Historisch Archief 1877-1940
Ko. 751
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
JULIÜS PRTJTTELMAN BROMMEIJER.
Ik heb mij den
vorigen keer
verga-loppeerd. Het spijt
-mij.
Ik meende mijn
vriend een dienst te
bewijzen en ik heb
hem een ondienst
.gedaan.
Eerst merkte ik
het niet. Maar wel
dra zag ik dat mijn
vrouw en Thèrèse
«Ikenavond teleurge
steld het Handelsblad
neergooiden met een:
?er staat ai weer niets
in die krant geen
van Dag tot Dag.
En toen dat nu ai
tien dagen geduurd
had, begon ik zelf
ongerust te worden,
?en liep eens bij Char
les aan. Hoor eens,
zei ik, boos worden is gepermitteerd, maar je
te wreken, zoodat de heele wereld er onder
lijdt, dat is wreed.
Bromtneijer, antwoordde Boisseyain mis
troostig, neen, ik ben niet boos op je, al heb
je me ongelukkig gemaakt. Jij bent te braaf,
om het te begrijpen, maar je hebt mij veel
last bezorgd. Jij weet niet hoe letterkundige
benijders zijn. Welke gemeene middelen die
gebruiken om hun meerderen te trefien. Nu
zeggen ze, dat niet jij dat stuk in het Week
blad geschreven hebt, maar dat ik zelf het
deed, en anderen geven te kennen, dat ik
jou geïnspireerd en jou verzocht heb om dat
?geheim van die vriendin van mijn tante we
reldkundig te maken.
Kom, kom... zei ik. Neen, riep
Boissevain, de zaa.k _is ernstig genoeg, ze betich
ten mij van onkieschheid ...
Maar dat is infaam!!
Ja wel infaam, en dat is nog het ergste
niet, mijn tante is zeer ontstemd, omdat
zij in het Weekblad genoemd is geworden.
En je weet niet hoeveel ik van haar houd.
Het is een van die degelijke, vrome, nobele
vrouwen, zooals je ze tegenwoordig zoo wei
nig vindt; fijn beschaafd, zeldzaam ontwik
keld, en dan een vrouw van een
gecultiveer?den «naak. Haar avondjes, waarop wij in
intiemen kring de onderwerpen van den dag,
vooral de literatuur bespraken, hebben mij
aanleiding gegeven tot het schrijven van die
?Gidsartikeltjea, waarnaar nog altijd zoo veel
vraag is. Die exquise manier van kouten,
welke mij eigen is, heb ik van haar geleerd.
.En daar kom ik verleden week aan haar huis
-es krijg belet.
Wat! zeg ik. Ja, zei Heintje, Mevrouw heef t
me gisteren een briefje gegeven, dat ik u
moest overreiken als u kwam. Ik open het
zenuwachtig en wat lees ik ? »Charles, je hebt
je grootelijks misdragen en je vergrepen aan
de nagedachtenis van mijn onvergetelijke
vriendin Voor 't eerst in mijn leven prijs ik
haar gelukkig, omdat zij dood is, want wat
zou ze wel zeggen, als zij in de krant had
gelezen, dat zij aan waarzeggerij deed en ge
werkt had met het ei? Geen van beiden is
waar.In die dagen van den Fransch-Duitschen
oorlog waart gij zoo opgewonden en Me
vrouw Kmkebeeii zei meermalen, die neef van
je is zoo'n naive man, daar moet ik eens een
grapje mee hebben. Toen heeft zij met opzet
je al dien onzin op den mouw gespeld,
waaraan je zoo halsstarrig geloufde en zij
gebruikte daarbij niet eens een heusch ei,
?'t was maar een steenen legei, dat de melk
boer haar bezorgd had. En nu ga je haar na
gedachtenis en onzen familienaam bezoedelen
door ons het bijgeloof van de menschen uit
de achterbuurt toe te schrijven, en te toonen
dat je zelf' daaraan nog niet geheel ontwas
sen zijt. Wat ik je bidden mag, bederf mijn
?ouden dag niet verder, en blijf uit de oogen
van .... je tante."
Ik moest het erkennen, dat was een beroerd
geval
Maar, zoo vervolgde Charles, dat zou nog
te dragen zijn misschien, kwam er niet iets j
anders bij, dat me letterlijk wanhopig maakt, j
Sedert het bekend geworden is dat ik mijn
tijd zoo vooruit ben, regent het brieven om
mij raad te yragen; je kunt je niet voorstellen
over welke quaestiën, en van welke personen, j
Laat ik je zeggen dat ik er al een stuk of [
twintig ontvangen heb betreffende engage
menten, huwelijken, echtscheidingen, beval
lingen en een nog veel grooter aantal over
zaken van opvoedkundigen aard. Zonderling
dat er zooveel menschen zijn, die in ver
legenheid zitten met hun lievelingen, terwijl
toch in den grond niets eenvoudiger is dan
het kiezen van een eervol beroep. Ik wijs
hun allen twee wegen, die letterlijk gezegd, j
open liggen, beiden de noodige ruimte tot
beweging waarborgen en een schoon avenir:
de zee en het Indisch leger. Deze kategorie al
teen reeds veroorzaakt mij een briefwisseling,
die bijna mijn geheelen tijd in beslag neemt,
zoodat ik in twee weken er niet toe ben kunnen
komen n regel voor van Dag tot Dag op pa
pier te zetten. Maar dan volgen de meer
beteekenende vragen, en het is gek, zoo beleefd
de lui tegen me geworden zijn, nu zij weten, dat
mij aangaande de toekomst het een en ander
is geopenbaard. Charles haalde daarop een
pak brieven uit zijn jaszak, dat inderdaad
een allermerkwaardigste verzameling ver
diende te heeten. Hier heb je er een van
Domela Nieuwenhuis; hij begint met zijn
excuus te maken, omdat hij mij wel eens heeft
tegengesproken en vraagt dan: Wel Edele
heer, is het u ook bekend of' ik de revolutie
zal beleven, zoo ja, wordt het naar uwe mee
ning reeds tijd, dat ik mij in den wapenhan
del ga oefenen? Daar is een schrijven van
Dr. Kuyper, die met verwijzing naar
verscheiDe Duinwaterquaestie.
' MR. VENIN(! MEIXES/: Met dat duinwater is het moeielijk, schoone handen te houden.
DE Hit. HUGO MULLER: Toch wel, burgemeester; probeer liet maar met dit stukje Hei n eken-zeep.
dene teksten uit het Oude Testament mij
herinnert, dat alle toovenarij en waarzeggen rij
den Heer een gruwel is, mij in mijn eigen belang
aanraadt zelf niet met het ei te gaan werken,
maar inmiddels toch wel eens mijn antwoord
zou willen vernemen op de vraag, of het
dreigement van Levy het plegen van hand
tastelijkheden in het vooruitzicht stelt, zoo
dat men op het nemen van maatregelen van
tegen weer aan de zijde van het Godsrijk be
dacht moet zijn. Even later kwam er een
epistel van den Heer Ziirmiihlen. met een
dringend beroep op mijne welwillendheid, ten
einde hem te doen weten of' wij een harden,
dan wel een zachten winter verwachten moe
ten, en of in het eerste geval, het verwannen
van het Noordzeekanaal met stoom of'
heetwaterbuizen nog aanbeveling verdiende, als
mede of dat middel zich beroemen mocht
op het gezag van die vriendin van mijn tante.
Vervolgens kreeg ik een brief?maar dit in
het diepste vertrouwen van Ven ing Meines/,,
met verzoek hem eens te willen mededeelen, wel
ken indruk zijn houding in de politie quaestie
heeft gemaakt, en of' er m. i. reden bestond
te vreezen, dat zijn reputatie gevaar zou l nopen,
als hij ook in de duinwaterquaestie niet durfde
doortasten. En, of' daar verband tusschen is
aan te wijzen ? Een schrijven daags daarop van
de Ned. Handelmaatschappij namens vele
anderen, met vriendelijke uitnoodiging al mijn
invloed, die sedert eenige dagen zoo buiten
gewoon groot was geworden aan te wenden,
b.v. door een artikeltje te schrijven, waarin
ik mij pp een volkomen onpartijdig en onaf
hankelijk standpunt zou willen plaatsen, om
van daar uit aan te toonen, dat, de belangen van
de obligatiehouders in deze hoofdzaak moeten
zijn. Het vleiendste echter was voor mij de
toezending van wege den heer de Itanit.z
van een portret van H. M. onze geëerbiedigde
koningin Wilhelmina l, geelst door den heer
Dake, gevolgd door een missieve van den
Kaad van Voogdij, die gaarne zou willen
weten of' ons dierbaar Oranjekindje diende
opgevoed te worden met het oog op een hu
welijk met een Duitschen, Engelschen, Bel
gischen of Deenschen prins, of' anderzins.''
En zoo had ik het genoegen mijn bekende
voorliefde voor dat edelaardige volk van over
de zee op eene wijze te uiten, die het kroost
van onze roemruchte zeerobben, dat nog al- !
tijd maar den bezem in den mast te binden
heeft om den Oceaan schoon te vegen, totiii
de verre toekomst ten zegen zal mogen zijn. ,
En dat tobt nu nog, en noemt zich onge
lukkig! Je bent veeleer te benijden, kerel.
Bovendien, wat je me verwijten moogt, je
fortuin heb ik helpen maken. Nu ze bij de
Araerikaansche spoorwegdirecties weldra te
weten zullen komen, hoe jij door een bril ziet,
beter geslepen dan de beste, kunnen de ver- '
zoekschriften om haar belangen te behartigen
niet uitblijven... j
Doch mijn vriend wilde daar niets van :
hooren. Het leek wel of' er voor hem maar j
n waar genot denkbaar was, en dat be
stond in Van Dag tot Dag te schrijven.
i Ik heb niet verder mei hem geredeneerd,
maar peinzensvol ging ik weer naar de Bocht,
naar vrouw en kroost.
Wat is toch dat idealisme! dacht ik bij me
zelf. Als ik met de koflie of de tabak een
goed slaadjc wil maken, sta ik, des noods, te
liegen aan de beurs, dat de pilaar er van
< kraakt, en zooii journalist jaagt de gebraden
duiven weg, die hem zoo maar in den mond
willen vliegen. Dat zijn nu de positieve en
de negatieve zij van het nienschelijk wezen,
en wie zal zeggen welke de beste is? Toch
als ik eens liet hoofd en de pen van dien
man bezat.. . .
Net fring ik de Munlsluis over en blies de
stormwind mijn hoed weg, die over de leuning
het Singel induikelde. . . . Daar stond ik ter
wijl mijn jas om mijn beenen fladderde als een
natte vlag en zoo kwam het, dat ik plotseling
een eind aan deze bespiegeling moest maken,
die zeker een der beste van mijn welbesteed
leven zou geworden zijn. IU !! riep ik, waarom
heeft Charles mij ook niet gewaarschuwd,
dat weet alles, maar alleen datgene waar
aan een niensch nog wat, hebben zou niet.
De hel hale zijn idealisme!
SNUIFJES.
Ik heb altijd wel gedacht, dat een goed
woord een goede plaats vond. Mijn wenken
over de invoering van eene nieuwe ridderorde
zijn door de regeering ter harte genomen.
Zelfs heeft zij gelet op het advies van het
neefje van mijn vriend Btonirneijer, en voor
een paar klassen der orde een bijzonder
distinctief ..met gekruiste zwaarden" vastge
steld, precies zooals in Pruisen. Heerlijke
lectuur zal het nummer van de Xlnnlxruin'itnl,
waarin de grootkniizcn, commandeurskruizen,
oi'iiuicrskruizen, ridderkruizen enz., niet de
bijbehoorende linten en lintjes zijn beschreven,
voor iederen Neder- en buitenlander zijn, die
eene ledigheid of onvoldaanheid van zijn
linker knoopsgat pijnlijk gevoelt.
En de condities, waaraan men moet vol
doen om deze onderscheiding te verwerven
zijn niet zwaar; men moet de belangen der
natie op meer dan gewone" wijze bevorderen
door aankwceking van godsdienstzin, zede
lijkheid en menschenlietde, door werkzaam
heid op het gebied van kunst en wetenschap,
van handel en zeevaart, van nijverheid en
landbouw. Natuurlijk of, niet en. Er zijn dus
veel kansen, en men moet al een heel ordinair
man zijn om onder die omstandigheden geen
aanspraken te kunnen doen gelden.
En dan moet de Orde dienen, om de goede
betrekkingen met het buitenland te bevorde
ren. Daaraan herken ik onzen genialen
minister van buitenlandsehe zaken. Ik hoop,
dat hij bij deze gelegenheid ook bij zijn
collega Tak een goed woordje zal doen voor
de directiën van de duinwater-, de gas-, de
omnibusmaatschappij, die het lintje Oranje
tusschen twee strepen Nassauwsch blauw
hebben'verdiend,
* *
*
Een Britsch oorlogschip, dat in de
n&bijheid van Plymouth schietoefeningen hield,
heeft bij die gelegenheid twee
visscherevaartuigen in den grond geboord.
Dat is een ongeluk, dat niet eens de strijd
vaardigheid van zoo'n oorlogschip bewijst.
Neen, dan doen wij het beter. Bij ons takelt
de eene rammonitor den anderen zóó toe,
aLleen door in elkanders nabijheid te komen,
dat hij zonder bijstand van derden naar den
kelder gaat. Dan weet je, wat je aan zoo'n,
monitor
hebt
EEN MISLUKT ALBUMBLAADJE.
Toen in het jaar 1722 zeventig j aren voor
de Fransche revolutie koning Fnedrich
Wilhelm I van Pruisen, last kreeg met de
Magdeburger ridderschap, die zich tegen het
opbrengen eener drukkende belasting ver
zette, noodigde Z. M, de regeeringen van het
lieve Duitscne vaderland uit, tegen zulk eea
goddeloos beginnen op te komen. Wij zijn
immers heer en koning" zeide Z. M.
en kunnen doen wat wij willen".
Sedert zijn de potentaten wat bescheidener
geworden, en de besten van hen zeggen:
Wij willen doen wat wij kunnen".
Honderd jaren na de Fransche revolutie
bracht keizer Wilhelm II een bezoek aan de
Beiersche hoofdstad, en schreef daar in het
gedenkboek op het raadhuis boven zijn naam
de trotsche woorden : tiuprema lex regis
VQluntas de hoogste wet is des konings wil.
Geen verrassend woord in den mond van
den man, die van zijn Brandenburgers eischt,
dat zij met hem »door dik en dun zullen
gaan"; die een diner van de provinciale
staten opvrooiijkt niet de verklaring: wie
mij in deze zaak tegenstaat, dien verbrijzel
ik"; die bij een ander diner, in de
Kijuprovincie, verkondigt: Eén slechts is heer en
meester in het land, en dat ben ik. Geen
ander zal ik nevens mij dulden." /
Indien keizer Wilhelm eens al was het
maar tijdenjk, bij wijze van proef met den
autocraat aan de Acwa ruilde'/ In de om
geving van den czar zouden gevoelens a la
Friedrich ^ Wilhelm I zeker hooggewaardeerd
worden. Voor den czar zou het bepaald eene
verademing wezen, zijn nilnlisten voor
sociaaldemocraten te verruilen en een poosje con
stitutioneel te regeeren. BismarcU zou hem
zeker gaarne een handje helpen en
Puttkamer en Stöcker kouden naar Kusland mee
gaan. Met de Fransch-Ivussische alliantie
zou het dan meteen uit zijn en de Oostersche
quaestie zou zoo laiig in den doofpot worden
gestopt.
Wie weet of het chassez-croisez nog niet
verder zou kunnen worden uitgestrekt. Als
bijvoorbeeld koningin Victoria eens te
Coiiskuitinopel ging regeeren, en de Groote Heer
haar plaats 111 \Vuidsor Palace innam'.''
Balmoral zou te koud voor hem zijn; wij zouden
hem eer nog Osborne op het eiland \Vight
aanbevelen. En het klimaat van den Bosporus
zou voor de bejaarde koningin als geknipt zijn.
Als keizer Wilhelm zich niet voor een ruil
met zijn vorstelijken buurman wil voorberei
den, dan moeten wij aannemen, dat hij zich
te Miinchen heeft vergist. Mogelijk heeft hij
zijn latijii een beetje vergeten (,hij is er nooit
heel sterk in geweest), en willen zeggen, dat
's konings wil altijd in overeenstemming moest
zijn met de hoogste wet. Maar dan zou
supmna lex jmp/tli. eolittttuy zijn gedachte beter
nebben uitgedrukt.
Laat ons hopen, dat Dr. Hintzpeter met
zijn oud-leerling een kleine repetitie zal houden.
TROOSTLIED
of
Een lichtstraal aan don politieken hemel.
De Russen juichen de Franschen
Te Kroonstad vol geestdrift toe,
En de Franschen heften het glas op,
En buigen en knikken: ,,a rous\''
Ze zingen de Marseillaise.
De Czaar staat op van zijn troon;
Doldrütig applaudisaeert hij:
Waut-i vindt dat liedje zoo schoon!
De Kransehen doen het den Russen
Te lirest heel aardigjes na,
Kn fiuistren den ijsbeer in de ooren:
Aoïts sommes prftf, quand on voudra."
En intusschen zit Duitschland te kniezen
Bij al dat geschreeuw en misbaar,
Met een hart vol zorg en weemoed,
En de handen krampachtig in 't baar.
O, Duitschland! wees maar tevreden
En maak je niet zoo van streek.
Ik dacht, dat jij die twee vrienden,
Al lang in de kaarten keek.
De Rus heeft van zijn nieuw vriendje
Al dadelijk geld geleend
Xu blijven ze niét lang vrienden,
Nu blijven ze niet vereend!
,\u krijgen ze straks weer ruzie,
En schelden elkander uit:
Dat is van vriendschap, die geld leent,
Altijd het droevig besluit.
En daarom, wees maar niet driftig,
En maak je niet zoo van streek:
Ik dacht, dat jij die twee vrienden
Al lang in de kaarten keek.
W. O.