dat het
dus het gevolg hunner aaneensluiting moet
zijn, dat de regeering in het goede spoor
wordt gehouden, niet dat zij wordt omverge
worpen.
tijd werd er niets vernomen van Iwanoff.
Zijn vrouw deed zijn werk, bleek en afge
trokken. Vasily merkte op dat zij hem ont
week. Daarom zocht hij haar in haar huls
op. Haar gelaat was gezwollen, alsof zij lang
geschreid had.
Is je man nog niet terug?" vroeg hij.
Zij schudde zwijgend van neen en keerde
zonder spreken om.
Het was op een vroegen herfstmorgen.
Vasily die langs de spoorlijn liep, hoorde
een knarsend geluid als van ijzer dat over
ander ijzer heenschoof.
Wat was dat ?
Vasily verhaastte zijn stap. Hij wist dat
er nergens herstelling werd gedaan.
Daar de weg zich kromde, kon hij de lijn
niet overzien, maar toen hij de bocht voorbij
was, zag hij in de verte een man geknield
liggen, die met iets op de rails bezig was.
Yasily ging bedaard op hem af. Hij dacht
dat het een dief' was, die ijzer stal.
Plotseling rees de knielende man in de
hoogte. In de handen hield hij een staaf,
waarmee men de rails verplaatst. Het werd
donker voor de oogen van Vasily die
man daar, wilde den spoortrein, die van
Petersburg zou aankomen met het hootre
gezelschap, waarmee ook de inspecteur en
zijn chef meekwamen, doen dérailleeren.
Hij wilde schreeuwen, maar kon niet.
Den man had hij herkend, het was
Iwanoff, die snel naar de andere zijde liep.
Semyon Iwanoff, kom terug, kom terug,
geef mij de staaf, opdat ik de rails weer
recht kan zetten," gilde hij.
Semyon Iwanoff, belast je ziel niei
met zulk een zonde."
Maar Iwanoft' keerde niet terug, hij liep
voort en verdween in de verte.
Vasilv stond bij de geopende rails.
De eerste trein, die komen moest was
geen goederen- maar een personentrein, dat
wist hij zeker.