Historisch Archief 1877-1940
No. 754
DB AHBTEBDAMMER, WEEKBLAD VOOE NEDERLAND.
Ik tab bet myn plicht geacht, bovenstaande
opmerking niet te verzwijgen.
Met grejote heiaagstelling zie ik de volgende
toireee te gemo*t.
VAN MILLIGEN.
DUlTSCHLAND's OPERA-PERSONEEL.
(Ben* jydeB8ge*chiedenis en eene waarschuwing)
door W. F. THOOFT.
Rotterdamsche offervaardigheid. Kunst
genot en teleurstelling Tijdigheid van
den val der Duitsche Opera. Roekeloose
onderneming te Amsterdam. Ontred
derde toestand van Duitschland's opera-per
soneel. Theater-concurrentie.
Tenorennood. Miskenning van de waarde van
het Zangonderwijs. Avonturiers en na
turalisten. Klacht orer de kleine thea
ters. Gevolgen voor Rotterdam.
Duitsche operagezelschappen voor langen
t\jd in Nederland onmogelijk.
Met een offervaardigheid, wellicht eenig in de
geschiedenis der muziek, hebben eenendertig jaar
lang Rotterdamsche particulieren een kostbaar
kanttinstitnut in stand gehouden, hetwelk met
weinige uitzonderingen overal elders door vorsten
of uit gemeentekassen ondersteund wordt. Vraagt
mea echter of de Duitsche Opera te Rotterdam
de waarde der gebrachte offers aan kunstgenot
heeft kunnen teruggeven, dan moet het antwoord
laid«n, dat dit slechts eene minderheid vanjaren
het geral is geweest, en dan nog maar bij bena
dering, daar zelfs in de beste jaren (1860?66)
tijdelijke leemten in de voornaamste partijen voor
kwamen, die zoowel in de werkzaamheden als in
het kunstgenot stoornis veroorzaakten. Ook in
de latere jaren kwamen telkens onvolledigheid en
vooral te groote ongelijkheid van krachten te
voorschijn, eene kwaal, die slechts enkele seizoe
nen tot een minder schadelijk minimum kon te
ruggebracht worden. Toch hield zich de Opera,
dank zij de langdurige medewerking van enkele
uitstekende zangers en zangeressen, nog tamelijk
wel staande tot aan het einde van het seizoen
1884/85, toen het Rotterdamsche kunstinstituut
te gelijkertijd door twee slagen getroffen werd,
die de voorboden van den val waren.
Ten eerste openbaarde zich bij het publiek een
zekere afmatting tengevolge van
repertoire-verslyting; hetzelfde kwaad, hetwelk ook aan de
Fransche opera te 's Hage en overal elders nood
lottig begon te werken, waar het niet door een
tijdig optredend jong auditorium van goede mu
ziekliefhebbers werd verholpen. Te Rotterdam
moest het te eerder hiertoe komen, daar het pu
bliek van de Maasstad hoofdzakelijk alleen groote
en romantische opera's wil zien en slechts enkele
komische opera's bij uitzondering een bezoek
waardig keurt, wordende overigens de muziek van
dit genre te licht en te dun bevonden. Hebben
de Rotterdammers nu hierin niet geheel en al
ongelijk, zoo staat daar tegenover, dat wanneer
een pvibliek bijna niets anders genieten wil dan
hooge kunst, eene opera-onderneming te veel in
hare werkzaamheden belemmerd wordt, tot een
tonigheid van repertoire vervalt en op den duur
niet bestaan kan.
Tengevolge van verminderd bezoek trof nu de
tweede slag door de aftreding van het laatste
dier kleine guarandeerende comité's, wier leden
tot nog toe duizende guldens aan de instandhou
ding der opera hadden geoffetd, maar thans den
last niet langer konden dragen, daar de kosten
der opera tot /' 140,000 waren gestegen, terwijl
de ontvangsten te Rotterdam in geen redelijke
verhouding tot de uitgaven meer stonden.
De opera had nu eigenlijk opgeheven moeten
worden, maar ongelukkig stond de aanbouw van
den nieuwen schouwburg in den weg, en zoodoende
ging in 1885 onder de ongunstigste omstandig
heden de exploitatie over op een directeur-onder
nemer, gesteund door eene vaste subsidie. Hier
mede waren die schonen Tage von Ararjuez, die
grooten deels toch reeds tot een verleden behoor
den, geheel en al voorbij. De opera moest nu
om den broode gaan reizen, en terwijl de spoor
wegmaatschappijen juichten, zat de Rotterdamsche
muziekliefhebber in zak en assche.
De qualiteit der uitvoeringen, die door herhaalde
afwisseling van middelmatige kapelmeesters reeds
geleden had, ging nu nog sterker achteruit. De
tijd die nog aan studie besteedkon worden, kwam
het zangpersoneel ten goede, maar het orkest werd,
behalve voor enkele nieuwe werken van Wagner,
zeer schriel bedeeld en verloor alle discipline en
fijne samenwerking, een verschijnsel dat bovendien
nog verergerd werd door de ongelukkige zucht
der heeren kapelmeesters, om door
paardenspultempo's nagenoeg alle ouvertures te vermoorden.
Nog andere ongelukken van dien aard zouden
vermeld kunnen worden, maar 't zou eer.e on
dankbare taak zijn de rampspoedige geschiedenis
der zes laatste operajaren uitvoerig te behar.delen.
All» animo om de opera geregeld te bezoeken
was bij de muziekliefhebbers verloren gegaan,
zoodat alleen nog maar buitengewone voorstel
lingen in staat waren een talrijk publiek naai
den schouwburg te lokken. Voegen wc hierbij
nu, dat ook de proefnemingen, om hoc publiek
nog met een ongelijksoortig samenstel van nieuwe
werken op te frisschei), mislukten, alsmede dat
de gedwongen reclame der achtereenvolgende
directeuren met al die ellende een zeer vervelend
contrast begon te vormen, dan is het zeer be
grijpelijk, dat ieder Rotterdammer van eenig
goed inzicht maar blijde was, toon in den loop
van het vorige winterseizoen de zwakke
levensdraad der Duitsche Opera doorgesneden werd en
daarmede aan een onhoudbaren toestand voor
goed een einde kwam.
Ka het gebeurde te Rotterdam had niemand
kunnen denken, dat spoedig daarop ook Amster
dam een staaltje zou ondervinden van de verre
gaande lichtzinnigheid, waarmede sommige lieden
tot eiken prijs oparadirectenrtje willen spelen.
De daaJ van den heer Sclrwarz, gewezen souffleur
van den heer Saalborn, was zoo roekeloos mogelijk.
Vooreerst kon genoemde impresario zeer goed
berekenen, dat eene kostbare opera-onderneming
niet bestaan kan zonder subsidie, en dan nog
maar van ejéne voorstelling per week in de stand
plaats plus de toevallige baten, die het reizen
kan opbrengen. Ten tweede wist de heer Schwarz
zeer gofd, dat de ontredderde toestand van
DuitscbJand's opera-personeel niet toeliet een
gezelschap sameu te stellen, dat tegenover de
Nederlaudsrtie sn Fratsche opera bij benadering
een goed figuur zou kunnen maken. Waarom
dan zangers en koristen uit hun vaderland gehaald,
die op den eersten betaaldag den besten reeds in
ongelegenheid moesten komen ?
Ten einue zoo mogelijk eene herhaling vau
het gebeurde te voorkomen, acht ik het nood
zakelijk onze muziekwereld meer nauwkeurig be
kend te maken met de oorzaken, die Duitschland's
opera-personeel in ontredderden toestand hebben
gebracht en diensvolgens het bewijs te leveren,
dat Duitsche operageztlschappeu voor langen tijd
in Nederland onmogelijk zullen zijn. Die oorzaken,
voor zooverre ik ze door een veeijarig verblijf in
Duitschland heb leeren kennen, zijn do volgende:
Al sedert jaren heeft Duitschland te kampen
gehad met eene schromelijke wanverhouding
tusschen het veel te groote aantal theaters en het
aantal beschikbare goede zangers, waardoor het
reeds lang niet meer mogelijk is sieweesf, zelfs
voor de grootere tooneelen evenredige
zargkrachten bijeen te krijger. Vooreerst werkt hier de
fenorennood, die voor de Duitscbe muziek
wereld letterlijk een blijvende ratuurplaag ge
worden is en aan eene goede bezetting van bijna
alle opera's telkens in den weg staat. In
sternmiddelen en keeldispositie en zelfs in zijne uiterlijke
verschijning is de Duitsche ter.or meestal een minder
bedeeld wezen dan zijne collega's van andere
natiën. Borststem eu gemakkelijke toonaanzetting
zijn afwezig; de Duitsche tenor moet doorgaans
de tonen uit de keel persen en in het hoogere
register kopstem laten hooren; zijne uiterlijke
verschijning mist flink mannelijk voorkomen en
vlugheid, en zijne actie is veelal te stijf'. Natuur
lijk is deze beschrijving niet van toepassing op
de weinige tenoren van naam, die Duitschland
bezit, maar hoeveel zijn die in getal? Van helden
tenoren ternauwernood een half dozijn op een
getal van 200 of meer theaters (Oostenrijksche
medegerekend), en van hooger begaafde lyrirche
tenoren hoort men zoo weinig, tlat die ook al
wel op de vingers zullen te tellen zijn.
Geen mindere plaag is het belangrijke verlies
van bruikbare zangkrachten, ontstaai.de door de
veel te algemeene miskenning der waarde van
onderwijs en strenge studie, eene schromelijke
inconsequentie bij een volk, dat anders de vaan van
luchtige Auxbililung_ hoog houdt. Nu komt hier
ook wel in aanmerking, dat het nog zeer de vraag
is, of Duitsehland en Oostenrijk over voldoende
en dan goede onderwijskrachten brschiiiken kun
nen; maar hiertegenover staat, dat de vraag naar
onderwijs van den kant van aankomende opera
zangers aan geen redelijke verhouding tot de be
hoefte voldoet. De schuld ligt hier aan bet bijzon
dere soort van personen, dat, dank zij de kleine
theaters en de bemiddeling der heeren
theateragenten, operazanger wordt. Dit zingende) V) gedeelte
v .n het menschdom laat zich in twee categorieën
splitsen, avonturiers en naturalisten, beiden
behoorende tot de broeder- en zusterschap der
waaghalzen. Avonturiers zijn personen die,
meenende voldoende stemmiddelen te bezitten,
na het genot van enkele zanglessen reeds vroeg
aan het, theater gaan, ol op iets later leeftijd uit
andere betrekkingen wegloopen om hun geluk als
operazanger te beproeven. Naturalisten (Duitsche
benaming voor geheel ongeschoolden) zijn jongelui
uit huisgezinnen, wier hoofden hoegenaamd geen
begrip hebben van de waarde van degelijke zang
studie, ook als kapitaalvorming met de stem. Die
jonge heeren en dames moeten maar spoe
dig geld verdienen gaan; zonder zelfs de
allereerste beginselen der zangkunst te ken
nen, aan kleine theaters, nemen daar met
hunne ongeoefende stemmen allerlei slechte ma
nieren aan, en, komen ze door bemiddeling van
theateragenten aan grootere tooneelen. dan ze
daar een tijdlang de plagen van directeur eu j
publiek, worden weer weggezonden en beloven
een smadelijk einde. Knkele naturalisten, bezit
ters van zeer mooie stommen, komen wel eens
door aanbeveling aan een hoftheater terecht, waar
ze dan, alvorens te mogen optreden, voor reke
ning van den vor-t behoorlijk worden onderwe
zen, en gedrild en later nog als duchtige zangers
naam maken. Maar dat zijn uitzonderingen, die
op het algemeen bestaande kwaad niets afdoen.
Zonder de kleine theaters zou dit. kwaad tot veel
kleinere afmetingen kunnen beperkt blijven ; deze >
kweckschooltjes van slechte zangers zijn dan ook
rechtmatig gehaat.
Wcnn jedes Nest von 20.0H) Kinwohnorn eine
stenende Oper haben will, da ist fui- die
giosseren Bühncn an ordor.tlich zusarnmer;gestollteii
Operngesellsehaften sar kom Ankommen". Zoo
luidde omstreeks 1.r> jaar geleden in oen. Duitse'h
blad de klacht, die reeds vromer gehoord was
en volkomen het bezwaar tclictst, waarmede de
Rotterdamsche Opera altijd te kampen heeft geha 1.
Hij zulk oen overdreven concurrentie en wan
verhouding tussc'hen vraag en aanbod kan c.-n
opfiragezelschap nooit een mooi geheel vormer,
maar moet s'oeds steunen op enkele goede krach- ,
ten, en deze moeten dan nog meestal deieir geluk |
of toeval verkregen worden, /iju beste artistou i
heeft Rotterdam te danken, gehad aan bijzondere !
omstandigheden, hetzij de zanders o!>aan:,'<'naam- j
heden hadden gehad met andere theaferdiivcteu- j
ren, of' niet voor ieder Duitse'h pul.liek ruide.", j
zingen (vommigi! residentie publiek-1; ) en zich
zelf aanboden, hoiy.ii door particuliere
a:mbevtb'ng. Als bHi'tojikan'jos dienen \creield t.' wor
den, dat ele drie uitstekende baszangers, de b>'ereu
el'Alle Aste. Fiscltcr en liehrens bijeeiigerekend j
2.'i iaar te Rotterdam zijn werkzaam goweo.st.
-dat ook de dames \Voyringer, Sa:ir J;iger, l\ein;-;nor
on Jaïtltt vele jaren »au eirxe (Ipera getrouw blese;'.
en elat we van 1HIO 1S75 een zeldzaam mooi
koor hadden, hetwelk aan de uitvoering der groote
ensomble's een bijzonelrren glans verleende. Maar
overigens heeft, het Duitsche zanders-de iicit zijn
invloed geducht doen geldon. Allereerst bij de j
tenoren. Wezenlijke heldentenorstemrncrj hadden j
slechts drie zangers, maar daarvan was de beer j
Ellinger niet geschoold genoeg, de hoer Beriihardt
reeds op leeftijd en de lieer Gross ook al op zijn
retour, zoodat ]ie:r slot van rekening de
Uotterdams.chc Opera geen enkelen deugdelijker! jongen
heldentenor heeft kunnen bezitten. Goede drama
tische sopranen zijn, met elkander gerekend, slechts
14 of 15 seizoenen werkzaam geweest; de overige
jaren werd hii derlijke stoornis veroorzaakt door
zangeressen, die doorvielen, wegliepen, leelijke
stemmen hadden of lang niet genoeg geschoold
waren. Ook bij de overige emplooien zijn goede
en uitstekende krachten steeds in de minderheid
geweest, terwijl het de Rotterdamsche Opera ook
niet aan naturalisten ontbroken heeft.
De conclusie is hier dus: DuiUche operagezel
schappen zijn fragmenten en moeten voor langen
tijd in Nederland onmogelijk geacht worden.
Al! leen om Duitschland in staat te stellen tot voor
ziening in eigen behoefte, aflevering aan het
buitenland dus geheel buiten rekening gelaten,
daar oe zou vooreerst moeder natuur de
! tenoren aanmerkelijk milder moeten bedeelen,
en dan zou als algerneene maatregel moeten
ingesteld worden geen andere dan geëxamineerde
zangers aan te nomen. Maar wanneer zal, na
tuurbeschikking daargelaten, althans dit laatste
gebeuren? In ele muziek- en tooreelwerelel bestaat
wel corcurrentie, maar geen gemeen overleg, en
tot nog toe is 't eie Duitsche hoftheater-intendanten
en directeuren der grootere i-tadstbeaters niet in
gevallen, de bestaande ellende en verwarring door
krachtige maatregelen te stuiten. Ik eindig dus
met de waarschuwing aan onze eigenaars van
schouwburgen en verdere belanghebbenden, zich
op geenerlei wijze met Duitsche opera onderne
mingen in te laten; die zaak geeft niets anders
dan aanhoudende plagerij en geidverlies.
Rotterdam, November 1891.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
Een heuchelijke tijding. De heer Jozef Israëls
zal, naar men verzekert, het portret schilderen
van den heer W. Roelofs, dat met het aanstaand
vieren van diens zeventigsten verjaardig aan het
Rijksmuseum zal worden aangeboden. De overal
erkende chef d'i'cole der Hollandsche artiesten,
ele beeltenis makende van hem die het eerst bij
ons gebroken heeit met het traditioneele land
schap, en de glorieuze periode van de nieuwe
Nederlandsche landschapschilders voorbereieldc,
dat is nu inderdaad een waardig huldeblijk, wat
zin bee'ft. En voor het Rijksmuseum, waar Israëls
zoo langzamerhunel vrij aardig vertegenwoordigd
wordt, is het van belang op die manier ook van
den portretschilder Israëls een specimen te kun
nen aanwijzen. Want ele man die de
levenademend expressieve portretten van rnr. P. Blussévan
Oud-Alblas en van prof. Goudsmit en van Busken
Huet gemaakt heeft, blijft ook onbetwist Hol
lands eerste portretschilder van dezen tijd.
Van Israëls als portretschilder gesproken: nu
men er voor zorgen gaat de nieuwe
Arnsterdamfcche Aula met portretten van professoren te be
volken, en daar juist nog niet veel moois voor
beeft, moest men trachten van de familie van prof.
Moll veieir die verzameling het door Israëls
geschilderde portret te verkrijgen van den be
roemden Amsterdamschen kerkhistoricus, dat in
mijn herinnering uitmuritenel is.
De laatste twee Zaterdagen gaf het Genoot
schap Pulchri in den Haag kunstbeschouwingen
van de schetsboeken van Bjsboom, sommige met
zeer uitvoerige droge teekeningen naar oude ge
bouwen en kerken, andere weer met los
ge:wasschen schetsen in sepia of een tikje verf, en
mooie krabbels van boerenhuizen, dorper, torens,
figuren,Iandseh8j>>tudie.s,teekeriir>gen van het strand
enz. Dit alles dus kompleteerende de Bosboom
tentoonstelling van l'ulchri, iiie den Kielen
Decernber gesloten wordt. De Maa'schappij Arti gaf
op Donderelag 3 December eveneens een kunst
beschouwing van Boshoom's nagelaten werk.
Den l.'iden December geeft l'ulchri ele toege
zegde kunstbeschouwing vau toekeningen door
Vincent van Gogb.
Met Kerstmis opent de tentoonstelling der le
den van l'ulchri.
Op ele laatste leder.kimstbeschouwing van Pulchri
waren nieuwe teekeninger, van Bauer van den
I'ariji-ehen boulevard, die hij onlangs meebracht
van een reisje door Noord-Frankrijk, dat. voorna
melijk gemaakt werel om ele prachtige Kathedraal
van Rouaan te zien. waar de begaafde teckei:aar
vau de kerk te Straa'sburg" zeker iets moois
van geven zal.
Op bet oogenblik is De Zwart iri Parijs en
maakt daar teekeningen die bij zal laten zien in
don IIaa»schen Kunstkiing. De jonge kring denkt
hare tentoonstellingen van studies enz. door hare
leden, te vervolgen.
Door do activiteit van l'ulchri en Kunstkring
beide, krijgt men in den Haag tegenwoordig vrij
wat te kijker.
Zondag ('< December: ela
tentoonstelling ia Arti.
laatste dag van du
Armand Guillaumin, de geagiteerde, zuiver door
beüo gezichtsirnpre-ssies geleide e-olurist, beherende
tot de grof p der oudere Kran^che impressionisten,
en sedert iMTl met deze e\p Moerende: strijd
makker uit het kamp vau lvlou-ird Maner, ('laude
M'inct, Camille PNsarro, >i-!ey uil l'ezani.e, on
die eenmaal. in 1SSS. iu de,localüeil van ele J!'.rite
inili'lH-iifliiiili: (die toen ha.!f e'cii independente
kunstkoiiperszaak wa>.} e,eu ('xposiMo hield vaneen
dertigtal zijner overigens vrij onvorkoopbare schilde
rijen, -?die Guillriuiuin (ïie met Guillt-niüt den
meer fc.rtuinlijken zeoschüder niet moet worden
verward, was van armoede gekomen tot ..." een
betrekking bij de Parij.-.e-h:: stu.lsreiniging terwijl
zijn vrouw door lesgeven inoo-it he'lpen in ele brood
winning. Ivi tot verrassende voleloening van zijn
vrienden heeft nu die resp'. ctablo man, die liever
een liaantje zeicht dan heit minst te traiisigoeren
in xijn kunst, uit eien Algier.M'bu loterij het
i/rutlul getrokkei'. wat ditmaal zeker door nien and
beter elan den winner verdiend was, wien liet zoo
voortreffelijk zal te stade komen.
Walter Ctane is voor eenigen tijd naar Amerika,
maar maakte vóór zijn vertrek nog twintig mooie
teekeningen persklaar, waarmede ele nieuwe editie
van The Glitteiïng l'lain'' door zijn
socialistischen vriend Williatn Morris zal worèen opge
luisterd.
The Arts and Crafts Society, waarvan Cra»e
president en Morris med«bestunréer is, zal dit
jaar geen tentooonstelling houden.
Toen ik verleden week hitr den wensch uit
sprak dat Whistler's portret van zyn moeder deer
hetLuxembourg-Museum mocht worden aan gekoekt^
wisten de dagblaeien 's Zaterdags al te mtlden
dat de koop gesloten was Whistler stond het
nobele schilderij voor weinig af, om de eer,
schreef hij, van een zijner werken in een Fransen
museum te hebben. De Engelscben zullen het
nu wel niet heel goeel vinden dat het eenige
schilderij wat voorloopig in het Luxetuboiirg de
Engelsche kunst vertegenwoordigen ral, juist van
den infamen Jimmy is. En wie zou, toen
Whistler's portret van eerie dame in het wit, zoovele
jaren nog niet geleden op den Parijschen Salon
des llefiisés tot spot diende van de Parijzenaars,
gedacht hebben dat spoedig aan het werk -van
dienzelfelen W his>tler een eerpplaats zou worden ge
ruimd in de buurt der schilderijen van zijn reeds
halfvergeten meester Gleyre, in het voorportaal
van het Louvre !
Naar aanleiding van den verkoop van een der
bekendste meesterwerken uit de Galleria Borghese
heeft de afgevaardigde Menotti in het Italiaansche
Parlement het voorstel gedaan de gar.sche Villa
Borghese met heel het rijke museum dat de
kunstlievende familie er (nadat de oorspronkelijke col
lectie aan Napoleon, overging) in gesticht had,
voor het Rijk aan te koopen, om hier verdere
verspreiding naar het buitenland voorgoed te voor
komen. Maar men meent dat het voorstel weinig
kans heeft aangenomen te worden.
In de Nineteenth Century wijdt Sir Charles
Robinson, de directeur der National Gallery, een
artikel aan den namaak van kunst. De periode
van de moderne kunstbedriegerijen begon, zegt hij,
al met de vijftiende eeuw. maar de productie van
toen was niets vergeleken bij de legio onechte
kunstvoortbrengselen van tegenwoordig.De schrijver
stipt verscheiden bizondere gevallen van bedrog
aan, bij een van welke hij zelf de ontdekker wae,
enkel door met een speld te prikken in het be
wuste schilderij: want een oud schilderij moet
bijna zoo hard zijn als porcelein, en dringt de speld
er in, elan kan eie pate niet anders dan van jon
geren datum wezen.
Bij de firma Buft'a te Amsterdam is op het
oogenblik een schilderij te zien van dew bekenden
Mür.chener schilder Fritz von Uhde, wiens werk
zeer merkwaardig is, en van wien, als ik mij rtcht
bezin, sedert 188,'i, toen hij op de Wereldtentoon
stelling een Hollandsen dorpstafereel : de
Orgelman, expozeerde, hier niets te zien gewerst is.
De Sainte Clt'titdk, het door Viollet-le-Duc
zoo kompleet gerestaureerde gothiek-moi.uraent,
dicht in de buurt van de eerwaardige Parijsche
Notrfi-Dame, en waar toch ve>oral ook aan ont
breekt dat er geen elienst in gehouden wordt,
dat superbe. brok architektuur dat hinderlijk
omringd was door karakterlooze gebouwen, zal nu,
door samenwerking van het Rijk met de stad
Parijs, wo-den vrijgemaakt, zooelat de kapel ook
uitwendig tot hare waarde kan worden terug
gebracht. V.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Ve HoUanilfdie tentoonstelling te Parijs. Uit
Parijs wordt van 30 Nov. aan de Frankfurter
geschreven : De moderne Nederlanelsche kunst heeft
den opwekkenden invloed dien zij van Parijs ont
ving en nog steeds ontvangt, nooit verloochend en
evenzoo wordt het kunstleven der Hollanders hier
hoog geschat. Een getuigenis van deze wederzijelsche
natuurlijke aantrekking is de omstandigheid, dat
niemand minder elan Meissonier zelf eere president
van ele Rotterdamschc kunstclub" was en dat
deze laatste ele uitmuntei eiste Parijsche schilders,
een Bonnat. Carolus Durar, B. Constant. J. Breton,
Detaille, Jéróme, Gervex en Ziem tot zijne
eereleden telt, zooals dan ook omgekeerd vele zijner
inboorling-leden voor de bezoekers der Silons oude
bekende vrienden zijn. De club heeft leeds meer
malen in de Hollandsche steden tentoonstellingen
van Frar.sche kunstwerken georganiseerd en heeft
thans ten voordeele der armen van Parijs talrijke
werken zijner leden in het paviljoen der s'ad
Parijs achter het Palais ele ITndust.rie tentoon
gesteld. Heden was het vernisdag"; verschei
dene liollandsche schilders namen het vernissen",
dat men hier meestal als een overwonnen stand
punt'' beschouwt, nog zeer ernstig op. Bij het
binnentreden in ele met banieren versierde zaal
valt ten eers-te links het zoo eigenaardige schil
derwerk van Hreitner uit Amsterdam in het oog.
liet is werk, zooals elat van Munkaczy uit diens
eerste periode. Daar staan b.v. op een brug te
Amsterdam vier dienstmeisjes, ieder met een
schort voor. aan do ijzeren brugleiming, ijverig
babbelend. Asphaltgezichten ; op den achtergrond
asphalthuizcn ; op ele hoornen aspbaltloof; aan den
beme'l a^phaltwolken en toch leeft alles, en
het bruin is zoo juist geschakeerd, dat ten laatste
doeir het bruin been ook geel, rose en al het
noeielige' zichtbaar wordt. Zijn In. de Sticettio"
drijft' het kleurenstel nog veel vcreler: bruine
schimmels", dooi1 Mooren gedreven, loopen over
irrauwe sreeuw. waartegen bet geelachtige papier
van mi^n notiüehoek.je verblindend afsteekt. En
toch is' alles juist gezien! Henkes uit Voor
burg munt door gemoedelijke familie-scènes vol
lijr.e opvatting en warme tonen uit. De meest
beteekenende tentoonsteller, baar lion om zoo te
zeggen, is natuurlijk Israëls, die vijftien der meest
verschillende schilderijen geleverd heeft; moderne
en antieke, landse'happen on binnenhuizen. Of
Israëls licht of' doi.ker schildert, of bij handeling
of stemming biedt, steeds is bij in 't groot
zoowel als in 't klein meesterlijk van
geaeiteveerdheiel. Hij drukt nauwkeurig uit, wat hij wil,
zooals een groot redenaar, en last merken, dat
hij nog veel meer zeggen kon. Var. bet eekenis
zijn ook H. W. Mesdags zeestukken en Taco Meselags
landschappen eloor harmonisch realistische
vcrlich