Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na 755
J
fc'
i '.
s'.
schrijver erkent het zelf was zoo banaal
mogelük.
Wat een kou l"
Aischimelp."
Van »orgen was het te Para's twee graden
onder nul."
.Hier aes graden."
Dat verbaast me niet. Je ligt te Marly hoog
en bloot."
Terecht zegt Dumas, dat als twee heeren van
over de zestig elkaar niets beters te vertellen
hebben, zéalleen nog maar kunnen betreuren zoo
oud tézy'n geworden. Maar het werd beter.
Als de winter zoo doorgaat als hij begonnen
is, zal het een toer worden uit eten te gaan."
J», maar nog erger toer niet te eten, en er
a|jn veet menschen, die niet zullen dineeren."
En dat niet omdat ze te zwaar gedejeüneerd
hebben".
Het is schrikkelijk als men daaraan denkt".
En men kan toch niet laten er aan te denken".
Geloof j«", zei mijn vriend na een kort
stilzwijgen dat er evenveel menschen zijn die
geen middageten krijgen, als menschen die uit
dineeren gaan ?"
Jk geloof, dat er heel wat meer zijn van de
laa»E*eo, al z\jn de eersten talrijk genoeg''.
fe.W«lnu,n ging mijn bezoeker voort
.waarom .zouden de menschen, die uit eten gaan,
niet het Middageten betalen voor hen, die
nieteten ? En mogeljjk zou er, omdat de dineerenden
talrijker zijn, nog iets overschieten om de
nieteters den volgenden morgen te laten ontbijten."
Hee aon men dat moeten aanleggen ?"
Heal «envoudig. De heer of de vrouw des
hjaies, die een diner geeft, zou een net
spaar, po^je moeten hebben, waarmede de bedienden aan
net fiiad van het diner bij de gasten rond gaan
om iedere offerande in ontvangst te nemen."
.Zooveel als ieder wil ?"
Keen, voor allen gelyk, om niemand tékwet
sen; een franc bijvoorbeeld. De genoodigdén, die
van de invitatie geen gebruik maken, zouden
hunne bydrage kunnen zenden, om niet van
schrielBeU te worden verdacht. Dat zou mogelijk, in
sommige gevallen, een middel kunnen zijn om
zicb van de ondragelijke conée van het uit dinee
ren gaan ai te maken. Het zou dus iets zijn als
ket armengeld dat van de schouwburgen wordt
gelieven. Schrijf aan den Figaro en leg hem het
denkbeeld uit."
Hoe zouden de gelden moeten worden ver
deeld ?"
Aan het eind van iedere maand zouden, de
gastheeren de spaarpotten ledigen. De Figaro
zal zich wel willen belasten met de ontvangst en
met de verdaeling aan instellingen van liefdadig
heid naar zijne keuze''.
.Maar tal van gastvrouwen zullen deze belasting
van hare genoodigdén niet durven heffen".
Dat hangt er maar van af, wie er mede begint".
.?Wilt gij de diplomatieke en officieele diners
er ook onder begrijpen ?"
Die in de eerste plaats, omdat zij het meest
zullen opbrengen. Men zou voor dit nieuwe werk
van liefdadigheid bons kunnen laten drukken. Die
rammelen niet in de bus. Als men uit eten ging
zou mea zoo'n bon in zijn zak steken, men zou
daar spoedig aan wennen."
Alexandre Dumas vond het denkbeeld uitste
kend, en vroeg zijn gast dadelijk een franc. Dat
was ten minste een begin.
En de Figaro nam de eervolle opdracht gaarne
aan, en gaf alvast in zijn bijvoegsel van Zaterdag
een model van een bon. Boven leest men:
Cliarite maternelle, Crèches, Fourneaux conomiques.
Daaronder, in een cirkelrand, die een vork en
een F (Figaro of franc ?) omgeeft, de woorden
Bon de digestion. Onder de spreuk Qui dïne
donne.
***
Er is geen enkele reden, waarom ook bij ons
te lande het denkbeeld van Alexandre Dumas niet
jüi&t. Ik zeg je, meneer, ik heb heel wat
gezien, zooveul als dat ik op een kerkhof
aan de vangst was ja een mensch blijft
toch altijd maar een mensen ; 't is van dien
aard of je kwaad doet; daar leggen je vrin
den en hier loop jij bovenderlui hoofden, om
wat te zoeken afijn, ik wil maar zeggen,
ik dacht ook eerst dat 't wepsen waren.
maar een nauwgezet bekijken, toen kwam ik
van zelvers aan de weet, dat 't vlinders
waren. En zie nou zoo'n weps reis! hier
voegde hij de daad bij 't woord en bracht
mij er een door dat nauwe steeltje moet
slokdarm, luchtbuis, alles moet er door en
't leeft als wij, en 't beweegt zich als wij
en 't denkt als wij."
»Hei, hei Strol!'''
»Denkt als wij, meneer! ik neem er niks
van terug. Hebt u wel eens in een bijen
korf van binnen gezien ?"
«Natuurlijk, Strol."
»Nou, maar hebt u dan wel reis een dag
daarvoor gestaan ?"
't Speet me dat ik dat niet eens gedaan
had, went ik gevoelde dat dit verzuim hem
professoralen vat op mij gaf.
»Nou dan meneer, dat's net een kolonie,
en als je het niet wist zou je zeggen een
sjaoos van verwarring!"
,Ja, dat weet ik."
»0 ! maar weet je dan ook, dat n enkele
cel omspres zoo door de werk bijen opgepropt
wordt met eten, dat er uit de rups of larf
een koningin komt en in de andere cellen
weinig of niks gedaan wordt, om de ontwik
keling tegen te houden, zoodat er maar half
afgemaakte beesies van komen!"
»Ja, Strol, ook dat komt mij niet
heelemaal onbekend voor !''
»En is dat dan niet mooi en mot je clan
niet spreken van menschenverstand ?"
Diep van deze philosophische waarheid
doordrongen stelde ik hem voor om onze
platen, het uitgangspunt zijner
diepzinnigzou worden toegepast, en er zyn redenen te over
om het wel te doen. Liefdadigheid naar ver
mogen", Spijsuitdeeling aan behoeftigen", Kin
dervoeding", Kinderkleeding", Nachtverblijven",
wilde men al de instellingen opnoemen, aan
welke deze bescheiden belasting op den goeden
sier zou ten goede komen, de bon zou allicht
te klein worden.
En zouden de fooien er niet door verminde
ren? Want ziet u, onze dienstboden zyn nu eens
op verval gehuurd.."
Wees gerust, mevrouw. Zoolang de
menschelijke ijdelheid niet uit de wereld is, zal niemand
er zich aan bloot stellen, door de dienstboden met
den nek te worden aangezien of hea tusschen de
tanden van kalen jakhals" te hooren mompelen.
Doch de digestie zul er stellig beter op worden,
als men weet, dat van den overvloed althans iet.s
ten bate komt aan hen die honger hebben."
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL, TE AMSTERDAM.
Paleis voor Volksvlijt (Nad. Tooneel):
Liefdesmart.
Graad Tnéiitre: Het roode testament.
Théa're Tivoü: De schoone Eongawsehe.
Frascati: Dt jitff',-otno vin de teteplioon.
Da Koninklijke Vereeniging Hst NjderlanJsca
Tooneel" schijnt mij als de Madea van O /idins
gedoemd en veroordeeld het bstere te zien en te
erkennen, en het minder goede na te streven.
Dat zij overtuigd is, dat da oudere en nieuwere
litteraturen tal van fraaie en goede tooneel werken
rijk zijn, is zeker geen te gewaagde onderstelling.
Dat het haar niet ontgaan is, dat L'ArlesiKnne
als drama zwak en onbelangrijk is boven vele,
waag ik niet in twijfel te trekken. Regie en
miseen-sccne zijn het zwakke punt in de voorstellingen
van de Koninklijke Vereeniging. In L'Ar/énenne
vervullen zij een overwegende rol; alleen met
behulp van voortreffelijk decoratief en een vol
maakte tooneelinrichting wist het te Parijs bijval
te vinden. Hoe zou het dan mogelijk zijn niet
aan noodlotsvervolging, aan fatale machteloosheid
te gelooven ?
Le thédtre, a coup sur, riétait pas mon uffiiire."
Wat Musset niet geheel te recht van zich zelf
zeide is op Daudet ten volle toepasselijk. Hij is
romancier van geboorte en aanleg, dramaturg door
vrije keus en te bejammeren eerzucht. Ais
alle Fransche romanschrijvers van naam heeft
hij gemeend ook op het tooneel, het bij uit
stek nationale gebied, lauweren te moeten en te
kunnen plukken. Als zoovele zijner voorgangers
en tijdgenooten, als Flaubert, Biizac, Zola is hij
voor de verzoeking bezweken en gaat hij voort
zijn eigen hoedanigheden te miskennen, zijn
deugden, door verkeerd gebruik, te ontzenuwen
en verslappen. Als dramaturg heeft hij niets ge
schreven en zal hij waarschijnlijk niets schrijven,
wat met zijn romans op n lijn kan worden ge
steld. Zijn tooneelwerken zijn zonder uitzondering
gedramatiseerde novellen, schetsen of vertellingen,
als drama gebrekkig, als novelle of vertelling niet
steeds voortreffelijk.
L'Arlésienne, door do vertaalster in
L'efdesmart herdoopt, is een paysunnerie of beri/erie,
gelijk George Sand die iti het midden dezer
eeuw in Frankrijk weder in eere bracht. Het
speelt in het zonnige Provence, het vader
land der Middeleeuwsche Troubadours en hun
moderne nakomelingen, da Fclibres. Frederik
Mamaï, een boerenzoon uit (,'amargue, is dol ver
liefd op een meisje uit Arles; zijn zoetste begeerte
wordt vervuld; de Arlésienne stemt erin toe zijn
vrouw te worden. Zijn geluk zal van korten
duur zijn. Mitiflo, een paardenhoeder, zoekt
Frederik op en laat hem brieven van de schoone
zier, waaruit blijkt dat zij Mitih'o's liefje is.
Frederik is wanhopend en zinkt verpletterd ineen.
Teugen
en hij
heden, wat stofschoon te maken, want ze
kwamen mij ietwat vuil voor en ik wilde aan
den stroom der welsprekendheid ook eeiiigc
afleiding bezorgen.
Gewillig deed hij dat, »want alles wat bij
't vak behoorde was hem welkom."
Doch het onderwerp was den philosooph
te machtig om er voor mij niet een tal van
nuttige wenken en wijze lessen aan vast te
knoopen en al vegende hooide ik :
»Stof, stof, wat is stof ? Stof is kracht en
anders niks. Wat ik hier heb, is kracht! :t
Spreekt van zelvers datte de meeste men
schen, dat niet begrijpen, maar 't is toch
van dien aard, dat dat de zaak is weet je !
Ziedaar meneer in n adem voortgaande
uit vrees dat ik hem zou ontsnappen, je
Valsncrja Spiralius !"
»Je ?"
>-Valsncrja Spiralius, die mooie planten.
Bij duizenden komt i in de sloten voor!
dat de blom bevrucht mot worden
>p do booieni van de sloot ligt, dan
schiet" de blom als Ie bliksem op een spi
raal naar boven, drijft op 't water, ontwik- j
kelt en wordt bevrucht! Hoe komt dat;'
Omdat in 't water geen droog sluifpooijcr
bestaan kan! Als 't gedaan is gaat i weer
naar beneden. Is dat niet mooi? Is dat
geen verborgen kracht, die wij niet kennen,
en die dan toch maar maakt dat alles te
recht komt! Dat is de zaak weet-je! Hoc
ouwer da'k word, hoe meer da'k er toe
kom, dat er een wezen, een geest of wat
ook is, die dat alles regelt, en waar wij
met ons eindig verstand geen begrip van
hebben, dat is de zaak weet je! We motten
ons maar niet verbeelden, dat we alles be
grijpen !"
»Ja, Strol, nederigheid past .... hierbij
keek ik verlangend naar de deur en be
woog mij reeds in die richting, toen in dit
hachelijk oogenblik de natuurphilosooi' mijn
vertrek nog juist van pas, dus wist te
verAldus de expositie van het drama en eigenlijk
het drama zelf tegelijk. Frederik is wanhopend
en blijft wanhopend? Zijn moeder, Rose Mamaï,
spant vergeefs al haar krachten in om hem van
zijn zwaarmoedigheid te genezen. Eindelijk meent
zij haar doel te zullen bereiken, als zij Frederik's
oog op de bekoorlijkheden van zyn nichtje Vivet
te heeft weten te richten. In den beginne blijft
hij ongevoelig, langzamerhand draait hij bij, ten
slotte loopt hy geheel tot den vijand over en
vraagt Vivette's hand, die deze hem van ganscher
harte en vol vreugde schenkt. De aanteekening
wordt gevierd mst dans en zang; alles gaat naar
wensch, als onverwacht Mitifb weder verschijnt
en bij Frederik de herinnering aan de Arlésienne
wakker rospt. De wond, niet genezen, doch ver
doofd, is ruw en onhandig weder losgereten. Da
wanlnop keert terug. Frederik beklimt den toren
van de zijwonnenschnur en werpt zich uit het
raam op de binnenplaats te pletter.
Uit verscliillends oogpunten kan Daudet's drama
beschouwd worden, als drama, als idylle en als
vertelling of novelle. Als drama zal zeker niemand
groote waarde er aan willen toekennen, e handeling
sleept, hort en stoot op jammerlijke wijze. Gang
ontbreekt ten eenenmale. In het eerste tafereel
zijn wij eigenlijk even ver als in het vijfde; de
drie, die er tusschen liggen, dienen slechts om
da ontknooping uit te stellen en op te schorten.
Dat de Arlésienne niet ten toonesle verschijnt,
is misschien geen onvergeeflijk gebrek; toch ware
het zonder twijfel verstandiger geweest de feite
lijke hoofdpersoon, de spil waarom alles draait,
niet stelselmatig achter de schermen te houden
en alleen in den titel te bedenken. Een pièce
bien f.dte" is L'eflesmart in de laatste plaats ;
ik zeg dit met schroom en zonder nadruk, daar
het in den laatstsn tijd bijna eerder als een gebrek
dan als een deugd wordt beschouwd wanneer
een tooneelweek goed gebouwd is. Waarom, is en
blijft mij een raadsel. Als idylle doet Daudet's
drama aan Claudie" en Le pressoir" van
George Sand denken, toont het zich in alle opzich
ten de mindere van Vriend Frits". Ofschoon
ik terstond toegeef dat n regisseur n acteurs
menig oogenblik beneden hun taak bleven, ge
loof ik toch niet dat Lief'desinart ooit een
diepe impressie van landelijkheid zal kunnen
wekken. Daartoe heeft Daudet feiten en toe
standen te zeer geïdealiseerd, doen zijn boe
ren en boerinnen te vaak aan de snoezige
figuurtjes van het Saksisch porselein denken.
Vriend Frits" is evenmin vrij van versiering;
wie weet echter een dramabedrijf aan te wijzen,
dat dsn toeschouwer zoo gedwee en als van zelf
in het landleven verplaatst en daarmede doet
meeleven als het tweede van Erckman-Chatrian's
tooneelspal ? Wat mij het moest verwonderde en
tegenviel is, dat Liefdesmart zoo weinig Zuidelijk,
zoo weinig Provencaalsch is. Met slechts weinig
moeite zou men Paudet's landlieden iu andere
pakjes kunnen steken. Typische figuren treden
niet op; zelfs de lainbaurinaire", in Numa
Roumestan" zoo vol kleur geschetst, ontbreekt.
Wie het heerlijke zuiden in al zijn gloed en glorie,
in zijn volksgeest en volksleven, met zijn sagen
on sproken, wil loeren kennen, lezo Nircio van
Fré'iéri Mistral, den bsroemdon Proveneialschou
dichter, den gevierden Félibre. Zelts in de
Fransche vertaling, waarmede noodzakelijker eu
noodlottiger wijxie bijna ieder zich moot behel
pen, wekt het stemmingen op, die naklinken, die
blijven.
En als novelle, als vertelling, als inhoud
in do eerste plaats? Wat was Daudet's bedoe
ling met het schrijven van zijn drama? Als
Frederik d;;n dood gozocht hoeft, roept een der
personen uit: Zoo ziet ge, dat men wel van
lief Ie sterft." Wij zion hot en wij wisten het; of
men echter zoo gemakkelijk daarvan sterft is een
vraag, die nadenken behoeft. Liefdesmart noemde
Uanner in haar goode vertaling het drama en ik vind
den titel voortreffelijk, al spijt het mij, dat hij rnij
tel
hinderen.
: Als je reis blieft te begrijpen, meneer,
ik had eens een Jako!''
= )a, maar kerel ik moet weg, ze wachten
me thuis eu . ..!"
:;Nou! maar dat mot ik je toch nog
effetjcs vertellen."
?Nou, ell'eijes dan nog!''
»Ik had eens een Jako. Je kent zo wel,
die kleine grijze papegaaien met rooije
staart en licht gi'ijze borst; ze worden
bij de honderd jaar oud.'1
?Jawel, oudste, bekend; maar maak een
beetje sloom op, want waarlijk .. .''
::Nou, me zoon, toen nog een kwajc jon
gen, speelde met 'm en plaagde Jako! Ik
zeg zoo tege.i 'm: pas op of ik gooi 'm je
achterna, en als ie je te pakken krijgt dan
bijt ie. Hij scheidt, niet uit en ik zeg: pas op
daar komt ie! Hij vliegt in een
bovenkamerije 't was donker en ik gooi 'm
de papegaai achterna! Wat denk je dat
't beest doet? 't Zei t duidelijk: ;>waar
ben je nou?" Ik had 't nooit vroeger van
'm gehoord en later ook niet meer!'
,Strol !"
't Is op men woord van waarachtig waar
en ik zou 't je niet vertellen als ik 't
zellevei's niet gehoord had. Vertelde 't me een
ander, dan zou ik zeggen: kerel je liegt!
maar ik heb 't zellcvers gehoord, en 't is
waar, wat, ik je zeg. Wat mot je daar nou
van zeggen?"
»Dat als jij 't mij niet vertelde Strol,
ik zou zeggen: hoc vcr/.int de kerel 't,
maar . .."
»Maar 't is zoo waar als ik hier voor je
sta, en waarom kan dat nou niet, waar
om kennen wij er niet uit allciden, dat, zoo
van lieverlee door ''t ontwikkelen van de
harsens en de ruggestrang, dat verstand door
het heclc dicrcnrijk heen, hoc langer hoe
grooter is geworden en daarvan dan, komen
je inviduen met veel verstand!"
kens aan het komische minnepijn" doet denken.
Liefdesmart is de inhoud van het drama, liefdesmart
in de meest verschillende vormen en gedaanten.
De hoofdpersoon, die niet optreedt, is niet het
meisje uit Arles, doch de liefde; de overigen, die
ten tooneele verschijnen, zijn allen slachtoffers van
deze onzichtbare. Frederik Irjdt door de liefde.
Vivette lijdt door de liefde; zij heett Frederik
lief zonder dat deze het merkt of zij het hem
durft bekennen. Bilthazar, de oude herder, heeft
geleden door de liefde evenals moeder Renaud,
de beminde zijner jeugd. Mitifio lijdt door de
liefde, schoon het zachtst; hij veracht de Arlésienne
en heeft haar lief of hij wil of niet. Het hevigst
van allen lijdt Rose door de geweldigste en
teederste liefde, de moederliefde. Ue vloek der liefde"
had het drama kunnen heeten; voor allen is de
liefde een ramp en marteling, daar allen zich als
willoozen door haar laten ringelooren. Rose is de
eenige die naast het hart het verstand eenige
rechten geeff. Gedurende de folteringen van het
laatste bedrijf, als zij als een wanhopige haar
zoon bespiedt en nasluipt, overdenkt zij, hoeveel
zij voor haar kind heeft gedaan en hoe slecht
deze in zijn blind egoïsme haar dit vergeldt.
Hoe kort ook, een oogenblik komt zij in opstand
en Hit doet ons goed, daar Daudet, om zijne moe
derfiguren zeker door vele moeders vergood, zich
m deze niet zelden door zijn te weekelijk senti
ment Iaat overmeesteren en bedwelmen, in een
melodramatische gevoelsoverspanning vervalt, die
ten gevolge heeft dat de moederliefde ons niet
meer treft en schokt, doc'i als een instinct bijna
eerder ontzet en ontstemt. Ik denk hier en aan
llose en aan de moederrol in De hinderpaal."
Opmerkelijk is ook, dat Rose in haar
jaloersche en verbijsterende liefde voor haar oudsten
zoon haar jongsten, Simpeltje, een armen idioot,
die zeker allerminst hu'p en liefde kan missen,
bijna geheel veronachtzaamt en vergeet. Uit
Liefdesmaft zou men moeten opmaken dat de
liefde een macht is, waartegen het onmogelijk en
onnoodig is te strijden. Dat een tooneelspel vol
gens zulk een opvatting geschreven sleept, kan
niemand verwonderen. Ware zij d3 juiste, men zou
tot de zeker nog al paradox klinkende
beweringmoeten komen, dat de liefde demeestondramatische dra
mafactor is, die zich denken laat. Liefdesmart bevat
slechts n tooneeltje, dat boeiend en aangrijpend is
in meer dan gewone mate, dat dit is juist omdat
het zich aan de in de overige gedeelten gehul
digde opvatting onttrekt. Bilthazar is in dienst
bij Renaud en wordt verliefd op diens vrouw, die
den knappen knecht evenzeer genegen is. Hun
liefde wordt heviger ; zij bekennen haar ; na kort
stondige weifeling komen zij tot de overtuiging
dat slechts er n weg hun openstaat: het afscheid.
Beiden zijn oud en grijs geworden; na tal van
jaren zien zij elkander voor de eerste maal terug;
hun oogen ontmoeten elkaar ; de aandoening over
meestert hen; als oudjes geven zij elkander den
eersten kus. Een behoorlijk tooneeitje, misschien
even onwaarschijnlijk en ideaal als het, geheel,
doch aandoenlijk, bemoedigend en verheffend.
Van vertolking en mj'se en-sccne, ik merkte het
reeds op, valt niet te veel goeds te vermelden.
O.iverdeelden lof verdient alleen mevrouw Stoetz
(rnoe.ler Renaud). die zich in een rolletje van
slechts eenige volzinnen waarachtig en degelijk
kunstenares toonde. Het spel van geen der overi
gen wis; zich boven hot middelmatige te
verhefien. Sieimning en overtuiging ontbraken. Geen
oogenblik kon men vergeten, dat men met spelers
en spel te doen had. Gloed en overtuiging gaven
het .geheel geen kleur en levon. Mevrouw Frenkel
(Rose) had in het laatste bedrijf een mooien
kreet en een aangrijpende uitbarsting van wanhoop;
bijna overal elders scheen de rol buiten haar om te
gaan. Da heer Bouwmeester (Balthazar) had geluk
kige oogenblikken; van de figuur ware pittiger
en pittoresker geheel te maken geweest. Juf
frouw de Leur (Vivette) was verre van gelukkig; de
zwaro rol was haar geheel de baas; dat Frederik
»'t Is mogelijk, Strol, 't is mogelijk,
maar nu slijt je niets meer an me, want...."
Maar, meneer, luister nou nog twee seconden
naar een oud man. .Laat ie je nou nog reis even
vertellen wat, de summurium is van al
zijn praktiseoren en ploeteren in zijn leven;
altijd op zijn manier, dat spreekt, want
dat alles is van dieu aard dat je moet zeg
gen: wc blijven onkundig in veel soort van
zaken. Maar nou vraag ik je: zullen wij
menschcn nou zeggen, dat we dit of dat
moeten gelooven en niet garlandes en wierook
onzen lieven lieer gaan dienen:' We weten
ommers niet eens of ie er wel op gesteld is.
Meneer! go!«of is bekrompen wetenschap,
dat's mijn systeem, en ik bestudeer onzen
lieven lieer in de natuur en niet in ker
ken en mulle dingen. Want menschen zoo
asse wij neen minder asse wij, want do
minees en pastoors weten weinig van de na
tuur, hoor! kennen me toch niet ver
tellen wat nou wel eigenlijk de zaak is ; 't
is dikkeis lo dol, meneer ! En als nou alle
menschen dat reis bedachten dan... !"
Daar sloeg de klok. Hemel! een halfuur
over mijn etenstijd! En ik had nagenoeg
niets uitgevoerd! In minder dan geen tijd
was ik l)i] de deur.
Meneer'' zei Strol, sinister non nog es
en"fii. . ."
>\Ta, goeje morgen! Dag oudste.... ajuus
hoor !" zei ik en als een haas liep ik weg,
want mijn vrouw is een stipte huismoeder.
Maar nu ik zoo rustig thuis zit,
komt, onwillekeurig ons kabinet van na
tuurlijke historie mij weer voor den geest en
zie ik Strol iu zijn werkkamertje, waar hij
-bepaaldelijk veel van dat soort van zaken"
meesterlijk voor ons heeft opgezet; en daar
staat hij het pijpje in den mond, den bril
op den neus en verdiept iu
natuurphilosophische beschouwingen.