Historisch Archief 1877-1940
No. 755
DE AMSTERDAMMER, WEEEBLAD VOOR NEDERLAND.
voor een onnoozel, liriksch en onbeholpen gansje,
als zjj voorstelde, koel bleef, is n iet te verwonderen.
De beer De Jong (Frederik) en juffrouw Coerdes
(Sirapeltje) deden bun best; het eentonige in
hun spel wil ik gaarne voor een deel op rekening
hunner rollen stelle». Tegen decoratief en
toofcëalinriehting heb ik het groote bezwaar dat zy
bet drama zoo weinig te bulp, kwamen. Ik zou
wel eens willen weten of iemand den indruk heeft
gekregen een Proven caalsche geschiedenis bij te
w«nen. Hoe. benepen en bedompt was de
boer«terjj in het eerste en vierde tafereel, hoe sjofel
«ti armoedig de zoogenaamde zijwormenschuur in
h«t laatste. Alleen de vijver in het tweede gaf
«e»ige illusie. Oprecht genoten heeft men
waarschynlijk alleen van Bizet's fraaie muziek met
baar streelende en fluisterende, wiegelende en
ruikenende toongolvingen.
In het Grand Théatre kwam een nieuw melo
drama voor het voetlicht, Het roode testament.
Het heet door den heer J. W. de lluyter bewerkt
Baar een feuilleton van De Echo. Indien het
programma mij niet anders had ingelicht, zou ik
het voor de vertaling van een Fransch
tooneelproduct gebonden hebben. De bewerker heeft het in
eengezet met een handigheid en zaakkennis, een
inachtneming en berekening van tooneeleischen en
-effecten, die wij van een landgenoot niet gewoon
«gn. Of het daarom een goed drama is?
HeIMS neen! De kunst van inelodrainasehrijven
scbynt verloren geraakt. Het moderne melodrama
doet niet meer sidderen en ijzen. De poëzie is
T«rdwenen. De helden zijn ordinaire boeven ge
worden. De politie heeft het genre bedorven,
De toeschouwer bly'ft koud en maakt gekheid,
omdat de schrijvers zelf aan hun geschiedenissen
niet gelooven, omdat de emst en de overtuiging
Terdwenen zijn. Lagardère, Buridan, d'Artagnan,
de fiere romantieken, zij zyn de eenige en
onverTatechte melodramahelden. Dennery is de laatste
en minst onwaardige nakomeling van Féval en
den ouden Dumas. Het melodrama is niet meer :
het einde onzer eeuw heelt het begraven. Zelfs de
heer Veltman en mevrouw Ellen berger zijn niet
in staat nabloeiera als Het Roode Testament''
leven in te blazen. In hun volle kracht zijn zij
slechts als zij de echte, de ware melodramahel
den doen juichen of jammeren.
De aehoone Ilongaarsche, een Duitsche Posse,
die in Tivoli veel bijval vindt, biedt zich zoo
bescheiden en onpretentieus als louter tijdverdrijf
aan, dat het onnoodig is kwaad ervan te spreken.
Grappig en onderhoudend is zij bijna steeds, geestig
zelden of nooit, oorspronkelijk in niet n tooneel.
Het gezelschap van den Tivoli-schouwburg,
hoofdzakelyk uit jonge en frissche krachten bestaande,
speelt met een vuur, ijver en overtuiging dat het
een lust is. De jeugdige acteurs en actrices
wedyveren in opgewektheid en levendigheid. Allen
afzonderlijk te noemen gaat niet aan. Een extra
pluimpje verdient juffrouw Van der Lucht (de
Hongaarsche), een bekoorlijke actrice met een
fraaie stem en aanstekelyken lach, een der wei
nige jonge vrouwen, in den laatsten tijd op ons
tooneel verschenen, die beloften voor de toekomst
wakker roept.
In Frascati kwam Donderdagavond De juffrouw
van de telephoon. comédie operette van Mars en
Desvallières, muziek vau Serpette voor het voet
licht. Dank zij het voortreffelijk ensemble, het
luimigeen onweerstaanbare spel der hoofdvertolkers,
de di nes Poons-van Biene en'Westerhovcn en de
heeren Kreeft en Kelly, de vroolijke muziek, de
fraaie decoraties en .... den gepeperden tekst
behaalde zij uitbundigen bijval.
II. J. M.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Toen Berlioz zich pas te Parijs had gevestigd
om zijne academische studiën voort te zetten,
maakte hij daarvan trouw gebruik om zijn harts
tocht voor compositie te bevredigen (Schoon zijn
vader 't hem -cerbood\ zou de groote Ilieronymus
gezegd hebben.)
Hij woonde o. a. de letterkundige lessen van
Andrieux bij. Dit gaf hem aanleiding aan dezen
geleerde een libretto voor een opera te verzoeken.
Andrieux, die toen reeds Gl jaar oud was, vond
dat hij alleen aan zijn Requiem en niet meer aan
een liefdegedicht moest denken. Hij ging dit ant
woord zelf brengen en werd na gescheld te heb
ben door een mager, hoekig jongeling met wilde
haren opengedaan, die juist bazig was zijn diner
te bereiden , dat in een braadpannetje op de
kachel stond.
O. M. Andrieux, welk een eer! verontschuldig
de wanorde, zeide Berlioz.
De professor ging zitten en ontdekte een groot
portret van Gluck aan de wand.
Ha, riep hij uit. Ik vereer Gluck en ....
Berlioz sprong op, wierp in de haast de pan
met zijn diner op den grond en wilde Andrieux
omarmen.
Eu Piccini, voegde Andrieux er bij.
Zoo, zeide Berlioz koel en raapte zijn diner
weer op.
Hij drong niet verder aan op een libretto, na
deze gelijkstelling van beide antagonisten.
Dit verhaaltje geeft reeds een beeld van de
warmte die Berlioz zoowel in zijne goed- als af
keuring in kunstaangelegenheden legde. In dit
opzicht is hij zichzelf steeds gelijk gebleven.
Ieder groot talent, iedere goede kunstuiting
trad hij met sympathie te gemoet, doch al wat
hij verkeerd achtte werd onbarmhartig door hem
afgebroken.
De Symphonie avec Choeurs, Romi'o et Juliette,
die in de afgeloopen week door de Vereen.iging
Excelsior werd opgevoerd, geeft rnij aanleiding
tot deze inleiding.
Jtoméo et Juliette is programmamuziek in den
goeden zin van het woord. M. i. overschrijdt
Berlioz nooit de grenzen die men vaak beweert
dat door dit systeem overschreden worden.
De muziek toch heeft wel degelijk de macht
gemoedstoestanden en gemoedsindrukken te schil
deren, kortom de macht, ecne stemming uit te
drukken. Bsrlioz is nooit verder gedaan en waar
hij aan de grenzen raakte, hooft hij steeds het
woord te hulp geroepen.
Hoewel hu, tijdens zy'n leven, in Duitschland
meer waardeering heeft gevonden dan in Frankrijk,
was hij toch een echte zoon van zijn vaderland.
Dit getuigt de levendige stroom van het ge
voelsleven, de gloed zijner fantaisie, zijn schitte
rend coloriet, met n woord alles wat het
menschelijke in den mensch in verrukking kan bren
gen. Doch daarbij bezat hij tevens dat ernstige
dat den kunstenaar (ot priester, tot ziener
stempelt, en dat hem verheft boven de meeste van
zy'ne meer alledaagsche broederen, en dat is het
juist geweest wat hem zooveel achterstelling en
miskenning heeft op den hals gehaald.
Doch dat niet alleen!
Berlioz verstoutte zich te schrijven over kunst.
Hij durfde af te breken wat hij slecht en smake
loos vond, hij durfde te roemen wat in de mode
was, en zooiets vergaf men toen niet. (Thans is
dat alles natuurlijk veranderd!) Men wreekte zich
dus op zijne compositiën.
Ik heb echter te spreken over de uitvoering
van Berlioz's werk, onder leiding van Mr. H.
Viotta. Boméo et Juliette, in 1839 gecomponeerd,
beeft in 18f>8 eene nieuwe uitgave beleefd bij
Brandus, waaruit vele drukfouten en onjuistheden
verwijderd zijn; die de eerste uitgave aankleefden.
Naar deze uitgave is de klavierparti'uur bewerkt,
zooals blijkt uit een brief den 20 Jan. 1858 aan
Hans von Bülow geschreven.
De inleiding geeft een kort beeld van de twis
ten tusschen de Montfcchi's en Capuletti's
(Combafcf, T-u muite, Interrention duPriwcede Vérone).
Een klein koor verhaalt de geschiedenis, wa.arhij
de hoofdmotieven in elementairen vorm optreden
of kort worden aangeduid; een altsolo houdt
daarop eene bespiegeling over de liefde, waarna
het koor spottend zingt, dat Romeo droomt, dat
hij voorzeker een bezoek vau de droomkoningin
Mab heeft gehad.
Een geestig scherzetto (tenor-solo en klein koor)
schildert die aetherische koningin, waarna het koor
in vier regels de dood van de gelieven en de ver
zoening van de vijandige families aanduidt.
Thans begint het eigenlijke drama:
Romeo is alleen, hij is somber, in de verte hoort
men de dansmuziek in het Paleis van de
Capuletti.
Midden onder deze sombere muziek iaat de
tambouriin reeds den rbythmus van de dansmuziek
booren. Die muziek baant zich als het ware een
weg door de sombere gedachten van Romeo en
breekt eindelijk in volle kracht door.
No. 3. Nuit Sereiwe. Les jeunes Capulets .x'en
vont, chuntant h-i rfminiscenccs du bal", schildert
eerst den kalmen sterrennacht, waarop men in de
verte het gezang van de CapuleKi hoort. Uit
moeielijke gedeelte werd door het mannerkoor in
de verte zeer verdienstelijk weergegeven. Dan
volgt bet groote moment van dit werk : ,S'cv'«e
d'amour. Het liefdemotief, in den proloog roe<!s
aangestipt, komt hier tot. volle ontwikkeling. Men
hoort in de verbeelding dat geheele liefdestooneel
afsj elen in alle nuances en alle tegenstrijdige
opwellingen.
No. G. vormt de grootst mogelijke tegenstelling;
La lichte Mali, Scherzo is een van de merkwaar
digste orkest corapositiët-n. Dit nummer, dat aan
de uitvoering de hoogste eisenen .stelt, bekoort in
hooge mate door zijne doorschijnende lichtheid
en fladderende zwevende vlucht.
Berlioz heeft de schildering in dit werk in
hoofdzaak aan het orkest toevertrouwd. liet koor
ondersteunt of bereidt den toestand voor.
Ook in het volgende nummer: Conroi Funthre
de Juliette werkt het orkest den treuriger, tocht
in de Marche-Funèbre uit, terwijl het koor dit
indrukwekkend gedeelte met een gereciteerden
klaagzang begeleidt.
Later echter herhaalt zich dit in omgekeerde
orde.
Het volgende gedeelte raadt Berlioz zelf aan
te coupeeren wanneer het iiiet voor een zeer
miizikaal-ontwikkeld publiek wordt uitgevoerd, dat
in staat is do fantaisie van den componist te
volgen.
Hij zegt : Le public n'ti point d'imiif/!iinti(ni,
les morcenux qui x'ad.re.wciit tcultment ii
l'-iin-i(jinution riant donc point de public. (Hot betrclt
de gewaarwordingen van Romco aan het graf van
Julia)
In Frankrijk wordt dit nummer steeds wegge
laten. Thans bleek het echter dat Berlioz' vrees
ongegrond was, of dat het publiek sterk is voor
uitgegaan, liet c urnmer liet toch niet na indruk
te maken.
De groote iinale: waar voor het eerst het ge
heele koor en de solist Ktëre Lf.iiirer<( op
treedt, is meer in bekenden drarnatischen stijl
gecomponeerd.
Dit aangrijpende slot, waarin de vijanden weer
in botsing dreigen te komen en waar Lam-ent
dien haat bezweert en verzoent door op den
tragischen dood van do beide gelieven te wijzen,
maakte grooten indruk.
De uitvoering besprekende moet ik do eerepilm
aan het orkest toekennen.
De groote en talrijke mofiolijkhr-de;i zijn door
den heer Viotta en het orkest over het geheel
met glans overwonnen, do oh wat grootcr lofspraak
inhoudt, het is hem gelukt aan Berlioz'gestalten
en fantasieën ziel en leven in to blazen. Dit toch
is bij een kunstwerk onontbeerlijk.
Het welslagen van het Scherzo ook in
tcclims'-\\ opzicht houdt echter een bij/onder compli
ment in.
De kleine koren (S dames en 8 heeren i die Jen
Prolooy uitvoerden, moeten beslist geprezen wor
den, vooral voor de momenten waar lichtheid van
voordracht vereisch wordt, zooals in het Scherzetto.
Eene dilettante, Mej. L. Wikon zong de utro^/ic.t
met schoone stem en warme voordracht.
Indetojkomst mag men dus veel van deze jonge dame
verwachten (die, als ik mij niet vergis, voor het
eerst optra'l).
De heer Stachelkausen zorg het Scherzetto zeer
consciëntieus en correct, i lij verdient lof dat
bij zooveel werk van dit nummer heelt gemaakt.
Dit geestige stukje is echter geheel berekend
op een zeer licht aansprekend Fransch tenor-léger
geluid; Hollardsche en Dnitsche tenoren missen
daarvoor de doorschijnende lichtheid.
Waarom heeft men in plaats van den heer
Pierre van der Goten niet een bas uit ParJj.s
geëngageerd voor de part ij van Lam-ent, bv. de heer
Anguez, die voor een paar jaar van deze partij
eene zeer schoone vertolking bij Colonne gaf?
Hoewel de heer Van der Goten enkele goede
momenten had, vibreerde hij zeer sterk en impo
neerde volstrekt niet.
Het geheele koor zong met veel toewijding, doch
de twee koren waren m. i. wat ver van elkander
geplaatst, waardoor niet altijd de rechte
zamensmelting verkregen werd.
De indruk van bet geheel was een zeer mach
tige. Den heer Viotta zij dank gebracht voor de
artistieke wijze, waarop hij dit werk heeft voor
bereid en geleid. Ik heb er zeer van genocen.
Het Te Deum van Brückner kon op mij, na het
vorige niet veel indruk meer maken. Het is ech
ter zeer goed mogelijk, dat na het liefdedrama
van Romi'o et Juliette ik mij niet dadelijk in eene
tegenovergestelde stemming verplaatsen kon.
Het werd zeer goed uitgevoerd, terwijl in het
solokwartet vooral mej. Sophie Spoor en den heer
Stachelhausen hunne belangrijke partijen met
groote verdienste vervulden. Wordt het Te Deum
weer eens uitgevoerd en ontvang ik er een groo
teren indruk van, dan kom ik er natuurlijk op terug.
Ten slofte (ik heb al veel ruimte in beslag
genomen) moet ik in het kort vermelden dat ik
Dinsdagavond de cantate St. Nicolaas van Bern.
Zweers en A L. de Rop heb gehoord, en op
denzeltden avond de drie laatste acten van l
Africaine door de Fransche opera.
De cantate onder leiding van Zweers liep goed
van stapel en maakte op het publiek weer een
zeer goeden indruk, terwijl de heeren Van Duinen
(de vader) en Schmier (St. Nicolaas) hunne par
tijen weer niet groote toewijding en talent ver
vulden.
De voorstelling van L'Africaine verhief zich
niet boven het middelmatige. Een afzonderlijk
woord van lof echter voor het welslagen van de
zeer moeielijke koren in de 3e acte.
VAX MILLK;KX.
Alle leden van de Afdeeling van de Maatschappij
t. b. d. Toonkunst die voornemens zijn de uit
voering van de H Mollmis op Zaterdag 11) De
cember bij te wonen, (geen kunstlievend lid zal
voorzeker ditmaal te huis blijven!) raden wij ten
sterkste aan, tijdig van het textbiiekje kennis te
nemen, daar eene hoogst belangrijke iulsiding en
analyse aan den text voorafgaat.
j Aan ieder die zulk een werk onvoorbereid hoort,
i ontgaan tal van schoonheden en details. Deze
i bevattelijke en schoon gestyleerde analyse zal dus
zeer veel tot het verkrijgen van een machtigen
j indruk van dit groo'sche toonwerk vau den
j grootmeester Bach bijdragen.
Wij bevelen hel ten zeerste in de aandacht aan.
MUSEUMS EX KUNST.
In het hier reeds genoemde artikel van von
Sr'kllitz in de Preuszische Jahrbücber (over de
Münchensche expositie) getuigt deze directour van
het Dresdauer museum, niet eens een stuurman
dus die aan don wal staat:
l)e positie van de zelfstandig hun weggaande
artiste.n blijft nog altijd eene weinig verblijdende.
i Voor de bestellers ot afnemers hoeven toch juist
| niet alle schilders to werken. Verkoopbare
schilI derijen worden er genoeg gemaakt, dat bewees
ook de/e teri'oons'elüng waar bijna alle
cenigszins ,kabinetlahige" schilderijen verkocht werden.
Afgezien van enkele liefhebbers, die het wagen
van zich apart houdende kunstenaars schilderyen
te koopen, zijn er genoeg openbare verzamelingen
in Duitsehla-iid die hunne golden niet bloot tot
amuzement van het publiek, maar ook ten beste
van de kunst en tut zuivering vau don smaak be
hoorden aan te wenden".
Wij Hollanders nu. die dit lezen, hoe is het bij ons
gesteld V Werken ook onze musea wel ten beste van
de kunst en tot zuivering vanden smaak'/ Gaat men
ook hier wel recht af op van
maiktwaar'onafhankei li.jke kunst'/ Vindt rnon in on/e publieke
verzamelini gen, wat men er zooken mag? Heeft het Museum
Boymans to Rotterdam den kapitalen Brciti.er,
dien men in zijn geboortestad zou rncencn te
vinder', of' treft men er iets ^an Jongkind
aan (die daar ook uit de buurt was)'/ Heelt
[ het Haaischo Museum mooie specimens van
U'illem Maris en Neuhnys of het. waardigste van do
Bock ? (iaat men naar Haarlem om in Tcyler de
allerbest? Mauvcs ie zien ? Is het Middelburgsch
museum da reis daarheen waard'/ Is er in het
miisoum van Kunstli'-fde (o Utrecht n enkel
mooi schilderij van dozen tijd 'i Kn heeft men
zich in de Lci.hchc [jakenhal verheugd toon j
J men in L°idcn weer aan Lunst ging doen? Hebben j
Hollandscho musea de mooiste leekeningen van
lio-boom en van al onze groote aquarelliaten 'i
Werd voor de Rijksverzameling onlangs de geluk- j
kige gelegenheid waargenomen toen in den Haag |
bij den beer Tersteegh eens een kostelijke Tnijs
Maris wa=, diu heel begrijiielijk'' was? Zullen
de vreemdelingen die nu in Parijs in het Pnrillo:i
dl- In Vitte de H'ïllands'.-he kunst hebben loeren j
waaruec.ren, en die tot do bron willen gaan, hier
het pniksto vinden van datgene waar zij deuken
dat wij irotsch op zijn ? O t' geeft sic collectie van
den heer Staats Forbos to Londen b. v., waaruit
do hoer de Knyper leenen mocht, een rijker beeld
van onze boste kunst, dan waar men in Holland
idee van heeft ?
En wcetmen, om van jongeren nog maar enkelen
to noemen, van Bist'Vt. Dorkindorun, Witsen,
Karscn, Voerman, I s a a c. israë's. Bauer, hier iets
in oen oponb >re collectie ': En wal daarentegen j
vindt :ncn er meest wél '/ |
* ' !
In den Mercurc ile Frtutce van December discht
Aurier een ironische profetie op van wat de nieuwe j
directeur dor Beaux-Arts in Frankrijk, Runjon, j
al dadoliik goeds wil uitrichten. In Januari zai j
do collectie van het Lnxcmbonrg-musenm worden
geliquideerd, maar vóór den publieken verkoop zal
hef Uure Museum te Chicago zich hot bezit ver
zekeren van Nnjiolcon te Soljcrinu door Meissonier,
zal do Menniferie l'czon, l'Age do Pierre" van
Cormon en het Cin/nc Con-i do Vaimjucurs de
Saiamine door dcnzelJ'den aankoonen, terwijl een
brasserie zin hc-eit in Ie Rèvc van Dntaille. Een
tiental doeken maar, waaronder die van Manet,
Puvis, G. Moreau en Ribot, zullen kern
van een nieuw museum, waarvoor direkt de beste
werken van Manet., Puvis, Rodin, Mnreau, Whistler,
Carrière, Gauguin, Redon, Degas, Cézaune, Monet,
Monticeli, van Gogh, Pissarro, Sisley, Renoir,
Rops, Forain, Chéret, Raffaëlli, Baffier, liemy Cios,
Seurat. en van alle lui verder, die talent, per
soonlijkheid of zelfs genie vertoonen, zullen wor
den aangekocht. Ook zou de nieuwe direkteur
niet willen aarzelen op bescheidener plaatsen
doeken van jongeren te hangen, wier pogingen
hem getroffen hebben, zoo: de Groux, Anquetin,
Lautrec, Séruzier, Bernard, Bonnard, Luce.Ranson,
Denis, Vuillard, Schuflhecker, Filiger enz.
Zoo rauw en gauw nu, als het misschien wel lijkt
is de spot van Aurier niet. Men kan bij zooiets
over enkele namen van gevoelen verschillen, en
natuurlijk zou ieder weer naar zijn zin en weten
in zulk een lijst nog willen aanvullen of snoeien,
maar het staat vast, dat het geheel van de ge
noemden, die hij bij elkaar zet, beter de beste
levende Fransche kunst zou vertegenwoordigen,
dan het als enserable de bevoorrechten doen, wier
werken thans het doodsche Luxembourg stofi'eeren.
Maar alweder, landgenooten.... de nieuwe
Hollandsche kunst in ons Rijksmuseum dan !
V.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
Van Whistlers portret van zijn moeder, schrijft de
Mereure, nog onkundig toen van den aankoop er van
voor het Luxembourg dien het blad onwaarschijnlijk'
achtte: Dit is misschien het mooiste portret dat
ooit sints Velasquez en Titiaan geschilderd werd.
Buiten alle wetten of reglementen gaande, moest
men onmiddelijk zulk een werk in den Salon Carr
van het Louvre een plaats ruimen, naast de
Infante JUarguerite van Velasquez "
In den Pull Mail verzekert Spielmann dat de
door de Fransche regeering betaalde koopsom
voor het schilderij niet meer dan 160 pond st,
bedraagt, terwijl Whistler er in Engeland 1500
pond st. voor geweigerd heeft.
De Fritz von Uhde" die bij Buffa is, behoort
niet tot de beste werken van den schilder en
schijnt me van al wat vroeger tijd. Ongetwijfeld
is er iets moois in, zooals de droevige vrouwen
figuur in het vierkant staat, is het barre land
schap wel treffend eenvoudig, en is de expressie
van kommer in het gezicht niet gewoon. Maar
men zou Israéls eens een dag aan zoo iets willen
zien werken. De Maria is te veel een speciale
vrouw gebleven omdat zij grootheid van sentiment
mist; de weggaande Jozef is alleen een mannetje
in de sneeuw, liet is een vrij ingenieuse, niet
ordinaire -illustratie van Maria op Kerstavond.
Maar Uhdc's Laat de kinderen tot mij komen",
zijn Emausgangers", zijn Heilig Avondmaal" en
zijn Christus in de Nationalgallerie te Berlijn,
staan waarlijk ver boven elke illustratieve opvatting.
Bij Scheltema en Holkema (GroesbeeK) aan het
raam in do Wijde IGipeistce;.', een
waterverfteekening door Witsen van de Oude Schans te
Amsterdam. Rechts, half afgesneden,
dcMontaalbaai,,storen en de huizen daarbij wat kleuriger,
naast een grauw druilende lucht, en onder de
sombere vallende grachtüjn bet va!e water met
een overhaal en horter.de bootjes er in.
Met l Januari gaat do door den heer
Groesbeek sedert anderhalf jaar gehouden iiliaal van
den heer Wisselingh over in een associatie van
die beide heeren, onder de tirma van Wisselingh
en Co. en zal het nieuwe huis in de Kal verstraal
drie huizen van den Ileiligcnweg af naar de Munt
toe, geopend worden, liet staat dan onder leiding
van den heer Grot shcek, omdat zooals men weet
de heer van Wisstlingh nu te Londen woont.
Hot Ilaagsche huis van Wisselingh op het
Buitenhof wordt met l Jacuaii eveneens
opgeheven.
Do N(dioiuil (r/ü/ery te Londen, waarvoor in
langen tijd niets werd aangekocht, is in de laatste
maand weer met vrij wat schilderijen verrijkt.
Jiij do superbe collectio van ltaliaansc.be primi
tieven wenlen een Transiignratie gevoegd van den
nog hall Byzantijnschen Duccio d i Buoninsegr.a,
en een Huwelijk van de Heilige Maagd uit
dienzelfden tijd door een onbtkei.den. Uit later tijd
een portret door Bronzino. en vier allegorische
groepen van Titiaan. en uit de laatste periode
van de school, een Tiepolo en een Pietro Longhi.
De vrij magere afdeeling Fransche kunst werd
vermeerderd rnet een Madonna door een onbe
kenden, ?vijftioiHieëeuwsch, en oen land-cbap van
Claude Lorrain. Ilollandsche schilderijen werden
er nog vier aang» kocht: een van Brekelenkamp
en een van Cornelis Janssen, die beide in de
galerij nog niet, waren vertegenwoordigd; een
wintergezicht met iignren van van Goyen, en een
partret van Caspar Net schor.
Te Londen was dezer dagen (e koop een be
langrijk schilderij van Nicolaas Maes uit zijn bosten
tijd, zijn vroegster, een meisje voorstellende met
gr j's bont om en een peer in de band. De beste
llollandsche kenner van onze oude schilderijen,
D-. Bredius, verklaarde hot voor een zeldzaam
meesterwerk, lijn en krachtig, maar deze onver
moeide ijveraar voor het naar ons land terugwin
nen van aoede oud-llollandsche schilderijen, kon
er hier, jammer genoeg geen liefhebber voor op
sporen. n nu is het iritusschen voor zoo iets van
L'aO pnml verkocht aan den gcdistingeerden
Londenschen verzamelaar Gco balling, die heel veel
mooie oade Hullandsche en Italiaansche kunst bezit.
De roem van Ober'iinders onsterfelijke
Timbuktoo-creaties laat sommige van zijn
medeteekenaars aan de Flii-yemle Uliilter niet met
rust. In den laatsten tijd heelt ook Reinecke al
eens geprobeerd een giralfenzotheid te leveren en
nu is in hot laatste nummer (G December),
Jlengeler weer bezig geweest met iets wat vrij
nabij aan dien meester in het nicttrc en sectie
van wilde beesten ilsnken doet.
Hij laat een WutMcr-drexxnr zien in vier
tafereelen,die bijna als karakteristiek vsnOberUimlerals
dierenteckeiiaar dienst zonden kunnen doen. Daar
zit eerst een dikke vette kiinstemaakstci' in
ballctkostnum aanminnig lachend te schommeler.