De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 22 november pagina 4

22 november 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 752 .Zuster Bertha" is een fraai prozawerk, een ?ober, maar met diep gevoel geschreven boek. Letterlijk iedere volzin en ieder woord is rijpelyk overdacht voor het werd neergeschreven en de nauwkeurige en moeitevolle samenstelling van dit proz» nagaande, kan men begrijpen, dat de schrij ver er zoo langen tijd met zorg en studie aan heeft gearbeid. Het boek behelst maar eene eenvoudige geschie denis, doch vermindert daarom, onzes inziens, niet in waarde. Zuster Bertha is een meisje, wier jeugd niet heel vroolijk is geweest en grootendeels werd door gebracht in een sombere binnenkamer met uit zicht op een slecht onderhouden tuin. Hare moe der was zelden thuis, haar vader ziekelijk en neerslachtig. Zy had altijd een bijzonder verlangen gehad om voor haar leven een mooi en groot doel te zien, dat zy tot dan toe niet bespeurde, een verlangen om lief te hebben en zich op te offeren. Toen haar vader gestorven was, ging zij met baarmoe der een bovenhuis bewonen. En de moeder, die nauwelijks rondkwam met haar klein inkomen, zette haar aan om te huwen met zekeren Karel Albrechts, een gefortuneerd man, veel ouder dan z\j en die haar geheel onverschillig wai. Daar zjj echter geen huwelijk zonder liefde wilde s'uiten en ook hare moeder, die wenschte dat zij dit «el zonde doen, niet tot last wilde zijn, besloot ry voor zich zelve de kost te gaan winnen. En de betrekking, welke haar, in verband met haar opofferingsgezindheid, het verlokkelijkst leek, was die van pleegzuster. Zij werd dan pleegzuster in het Binnen-Gasthiiis en leerde daar een dokter kennen, dien zij begon lief te krijgen. Het was aangekomen met de gesprekken, die zij pp het portaal bleven hou den na dat de avondvisite was afgeloopen. Ook het verleden van den jongen dokter was niet roos kleurig geweest en er ontstond tusschen hen sym pathie door de over-een-komst van haar verleden en levensopvatting en de zijnen. Beiden hadden dezelfde illusies gekend en aan beiden waren die illusies weder ontnomen, beiden voelden zich alleen, verlaten en verdrietig in 't leven. Om we derzijds steun te vinden kwamen zij tot elkaar. Zij waren eenigen tijd gelukkig samen, een half jaar, in hunne kuische betrekking. Doch hetgeen voor Bertha eene diepe en ernstige liefde was geworden, bleek, wat den dokter aangaat, slechts een genegenheid van voorbygaanden aard te wezen. Dien heelen winter, dat hunne liefde duurde, had de dokter zeer afgezonderd geleefd en was Bertha eigenlijk de eenige, met wie hij in aan raking kwam en met wie hij de vriendelijke ge sprekken hield, die tot hun liefde hadden geleid. Nu bedroog hij haar niet, toen hij haar van zijn liefde sprak, want hij zelf geloofde daar vast aan. Toen hij in vakantie ging en het leven een geheel ander aanzien voor hem kreeg, was 't voor hem zelf eene ontdekking geweest, dat die liefde niet zoo diep wortel bleek geschoten te hebben als hij wel had gedacht. Toen hij van de vakantie terugkeerde tot zijn dagelyksche gasthuis-bezigheden, was de liefde l>y hem verdwenen, en daar het hem op den duur verdroot een gevoel voor te wenden, dat hy niet werkelyk had, moest hij aan Bertha, die hem was blijven beminnen, den zwaarsten slag haars levens toebrengen door haar de waarheid te doen be seffen. Daarop kwam er een einde aan hunne verhou ding, waaronder Bertha zeer veel leed. De realiteit van het verpleegsterschap had niet beantwoord aan het droombeeld, dat zy er zich van te voren van had geschapen, en in de liefde, die haar geheele leven gelukkig scheen te zullen maken, was zg' diep teleurgesteld geworden. Bertha verliet het Gasthuis en keerde in de woning harer moeder terug. _ Daar was alles hetzelfde gebleven. Ook de plannen der oude dame betreffende een huwelijk van Bertha met Karel Albrechts. En Bertha, in haar verdrietige onverschilligheid, niet meer be stand tegen het dringen en drijven harer moeder, stemde eindelijk toe en werd Karel's vrouw. De receptie ter gelegenheid van het huwelijk i» het laatste gedeelte der geschiedenis. Men ziet: een eenvoudig verhaal, en dat dan eok alleen waarde heeft om de artistieke wijze, waarop het wordt gedaan. De heer Aletrino gaat zeer ver in het veran deren en maken van woorden, v elke de beschreven indrukken en stemmingen moeten weergeven, zoo dat er geheele bladzijden in het boek voorkomen, die niet meer op gewoon Hollandsch gelijken. Den lezer, die hiervan niet houdt of hieraan niet gewend is, zij derhalve de lektuur niet aangeraden. Voor de personen, die eenigermate met deze kunstsoort vertrouwd zijn geraakt, zal de lezing van Dr. Aletrino's werk evenwel veel genot ople veren. Zy zullen er niet zoo zeer eene belangrijke zielkundige studie dan wel een reeks van zeer schoone stemming-beschrijvingen in vinden. Het werk is, naar het ons voorkomt, goed samengesteld en zonder leemten. Alleen de pas sage, waar de dokter zich zijn gymnasium-tijd herinnert en bij sommige overwegingen over den dood, houdt de stijl op artistiek te zijn en past niet in het geheel. 4 November 1891. A. J. ZOLA TE BRUSSEL. De bladen La Nation en La Gazette hebben Zola terstond bij zijne aankomst in de Belgische hoofdstad geïnterviewd. De Gazette geeft zijn portret aldus: Zola, die nu eenenvijftig jaar is, veroudert niet; zijn krachtig temperament, dat zich in alles doet merken, heeft geheel het karakter van zijn forschen arbeid; het zware hoofd geeft den indruk van stoutheid en wilskracht. Overigens ziet hij er erg bourgeois uit; zijn zwarte overjas en slappe vilten hoed hebben iets heel banaals." Zola zette terstond den interviewer op zijn ge mak ; hij wachtte geen vragen af, maar begon eene karakteristiek van Brussel (e geven, waar hij voor het eerst eene kleine wandeling door gemaakt had. Vooral de lekkerbekkerij der Brusselaren scheen hem getroffen te hebben. Zola zelf houdt van wat goeds, dat is zijne zwakheid. Ik heb vooral de etalages van uw banketbakkers en uw kooplieden in comestibles bewonderd," zeide hij. Het schijnt mij alsof er goed gegeten wordt te Brussel, en dat doet mij pleizier. Als ik op reis ben, ga ik altoos, in de steden waar ik doorga, de hallen zien; als die mooi zijn en overvloedig voorzien, neem ik een aangenamen indruk van de stad mee. Bij u heb ik allerlei taartjes en gebak gezien, die ik te Parijs niet ken; de banketbakkerskunst is bij ons niet groot." Vervolgens gaf Zola zijne opinie over de litte ratuur, en vooral over het naturalisme, op deze wijze: De formules sterven met de mannen die ze geschapen hebben. Maar het naturalisme, in zijn oudste opvatting, zal eeuwig leven, en zich wij zigen met de evolutie der wetenschap." Het Journal des Bruxelles merkt op, dat men, het naturalisme wat breed" opvattend, een beetje vóór Zola, met inbegrip van de Mahabarata, de Ilias, de Aenaeïs, de Divina Commedia, Gó'the, Byron en[Victor Hugo, hem wel gelijk kan geven, en er dan ook het theater van naturalisten als Sophokles, Aristophanes en Shakespeare moet bij voegen. Omtrent de Belgische litteratuur zeide Zola: Uw letterkundige beweging is zeer geaccen tueerd. Ik heb haar vrij nauwkeurig nagegaan ; maar uw schrijvers doen er verkeerd aan, altoos verder te willen gaan dan Parijs. Ik heb bij u grooter parnassiens dan de parnassiens, grooter naturalisten dan de naturalisten gezien. Nu zijn uw jongeren meer symbolisten dan de Parijsche symbolisten, waaronder de verstandigen wat tot bedaren beginnen te komen. Het komt mij voor als eene neiging van niet goed geëvenredigde geesten, die zich in geen geval willen laten vooruitstreven door Parijs, en toch haalt ge daar ten slotte een intellectueel leven vandaan." De Gazette bewondert dit, het Journal de Bruxelles niet. Toch heeft Zola in zekeren zin gelijk. Toen hij nog in zijn opkomst was, werd hij reeds door Cammille Letnonnier met overdrijving nagevolgd. Het Journal de Bruxelles daarentegen beweert, dat Zola geen Belgische litteratuur kent, want dat Belgiëin 't geheel geen naturalisten gehad heeft, dat de parnassiens er slechts een heel klein schooltje, alleen als studie der manier gevormd hebben, en dat er van symbolisten in Belgiëgeen sprake is. Het Journal de Bruxelles vergeet nu weer Maeterlinck en de geheele school der Remie indépendante, die zeer talrijk is. VARIA PLASTISCHE KUNST. Grillparzer voor de eerste maal geïllustreerd. Bij de firma Ab. Breitenstein (Wecnen en Leipzig) verschijnt onder den titel: Grillparzer's Frauengestalten" een werk, dat wel geschikt is, den naam van Grillparzer en den roem van zijne gedichten ver onder het volk te verspreiden. Het nieuwe werk zal in meer dan 200 platen, daaronder een groot aantal full page's,al de interessante oogenblikken, waarvan de drama's van Grillparzer zulk eene overvloed aanbieden, voorstellen. Het juist verschenen eerste deel, dat de Sappho behandelt, geeft een proef van de schitterende uitvoering van dit plan. Het boek, in groot-octavo formaat op tij'i papier gedrukt, bevat de volgende illustratiën, meestal geheele bladen: Het portret van Sappho, de triomftocht van deze, Sappho geeft Melitta les, het feestmaal van Sappho, de hymne aan Apbrodite met de beeltenis van deze, Sappho beluistert den slapenden Phaon, enz. Om het werk voor den ruimsten kring tcegankelijk te maken, verschijnt het vooreerst in afleveringen voor den geringen prijs van 50 pf.; liet geheele werk zal hoogstens 20 afleveringen hebben en zal com pleet binnen den tijd van een jaar gereed zijn. In den vorigen jaargang van de Nederlandschc Illustratie, uitgave van de firma F. B. van Ditmar te Utrecht, werden de portretten opgenomen van de leden der vorige Regeering. Ook werd toen een begin gemaakt met een reeks portretten der leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Thans is na de algemeene verkiezingen die reeks_ verder voortgezet, zoodat in de laatste nummer van deze illustratie geregeld eenige dier portret ten worden opgenomen. Behalve de acht pirtretten van de tegenwoor dige ministers mr. G. van Tienhoven, mr. J. P. R. Tak van Poortvliet, mr. W K. baron van Dedem, mr. N. G. Pierson, C. Lely, J. C. Jansen, mr. II. J. Smidt en A. L. W. Seyft'ardt ver schenen reeds die van de volgende Kamerleden: Jhr. J. Roëll, mr. S van Houten, jhr. mr. T. A. J. van Asch van Wijck, dr. Schaepman, jhr. mr. Beelaerts van Blokland, mr. J. J. 1. Harte, mr. H. G. Verniers van der Loeft', mr. Th. Heems kerk, J. T. Cremer, W. van der Kaaij, II. J. Hooi, W. M. Oppedijk, dr. P. J. F. Vermeulen, mr. W. H. de Beaufort, dr. A. L. Poelman, H. Pyttersen Tzn., mr. L.P.M. H. bar. Michiels van Verduynen. H. A. van Beuningen, mr. F. ,1. A. M. Reekers, «L FJ. N. bar. Schimmelpenninck van der Oye, jhr. mr. J. W. H. Rutgers van Rozenburg, mr. w! K. T. P. graaf van Bijlandt, S. M. Hugo van Gijn, S. van Velzen, F. T. J. II. Dobbelman, mr. C. Lucasse, E. B. Kielstra, mr. II. Ph. de Kanter. De verkooning Cornelis Springer, Johan Conrad Greive Jr., Simon van den Berg," door de H.II. Frederik Muller iv, Co., op l en 2 December te houden, belooft eene artistieke gebeurtenis te zijn. De catalogus is met de fraai geëtste por tretten van Springer en Van den Berg, en eene reproductie van Greive's portret uit Eigen Haard versierd; de verzameling bevat, behalve een groot aantal werken van de drie kunstenaars zelve, schilderijen, teekeningen, aquarellen, ook het een en ander van hun leerlingen of van hun lievelings schilders. Van 24?28 Nov. zal bij den heer R. W. P. de Vries, Warmoesstraat, de collectie uitmuntend gebonden plaat- en prachtwerken, litteratuur, kinderwerken, verjaardag-albums, photographieën, gravures, enz, verkocht worden, die uit het ma gazijn van wijlen den heer Schröder, (firma Gebr. Schró'der, Amsterdam) afkomstig zijn. De boeken zijn dus nieuw; van sommige is er ook meer dan een exemplaar. De firma Scheltema & Holkema (K. Groesbeek) Rokin 74, heeft haren catalogus van litteratuur, praehtwerken en feestgeschenken dit jaar versierd met eene reproductie in het klein van het portret van H. M. de Koningin, geëtst door Prof. C. L. Dake. Het portret zelf is ook door de firma uit gegeven en daar te zien. De jonge koningin maakt daarop een zeer aangenamen indruk, en het is uitmuntend uitgevoerd. Van den bekenden geestigen teekenaar van het Weekblad de Amsterdammer, den Heer Johan Braakensiek", schrijven de H.H. J. H. en G. van Heteren, 2(5 Hartenstraat, is heden een serie nieuwe schetsen verschenen, uit het dagelijksch leven gegrepen, (in den geest van A. Hendschel's Skizzen), getiteld Van alles wat, twintig teekenin gen van Johan Braakensiek, prijs in portefeuille ? 12.50." De schetsen zullen zeker een welkom St. Nicolaasgeschenk zijn. TOONEEL EN MUZIEK. Tusschen de tegenwoordige en de toekomstige directie der Groote Opera te Parijs is een curieus geschil ontstaan. De heeren Bertrand en Campocasso, die met l Januari 1892 hun directie aan vaarden, en wel gaarne terstond een schitterende entree zouden willen maken, met Reyers groote opera Salaminbtt en het ballet Don Quichotte van Lefèvre en Wormser, wenschen voor de repetities en het decoratief een weinig vroeger over het tooneel te beschikken. De heeren Ritt en Gailhard daarentegen, de tegenwoordige directeuren, bewe ren, in het belang van een goed einde, het tooneel tot dien tijd geheel noodig te hebben. Toch is er een schikking te maken, naar het schijnt. Op dit oogenblik maakt de Loliengrin geld. en de heeren Ritt en Gailhard zijn nog op straffe van een hooge boete verplicht, de opera Tamara van Bougault-Ducoudray op te voeren. Nu hebben zij voorgesteld, dat Bertrand en Campocasso deze verplichting van hen zouden over nemen, en daarvoor beschikking over het tooneel krijgen. De zaak is nog niet beslist. In de elfde aflevering van het Maandblad voor Muziek komt een belangwekkend artikel van den redacteur, Mr. H. Viotta, over den Romfo et Juliette van Berlioz voor. LETTEREN EN WETENSCHAP. In een prijsvraag naar de tien populairste romanschrijvers in de wereld, in de Vtreenigde Staten gehouden, werden de volgende schrijvers gekozen: 1. Jules Verne, 2. Kapitein Charles King ; 3. Mrs Beecher Stowe ; 4. Nathaniel Hawtborne; 5. George Eliot; (J. Alexandre Dumas père ; 7. Charles Dickens ; 8. Sir Walter Scott; 9. General Hew Wallace; 10. Rider Haggard. Omtrent kapitein Charles King en generaal Hew \Vallacfi zou men zich zeker aan dezen kant van den Atlantischen Oceaan nog wel eens bedenken. Een Italiaansch tijdschrift maakt zes brieven openbaar, door paus Pins IX aan kardinaal Poledori geschreven. Zij zijn interessant, omdat Pio Nono destijds nog bisschop van Imola was, en zich verdedigde tegen de beschuldiging van al te liberaal to zijn. Twee andere betreffen de benoe ming van Mastaïals nuntius te Parijs, welke be noeming hij niet aannam, om de volgende redenen: De eerste", schrijft hij, is, dat ik slecht Fransch spreek en het nog slechter schrijf. De tweede is de zwakte van mijn geheugen, dat mij soms op zeer belangrijke oogenbiikken in den steek laat. De derde is de vrees, in aanraking te komen met een geestelijkheid, door deugd en geleerdheid eer biedwaardig, onder welke ik twijfel of ik mijn boog ambt met voldoende waardigheid zou kun nen ophouden". De brieven zijn zeer origineel en levendig. De Duitsche schrijver Gerhard von Amyntor heeft eene novelle, Die Cis-mcll-Sonate, geschre ven, als pendant van Tolstoï's Kreutzer-Sonate. Het is dus een polemische novelle, die met ernst en energie het ascetisch streven van den Russischen graat bestrijdt. De vereoniging Handwerkers Vriendenkring geeft een maandblad uit, dat kosteloos verspreid wordt, en in zijn hoofdartikelen werkstaking," normale arbeidsdag" postspaarbank en collector" enz. bespreekt. Bij den uitgever G. G. Vonk te Alkmaar, kwam van de pers, Louise en haar vriendinnetje, door F. M. van Leent, eene vertelling voor jonge dames", die als feestgave voor de volgende maand bedoeld is. Bij denzelfden uitgever verscheen een vierde druk van het beroemde boek van F. W. Farrar. F.cn schooljongen of' Van kwaad tot erger, ver taling van J. Kneppelhout. In Engeland beleefde het reeds vier-en-twintig edities en is nu met keurige en zeer karakteristieke plaatjes geïllu streerd, liet is zeker een der meest aanbevelens waardige St. Nicolaasgeschenken voor jongens. Als Xo. 21 is in Warendorf's Norellen Hilliotheel' verschenen : len Dubbele invasie, een her innering aan het letterkundig congres te Brugge, medegedeeld door J. Iluf van uuren. De aange naam vertelde herinnering zal niet enkel voor de vele bezoekers van het congres maar ook voor de lezers die niet te Brugge waren, hare aantrekke lijkheid hebben. Nicuice uitr/aren. Ifwrclijkspoezic, herinneringen en beelden, opgedragen aan alle jonge vrouwtjes in Xederland en aan ne in het bijzonder, door Eni:.\. Amster dam P. N. van Kampen en Zoon. Een goed" boek. ongetwijfeld. Een lief" boek ook. Daarbij een boek, dat ontegenzeggelijk getuigt van talent on dat in vloeiend en be schaafd Hollandsch is geschreven. Maar óók een boek, dat bij de in den titel genoemde jonge vrouwtjes veel ty'd en veel geduld onderstelt. De elt spectatoriale vertoogen, waaruit het bestaat, zijn zelfs voor dit genre ongemeen breedsprakig. De schrijfster laat zich door de gemakkelijkheid, waarmede zy de pen voert, medesiepen, maar sleept hare lezers niet mede. By de vele goede gaven, die zij bezit, ontbreekt haar de zelfbeper king, die don meester kenmerkt. Asters, uit het Zweedsch van E. AHLGBEN, door UNA. De korte schetsen, welke dit boekje bevat, leg gen wederom een welsprekend getuigenis af van Ahlgren's eigenaardig talent. Liefhebbers van sensatie-romans en shilling-dreadfuls kunnen dit boekje gerust ongelezen laten. Voor hen, die waarde hechten aan eene vlugge, sober getinte teekening bevat het veel aantrekkelijks. Una zorgde voor eene goede vertaling. Wetenschap. EEN REDEVOERING VAN HELMHOLTZ. De groote Helmholtz heeft korten tijd geleden, bij de viering van zijn vijftigjarig doctoraat, in een redevoering zijn eigen ontwikkeling geschetst, en wij geven dezen speech weder naar de aanteekeuingen van een ijverigen reporter. Ik ben heden met eerbewijzen overladen ge worden. De vorst van mijn land is de eerste ge weest, andere europeesche souvereiuen en met hen de president der fransche republiek, hebben mij eerebewijzen geschonken, waarvan gij de uitwen dige teekens aan mij zien kunt. Ik weet niet, hoe ik voor dat alles danken zal; ik gevoel dat ik u allen dank ben verschuldigd, maar ik weet niet, hoe het zoo is geschied. ]k was toch een zieke lijke knaap, kon niet aan de spelen van mijn tijdgeuooteu mededoen, en was wel gedwongen mij binnenshuis zelf bezig te houden. Zoo herinner ik mij dat ik als jongen zeer veel met de blokken doos speelde, en op die wijze verkreeg ik mijn eerste ruimtevoorstellingen. In mijn gedwongen ceenzaamheid was ik weetgierig, of, zooals men lieden wel zegt, zenuwachtig. Doch ik had een hinderpaal voor mijn zucht, tot weten, die in den grond de oorzaak van mijn latere verrichtingen werd : ik had een slecht geheugen, vooral voor niet samenhangende feiten. Met moeite werd ik de regels der grammatika meester, maar met de uitzonderingen was het slecht gesteld. Ik had nooit liistorikus of filoloog kunnen worden. Wat mij het eerst aantrok, was de meetkunde; hier was samenhang, hier kon ik overwinnen. Voor zulke kennis was mijn geheugen voldoende; zoodra ik het verband inzag, was ik gered. Ik kon ook lange gedichten onthouden, waar ik den steun van het metrum had, indien er tenminste inwendige samen hang bijkwam ; ik heb wel drie boeken van de Odyssee en oden van Horatius in het hoofd gehad. Tot de poëzie werd ik gebracht, en in mijn liefde voor haar gesterkt door mijn valer, die leeraar aan het gymnasium was. IIij was ecu man vol enthousiasme ; hij had voordrachten van Fichte bijgewoond ; bij was tweemaal met de vrijwillige jagers naar Parijs getrokken ; hij had de bezieling van dien groot.cn tijd en zijn idealeen in zich be waard ; ooic bezieling voor de dichtkunst had hij, en die trachtte hij op ons over te dragen. En tege lijk was hij in filosofische richting een leerling van Fichte, een aanhanger van het transcendentale idealisme. Hij ging vaak met mij wandelen, en dikwijls ging een vriend van hem mee, die Hege liaan was. Ik hoorde beide mannen veel met elkander redetwisten, en hoe liet kwam. weet ik niet, maar ik gerankte tot een persoonlijke beslis sing, die zeer veel verschilde van de filoso/ic mijns vaders. Misschien werd door het sehoone land schap vau Potsdam de last voor de werkelijkheid opgewekt. De werkelijkheid was eigenlijk het doel mijner gedachten, en zoo koos ik mijn eigen weg tusschen ichte en llegel door, eu zeide bij mij /elven: de werkelijkheid moet begrepen kunnen worden. Later kwam ik in aanraking met de fysika, die de werkelijk beid in den vorm vaneen wet aan biedt, en daar vond ik stof naar mijn aanleg ; daar vond ik aanknoopingspunten en samenhang ter overwinning van mijn zwak geheugen. Eu toen maakte ik mij een theorie op eigen hand. als een geheugen slechts den samenhang behoudt, moet ten slotte slechts de wet overblijven. En zoo kwam ik reeds vroeg aan de natuurkunde; reeds op het gymnasium hel) ik mij veel met. haar opgehouden. Dikwijls zat ik in de klasse, vóór mij Cicero, die mij vreeselijk verveeld heeft, en onder de tafel een stuk papier, waarop ik plannen schetste voor optische instrumenten. Gaarne was ik in de natuurkunde gaan studeercn; doch de natuurkunde ging toen door voor een wetenschap zonder brood; mijn vader meende, ik moest de geneeskunde kiezen, die bovendien tra ditie was in onze familie ; een oom van mijn va der was een bekend geneesheer. In de geneeskunde leerde ik de feiten der na tuur in breeder omvang kennen, dan in tl» natuur kunde het geval was geweest. Ik voelde mij vooral aangetrokken tot de fysiologie, waarin toen de beroemde Johannes Muller college gaf, die op mij en op velen van mijn studiegenooten, Du Bois-Keyinoiid, .Brüeke,^ Ludwig, Virchow, ecu ucweldiu'cii invloed had en onze idecnoiitwikkeling bepaalde. De geneeskunde was ons van groot nut, eensdeels door liet uitgebreide gebied van concrete /aken ; anderdeels, wijl hier de opsporing van de waarheid en de wetten der verschijnselen dringender is : want zij werd opgelegd door de eischen van de praktijk, die geen uitstel dulden. Dit had grooteii invloed op mijn ontwikkeling. Overigens ging ik op mijn eigen weg verder en trachtte fysi?clie begrippen in de fysiologie geldend te maken.' Toen stiet ik, zooals jongelieden vaak het moeiciijkste het eerste aangrijpen, op liet vraag stuk van Ac levenskracht. In dien tijd Lccrschtc nog de theorie van Stahl, die wel toegaf, dat in hef levende lichaam ware natuurkundige en schei kundige krachten werkten, doch deze zouden aan zich zelf overgelaten alleen rotting kunnen uit werken, en ecu bijzondere levenskracht was noodig om hen de normale ievensverschijnselen te doen veroorzaken. Het kostte mij veel tijd, eer ik de STondfout van deze opvatting ontdekte. Ik zei bij mijzelf: indien de levenskracht natuurkrachten kan opheffen, waarom dan ook niet de zwaarte kracht r Doch als de levenskracht dat kou, dan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl