De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 15 november pagina 5

15 november 1891 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 751 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. -ik zou wel wat anders doen, dan imjn tyd door'brengen met tegen de vogeltjes te preeken en zieken te verbinden. Wat nut heett het, rijk te -zijn, als het alleen daarvoor dient?" Antonio keek op naar den berg, als praatte hij daarmee. De berg was goddelijk mooi, dien mor gen. Een leeuwerik, dol van levenslust, galmde -zjjn trillers in de blauwe lucht. Voor Antonio's voeten steeg een geurenwolk op van vertrapte primeveren. Ze ruiken te sterk, die bloemen," zei hy, en ging een oogenblik op den grenssteen van een veld zitten. Ik voel my vreemd, geschokt... Op ?zoo'n morgen is het ol er enkel goede menschen in de wereld zyn. Ik denk dat het Paradijs er «oo wel uit zal zien. Ze zullen er zyn als -viscbjes in het water, de patroon en de goede ;paters. Ik zou er by afsteken." En een spotachtig lachje kwam over Antonio's xfijne lippen. Op dit oogenblik gelukte het een der jonge geitjes, los te komen. Antonio had heel wat heen en weer te loopen, voordat hy" het terug had. Het was bijna tien uur, toen hij aan de stads>poort van Assisi kwam. Terras boven terras lag het plaattje in de zon te koesteren. Er werd daar ergens een zondagsmis gezongen; de stem?men van de koorknapen galmden tot over het veld, en de geur van den wierook kwam over de muren heen. Inderdaad," zeide Antonio, het ia Gods 'Heilige Stad; ik ook, zoete Jezus, had wel goed willen zyn. Maar waarlyk, ik ben niet voor dat vak geschikt. Ik houd te veel van vechten, drin ken en kussen. Als ik er aan denk, dat Gino mijn liefje een kus heeft willen geven!" Antonio ironste de wenkbrauwen; dit gaf zijn blond gezicht iets zonderling hards en kwaadaardigs. Groote God, die de harten verandert, ik zou toch wel eens willen zien, dat ge van mij -een heilige maaktet!" En hy trad de stadspoort van Assisi binnen. II. De groote hof van het klooster was niet te her kennen. Een altaar was op het midden opgericht en de hooge kaarsen brandden in het volle dagiicht. Op een draagbaar voor het altaar lag de prior van het klooster te sterven. Rondom hem lagen de Franciscaner broeden en de Clarissen geknield, met gevouwen handen. De prior, broeder Egidio, werd door het geheele land als een heilige vereerd. Hij was de laatste der gezellen van Sint Franciscus. Bij het bericht -van zy'ne ziekte waren een menigte geloovigen uit alle naburige dorpen toegesneld, en voordat zij den drempel van het klooster had overtreden, hoor.de Antonio reeds het gedruisch van hun jam merklachten. Di geitenhoeder was, zooals wij zeiden, een lange knaap, vlug en lenig, en hij had niet veel moeite om zijn weg te vinden tusschen de wee nenden en biddenden door. Plotseling werd hij .gloeiend rood. Op twintig schreden verder zag hij Gino van Ser Alvisio staan praten met een mooi donkeroogig meisje. Was het niet geweest 'Om de menigte en de twee lastige geitebokjes, hij was op zijn medeminnaar toegesprongen en had hem daar op de plaats een dolksteek gege ven, ondanks het Heilig Sacrament dat in de buurt was. Ziende dat hy' hem niet kon bereiken, verge noegde Antonio zich, hem aan te zien, en het troostte hem een weinig, dat Gino onder dien blik bleek werd alsof hij flauw viel, en haastig zijn buurmeisje alleen liet. Van uit een bovenraam riep eene stem tot den nieuwaangekomene: Wie daar?" De lange Antonaccio, de geitenhoeder van Messer Astolfo," antwoordden andere stemmen uit de menigte. De monnik haalde de schouders op en ging naar zyn post, na een Ah!" zoo vol teleurstelling, dat Antonio uitriep: Die is ook niet beleefd!" Een van de boeren, die naast hem stonden, legde hem uit, dat sedert den vorigen dag de prior in doodstrijd was, maar dat hij niet kon Schaakspel. 34e Jaargang. 15 November 1891. Redacteur RUD. J. LOMAN te Londen. Adres: Mira Lodge, Deronda Road, Herne Hul, Londen. S. E. Verzoeke alle berichten, de schaakrubriek be treffende, aan bovenstaand adres te richten. Probleem no. 107. Zwart G stukken. a b c d e fgh Wit O stukken. Wit geeft in 2 zetten mat. Goede oplossingen van nos. 95, !)7, f)S, 100. 101 en 102 van A. B. Bauer te Wageningen (ontvangen Woensdag 4 Nov.) Correspondentie. W. v. II. te D. Uw be zorgdheid was voorbarig. We hebben herhaaldelijk vermeld dat alleen de oplossingen verlangd werden van de problemen die gedurende 't tijdsverloop van een bepaalde maand verschenen. A. B. B. te W. In nos. 99 en 100 waren in enkele varianten fouten, in no. 100 echter niet van overwegenden aard. sterven en niet zou sterven, zoolang de koning van Frankrijk, de Heilige Lodewijk, zyn zegen niet was komen ontvangen. Het was hem in een droom voorspeld, op den nacht dat hy ziek werd, en daarom stond men nacht en dag op den uitkyk en wachtte op de komst van den koning van Frank rijk, die nog niet verschenen was. Dat zal Messer Astolfo, mijn meester, spij ten," liep Antonio. Ik kom juist van hem, om deze twee geitelamtneren aan den prior te brengen. Nu zal hij er niet veel meer van proeven, vrees ik, de arme man." Antonio was nog boos, en daar hij veel meer aan Gino dan aan den prior dacht, klonk zijn jonge stem frisch en krachtig te midden van het angstig geprevel, dat den voorhof vulde. Zelfs drong zij door de verdooving van den stervende heen, die plotseling de hand ophief en Antonio wenkte, nader te tredtn. De geitenhoeder kwam verlegen vooruit, schoor voetend, weifelend of hij nu de geitjes, die het hem heel lastig maakten, moest aanbieden, of den zegen van den prior vragen. Intusschen werden de groote witte oogen van den stervende plotseling met licht gevuld en ves tigden zich op den herder. Met de beide handen steunde hij op de randen van de draagbaar, en slaagde er in, met een hevige inspanning, over eind te gaan zitten. Toen riep hij met zonder linge luide stem: Nuncdimittifi, want mijne oogen hebben den uitverkorene des Heeren gezien!" En de beide handen ten hemel heffend als een laatste gebaar van afscheid, doodstrijd en verge ving, viel hij dood achterover op zijn rust bed. III. De geheele menigte was op de knieën gevallen, weenend, Nunc dimittis" zingend, van een won der sprekend. Benige vrouwen vielen in zwijm. Een oude ridder, die in zijne jeugd getuige ge weest was van de bekeering van den Wolf van Gubbio, en verstand had van wonderen, geraakte in zielsverrukking, en beschreef aan de omstanders dat hij in den hemel een menigte zielen zag, die terstond uit het vagevuur verlost waren, en te midden van die blanke en jubelende zielen strekte God de Vader de handen uit en ontving den laat ste der gezellen van Sint Franciscus. Men hoorde hem met open mond aan; men dronk zijn woorden in Maar, toen het verhaal uit was, riep een goede vrouw: Q de Koning van Frankrijk, Lodewijk de Heilige, waar is hij gebleven?" Toen hieven de heilige broeders en zusters, die om de baar geknield lagen, de oogen op en keken elkander aan. En een groote droefüeid kwam over hun gemoed. Waar was hij dan, die bijna goddelijke koning, de heiligste van alle" levende stervelingen, die van zoover over zeeën en ber gen gekomen wa?, om de zegening van den grijs aard te ontvangen? Zonder een woord van hen, zonder een woord van dank was bij weer verdwenen. En er kwam iets als wroeging over hun hart en bracht hun npg bitterder tranen in de oogen. Ik heb hem'gezien," zeide de portier, het was een pelgrim, geheel in het bruin gekleed, als de eenvoudigste der geitenhoeders uit onze ber gen. Maar ik begreep wel dat hij iets anders was, toen hij, op het oogenblik dat de prior stierf, in de ijle lucht verdween als een wolkje rook." Men zag wel," zeide eene andere stem, dat het een koning was. Hij had onder zijn bruine kap eene kroon, blinkende als de mid dagzon." En onder zijn mantel," voegde een derde erbij, was hij in zilverlaken gekleed, met gou den rozen bezaaid, juist als de jongste der l)rie Koningen op den muur der kapel." IV. Inderdaad had, toen pater Egidio stierf, Antonio zich geheel onthutst uit de voeten gemaakt. Want in zijn hart wist hij heel goed, dat hij nog An tonio was en niet de koning van Frankrijk. Toch begon die zegening, aan den heiligen koning ge geven en. door hem ontvangen, zonderling in zijn hart te werken. Hij dacht niet meer aan Gino, niet meer aan zijn liefje. Hij dacht alleen aan N. W. v. L. te 's-G. Vriendelijk bedankt voor partijen, die zeer van pas komen. Wij hopen dat u 't volgend jaar voor corresp wedstrijd tijd zult hebben. Hij die 't plan voorstelde mag niet ont breken ! Probleem no. 108. Zwart 8 stukken. den heiligen man, die door zijn schuld in dwaling gestorven was en die zonder besef de goddelijke zending had te kort gedaan. Hy wist het nu wel, pater Egidio, op welk een deugniet bij de zege ning voor Gods uitverkorene bestemd, weggeworpen had. Nooit van zijn leven had de geiten hoeder zich zoo klein, zoo nietswaardig gevoeld. Het groote licht der middagzon, op Gods oog ge lijkend, maakte hem bang. Geen schaduw, geen scbuilhoek. Alles was volkomen stil in de eenzame straten. Niets dan dat licht, en Gods toorn, en hij, de schuldige die niet wist waar zich voor zijn rechter te verbergen. Antonio ging op de grond leggen, bedekte zich met zijn mantel en weende bitterlijk. Intusschen richtte de zon, ter middaghoogte gerezen, op hem de brandende lansen van haar straalgloed; hij moest opstaan, een goede schuilplaats zoeken. Heel ver, aan het uiteinde der straat, opende de stadspoort haar boog, als een spelonk van scha duw en koelte. Antonio ging er heen, en onder het gaan herinnerde hij zich de goddelooze woor den die hij tot den hemel gericht had bij het binnengaan van diezslfde poort. Groote God, die de harten verandert, ik zou toch wel eens willen zien, dat ge van mij een heilige maaktet! ' Zou God de uitdaging gemerkt hebben? Wilde Hij, de Almachtige, de weddenschap aangaan? Lang zamerhand kwam over Antonio's ziel eene mystieke onuitsprekelijke zekerheid. God had zich, in zyn onnaspeurlijke hemelsche wegen, een oogenblik van hem bediend, den ellendigen herder, om daarin gelijk men kostbaven balsem in leemen kruiken zou kunnen gieten de luisterrijke ziel van een heilige te gieten. Antonio bleef altoos nog Antonio, maar voor een oogwenk waren de gei tenhoeder en Lodewijk de Heilige n geweest in God. V. Antonio stond stil op den zonnigen weg, keek met verbijsterde oogen, verblind, nair de schaduw der poort. God was toch wel God, en hij de minste der geitenhoeders van de bergen; wie was hij, om zich met die goddelijk liefhebbende Al macht te meten? Want God, in plaats van den hoogmoed des zondaars met zijn bliksem te treffen, in plaats van hem in zijne aarde te ver zwelgen, overstroomde hem met zijn. goddelijke genade en onuitsprekelijke hoop Staat er niet geschreven, dat de Heere Jezus, nederig en vrien delijk, niet verzuimde den roover, die naast hem stierf', aan zijn Hemelsch festijn te noodigen? Zou hij die hand des hemels niet volgen, die hem de poorten van het Paradijs opensloot? Zou hij terugkeeren tot de vlakte, daar kussen, spelen, zondigen, vergeten? Alle beelden van zijn leven schokten in een oogenblik door elkander voor Antonio's oogen, Gino, de Vrijdagsche markt, waar mooi vee ver kocht wordt, de herberg waar 's avonds gezongen wordt, de blutferij van zijn vroegere heldendaden, en Lize met de gouden oogen in haar myrtengeurig kamertje. Laat Gino haar maar nemen !" mompelde hij met plotseling heesehe stem. Laat hij alles nemen, ik neem het Kruis !" 's Avonds nog werd Antonio opgenomen in de orde der Roemrijke Armen (iods. Later werd ook hij ren heilige, deed wonderen en een bede vaart naar Palestina en het scheelde weinig, of hij had, evenals vroeger koning Lodewijk de Hei lige, den Groot-Emir van Babyion bekeerd. VOOR DAMES. I)e actrice in de maatscJiappij. Manskleeren. JJe tournure. Handen arbeid. Louitc J\iichel. Houw. Kattenntaarten. C/iineesch menu. In andere landen is het wellicht anders", zegt Otto Brandes, maar in Parijs kan het publiek het niet goed velen, dat de actrice haar aandacht en liefje verdeelt tusschen het publiek en haren echtgenoot. Het publiek is jaloersch; het vreest dat aan scheppingskracht en fantazie door de huiselijke zorgen zal worden afbreuk gedaan Daarentegen wordt va*i een actrice ook niet de strenge moraal gevorderd, dio aan andere vroumaatstaf dienen voor do beoordeeling der sterkte van de beide speler* maai' Tsehigorin was destijds bij al x.iju genialiteit een betrekkelijk onervaren spe ler, welk nadeel hij thans, door studie en practisehe oefening geheel ie boven is uekomen. Steinitz daar entegen heeft 't in dien tusschentijd aan alle practische oefening, ontbroken eu hij is bovendien een leeftijd genaderd waarop gewoonlijk ''t verval van schaakkracbten intreedt. In ieder geval zullen de strijd krachten thans meer gelijk staan dan in 18S3 en de match zal daardoor aan waarde winnen. Wegens de onvertrouwbaarheiil der meeste sehaakorganen hebben wij gewaeht o;;ze lezers van deze belang rijke gebeurtenis in keunis te stellen, totdat alles definitief bepaald w-as. MATCIIPAIITU. Evansgainbiet. abcdefgh j Wit 4 stukken. Wit geeft in 4 zetten mat. | MEDEDEELIXGEN UIT DE SCHAAKWERELD. l FN"g voor 't einde van dit jaar zal in de gastvrije club van Havana een luatch plaats hebben, die door ! de geheele schaakwereld met spanning "wordt te geJ moet gezien. De twee wereldberoemde meesters, ] AViIhehn Steinitz van New-York (?World's Champion") ; en M-ichaei Ivanoviteh Tsehigorin van St. l'eters'j burg, zullen, op nituoodiging van bovengenoemde dril), voor de derde maal met elkaar in't strijdperk treden j De match is vooral daal om interessant, daar de eerste wedstrijd tusschen genoemde meesters (in den winter j van 1S8!) te Havana voor 't bord gespeeld), ten gunste j van Steinitz uitviel, de tweede (de welbekende kabel match) daarentegen op schitterende wij<;e door Tsehi gorin gewonnen werd. Wel is waar kan alleen de match van '89 als juiste Wit. ,1. D. Tresling. l o4 e." 2 Pf.'i 3 Lel b4 o o d4 cd4: PcG Lc5 Lb4: odl: Lbi; Pa.) Pe7 1 1 _ < ' PK'; Cl) ab'j: 8 » Pc3 10 Lb2 11 Tel 12 L<13 13 l\ir> 14 Ph<>: 15 df>! « n; Pd-i r-5 17 Pb")'. Pc.'» 17- H? 1^ efj:. Lt'5: l!) Lf5:, Tt'5: 'ld Dgli niet beter spel voor wit 18 f4 1M3: 11) IM3: I)d7 Deze zet en de vol gende schijnen op 't eer ste gezicht onbeduidend. en z\vak ; maai' inderdaad zijn zij zeer lijn en diep Zwart. Jhr. A. E. van Foreest. doordacht, ze vormende vojrbereiding tot de com binatie op den Llen zet. 20 La.' / \vart dteigde c4,waar?ip thans kan volgen 21 Iibl. Pb3! ?>?! ab3:, Dbü: -i! 1.1)1-,:, Tal: 2-i Dal:, 'iVS '25 b-l met uitstekend -ptd voor wit. 20 .. . Td8 ?2! Tab l Pc r.one meesterlijke en volkomen correcte com binatie, den leider der /.warte partij waardig. /.nar! krijgt uu gelijk spel. 22 dcó: heli: 23 Lol! LaG _'o-cb5: dan 21Dd.jf en wint. 24 I)b:5f 2:> Dc4: f 2i> a4 27 ab5: 28 Dd3 2!l Le3 30 LbG:! c4 Kh8 cb5: Tac8 Lb7 d5 de4:! wen is opgelegd. Men kent haar, tusschen monde en demi-monde, een eigenaardige afzonderlijke positie toe, en de actrice zelve schikt zich daarin, en ziet bijv. geen bezwaar er in, allerlei afwjjkingen met een groote vroomheid te laten samen gaan. Madame Mars ondernam vroeger in de Hei lige week, omdat destyds de schouwburgen in die week gesloten waren, bedevaarten naar Rome. Alice Lavigne, die de dolste rollen in het PalaisKoyal creëert, is erg vroom; zy heeft haar doch tertje, dat in eene kloosterschool te Asoières wordt opgevoed, bij haar eerste communie laten zweren, dat zij nooit aan het tooneel zou gaan. Op dat zelfde strenge kostschool is ook een dochtertje van Mlle Magnin van het Gymnase." Dat het niet enkel in Frankrijk is, dat kunst en huwelijkszorgen voor de actrices moeilijk sa mengaan, blijkt uit een anecdote die Otto Bran der voor een Berlijnsch directeur vertelt. Wij zaten gemoedelijk te lunchen in den Lion d'or. Er was een jonge kunstenares bij, die juist door den Berlijner geëngageerd was; het contract was nog niet geteekend. Nauwelijks waren de oesters op, of de jonge dame liet zich ontvallen: Nu moet ik u nog een groot nieuws vertellen, heeren: ik ben sedert gisteren verloofd. Ja, mein Fraulein, dau kan ik u maar de helft van de afgesproken gage geven, zeide de directeur. Hij bleef bij zyn meening en het engagement ging niet door." Het conflict tusschen kunst en huwlijkstrouw is niet van toepassing op madame Melba, want b\j deze heeft de kunst de andere royaal verdrongen. Men verwacht, nu de zaak tussthen haar man ea den hertog van Orleans voor de rechtbank komt, een pikant proces, en het trekt de aandacht, dat madame Melba zoolang in huis woont by hare leermeesteres, madame Marchesi, waar het zeer collet-montétoegaat. Eenigen meenen daarom dat de jonge prins madame Melba trouwen wil. Het meest lacht men om mijnheer Armstrong, die tegelijk van den prins schadevergoeding vraagt (een half millioen francs) en met hem vechten wil. Aan de populariteit van den prins zelf doet het geval geen kwaad; de Bourbons zijn in den laatsten tijd zoo akelig solide geweest, dat men het vrij aardig vindt, dat de prins in de livrei van een lakei Parijs is binnengeslopen. De keus ge tuigt in elk geval voor zijn smaak, want madame Melba is eene blonde schoonheid van den eersten rang. Alleen heeft men een beetje medelijden met zijn naief nichtje, de prinses van Chartres, die voor hem bestemd was, en hem in zijn gevan genis in de Conciergerie zoo trouw is komen be. zoeken. Xaar aanleiding van een nieuw geval van eene vrouw die gedurende haar geheele leven manskleeren heeft gedragen, vragen Fransche bladen, wat er toch voor reden kan zijn, om aan de eene helft van bet menschelijk geslacht bij de wet een ander costuum voor te schrijven, dan aan het an dere. Mocht men er aan denken, deze bepaling af te schaffen, men kan wel zeker zijn, dat de vrouwen er geen misbruik van zullen maken, en de mannen ook niet. Voor de vrouwen blijft zeker het thans gel dende type. dat zij toch in al zijne onderdeelen drie of vier maal 's jaars wijzigen, dat het meest voor versiering vatbaar is, de beste omlijsting voor het karakter der vrouwelijke schoonheid. Voor de mannen is het thans aangenomene het gemak kelijkste, ook zij zullen van het opheffen der verbodsbepalingen geen misbruik maken. In ieder geval, hetgeen hier de wet doet, had zij gerust aan de zeden kunnen overlaten. Wanneer, zooals beweerd wordt, de duur eener mode in onzen tijd ongeveer vier jaren is, zou daaruit logisch moeten volgen, dat het uit de mode geraak e niet binnen de vier jaar weer ingevoerd mocht worden, toch is dit niet het ge val. De tournure is zelfs in de hoogste modekringen nog geen vier jaren afgeschaft, en zij duikt reeds nu weer op. Voorloopig is het nog maar een heel klein kussentje; maar ieder begin is bescheiden, er is geen twijfel aan, of binnen kort zal het veelbespotte toevoegsal weer glansrijk triomfeeren. 31 82 33 34 35 36 De3 Teil Td2 Ld4 1)6 Tdb2 n d re i i h3 Td2 Te8 De6 Ld5 Tc4! Tec8 Lb7 e 37 b7. Dd5 h6? Op 38?De6 zou de partij waarschijn lijk remise geworden zijn. 3!) Lt'6: 40 Le5 41 Tel: 42 Kh2 43 Tel f Del: f Dc6 Opgegeven. (De aanmerkingen in deze partij zijn van den heer J. D. Tresling). FALKBEER CONTRAGAMBIET, gespeeld op den wedstrijd te Londen, Wit. Zwart. .1. Mortimer. L. Van Vliet. l c4 e5 15 .... f 2 f4 d5 16 Le3 Le3: 3 ed5: e4 17 De3: Pg4 4 Lbf)t cl! 18 I)g3 Dböf .") dc6: Pcb'; 19 Khl Pe3 <?> De2 Pf6 20 Tfel 7 I'c3 Lef) 20 Pd7 was slecht we8 Let): v dc6: «ens 20-1'fl : 21 1'to: f, 11 pe4 . Kf7 enz. Sterker was :> Pf:S gevolgd ^ ???? *-0-1 door lüI>e5. 21 Pd7 lel:f O .... 0-0 22 Tol: Dd4! ]0 (j-j Xe8 Dit wint een omeier 11 rt'3 La6 t«fcn een Pion. Drei"t 11?c4- 23 Pfb : T Df6: 12 c4 ' Lc4: ^ Tdl Te8 13 Po5 Pe4:' a5 c5 Pc3 !4 (ic4. 2(> Tel Db2: -.11 Du-i':?, Ld3:!) 27 h4 Te7 14 .... Pf2 28 Dt'3 Dd2 Ooli Dhlf kwam hier 29 Tbl Dd. in aanmerking. 30 Dh3 h 15 0?0 31 Tel Pg2:! Eon vernuftig gevon- /,wart besluit een corden uitweg, maar niet vol- reet gespeelde partij op doende om hem uit zijn artistieke wijze. moeielijke positie te be- 32 'J'e5 Te5: vrijden. En wit abandonneert.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl