Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 752
.Zuster Bertha" is een fraai prozawerk, een
?ober, maar met diep gevoel geschreven boek.
Letterlijk iedere volzin en ieder woord is rijpelyk
overdacht voor het werd neergeschreven en de
nauwkeurige en moeitevolle samenstelling van dit
proz» nagaande, kan men begrijpen, dat de schrij
ver er zoo langen tijd met zorg en studie aan
heeft gearbeid.
Het boek behelst maar eene eenvoudige geschie
denis, doch vermindert daarom, onzes inziens, niet
in waarde.
Zuster Bertha is een meisje, wier jeugd niet
heel vroolijk is geweest en grootendeels werd door
gebracht in een sombere binnenkamer met uit
zicht op een slecht onderhouden tuin. Hare moe
der was zelden thuis, haar vader ziekelijk en
neerslachtig.
Zy had altijd een bijzonder verlangen gehad om
voor haar leven een mooi en groot doel te zien,
dat zy tot dan toe niet bespeurde, een verlangen
om lief te hebben en zich op te offeren. Toen
haar vader gestorven was, ging zij met baarmoe
der een bovenhuis bewonen. En de moeder, die
nauwelijks rondkwam met haar klein inkomen,
zette haar aan om te huwen met zekeren Karel
Albrechts, een gefortuneerd man, veel ouder dan
z\j en die haar geheel onverschillig wai. Daar
zjj echter geen huwelijk zonder liefde wilde
s'uiten en ook hare moeder, die wenschte dat zij dit
«el zonde doen, niet tot last wilde zijn, besloot
ry voor zich zelve de kost te gaan winnen. En
de betrekking, welke haar, in verband met haar
opofferingsgezindheid, het verlokkelijkst leek, was
die van pleegzuster.
Zij werd dan pleegzuster in het
Binnen-Gasthiiis en leerde daar een dokter kennen, dien zij
begon lief te krijgen. Het was aangekomen met
de gesprekken, die zij pp het portaal bleven hou
den na dat de avondvisite was afgeloopen. Ook
het verleden van den jongen dokter was niet roos
kleurig geweest en er ontstond tusschen hen sym
pathie door de over-een-komst van haar verleden
en levensopvatting en de zijnen. Beiden hadden
dezelfde illusies gekend en aan beiden waren die
illusies weder ontnomen, beiden voelden zich
alleen, verlaten en verdrietig in 't leven. Om we
derzijds steun te vinden kwamen zij tot elkaar.
Zij waren eenigen tijd gelukkig samen, een half
jaar, in hunne kuische betrekking. Doch hetgeen
voor Bertha eene diepe en ernstige liefde was
geworden, bleek, wat den dokter aangaat, slechts
een genegenheid van voorbygaanden aard te wezen.
Dien heelen winter, dat hunne liefde duurde,
had de dokter zeer afgezonderd geleefd en was
Bertha eigenlijk de eenige, met wie hij in aan
raking kwam en met wie hij de vriendelijke ge
sprekken hield, die tot hun liefde hadden geleid.
Nu bedroog hij haar niet, toen hij haar van zijn
liefde sprak, want hij zelf geloofde daar vast aan.
Toen hij in vakantie ging en het leven een geheel
ander aanzien voor hem kreeg, was 't voor hem
zelf eene ontdekking geweest, dat die liefde niet
zoo diep wortel bleek geschoten te hebben als hij
wel had gedacht.
Toen hij van de vakantie terugkeerde tot zijn
dagelyksche gasthuis-bezigheden, was de liefde
l>y hem verdwenen, en daar het hem op den duur
verdroot een gevoel voor te wenden, dat hy niet
werkelyk had, moest hij aan Bertha, die hem was
blijven beminnen, den zwaarsten slag haars levens
toebrengen door haar de waarheid te doen be
seffen.
Daarop kwam er een einde aan hunne verhou
ding, waaronder Bertha zeer veel leed. De realiteit
van het verpleegsterschap had niet beantwoord
aan het droombeeld, dat zy er zich van te voren
van had geschapen, en in de liefde, die haar
geheele leven gelukkig scheen te zullen maken, was
zg' diep teleurgesteld geworden. Bertha verliet
het Gasthuis en keerde in de woning harer
moeder terug.
_ Daar was alles hetzelfde gebleven. Ook de
plannen der oude dame betreffende een huwelijk
van Bertha met Karel Albrechts. En Bertha, in
haar verdrietige onverschilligheid, niet meer be
stand tegen het dringen en drijven harer moeder,
stemde eindelijk toe en werd Karel's vrouw.
De receptie ter gelegenheid van het huwelijk
i» het laatste gedeelte der geschiedenis.
Men ziet: een eenvoudig verhaal, en dat dan
eok alleen waarde heeft om de artistieke wijze,
waarop het wordt gedaan.
De heer Aletrino gaat zeer ver in het veran
deren en maken van woorden, v elke de beschreven
indrukken en stemmingen moeten weergeven, zoo
dat er geheele bladzijden in het boek voorkomen,
die niet meer op gewoon Hollandsch gelijken.
Den lezer, die hiervan niet houdt of hieraan niet
gewend is, zij derhalve de lektuur niet aangeraden.
Voor de personen, die eenigermate met deze
kunstsoort vertrouwd zijn geraakt, zal de lezing
van Dr. Aletrino's werk evenwel veel genot ople
veren.
Zy zullen er niet zoo zeer eene belangrijke
zielkundige studie dan wel een reeks van zeer
schoone stemming-beschrijvingen in vinden.
Het werk is, naar het ons voorkomt, goed
samengesteld en zonder leemten. Alleen de pas
sage, waar de dokter zich zijn gymnasium-tijd
herinnert en bij sommige overwegingen over den
dood, houdt de stijl op artistiek te zijn en past
niet in het geheel.
4 November 1891. A. J.
ZOLA TE BRUSSEL.
De bladen La Nation en La Gazette hebben
Zola terstond bij zijne aankomst in de Belgische
hoofdstad geïnterviewd. De Gazette geeft zijn
portret aldus:
Zola, die nu eenenvijftig jaar is, veroudert
niet; zijn krachtig temperament, dat zich in alles
doet merken, heeft geheel het karakter van zijn
forschen arbeid; het zware hoofd geeft den indruk
van stoutheid en wilskracht. Overigens ziet hij er
erg bourgeois uit; zijn zwarte overjas en slappe
vilten hoed hebben iets heel banaals."
Zola zette terstond den interviewer op zijn ge
mak ; hij wachtte geen vragen af, maar begon eene
karakteristiek van Brussel (e geven, waar hij voor
het eerst eene kleine wandeling door gemaakt
had. Vooral de lekkerbekkerij der Brusselaren
scheen hem getroffen te hebben. Zola zelf houdt
van wat goeds, dat is zijne zwakheid.
Ik heb vooral de etalages van uw banketbakkers
en uw kooplieden in comestibles bewonderd,"
zeide hij. Het schijnt mij alsof er goed gegeten
wordt te Brussel, en dat doet mij pleizier. Als ik
op reis ben, ga ik altoos, in de steden waar ik
doorga, de hallen zien; als die mooi zijn en
overvloedig voorzien, neem ik een aangenamen
indruk van de stad mee. Bij u heb ik allerlei
taartjes en gebak gezien, die ik te Parijs niet
ken; de banketbakkerskunst is bij ons niet groot."
Vervolgens gaf Zola zijne opinie over de litte
ratuur, en vooral over het naturalisme, op deze
wijze:
De formules sterven met de mannen die ze
geschapen hebben. Maar het naturalisme, in zijn
oudste opvatting, zal eeuwig leven, en zich wij
zigen met de evolutie der wetenschap."
Het Journal des Bruxelles merkt op, dat men,
het naturalisme wat breed" opvattend, een beetje
vóór Zola, met inbegrip van de Mahabarata, de
Ilias, de Aenaeïs, de Divina Commedia, Gó'the,
Byron en[Victor Hugo, hem wel gelijk kan geven,
en er dan ook het theater van naturalisten als
Sophokles, Aristophanes en Shakespeare moet bij
voegen.
Omtrent de Belgische litteratuur zeide Zola:
Uw letterkundige beweging is zeer geaccen
tueerd. Ik heb haar vrij nauwkeurig nagegaan ;
maar uw schrijvers doen er verkeerd aan, altoos
verder te willen gaan dan Parijs. Ik heb bij u
grooter parnassiens dan de parnassiens, grooter
naturalisten dan de naturalisten gezien. Nu zijn
uw jongeren meer symbolisten dan de Parijsche
symbolisten, waaronder de verstandigen wat tot
bedaren beginnen te komen. Het komt mij voor
als eene neiging van niet goed geëvenredigde
geesten, die zich in geen geval willen laten
vooruitstreven door Parijs, en toch haalt ge daar ten
slotte een intellectueel leven vandaan."
De Gazette bewondert dit, het Journal de
Bruxelles niet. Toch heeft Zola in zekeren zin
gelijk. Toen hij nog in zijn opkomst was, werd
hij reeds door Cammille Letnonnier met overdrijving
nagevolgd. Het Journal de Bruxelles daarentegen
beweert, dat Zola geen Belgische litteratuur kent,
want dat Belgiëin 't geheel geen naturalisten
gehad heeft, dat de parnassiens er slechts een
heel klein schooltje, alleen als studie der manier
gevormd hebben, en dat er van symbolisten in
Belgiëgeen sprake is.
Het Journal de Bruxelles vergeet nu weer
Maeterlinck en de geheele school der Remie
indépendante, die zeer talrijk is.
VARIA
PLASTISCHE KUNST.
Grillparzer voor de eerste maal geïllustreerd.
Bij de firma Ab. Breitenstein (Wecnen en
Leipzig) verschijnt onder den titel: Grillparzer's
Frauengestalten" een werk, dat wel geschikt is,
den naam van Grillparzer en den roem van zijne
gedichten ver onder het volk te verspreiden. Het
nieuwe werk zal in meer dan 200 platen, daaronder
een groot aantal full page's,al de interessante
oogenblikken, waarvan de drama's van Grillparzer zulk
eene overvloed aanbieden, voorstellen. Het juist
verschenen eerste deel, dat de Sappho behandelt,
geeft een proef van de schitterende uitvoering
van dit plan. Het boek, in groot-octavo formaat
op tij'i papier gedrukt, bevat de volgende
illustratiën, meestal geheele bladen: Het portret van
Sappho, de triomftocht van deze, Sappho geeft
Melitta les, het feestmaal van Sappho, de hymne
aan Apbrodite met de beeltenis van deze, Sappho
beluistert den slapenden Phaon, enz. Om het
werk voor den ruimsten kring tcegankelijk te
maken, verschijnt het vooreerst in afleveringen voor
den geringen prijs van 50 pf.; liet geheele werk
zal hoogstens 20 afleveringen hebben en zal com
pleet binnen den tijd van een jaar gereed zijn.
In den vorigen jaargang van de Nederlandschc
Illustratie, uitgave van de firma F. B. van Ditmar
te Utrecht, werden de portretten opgenomen van
de leden der vorige Regeering.
Ook werd toen een begin gemaakt met een
reeks portretten der leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal.
Thans is na de algemeene verkiezingen die reeks_
verder voortgezet, zoodat in de laatste nummer
van deze illustratie geregeld eenige dier portret
ten worden opgenomen.
Behalve de acht pirtretten van de tegenwoor
dige ministers mr. G. van Tienhoven, mr. J. P.
R. Tak van Poortvliet, mr. W K. baron van
Dedem, mr. N. G. Pierson, C. Lely, J. C. Jansen,
mr. II. J. Smidt en A. L. W. Seyft'ardt ver
schenen reeds die van de volgende Kamerleden:
Jhr. J. Roëll, mr. S van Houten, jhr. mr.
T. A. J. van Asch van Wijck, dr. Schaepman,
jhr. mr. Beelaerts van Blokland, mr. J. J. 1. Harte,
mr. H. G. Verniers van der Loeft', mr. Th. Heems
kerk, J. T. Cremer, W. van der Kaaij, II. J. Hooi,
W. M. Oppedijk, dr. P. J. F. Vermeulen, mr.
W. H. de Beaufort, dr. A. L. Poelman, H. Pyttersen
Tzn., mr. L.P.M. H. bar. Michiels van Verduynen.
H. A. van Beuningen, mr. F. ,1. A. M. Reekers, «L
FJ. N. bar. Schimmelpenninck van der Oye, jhr.
mr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg, mr. w! K.
T. P. graaf van Bijlandt, S. M. Hugo van Gijn,
S. van Velzen, F. T. J. II. Dobbelman, mr. C.
Lucasse, E. B. Kielstra, mr. II. Ph. de Kanter.
De verkooning Cornelis Springer, Johan Conrad
Greive Jr., Simon van den Berg," door de H.II.
Frederik Muller iv, Co., op l en 2 December te
houden, belooft eene artistieke gebeurtenis te
zijn. De catalogus is met de fraai geëtste por
tretten van Springer en Van den Berg, en eene
reproductie van Greive's portret uit Eigen Haard
versierd; de verzameling bevat, behalve een groot
aantal werken van de drie kunstenaars zelve,
schilderijen, teekeningen, aquarellen, ook het een
en ander van hun leerlingen of van hun lievelings
schilders.
Van 24?28 Nov. zal bij den heer R. W. P.
de Vries, Warmoesstraat, de collectie uitmuntend
gebonden plaat- en prachtwerken, litteratuur,
kinderwerken, verjaardag-albums, photographieën,
gravures, enz, verkocht worden, die uit het ma
gazijn van wijlen den heer Schröder, (firma Gebr.
Schró'der, Amsterdam) afkomstig zijn. De boeken
zijn dus nieuw; van sommige is er ook meer dan
een exemplaar.
De firma Scheltema & Holkema (K. Groesbeek)
Rokin 74, heeft haren catalogus van litteratuur,
praehtwerken en feestgeschenken dit jaar versierd
met eene reproductie in het klein van het portret
van H. M. de Koningin, geëtst door Prof. C. L.
Dake. Het portret zelf is ook door de firma uit
gegeven en daar te zien. De jonge koningin
maakt daarop een zeer aangenamen indruk, en
het is uitmuntend uitgevoerd.
Van den bekenden geestigen teekenaar van het
Weekblad de Amsterdammer, den Heer Johan
Braakensiek", schrijven de H.H. J. H. en G. van
Heteren, 2(5 Hartenstraat, is heden een serie
nieuwe schetsen verschenen, uit het dagelijksch
leven gegrepen, (in den geest van A. Hendschel's
Skizzen), getiteld Van alles wat, twintig teekenin
gen van Johan Braakensiek, prijs in portefeuille
? 12.50." De schetsen zullen zeker een welkom
St. Nicolaasgeschenk zijn.
TOONEEL EN MUZIEK.
Tusschen de tegenwoordige en de toekomstige
directie der Groote Opera te Parijs is een curieus
geschil ontstaan. De heeren Bertrand en
Campocasso, die met l Januari 1892 hun directie aan
vaarden, en wel gaarne terstond een schitterende
entree zouden willen maken, met Reyers groote
opera Salaminbtt en het ballet Don Quichotte van
Lefèvre en Wormser, wenschen voor de repetities
en het decoratief een weinig vroeger over het
tooneel te beschikken. De heeren Ritt en Gailhard
daarentegen, de tegenwoordige directeuren, bewe
ren, in het belang van een goed einde, het tooneel
tot dien tijd geheel noodig te hebben.
Toch is er een schikking te maken, naar het
schijnt. Op dit oogenblik maakt de Loliengrin
geld. en de heeren Ritt en Gailhard zijn nog op
straffe van een hooge boete verplicht, de opera
Tamara van Bougault-Ducoudray op te voeren.
Nu hebben zij voorgesteld, dat Bertrand en
Campocasso deze verplichting van hen zouden over
nemen, en daarvoor beschikking over het tooneel
krijgen. De zaak is nog niet beslist.
In de elfde aflevering van het Maandblad voor
Muziek komt een belangwekkend artikel van den
redacteur, Mr. H. Viotta, over den Romfo et
Juliette van Berlioz voor.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
In een prijsvraag naar de tien populairste
romanschrijvers in de wereld, in de Vtreenigde
Staten gehouden, werden de volgende schrijvers
gekozen: 1. Jules Verne, 2. Kapitein Charles
King ; 3. Mrs Beecher Stowe ; 4. Nathaniel
Hawtborne; 5. George Eliot; (J. Alexandre Dumas
père ; 7. Charles Dickens ; 8. Sir Walter Scott;
9. General Hew Wallace; 10. Rider Haggard.
Omtrent kapitein Charles King en generaal Hew
\Vallacfi zou men zich zeker aan dezen kant van
den Atlantischen Oceaan nog wel eens bedenken.
Een Italiaansch tijdschrift maakt zes brieven
openbaar, door paus Pins IX aan kardinaal
Poledori geschreven. Zij zijn interessant, omdat Pio
Nono destijds nog bisschop van Imola was, en
zich verdedigde tegen de beschuldiging van al
te liberaal to zijn. Twee andere betreffen de benoe
ming van Mastaïals nuntius te Parijs, welke be
noeming hij niet aannam, om de volgende redenen:
De eerste", schrijft hij, is, dat ik slecht Fransch
spreek en het nog slechter schrijf. De tweede is
de zwakte van mijn geheugen, dat mij soms op
zeer belangrijke oogenbiikken in den steek laat.
De derde is de vrees, in aanraking te komen met
een geestelijkheid, door deugd en geleerdheid eer
biedwaardig, onder welke ik twijfel of ik mijn
boog ambt met voldoende waardigheid zou kun
nen ophouden".
De brieven zijn zeer origineel en levendig.
De Duitsche schrijver Gerhard von Amyntor
heeft eene novelle, Die Cis-mcll-Sonate, geschre
ven, als pendant van Tolstoï's Kreutzer-Sonate.
Het is dus een polemische novelle, die met ernst
en energie het ascetisch streven van den
Russischen graat bestrijdt.
De vereoniging Handwerkers Vriendenkring
geeft een maandblad uit, dat kosteloos verspreid
wordt, en in zijn hoofdartikelen werkstaking,"
normale arbeidsdag" postspaarbank en collector"
enz. bespreekt.
Bij den uitgever G. G. Vonk te Alkmaar, kwam
van de pers, Louise en haar vriendinnetje, door
F. M. van Leent, eene vertelling voor jonge
dames", die als feestgave voor de volgende maand
bedoeld is.
Bij denzelfden uitgever verscheen een vierde
druk van het beroemde boek van F. W. Farrar.
F.cn schooljongen of' Van kwaad tot erger, ver
taling van J. Kneppelhout. In Engeland beleefde
het reeds vier-en-twintig edities en is nu met
keurige en zeer karakteristieke plaatjes geïllu
streerd, liet is zeker een der meest aanbevelens
waardige St. Nicolaasgeschenken voor jongens.
Als Xo. 21 is in Warendorf's Norellen
Hilliotheel' verschenen : len Dubbele invasie, een her
innering aan het letterkundig congres te Brugge,
medegedeeld door J. Iluf van uuren. De aange
naam vertelde herinnering zal niet enkel voor de
vele bezoekers van het congres maar ook voor de
lezers die niet te Brugge waren, hare aantrekke
lijkheid hebben.
Nicuice uitr/aren.
Ifwrclijkspoezic, herinneringen en
beelden, opgedragen aan alle jonge
vrouwtjes in Xederland en aan ne
in het bijzonder, door Eni:.\. Amster
dam P. N. van Kampen en Zoon.
Een goed" boek. ongetwijfeld. Een lief"
boek ook. Daarbij een boek, dat ontegenzeggelijk
getuigt van talent on dat in vloeiend en be
schaafd Hollandsch is geschreven. Maar óók een
boek, dat bij de in den titel genoemde jonge
vrouwtjes veel ty'd en veel geduld onderstelt. De
elt spectatoriale vertoogen, waaruit het bestaat,
zijn zelfs voor dit genre ongemeen breedsprakig.
De schrijfster laat zich door de gemakkelijkheid,
waarmede zy de pen voert, medesiepen, maar
sleept hare lezers niet mede. By de vele goede
gaven, die zij bezit, ontbreekt haar de zelfbeper
king, die don meester kenmerkt.
Asters, uit het Zweedsch van
E. AHLGBEN, door UNA.
De korte schetsen, welke dit boekje bevat, leg
gen wederom een welsprekend getuigenis af van
Ahlgren's eigenaardig talent. Liefhebbers van
sensatie-romans en shilling-dreadfuls kunnen dit
boekje gerust ongelezen laten. Voor hen, die
waarde hechten aan eene vlugge, sober getinte
teekening bevat het veel aantrekkelijks. Una
zorgde voor eene goede vertaling.
Wetenschap.
EEN REDEVOERING VAN HELMHOLTZ.
De groote Helmholtz heeft korten tijd geleden,
bij de viering van zijn vijftigjarig doctoraat, in
een redevoering zijn eigen ontwikkeling geschetst,
en wij geven dezen speech weder naar de
aanteekeuingen van een ijverigen reporter.
Ik ben heden met eerbewijzen overladen ge
worden. De vorst van mijn land is de eerste ge
weest, andere europeesche souvereiuen en met hen
de president der fransche republiek, hebben mij
eerebewijzen geschonken, waarvan gij de uitwen
dige teekens aan mij zien kunt. Ik weet niet, hoe
ik voor dat alles danken zal; ik gevoel dat ik u
allen dank ben verschuldigd, maar ik weet niet,
hoe het zoo is geschied. ]k was toch een zieke
lijke knaap, kon niet aan de spelen van mijn
tijdgeuooteu mededoen, en was wel gedwongen mij
binnenshuis zelf bezig te houden. Zoo herinner ik
mij dat ik als jongen zeer veel met de blokken
doos speelde, en op die wijze verkreeg ik mijn
eerste ruimtevoorstellingen. In mijn gedwongen
ceenzaamheid was ik weetgierig, of, zooals men
lieden wel zegt, zenuwachtig. Doch ik had een
hinderpaal voor mijn zucht, tot weten, die in den
grond de oorzaak van mijn latere verrichtingen
werd : ik had een slecht geheugen, vooral voor
niet samenhangende feiten. Met moeite werd ik
de regels der grammatika meester, maar met de
uitzonderingen was het slecht gesteld. Ik had
nooit liistorikus of filoloog kunnen worden. Wat
mij het eerst aantrok, was de meetkunde; hier was
samenhang, hier kon ik overwinnen. Voor zulke
kennis was mijn geheugen voldoende; zoodra ik
het verband inzag, was ik gered. Ik kon ook lange
gedichten onthouden, waar ik den steun van het
metrum had, indien er tenminste inwendige samen
hang bijkwam ; ik heb wel drie boeken van de
Odyssee en oden van Horatius in het hoofd gehad.
Tot de poëzie werd ik gebracht, en in mijn liefde
voor haar gesterkt door mijn valer, die leeraar
aan het gymnasium was. IIij was ecu man vol
enthousiasme ; hij had voordrachten van Fichte
bijgewoond ; bij was tweemaal met de vrijwillige
jagers naar Parijs getrokken ; hij had de bezieling
van dien groot.cn tijd en zijn idealeen in zich be
waard ; ooic bezieling voor de dichtkunst had hij,
en die trachtte hij op ons over te dragen. En tege
lijk was hij in filosofische richting een leerling van
Fichte, een aanhanger van het transcendentale
idealisme. Hij ging vaak met mij wandelen, en
dikwijls ging een vriend van hem mee, die Hege
liaan was. Ik hoorde beide mannen veel met
elkander redetwisten, en hoe liet kwam. weet ik
niet, maar ik gerankte tot een persoonlijke beslis
sing, die zeer veel verschilde van de filoso/ic mijns
vaders. Misschien werd door het sehoone land
schap vau Potsdam de last voor de werkelijkheid
opgewekt. De werkelijkheid was eigenlijk het doel
mijner gedachten, en zoo koos ik mijn eigen weg
tusschen ichte en llegel door, eu zeide bij mij
/elven: de werkelijkheid moet begrepen kunnen
worden. Later kwam ik in aanraking met de fysika,
die de werkelijk beid in den vorm vaneen wet aan biedt,
en daar vond ik stof naar mijn aanleg ; daar vond ik
aanknoopingspunten en samenhang ter overwinning
van mijn zwak geheugen. Eu toen maakte ik mij
een theorie op eigen hand. als een geheugen slechts
den samenhang behoudt, moet ten slotte slechts de
wet overblijven. En zoo kwam ik reeds vroeg aan de
natuurkunde; reeds op het gymnasium hel) ik mij
veel met. haar opgehouden. Dikwijls zat ik in de
klasse, vóór mij Cicero, die mij vreeselijk verveeld
heeft, en onder de tafel een stuk papier, waarop
ik plannen schetste voor optische instrumenten.
Gaarne was ik in de natuurkunde gaan studeercn;
doch de natuurkunde ging toen door voor een
wetenschap zonder brood; mijn vader meende, ik
moest de geneeskunde kiezen, die bovendien tra
ditie was in onze familie ; een oom van mijn va
der was een bekend geneesheer.
In de geneeskunde leerde ik de feiten der na
tuur in breeder omvang kennen, dan in tl» natuur
kunde het geval was geweest. Ik voelde mij
vooral aangetrokken tot de fysiologie, waarin toen
de beroemde Johannes Muller college gaf, die op
mij en op velen van mijn studiegenooten, Du
Bois-Keyinoiid, .Brüeke,^ Ludwig, Virchow, ecu
ucweldiu'cii invloed had en onze
idecnoiitwikkeling bepaalde. De geneeskunde was ons van groot
nut, eensdeels door liet uitgebreide gebied van
concrete /aken ; anderdeels, wijl hier de opsporing
van de waarheid en de wetten der verschijnselen
dringender is : want zij werd opgelegd door de
eischen van de praktijk, die geen uitstel dulden.
Dit had grooteii invloed op mijn ontwikkeling.
Overigens ging ik op mijn eigen weg verder en
trachtte fysi?clie begrippen in de fysiologie geldend
te maken.' Toen stiet ik, zooals jongelieden vaak
het moeiciijkste het eerste aangrijpen, op liet vraag
stuk van Ac levenskracht. In dien tijd Lccrschtc
nog de theorie van Stahl, die wel toegaf, dat in
hef levende lichaam ware natuurkundige en schei
kundige krachten werkten, doch deze zouden aan
zich zelf overgelaten alleen rotting kunnen uit
werken, en ecu bijzondere levenskracht was noodig
om hen de normale ievensverschijnselen te doen
veroorzaken. Het kostte mij veel tijd, eer ik de
STondfout van deze opvatting ontdekte. Ik zei
bij mijzelf: indien de levenskracht natuurkrachten
kan opheffen, waarom dan ook niet de zwaarte
kracht r Doch als de levenskracht dat kou, dan.