De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 22 november pagina 3

22 november 1891 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 752 DB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. hare Excellentie en Antonio, Vader en Zoon mee, nou ja, en toen vonden wij 't nu wel niet mooi, inaar toch vooral ia 't laatste stuk goed genoeg voor een meisje dat pas begint om 't eens t» probeeren. En zoodoende zal ze nu een jaar lang mee doen, dagelijks spelen en repeteeren, dat noemen wvj in onze gewone acteurs-ijdelheid studeeren". Nou ja! verbeeld-je: studeeren op 'n rol! Die Hollandsche comedianten ambachtslui i Maar nu heb jy dat meisje moed ingesproken met te ver klaren, dat jij nog nooit zoo iets onbeschaamd leclyks- en heelemaal niets" achter het voetlicht van een theater gehoord hebt." Wat ben je toch altijd bewonderenswaardig keurig in je woorden keus. Ja, en de gentleman" komt er toch ook altoos bij je uit. 't Is tegenover een jong meisje al hoffelijk wat er aan je is. Maar gelijk heb je! 't Is onbegrijpelijk dat zoo'n meisje die rollen maar niet dadelijk goed speelt. Je kunt 't immers leeren op de tooneelschool en ah je op 't tooneel komt, weinou dan ken je 't. Afgeloopen. Daar leer je 't vak .,.. nou en ar tiesten, die comedianten, nou ja 'n paar.... 't Is toch beroerd voor zoo'n groot artist als j\j, zeg, dat je met het bewustzijn tienmaal te moeten handelen over een vak", voordat je je nmaal bly' kunt maken over kunst", toch zulke heerlijk mooie dingen schrijft naar aanleiding van zaken, die met het tooneel in verband staan." Want jou artikel is kunst/' Mcloie kunst! Dat is geen geleuter van iemand, dien men .Khjwten-schrrjver" moest noemer, waar hij artist behoorde te zijn, om een zakduitje te heb ben. Wel neen-ik! 't Is hier een ernstig geval, heel ernstig. En schimp en scheld jij maar ge rust wat op comedianten",, dat komt er niks op 'an Nou ja, 't Weekblad betaalt nogal aardig, maar .... Zeg over die schuld van de schouwburg-directie, die grooter is. schrijf ik je niet. Neen, ik zou je danken. Bonjour! tt. JAN C. DE Vos. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. In een bundeltje muzikale opstellen, dezer dagen verschenen, (dat ik zoo spoedig mogelijk zal be spreken), wordt een woord van beklag geuit aan het adres van de Berlijnsche kunstcritici, die door het groote aantal concerten en opera's vaak der wanhoop naby zijn, daar zij dikwijls van de eene concertzaal naar de andere moeten hollen en on derweg het gehoorde moeten overdenken, ten einde alles zoo goed en zoo kwaad het gaat te kunnen vermelden. Ook de Amsterdamsche kriticus heeft van die vlieg- en holperioden, en moet zich vaak haas'en hier en daar een stukje concert te hooren. Ge lukkig echter is hij daarvan tot heden in dit seizoen verschoond gebleven, zoodat Aebelawgri/ike uitvoeringen behoorlijk besproken kunnen worden, terwijl een groot aantal uitvoeringen, die voor de kunst van geen belang of nut zijn, slechts even behoeven te worden aangestipt ui, wat soms nog wenschelyker is, verzwegen kunnen worden. Trouwens men zou zich, zooals de schrijver (dien ik nog niet genoemd heb), zich uitdrukt, vaak moeten vierendeelen om alles Mi te wonen; terwjjl ik aan de lezers van het Weekblad wel in ver trouwen wil mededeelen dat ik een hekel heb aan de frase: Ik kon niet tegenwoordig zijn, doch van zeer bevoegde zijde vernam, ik, enz. enz. De nog altijd niet genoemde schrijver verheugt zich dat hy rustig genieten kan, wanneer hij wil, en niet meer behoeft te hooren dan hij verwer ken kan; terwijl de schrik over zulk een muziekverslinden als de criticus vaak moet doen, ham op eens in het allernieuwste Hollandsen doet spre ken. Hij zegt nl.: Wanneer die verschrikkingen mij voor den geest komen m mijn rustig vertrek van strijken muziekig, aanmeubelend met de donTterhoeksche kasting rechts, de logge geel-gekleede staartpiano links, stapelend met instrumenten en muziekkajees door mekaar, het tapijt geelbruiazwart fl^urenbont bij de portaling wat draadschu'nig van veel-beloopen zijn, de open haard glanszwart met de grijzende omsteening van den schoorsteenmantel, de kandelaars geelopkaarsend met vroeger-wit-geweeste grauw bestoven bevliegvuilde boezjiep, dan" is de schrijver gelukkig dat hij in dit opzicht vrij is en naar ik geloof, weer tot dat andere Hollandsch kan terugkeeren. Zoolang er echter concerten zijn waarop schoone kunst op schoone wijze wordt uitgevoerd, gevoel ik mij volstrekt niet beklagenswaardig. Er zijn te Amsterdam, gelukkig, geregelde concerten, die ik steeds met groot genot hoor, terwijl ik thans weder een concert te vermelden heb, waarin vele van de voornaamste en beste orkestkrachten uit oaze stad medewerken. Ik bedoel: het 100ste Concert van de Maatschappij Caecilia. Dit verslag zij dus hoofdzakelijk aan bovenge noemd concert, dat gisteravond plaats had. vooraf gegaan door de gebruikelijke Donateursrepetitie op Dinsdagmiddag, gewijd. Het programma bestond uit: l Aus Italië». Sinfonische Fantasie van Richard Strausz ; Ouver ture Struen^ee van Meyerbeer ; Danxe Mucabre van i Saint-Saëns; Siegfried-Llyll van Wagner enOuverture Leenore No. '?> van B;ethoven. Het eerste werk, Aus Iftilicii, van den begaaf den tooncolorist Strausz, bevat vier deelen: 1. Aus der Campagna, 2. In lïoui'/i Ruinen (Fantastische Bilder entschwundener Herrlichkeit, Gefühle der Wehmut und des Schmerzens inmitten sonnigster Gegenwart. 3. Am Stremde i'ou Sorrent en 4. Alenpolitanisclies Volksleben. Dit werk heeft mij vooral wat de kleur betreft groot belang ingeboezemd. Wat den vorm betreft kwam mij niet alles even interessant voor. Het schijnt mij dan ook toe, dat een toonschiidering zooals Don Juan in geheel vrijen vorm rneer tot het gebied van den componist behoort. Ter ver duidelijking volg ik het werk op den voet. Het eerste deel voldeed mij zeer, hierin komen vijf motieven voor, n.l. twee hoofdmotieven en drie nevenmotieven. Het cene hoofdmotief, in Es dnr, is zeer melodieus en is hoofdzakelijk op harmonische noten gebouwd, terwijl het andere motief, in G dur, een populair karakter heeft, Vooral de wijze waarop dit motief (dat voor het slot eerst in zijn geheel fortissimo optreedt) lang durig wordt voorbereid, is zeer interessant, terwijl daarin een nevenmotief tegen het melodieuse hoofdmotief is gelegd, en eindelijk alles weer tot de rust en stilte (beeld van eenzaamheid) terugkeert. In het tweede deel, dat een zeer ingewikkelde rbytbmiek heeft door de plotselinge afwisseling van ';/4 en :l/a maat, en vol leven en vuur is, vond ik de instrumentatie wat te overladen in de blaasinstrumenten. Ik kon ondanks de schoone gedeelten in dat nummer voorkomende, en ondanks de schoone bewerking van het klagende motief, tegen het rbythmische eerste motief en het zoo krachtige motief dat later fortissimo optreedt, terwijl aan het slot het klagende motief een jubelmotief wordt, bij dit gedeelte niet zoo recht warm worden. Het derde deel is een meesterstukje van coloriet; de snelle figuren van de fluit met de eerste violen, of het geheele strijkkwartet con sordino opgevolgd door een schoon zangerig mo tief voor het strijkkwartet, maken veel indruk. Ongelukkig is dat gedeelte vooral tegen het slot te veel uitgesponnen, waardoor de belangstelling minder wordt. Meesterlijk van bewerking vond ik de Finale. De wijze waarop een populair Napolitaansch volks lied is uit- en doorgewerkt, sleept onweerstaan baar mede. Tegen het einde treedt een der neven motieven uit het eerste deel weer op, terwijl ook een korte herinnering aan het krachtige hoofd motief gegeven wordt. De vele herhalingen van dit nevenmotief dat trouwens m. i. volsterkt geene logische onderlinge verbinding bewerktstelligt, doen door het minder beteekenendn van dit motief kwaad aan het geheel. Met een vurig prestissimo ein digt dit werk. Al heeft Strausz met dit werk ook geen werk gegeven dat boven zijn Don Juan staat, zoo moeten wij den heer Viotta toch zeer dankbaar zijn, dat hij ons gelegenheid heeft gegeven met Aus Italien" kennis te maken. De uitvoering was met groote zorg voorbereid, hetgeen dubbel gewaardeerd moet worden, als men weet dat Cecilia steeds met eigenaardige bezwa ren te worstelen heeft. Zij heeft ten eerste een beroemden naam op te houden (wat dikwijls veel moeiolijker is dan er een te krijgen), terwijl het dubbel moeielijk is, om met zulk een sterk bezet orkest waarin velen nooit met anderen samenwerken, in een klein aantal repetitiën volkomen eenheid te verkrijgen. Men weet hoe moeilijk dit zelfs bij vaste orkes ten is. Met groote waardeering moet dus de goede uit voering geconstateerd en den Heer Viotta warme hnlde gebracht worden. Hij heeft de werken die hij dirigeert steods ge- j heel in zich opgenomen en we< t zijne intentiön duidelijk te maken zonder overdreven bewegingen. De ouverture fltruenfee, gekozen ter berinnering aan den geboortedag van Meyerbeer (hoewel som- l migen, o. a. Fétis. beweren dat Meyerbeer in 1794 geboren is) werd brillant uitgevoerd. De Danse Mnc"bre klonk mij wat zwaar, doch dit \ ligt eenigszins aan het zoo sterk bezette strijk- i kwartet. (Ook was op de donateurs repetitie het violen-figuur in het Presto van de Leonore-Ouvcrture te gejqagd, terwijl de trompet-signalen even eens onduidelijk en gejaagd waren). De Siegfried-ldyll ontleent hoofdzakelijk zijn gewicht aan de historische herinneringen on de eigenaardige omstandigheden, waaronder Wagner het liet uitvoeren. Het is een bekoorlijk muziek stuk op drie motieven uit Siegfried gebouwd waar door een bekend Duitsch wiegeliedje is ge vlochten. Dit nummer heeft mij echter altijd wat te lang uitgesponnen toegeschenen. Het werd zeer schoon uitgevoerd en ik moet vooral den len hoornist een bijzonder compliment maken. Caecilia heeit het nieuwe Vcreenigings jaar op schoone wijze geopend. liet ga haar onder haar voortreffelijker, leider steeds wel. Ten plotte maak ik nog melding van twee solisten, die in het Con cert van het Concertgebouw optraden, n.l Mev. Ende-Andriessen (zang) en de heer A. Rivarde (viool) De zangeres bewees door de voordracht van Weber's: Ocean-Aria een buitengewoon begaafde dramatische zangeres te zijn, die met gloedvolle voor dracht en machtige stemmidilelen veel indruk wist te maken. Zij is een kunstenares van groote bcteekenj's. Hare stem is in het honge en lage register even krachtig, hoewel in lint lage register eenige neiging tot detoneeren is op te merken. Da heer Rivarde (een der soloviolisten van het orkest Lamourenx) is een virtuoos die zonder te veel effectbejag schitterende technische eigenschappen ontwikkelde. De door Intn geboden compositiën (o.a. een eoncertstuk van Saint-Saëns'i deden echter zijn talent veel te veel van céne zijde zien. Met drie bekomle orkestwerken bracht het or kest onder den heer Kes eveneens veel tot een schoon geheel bij. VAN Ml 1.1,l', KX. PANORAMA?JKKI'ZALK.M. lcdereen die,?xooals h;:t dunkt MK- rik artiest: althans moet gaan, in liet Kat.hoiieke geloof vooral te zien weet bef, vereereu van ecu /eer hooi;' symbool, iedereen trouwens du: lieu'nipt, \vat voor eiken geloovige de Kruisiging een heiligen /ia heeft, die moet het tot, stand komen van het, Pa norama-.leru/alem dat kort, geleden te Aii^lenlaiu werd iuu'e\vi|d, en door een Xaumloo/e \ennootscliiip van Ainsterdainsche Katholieken <re<"'\p!oit.cerri wordt, wel beschouwen niet vci'imzing en j weerzin. Had men den lutnni juist, durven noe men, eu heeUe de/e onderneming naar \vat. /ij is rondweg .Yer'////«'/;f l'i:i/,iii<il.«f!i(//i /'/n/ofii,ii,/-Li/''r,isriffdii-di'.n/'-s', dan zou liet, irritante van het ding er al dadelijk duidelijk mee uitkom:-!!. De Lij- j densgeschiedeuis, niet pieus gedacht 111 e\;uvssie\ e ; beelden, die 1er plaatse waar de gcloovigen 'n: i vrome stemming neerknielen zullen spreken lot, zijn gevoelens van extatiselien deemoed, de Lildciisgesehi'odeius ook niet nogouitcuern religiciiM1 idee om. gekozen als de euiiig-vijke stol' V>t niaeh- i tige dramatische tafcreelen, maar de Lijden1-- j geschiedenis mei alle zeilen bij, quasi authentiek '? en feitelijk nietszeggend voorgesteld, met eeu drom figuren op hun werkelijke grootte of kleinte in verhouding tot het ingewikkelde landschap waarin men zich geografiesch eu archeologiescli precies orienteereu kau : alles door den Panorama-truc bedriegelijk voor uw oog gebracht, de illusie wil lende oproepen alsof men de historie, waarin de grondslag ligt van de Christelijke religie, zoo ?heuscli stond bij. te wonen, de Lijdensgeschie denis eigenlijk alleen genomen als aantrekkelijk sujet om het béte gezichtsbedrog, dat het be schilderde doek dan moet te weeg brengen, eens recht interessant te doen zijn, de Lijdensge schiedenis, het supreine godsdienst-drama, niet draraatiesch verbeeld, maar opticsch voorgesteld, ? de Lijdensgeschiedenis in twee staties bont, bewerkt, met geacheveerde fuux-tcrrains, in een groot spe culatief kijkspel. , als Thym nog leefde, de fijngevoelige katho liek, die zich over het wanbegrip van levensgroote Maria-standbeelden, die men soms buiten aan de.n weg vindt, staan in Zuidelijke landen, al wel geërgerd heeft! Wat zou hij van zoo heel veel erger kunstvergeten profanatie, hier door zijn geloofs-en landgenooten bedreven, gezegd hebben! En hoe dat Panorama gedaau is, dat komt, er., bij iets wat al dadelijk zoo buiten het simpelste begrip vau kunst staat, in vergelijk nu nog minder op aan. LS Nov. '91. V.' AANTEEKKNINGEN SCHILDERKUNST. Jammer dat zulk een expositie als die van de chrysanten verleden week te Amsterdam, zoo kort maar blijven kan. Want al had het arran gement smaakvoller kunnen zijn, wat een genot, het turen op de verscheiden pracht dier in kleuren en vormen zoo evocatieve bloem, wier proriksoorten in hare patricische schoonheid ons in den herfst met hare kostelijke gratie wonderlijk komen bekoren. In de sierlijkheid van de openbladige straalbloem met hare spitsche fijngckronkelde ranke franje ziet men de snedige bevalligheid van Japansche teekenaars, terwijl die andere kweeksoort waar de schraalheid gezwollen is tot iets gran dioos statigs van gave plastiek, waar de bloem op een sterken stengel staat in een krachtige kwastvormige tros met vast naar binnen omgekruifde linten, ons denken doet aan rijk gothiesch gietwerk in edel metaal. En de losse anjeraehtige draken met stoute strooken die naar buiten neer buigen als Perzische vcrsieringsmotieven. En dat allos in een stof die van bet magere papierblocmige en brooze gaat tot een specie als koninklijk kostbaar trijp, in kleuren, soms maagdelijk antiek, maar ook droomerig gefaneerd, kleuren als van tropischs vogels, volblcck on helderkanariegeel of gedragen rood en capucijnseharlaken, en enkelen vieux-rose of ijl, haast kleureloos-'dof violet, en van donker-dof tot grijzig uitgebleekt karmijn. Maar waarin vooral bet pa tricische uitkomt van deze discreet-voorname sierbloem, dat is in die kunstig gekweekte nu ancen om bruin-oker heen, van gedempt cerisc rooJ. en terraeotta van luxnuzo Engelsche vrouwenkleeren, overgaand in lederkleur en reebruin on goudbrons en oud goud : tinten die men zich denkt bij de diepe defiigheid van een vertrek, waarin een fonds van prachtig goudleer door rijk dom van zulke bloemen slechts even harmonieus verlevendigd zou staan. Van den omvang maar van een Hinken catalogus, bij rijkdom van bewerkte stof zoo coricies als een leesboek, zoo betrouwbaar als een solicd stan daardwerk, zoo gemakkelijk te raadplegen als een chronologische lijst, en zoo wel geïllustreerd ais een boek met zincogratisehe reproducties tusschen den tekst in onzen tijd al zijn kan, zoo is het goedkoope handboek over Die liulienisclie l'laïttk, dat Dr. Wilhelm Bode dezer dagen in hot licht zond, als eerste van een reeks hand boeken over de kunst in het Berlijnsche museum, on waarin ook de Schilderijverzameling, de Grieksche sculptuur, De antieke vazen, An tieke terracotta's, Antieke bronzen, Antieke gommen, Munten en medailles.-?de Gravure de Houtsneo, en de Epyptische godsdienst, behandeld zullen worden. Uit een boek als dit kan men zien wat een kundig Museumdirecteur voor de hem toever trouwde collecties zijn kan. Met liefde leven in de kunst die men verzorgt, de verschillende voor werpen aldoor in den grond bestudeeren. verge lijken, rang-ehikken en elk der afueelingen zoo veel mogelijk complctecren en tot een geheel af ronden, en dan den historischen gang waarin de aanwezige specimens behoorcn, aangeven op klare wijze, dat is zeker kunstgeschiedenis maken in zeer mooien zin. Zulke zeldzame kunsthistorie wordt dengene die raet dezen gids in de hand de prachtige met zooveel zorg ingerichte Italiaanschrenaissance-afdeeling van het Borlijnsch Museum bestudeeren wil. voorgelegd. De periode van Donatello, dio in de collectie met voorkeur vertegen woordigd lijkt, is ook het uitvoerigst behandeld in dit zeer leesbare boekje, dat overigens alleen al om de vele mooie dingen die men er in afge beeld vindt, zijn waarde hebben zou. Enkele monumenten, reliëfs en busten van Nicolo l'isano, van Donatello, van Lneacn Andrea della liobbia, Desidurio, Kosselino, da Majano, Mino da Fiesole, Verrocchio, Ant. Federighi, Domenico do Paris, Michel Angelo, Sansovino en Vittoria zijn bier zoo gereproduceerd dat men een goed overzicht krijgt van wat in geserreerde naïeveteit en vrome waardigheid, on wondere noblesse en fijne gratie en overdonderende macht de Italiaansciie beeldhouwers, in de vijftiende eeuw toch vooral, een rijkdom van onvergetelijke kunst hebhen voortgebracht. liet eerste van de vier grootere l'ictitre-lioofo, in elk van welke weder vier enkele prentenboe ken saamgevoegd werden; de eerste en niet do minste van dio vier prachtige bundels van Rando'ph Caldecott is nu in een kleiner vorm, nabijkomende aan het formaat van een GreenawayA'.manaek, door den oorspronkelijke!! graveur Evans bewerkt, en door do oorspronkelijke uitgeverslirma Koutledge and Sons bezorgd, opnieuw verschenen Er is iets eigenaardig verrassends in, die bekende prenten in zooveel kleiner afmetingen weer te vinden, en men is geneigd ze met de oorspronkelijke te gaan vergelijken, niet zeker of alles wel juist hetzelfde is. Maar men zal bevin den dat omtrek en kleur bij de verkleining by'na nergens verloren hebben, en al kan men blijven zeggen dat Caldecott zich deze dingen toch altijd in grooter formaat gedacht had, er bestaat kans dat men aan het genoegelijke van het zak boekjes-formaat in die mate went, dat er zelfs een eigenaardige charme in gaat liggen. In elk geval proeft men in deze editie niet minder de enorme frischheid van Caldecotts lenig en zoo kompleet talent, waar om die zeldzame combinatie van sanguinischen teekenlust en ver bazende vinding met rijke geëquilibretrde kennis en gelukkige bevalligheid, en om dat eenige ver mogen daarbij van sober en natuurlijk ook het eenvoudigste te dramatiseeren, een klassieke be koring aan bijblijft. Het bekende portret van Whistlers moeder, dat in '89 ook te Amsterdam geëxposeerd werd, en wat met zijn beeltenis van Carlyle misschien het mooiste is wat deze deftige living old master ge maakt heeft, staat op het oogenblik bij Boussod Valadon aan den Boulevard Montmartre te Pa rijs geëxposeerd. Gustave Geffroy wijst er nu in de JtiMce op, dat hier een kans is die Frankryk niet mag laten voorbijgaan, en dat dit chef d'oeuvre onverwijld voor het Luxembourg-Museum moet worden aangekocht. Hij bestrijdt uitvoerig sommiger idee alsof het Luxembourg-Museum uitsluitend voor Fransche kunst bestemd moest blijven, waarbij hij als argument nog had kunnen aanvoeren dat ook Mesdag in de verzameling vertegenwoord is. Open er dan de deur, zoo be sluit hij, voor Whistler, met dit bewonderens waardige harmonieuze kunstwerk dat als een synthese van het bestaan der vrouw en een hulde van teederheid aan de moeder is: de intellectueele, ernstige en diepgeziene beeltenis, waarin door den halftoon het noordelijk genie heen licht met onvergelijkelijken trots en oneindige zachtheid. Er is in Frankrijk kwestie van een monument op te richten voor Raffet den grooten teekenaar, dio door Delacroix b.v. zoo enorm hoog geschat werd, en die in een groot aantal zeer gemouvemenj teerde lithographieën, de veldtochten van Napoleon vooral, men zou zeggen epiesch-groot heeft in prent gebracht. Een te Parijs wonend Hollander maakt mij attent dat hier nog niets gemeld werd van den derden Salon, die in het voorjaar 18!)ii te Parijs geopend zal worden: den Salon de la Kose-Croix. Ik kwam daar niet toe omdat het moeielijk is er kort genoeg iets over aan te teekenen. Er zal dan een aristocratisch exclusieve tentoon stelling georganiseerd worden door een mystiekcsthetieke Vereeniging waarvan Joséphin I'éladan j het hoofd is. Bij vrij veel kwasterigs staat er in bun program van actie veel opmorkciijks. B. v, Onze roeping is: de notie te vernietigen die zich vasthecht aan de uitvoering, het dilettan tisme van het procédéte versmoren, de kunsten te onderwerpen aan de kunst, dat is te zeggen, terugtreden in de traditie die hot ideaal beschouwt als het eenige doelwit van architectonische, pic turale of plastieke pogingen." In verband met deze opvatting zal de voor stelling van het hedendaag.sche leven, van den zeeman, den boer, den werkman of burger nooit op de tentoonstellingen van de Rose-Croix ver] tcgemvoordigd zijn. .,"\Vat aangaat het stilleven en andere insaniteiten, (zegt het program), en de huisdieren, ons ! gevoelen is eenparig dat zij met verachting moe ten worden buiten gehouden." Wat men noemt het reëele, laten wij slechts toe in den vorm van bet iconieke of van het portret, op voorwaarde dat de persoon schoon zij j of notabel naar esthetiek begrip." { Naast I'éladan is het hoofd van den Vereeniging ; een graaf de la Rochefoucauld die de geldman j schijnt te zijn. Deze twee gaan de schilders die i zij hebben willen, inviteeren om in te zonden: er zijn er al meer dan zestig gevraagd waaronder de vijf Engelsche prcraiaelieten dio l'cladan per soonlijk ging inviteeren en Boecklin de groote i Zwitserschen fantast, en Lenbav.li <le Muvichener portrettist, en Filiger en Fernand Knopff, A. Lion; M. Denis, Egusnuiza, 11. Martin, LUC livier Merson, ook Duez (om zijn triptiek) en Dagnan Bouvcrct die er eigenlijk beciemaal r.iet bij boort. terwijl van Gustave Moreau en Max Klinger, die dan eigenlijk bun mannen moesten zijn, niet ge sproken wordt. Maar waarom velen van de expo sitie vooral iets verwachten was omdat Péladan in. een stuk in den Fiyaro (ilo cenigo krant waarin ze zullen publiceoren) ook Puvis de Chavanncs en Odilon Kcdon noemde, Redon nu schijnt, te zullen expozeeren. maar Puvis heeft zich gehaast openlijk te verklaren dat hij niet van de partij zou zijn, wat waarschijnlijk meerderen na hem godaan hebben. Toch kan deze salon nog wel heel belangrijk worden en blijft het geheele geval een merkwaar dig tijdsteeken. l H Nov. V. Zatter ISeillu.i. door A. AI.KTRINO, Amstcrd., W. Versluys. 1891. De beer A. Alotrino is een dor eerste verte genwoordigers geweest van de nieuwe richting in liet Noderlandsche proza. De eerste jaargangen van De Nieuwe Gids" bevatten bijdragen van zijn hand, korte schetsen, welke, met eenigo onuitgegcvene vermeerderd, een paar jaar geleden in een afzonderlijk bundeltje samengevoegd zijn geworden en door Eisendrath gepubliceerd. Thans heeft de heer Aletrino den roman, waar aan bij, blijkens de dateering aan het einde, een goede drie jaar heeft gearbeid, voltooid en doen verschijnen, en kan hij nu gerekend worden te behooren tot de meest verdienstelijke schrijvers der nieuwere school.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl