De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 13 december pagina 3

13 december 1891 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 755 DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. voor een onnoozel, liriksch en onbeholpen gansje, als zjj voorstelde, koel bleef, is n iet te verwonderen. De beer De Jong (Frederik) en juffrouw Coerdes (Sirapeltje) deden bun best; het eentonige in hun spel wil ik gaarne voor een deel op rekening hunner rollen stelle». Tegen decoratief en toofcëalinriehting heb ik het groote bezwaar dat zy bet drama zoo weinig te bulp, kwamen. Ik zou wel eens willen weten of iemand den indruk heeft gekregen een Proven caalsche geschiedenis bij te w«nen. Hoe. benepen en bedompt was de boer«terjj in het eerste en vierde tafereel, hoe sjofel «ti armoedig de zoogenaamde zijwormenschuur in h«t laatste. Alleen de vijver in het tweede gaf «e»ige illusie. Oprecht genoten heeft men waarschynlijk alleen van Bizet's fraaie muziek met baar streelende en fluisterende, wiegelende en ruikenende toongolvingen. In het Grand Théatre kwam een nieuw melo drama voor het voetlicht, Het roode testament. Het heet door den heer J. W. de lluyter bewerkt Baar een feuilleton van De Echo. Indien het programma mij niet anders had ingelicht, zou ik het voor de vertaling van een Fransch tooneelproduct gebonden hebben. De bewerker heeft het in eengezet met een handigheid en zaakkennis, een inachtneming en berekening van tooneeleischen en -effecten, die wij van een landgenoot niet gewoon «gn. Of het daarom een goed drama is? HeIMS neen! De kunst van inelodrainasehrijven scbynt verloren geraakt. Het moderne melodrama doet niet meer sidderen en ijzen. De poëzie is T«rdwenen. De helden zijn ordinaire boeven ge worden. De politie heeft het genre bedorven, De toeschouwer bly'ft koud en maakt gekheid, omdat de schrijvers zelf aan hun geschiedenissen niet gelooven, omdat de emst en de overtuiging Terdwenen zijn. Lagardère, Buridan, d'Artagnan, de fiere romantieken, zij zyn de eenige en onverTatechte melodramahelden. Dennery is de laatste en minst onwaardige nakomeling van Féval en den ouden Dumas. Het melodrama is niet meer : het einde onzer eeuw heelt het begraven. Zelfs de heer Veltman en mevrouw Ellen berger zijn niet in staat nabloeiera als Het Roode Testament'' leven in te blazen. In hun volle kracht zijn zij slechts als zij de echte, de ware melodramahel den doen juichen of jammeren. De aehoone Ilongaarsche, een Duitsche Posse, die in Tivoli veel bijval vindt, biedt zich zoo bescheiden en onpretentieus als louter tijdverdrijf aan, dat het onnoodig is kwaad ervan te spreken. Grappig en onderhoudend is zij bijna steeds, geestig zelden of nooit, oorspronkelijk in niet n tooneel. Het gezelschap van den Tivoli-schouwburg, hoofdzakelyk uit jonge en frissche krachten bestaande, speelt met een vuur, ijver en overtuiging dat het een lust is. De jeugdige acteurs en actrices wedyveren in opgewektheid en levendigheid. Allen afzonderlijk te noemen gaat niet aan. Een extra pluimpje verdient juffrouw Van der Lucht (de Hongaarsche), een bekoorlijke actrice met een fraaie stem en aanstekelyken lach, een der wei nige jonge vrouwen, in den laatsten tijd op ons tooneel verschenen, die beloften voor de toekomst wakker roept. In Frascati kwam Donderdagavond De juffrouw van de telephoon. comédie operette van Mars en Desvallières, muziek vau Serpette voor het voet licht. Dank zij het voortreffelijk ensemble, het luimigeen onweerstaanbare spel der hoofdvertolkers, de di nes Poons-van Biene en'Westerhovcn en de heeren Kreeft en Kelly, de vroolijke muziek, de fraaie decoraties en .... den gepeperden tekst behaalde zij uitbundigen bijval. II. J. M. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. Toen Berlioz zich pas te Parijs had gevestigd om zijne academische studiën voort te zetten, maakte hij daarvan trouw gebruik om zijn harts tocht voor compositie te bevredigen (Schoon zijn vader 't hem -cerbood\ zou de groote Ilieronymus gezegd hebben.) Hij woonde o. a. de letterkundige lessen van Andrieux bij. Dit gaf hem aanleiding aan dezen geleerde een libretto voor een opera te verzoeken. Andrieux, die toen reeds Gl jaar oud was, vond dat hij alleen aan zijn Requiem en niet meer aan een liefdegedicht moest denken. Hij ging dit ant woord zelf brengen en werd na gescheld te heb ben door een mager, hoekig jongeling met wilde haren opengedaan, die juist bazig was zijn diner te bereiden , dat in een braadpannetje op de kachel stond. O. M. Andrieux, welk een eer! verontschuldig de wanorde, zeide Berlioz. De professor ging zitten en ontdekte een groot portret van Gluck aan de wand. Ha, riep hij uit. Ik vereer Gluck en .... Berlioz sprong op, wierp in de haast de pan met zijn diner op den grond en wilde Andrieux omarmen. Eu Piccini, voegde Andrieux er bij. Zoo, zeide Berlioz koel en raapte zijn diner weer op. Hij drong niet verder aan op een libretto, na deze gelijkstelling van beide antagonisten. Dit verhaaltje geeft reeds een beeld van de warmte die Berlioz zoowel in zijne goed- als af keuring in kunstaangelegenheden legde. In dit opzicht is hij zichzelf steeds gelijk gebleven. Ieder groot talent, iedere goede kunstuiting trad hij met sympathie te gemoet, doch al wat hij verkeerd achtte werd onbarmhartig door hem afgebroken. De Symphonie avec Choeurs, Romi'o et Juliette, die in de afgeloopen week door de Vereen.iging Excelsior werd opgevoerd, geeft rnij aanleiding tot deze inleiding. Jtoméo et Juliette is programmamuziek in den goeden zin van het woord. M. i. overschrijdt Berlioz nooit de grenzen die men vaak beweert dat door dit systeem overschreden worden. De muziek toch heeft wel degelijk de macht gemoedstoestanden en gemoedsindrukken te schil deren, kortom de macht, ecne stemming uit te drukken. Bsrlioz is nooit verder gedaan en waar hij aan de grenzen raakte, hooft hij steeds het woord te hulp geroepen. Hoewel hu, tijdens zy'n leven, in Duitschland meer waardeering heeft gevonden dan in Frankrijk, was hij toch een echte zoon van zijn vaderland. Dit getuigt de levendige stroom van het ge voelsleven, de gloed zijner fantaisie, zijn schitte rend coloriet, met n woord alles wat het menschelijke in den mensch in verrukking kan bren gen. Doch daarbij bezat hij tevens dat ernstige dat den kunstenaar (ot priester, tot ziener stempelt, en dat hem verheft boven de meeste van zy'ne meer alledaagsche broederen, en dat is het juist geweest wat hem zooveel achterstelling en miskenning heeft op den hals gehaald. Doch dat niet alleen! Berlioz verstoutte zich te schrijven over kunst. Hij durfde af te breken wat hij slecht en smake loos vond, hij durfde te roemen wat in de mode was, en zooiets vergaf men toen niet. (Thans is dat alles natuurlijk veranderd!) Men wreekte zich dus op zijne compositiën. Ik heb echter te spreken over de uitvoering van Berlioz's werk, onder leiding van Mr. H. Viotta. Boméo et Juliette, in 1839 gecomponeerd, beeft in 18f>8 eene nieuwe uitgave beleefd bij Brandus, waaruit vele drukfouten en onjuistheden verwijderd zijn; die de eerste uitgave aankleefden. Naar deze uitgave is de klavierparti'uur bewerkt, zooals blijkt uit een brief den 20 Jan. 1858 aan Hans von Bülow geschreven. De inleiding geeft een kort beeld van de twis ten tusschen de Montfcchi's en Capuletti's (Combafcf, T-u muite, Interrention duPriwcede Vérone). Een klein koor verhaalt de geschiedenis, wa.arhij de hoofdmotieven in elementairen vorm optreden of kort worden aangeduid; een altsolo houdt daarop eene bespiegeling over de liefde, waarna het koor spottend zingt, dat Romeo droomt, dat hij voorzeker een bezoek vau de droomkoningin Mab heeft gehad. Een geestig scherzetto (tenor-solo en klein koor) schildert die aetherische koningin, waarna het koor in vier regels de dood van de gelieven en de ver zoening van de vijandige families aanduidt. Thans begint het eigenlijke drama: Romeo is alleen, hij is somber, in de verte hoort men de dansmuziek in het Paleis van de Capuletti. Midden onder deze sombere muziek iaat de tambouriin reeds den rbythmus van de dansmuziek booren. Die muziek baant zich als het ware een weg door de sombere gedachten van Romeo en breekt eindelijk in volle kracht door. No. 3. Nuit Sereiwe. Les jeunes Capulets .x'en vont, chuntant h-i rfminiscenccs du bal", schildert eerst den kalmen sterrennacht, waarop men in de verte het gezang van de CapuleKi hoort. Uit moeielijke gedeelte werd door het mannerkoor in de verte zeer verdienstelijk weergegeven. Dan volgt bet groote moment van dit werk : ,S'cv'«e d'amour. Het liefdemotief, in den proloog roe<!s aangestipt, komt hier tot. volle ontwikkeling. Men hoort in de verbeelding dat geheele liefdestooneel afsj elen in alle nuances en alle tegenstrijdige opwellingen. No. G. vormt de grootst mogelijke tegenstelling; La lichte Mali, Scherzo is een van de merkwaar digste orkest corapositiët-n. Dit nummer, dat aan de uitvoering de hoogste eisenen .stelt, bekoort in hooge mate door zijne doorschijnende lichtheid en fladderende zwevende vlucht. Berlioz heeft de schildering in dit werk in hoofdzaak aan het orkest toevertrouwd. liet koor ondersteunt of bereidt den toestand voor. Ook in het volgende nummer: Conroi Funthre de Juliette werkt het orkest den treuriger, tocht in de Marche-Funèbre uit, terwijl het koor dit indrukwekkend gedeelte met een gereciteerden klaagzang begeleidt. Later echter herhaalt zich dit in omgekeerde orde. Het volgende gedeelte raadt Berlioz zelf aan te coupeeren wanneer het iiiet voor een zeer miizikaal-ontwikkeld publiek wordt uitgevoerd, dat in staat is do fantaisie van den componist te volgen. Hij zegt : Le public n'ti point d'imiif/!iinti(ni, les morcenux qui x'ad.re.wciit tcultment ii l'-iin-i(jinution riant donc point de public. (Hot betrclt de gewaarwordingen van Romco aan het graf van Julia) In Frankrijk wordt dit nummer steeds wegge laten. Thans bleek het echter dat Berlioz' vrees ongegrond was, of dat het publiek sterk is voor uitgegaan, liet c urnmer liet toch niet na indruk te maken. De groote iinale: waar voor het eerst het ge heele koor en de solist Ktëre Lf.iiirer<( op treedt, is meer in bekenden drarnatischen stijl gecomponeerd. Dit aangrijpende slot, waarin de vijanden weer in botsing dreigen te komen en waar Lam-ent dien haat bezweert en verzoent door op den tragischen dood van do beide gelieven te wijzen, maakte grooten indruk. De uitvoering besprekende moet ik do eerepilm aan het orkest toekennen. De groote en talrijke mofiolijkhr-de;i zijn door den heer Viotta en het orkest over het geheel met glans overwonnen, do oh wat grootcr lofspraak inhoudt, het is hem gelukt aan Berlioz'gestalten en fantasieën ziel en leven in to blazen. Dit toch is bij een kunstwerk onontbeerlijk. Het welslagen van het Scherzo ook in tcclims'-\\ opzicht houdt echter een bij/onder compli ment in. De kleine koren (S dames en 8 heeren i die Jen Prolooy uitvoerden, moeten beslist geprezen wor den, vooral voor de momenten waar lichtheid van voordracht vereisch wordt, zooals in het Scherzetto. Eene dilettante, Mej. L. Wikon zong de utro^/ic.t met schoone stem en warme voordracht. Indetojkomst mag men dus veel van deze jonge dame verwachten (die, als ik mij niet vergis, voor het eerst optra'l). De heer Stachelkausen zorg het Scherzetto zeer consciëntieus en correct, i lij verdient lof dat bij zooveel werk van dit nummer heelt gemaakt. Dit geestige stukje is echter geheel berekend op een zeer licht aansprekend Fransch tenor-léger geluid; Hollardsche en Dnitsche tenoren missen daarvoor de doorschijnende lichtheid. Waarom heeft men in plaats van den heer Pierre van der Goten niet een bas uit ParJj.s geëngageerd voor de part ij van Lam-ent, bv. de heer Anguez, die voor een paar jaar van deze partij eene zeer schoone vertolking bij Colonne gaf? Hoewel de heer Van der Goten enkele goede momenten had, vibreerde hij zeer sterk en impo neerde volstrekt niet. Het geheele koor zong met veel toewijding, doch de twee koren waren m. i. wat ver van elkander geplaatst, waardoor niet altijd de rechte zamensmelting verkregen werd. De indruk van bet geheel was een zeer mach tige. Den heer Viotta zij dank gebracht voor de artistieke wijze, waarop hij dit werk heeft voor bereid en geleid. Ik heb er zeer van genocen. Het Te Deum van Brückner kon op mij, na het vorige niet veel indruk meer maken. Het is ech ter zeer goed mogelijk, dat na het liefdedrama van Romi'o et Juliette ik mij niet dadelijk in eene tegenovergestelde stemming verplaatsen kon. Het werd zeer goed uitgevoerd, terwijl in het solokwartet vooral mej. Sophie Spoor en den heer Stachelhausen hunne belangrijke partijen met groote verdienste vervulden. Wordt het Te Deum weer eens uitgevoerd en ontvang ik er een groo teren indruk van, dan kom ik er natuurlijk op terug. Ten slofte (ik heb al veel ruimte in beslag genomen) moet ik in het kort vermelden dat ik Dinsdagavond de cantate St. Nicolaas van Bern. Zweers en A L. de Rop heb gehoord, en op denzeltden avond de drie laatste acten van l Africaine door de Fransche opera. De cantate onder leiding van Zweers liep goed van stapel en maakte op het publiek weer een zeer goeden indruk, terwijl de heeren Van Duinen (de vader) en Schmier (St. Nicolaas) hunne par tijen weer niet groote toewijding en talent ver vulden. De voorstelling van L'Africaine verhief zich niet boven het middelmatige. Een afzonderlijk woord van lof echter voor het welslagen van de zeer moeielijke koren in de 3e acte. VAX MILLK;KX. Alle leden van de Afdeeling van de Maatschappij t. b. d. Toonkunst die voornemens zijn de uit voering van de H Mollmis op Zaterdag 11) De cember bij te wonen, (geen kunstlievend lid zal voorzeker ditmaal te huis blijven!) raden wij ten sterkste aan, tijdig van het textbiiekje kennis te nemen, daar eene hoogst belangrijke iulsiding en analyse aan den text voorafgaat. j Aan ieder die zulk een werk onvoorbereid hoort, i ontgaan tal van schoonheden en details. Deze i bevattelijke en schoon gestyleerde analyse zal dus zeer veel tot het verkrijgen van een machtigen j indruk van dit groo'sche toonwerk vau den j grootmeester Bach bijdragen. Wij bevelen hel ten zeerste in de aandacht aan. MUSEUMS EX KUNST. In het hier reeds genoemde artikel van von Sr'kllitz in de Preuszische Jahrbücber (over de Münchensche expositie) getuigt deze directour van het Dresdauer museum, niet eens een stuurman dus die aan don wal staat: l)e positie van de zelfstandig hun weggaande artiste.n blijft nog altijd eene weinig verblijdende. i Voor de bestellers ot afnemers hoeven toch juist | niet alle schilders to werken. Verkoopbare schilI derijen worden er genoeg gemaakt, dat bewees ook de/e teri'oons'elüng waar bijna alle cenigszins ,kabinetlahige" schilderijen verkocht werden. Afgezien van enkele liefhebbers, die het wagen van zich apart houdende kunstenaars schilderyen te koopen, zijn er genoeg openbare verzamelingen in Duitsehla-iid die hunne golden niet bloot tot amuzement van het publiek, maar ook ten beste van de kunst en tut zuivering vau don smaak be hoorden aan te wenden". Wij Hollanders nu. die dit lezen, hoe is het bij ons gesteld V Werken ook onze musea wel ten beste van de kunst en tot zuivering vanden smaak'/ Gaat men ook hier wel recht af op van maiktwaar'onafhankei li.jke kunst'/ Vindt rnon in on/e publieke verzamelini gen, wat men er zooken mag? Heeft het Museum Boymans to Rotterdam den kapitalen Brciti.er, dien men in zijn geboortestad zou rncencn te vinder', of' treft men er iets ^an Jongkind aan (die daar ook uit de buurt was)'/ Heelt [ het Haaischo Museum mooie specimens van U'illem Maris en Neuhnys of het. waardigste van do Bock ? (iaat men naar Haarlem om in Tcyler de allerbest? Mauvcs ie zien ? Is het Middelburgsch museum da reis daarheen waard'/ Is er in het miisoum van Kunstli'-fde (o Utrecht n enkel mooi schilderij van dozen tijd 'i Kn heeft men zich in de Lci.hchc [jakenhal verheugd toon j J men in L°idcn weer aan Lunst ging doen? Hebben j Hollandscho musea de mooiste leekeningen van lio-boom en van al onze groote aquarelliaten 'i Werd voor de Rijksverzameling onlangs de geluk- j kige gelegenheid waargenomen toen in den Haag | bij den beer Tersteegh eens een kostelijke Tnijs Maris wa=, diu heel begrijiielijk'' was? Zullen de vreemdelingen die nu in Parijs in het Pnrillo:i dl- In Vitte de H'ïllands'.-he kunst hebben loeren j waaruec.ren, en die tot do bron willen gaan, hier het pniksto vinden van datgene waar zij deuken dat wij irotsch op zijn ? O t' geeft sic collectie van den heer Staats Forbos to Londen b. v., waaruit do hoer de Knyper leenen mocht, een rijker beeld van onze boste kunst, dan waar men in Holland idee van heeft ? En wcetmen, om van jongeren nog maar enkelen to noemen, van Bist'Vt. Dorkindorun, Witsen, Karscn, Voerman, I s a a c. israë's. Bauer, hier iets in oen oponb >re collectie ': En wal daarentegen j vindt :ncn er meest wél '/ | * ' ! In den Mercurc ile Frtutce van December discht Aurier een ironische profetie op van wat de nieuwe j directeur dor Beaux-Arts in Frankrijk, Runjon, j al dadoliik goeds wil uitrichten. In Januari zai j do collectie van het Lnxcmbonrg-musenm worden geliquideerd, maar vóór den publieken verkoop zal hef Uure Museum te Chicago zich hot bezit ver zekeren van Nnjiolcon te Soljcrinu door Meissonier, zal do Menniferie l'czon, l'Age do Pierre" van Cormon en het Cin/nc Con-i do Vaimjucurs de Saiamine door dcnzelJ'den aankoonen, terwijl een brasserie zin hc-eit in Ie Rèvc van Dntaille. Een tiental doeken maar, waaronder die van Manet, Puvis, G. Moreau en Ribot, zullen kern van een nieuw museum, waarvoor direkt de beste werken van Manet., Puvis, Rodin, Mnreau, Whistler, Carrière, Gauguin, Redon, Degas, Cézaune, Monet, Monticeli, van Gogh, Pissarro, Sisley, Renoir, Rops, Forain, Chéret, Raffaëlli, Baffier, liemy Cios, Seurat. en van alle lui verder, die talent, per soonlijkheid of zelfs genie vertoonen, zullen wor den aangekocht. Ook zou de nieuwe direkteur niet willen aarzelen op bescheidener plaatsen doeken van jongeren te hangen, wier pogingen hem getroffen hebben, zoo: de Groux, Anquetin, Lautrec, Séruzier, Bernard, Bonnard, Luce.Ranson, Denis, Vuillard, Schuflhecker, Filiger enz. Zoo rauw en gauw nu, als het misschien wel lijkt is de spot van Aurier niet. Men kan bij zooiets over enkele namen van gevoelen verschillen, en natuurlijk zou ieder weer naar zijn zin en weten in zulk een lijst nog willen aanvullen of snoeien, maar het staat vast, dat het geheel van de ge noemden, die hij bij elkaar zet, beter de beste levende Fransche kunst zou vertegenwoordigen, dan het als enserable de bevoorrechten doen, wier werken thans het doodsche Luxembourg stofi'eeren. Maar alweder, landgenooten.... de nieuwe Hollandsche kunst in ons Rijksmuseum dan ! V. AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST. Van Whistlers portret van zijn moeder, schrijft de Mereure, nog onkundig toen van den aankoop er van voor het Luxembourg dien het blad onwaarschijnlijk' achtte: Dit is misschien het mooiste portret dat ooit sints Velasquez en Titiaan geschilderd werd. Buiten alle wetten of reglementen gaande, moest men onmiddelijk zulk een werk in den Salon Carr van het Louvre een plaats ruimen, naast de Infante JUarguerite van Velasquez " In den Pull Mail verzekert Spielmann dat de door de Fransche regeering betaalde koopsom voor het schilderij niet meer dan 160 pond st, bedraagt, terwijl Whistler er in Engeland 1500 pond st. voor geweigerd heeft. De Fritz von Uhde" die bij Buffa is, behoort niet tot de beste werken van den schilder en schijnt me van al wat vroeger tijd. Ongetwijfeld is er iets moois in, zooals de droevige vrouwen figuur in het vierkant staat, is het barre land schap wel treffend eenvoudig, en is de expressie van kommer in het gezicht niet gewoon. Maar men zou Israéls eens een dag aan zoo iets willen zien werken. De Maria is te veel een speciale vrouw gebleven omdat zij grootheid van sentiment mist; de weggaande Jozef is alleen een mannetje in de sneeuw, liet is een vrij ingenieuse, niet ordinaire -illustratie van Maria op Kerstavond. Maar Uhdc's Laat de kinderen tot mij komen", zijn Emausgangers", zijn Heilig Avondmaal" en zijn Christus in de Nationalgallerie te Berlijn, staan waarlijk ver boven elke illustratieve opvatting. Bij Scheltema en Holkema (GroesbeeK) aan het raam in do Wijde IGipeistce;.', een waterverfteekening door Witsen van de Oude Schans te Amsterdam. Rechts, half afgesneden, dcMontaalbaai,,storen en de huizen daarbij wat kleuriger, naast een grauw druilende lucht, en onder de sombere vallende grachtüjn bet va!e water met een overhaal en horter.de bootjes er in. Met l Januari gaat do door den heer Groesbeek sedert anderhalf jaar gehouden iiliaal van den heer Wisselingh over in een associatie van die beide heeren, onder de tirma van Wisselingh en Co. en zal het nieuwe huis in de Kal verstraal drie huizen van den Ileiligcnweg af naar de Munt toe, geopend worden, liet staat dan onder leiding van den heer Grot shcek, omdat zooals men weet de heer van Wisstlingh nu te Londen woont. Hot Ilaagsche huis van Wisselingh op het Buitenhof wordt met l Jacuaii eveneens opgeheven. Do N(dioiuil (r/ü/ery te Londen, waarvoor in langen tijd niets werd aangekocht, is in de laatste maand weer met vrij wat schilderijen verrijkt. Jiij do superbe collectio van ltaliaansc.be primi tieven wenlen een Transiignratie gevoegd van den nog hall Byzantijnschen Duccio d i Buoninsegr.a, en een Huwelijk van de Heilige Maagd uit dienzelfden tijd door een onbtkei.den. Uit later tijd een portret door Bronzino. en vier allegorische groepen van Titiaan. en uit de laatste periode van de school, een Tiepolo en een Pietro Longhi. De vrij magere afdeeling Fransche kunst werd vermeerderd rnet een Madonna door een onbe kenden, ?vijftioiHieëeuwsch, en oen land-cbap van Claude Lorrain. Ilollandsche schilderijen werden er nog vier aang» kocht: een van Brekelenkamp en een van Cornelis Janssen, die beide in de galerij nog niet, waren vertegenwoordigd; een wintergezicht met iignren van van Goyen, en een partret van Caspar Net schor. Te Londen was dezer dagen (e koop een be langrijk schilderij van Nicolaas Maes uit zijn bosten tijd, zijn vroegster, een meisje voorstellende met gr j's bont om en een peer in de band. De beste llollandsche kenner van onze oude schilderijen, D-. Bredius, verklaarde hot voor een zeldzaam meesterwerk, lijn en krachtig, maar deze onver moeide ijveraar voor het naar ons land terugwin nen van aoede oud-llollandsche schilderijen, kon er hier, jammer genoeg geen liefhebber voor op sporen. n nu is het iritusschen voor zoo iets van L'aO pnml verkocht aan den gcdistingeerden Londenschen verzamelaar Gco balling, die heel veel mooie oade Hullandsche en Italiaansche kunst bezit. De roem van Ober'iinders onsterfelijke Timbuktoo-creaties laat sommige van zijn medeteekenaars aan de Flii-yemle Uliilter niet met rust. In den laatsten tijd heelt ook Reinecke al eens geprobeerd een giralfenzotheid te leveren en nu is in hot laatste nummer (G December), Jlengeler weer bezig geweest met iets wat vrij nabij aan dien meester in het nicttrc en sectie van wilde beesten ilsnken doet. Hij laat een WutMcr-drexxnr zien in vier tafereelen,die bijna als karakteristiek vsnOberUimlerals dierenteckeiiaar dienst zonden kunnen doen. Daar zit eerst een dikke vette kiinstemaakstci' in ballctkostnum aanminnig lachend te schommeler.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl