De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 13 december pagina 4

13 december 1891 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 755 als op een touw, maar het touw is bij nader inzien een stevige slang die zich aan kop en staart aan houten staken heeft vastgekronkeld, en die terwijl door de kloeke schoone met een lonkje nog aangemoedigd, gelegenheid vindt een pypje te rooken. Op No. 2 staat de juffer op een groot voetkussen zeer gemoedelijk den kwijlbek te scheren van een koddigen zittenden lobbes van een smachtend nijlpaard, dat, meteen handdoek slabbetjee^chtig voorgebonden, zich de operatie heel gedwee laat welgevallen, een weinig tot verbazing van twee aanwezige apen. No. 3 is een leeuw die met gekruiste voorpooten overeind zit om gekamd te worden. Knevel en sik staan al fattig gefrizeerd, en hij houdt zich fiks nu hy zich fel aandachtig in den toiletspiegel bekijkt, die de veelvermogende dame hem voorhoudt, en hy zijn koninklijke manen sluik uitgekamd ziet, met een scheiding in het midden. En een ge leerde aap met een bril kamt zijn staartvlecht uit, terwijl er een andere hoffelijk gedienstig den poudre de riz-kwast bij presenteert. Het slotriummer is een bul van een tyger met een strikje in zjjn staart, die ten aanschouwe van drie attente muizen zich door de minzame kunstenares kinderlyk de tandea laat poetsen, dat hem het schuim er by neerdruipt. Maar wil men nu eens recht zien hoe die goedgeslaagde witz toch dadelijk grof en boersch en halerig gedaan wordt, by het etonnante werk ver geleken van den meester, waarop het geïnspireerd is, dan moet men in een nummer vroeger de prachtige Oerwoud-idylle van Oberlander opzoeken, waar twee monumentaal als pendanten tegenoverelkaar zittende olifanten zoetjes geknield bezig zijn, dood genoegelijk Jonas-in-de Walvisch te spelen met hun jol\jselijk kleintje, dat zich behoedzaam aan de ivoren tanden der oudjes vasthoudt, wie gende op hunne misnelyk gekoppelde snuiten. En dat wordt niet voorgedragen als iets ongelooflijks, iets baroks, verkeerde-wereldachtigs, maar dat staat er gansch authentiek en scrupuleus natuurlek geteekend met leuke soberheid en gevoelige perfectie, en met dat altijd recht op den man afgaan in de gewaagde compositie en de onbegrijpelijk rake, intiem-grandioze expressie, waardoor Oberlander buiten kijf Duitschland's grootste teekenaar en een van de origineelste artiesten van dezen vollen tijd moet worden geacht. In Arti et Amicitiae" is Dinsdag in de ver gadering van stemhebbende leden vrij hard ge streden. Het was bestuursverkiezing, en alle jongere leden hadden zich vereenigd om een bestuur, wat meer uit mannen van dezen tijd saamgesteld, uit de stembus te krijgen. Met een kleine meerderheid zijn hunne candidaten echter gevallen en werd het oude bf stuur herkozen. Van beide zijden waren alle zeilen bijgezet, de jongeren waren wonder eensgezind en men zag oude leden in de vergadering die anders niet meer van hun haard komen. In de conimissie-kimstzalen werden in plaats van de heeren Oldewelt, Jansen en Kever, de heeren Bastert, Poggenbeek en Heijl benoemd, die nu dus met de heeren Breitner en Rust dit jaar de commissie zullen vormen, welke echter voor de najaarstentoonstelling, waar het toch het meest op aankomt, waarschijnlijk niet zal kunnen werken als ten minste de driejaarlijksche gehouden wordt, om welke de Arti-tentoonstelling niet pleegt door te gaan. De winnende party in de zelfde vergadering hes-it in hare balsturigheid nog twee candidaten voor het werkend-lidmaatschap gedeballoteerd, een van welke onbetwist tot Amsterdams beste fchilders behoort. Enfin, men weet nu ten minste waar het aan toe is. Als er aanmerkingen ge maakt worden op het beleid van Arti, hoort men altijd dat de jonge schilders beter deden met lid te worden, en dan in de vergaderingen konden meewerken aan mogelijke vei beteringen. Maar nu ziet men eens hoe dit onmogelijk wordt gemaakt, hoe in domme vrees voor hun behoud de machthebbenden in het kunstenaars"-genootschap Arti et Amicitiae'' door de vriendschap de Kunst de deur laten uitzetten, terwijl zij om wie weet welke burgerlyke politiek een man van groot en erkend talent voor het hoofd kunnen stooten. Een belangstellend lezer van het Weekblad vraagt mij waar de hier verleden week genoemde portretten door Jozef Israëls zich bevinden, en of een in 1887 bij Mouton & Co. uitgegeven geëtst portret van Huet naar het schilderij door Israëls was gemaakt. Op zijn schrijven dit tot antwoord; Het portret van den oud-minister mr. P. Blusf van Oud Alblas, berust na den dood van mr. U. bij mevr. de wed. Blussévan Oud-Alblas te Dordrecht. Het was indertijd in Amsterdam op de Israëls-tentoonstelling, evenals dat van prof. Goudsmit, dat nog bij de familie Goudsmit is, en later in de Senaatskamer van de Leidsche Uni versiteit moet komen. Het portret van Busken Huet, vroeger bij Kneppelhout, behoort thans aan dr. J. C. van Deventer te Dordrecht. Het werd door een ietwat zwarte fotografie, met welke Huet zich in zijn brieven weinig ingenomen be tuigt, gereproduceerd in Ten Brinks Nederlandsche Letterkundigen". De bedoelde ets is niet naar dit fraaie schilderij gemaakt, zooals bij ver gelijking van foto en ets dadelijk blijken zal. 8 Dec. V. NOORD-HOLLANDSCBE OUDHEDEN. Nc.ord-IIottan<lxclif Ott'Ihe'leii, be schreven en afgebeeld door G. van .Arkcl en A. \\ . Weissman. Uit gegeven van wege liet, Kon. Oud heidkundig Genootschap te Am sterdam, l West-Friesland. Met I lo al beddingen. Amsterdam, ten Brink en de Vries J M,)!. ^ In Duitschland is men sedert lang bc/i"1, de kunstschatten, die er door het gohoolo rijk ver spreid zijn, iiaauwkenrig te beschrijven. Reeds Schinkel sprak in .IS15 het, gewcnsehte hiervan uit, 011 na vele ontworpen verscheen in 1S70 do eerste proeve, ui. ceii beschrijving van de oudheden iu het, Regierungsbezirk Kassei, door von Dohn liotfelser'en Lotz. Langzamerhand werd dit voor beeld gevolgd. Zoo verschenen achtereenvolgens de werken over Elsas-Lotharingen, Baden, Th ringen, en andere deelen van het Duitsche rijk. De thans verschijnende publicatie //Die Kunstdenk maler der Rhcinprovinz", uitgegeven door Paul Clemen, bewijst, hoe degelijk werk men in deze bij onze oostelijke naburen kan leveren. Is eene dergelijke beschrijving voor Pruisen wenschelijk, in nog veel grooter mate is dit bij ons het geval, want houdt daar de regcering een waakzaam oog op het ongeschonden bewaren van voorwerpen van geschiedenis en kunst, hier is juist de regeering de eerste, die medewerkt tot slooping van het nog bestaande. De vcrknoeiiug van het, Muiderslot, van de Koppelpoort te Amers foort, van de ruïne van lïrederode, de ontvreem ding van de gewelfschilderingen uit de kerk te W armenhuizen, enz. enz. zijn hiervan de spre kendste bewijzen. Daarom was het, een uitnemende gedachte van liet Kon. Oudheidkundig Genootschap, ook de handen aan het, werk to slaan, en de nog overgeble ven schatten te laten iiiventariseeren, opdat in het, vervolg dergelijke handelwijzen tenminste niet, moer ongemerkt kunnen geschieden. Een begin werd gemaakt met de provincie Noord-IIolland, de Provinciale Staten kwamen op onbekrompen wijze het Genootschap te hulp, on aan de heeren G. van Arkel en A. W. Wcissman werd opgedragen het werk uit to geven. Zoo is dan onlangs het, eerste deel, omvattende het oude West-Friesland, verschenen. Gemeente voor gemeente werd bezocht, en geen kerk of stadhuis bleef voor de ijverige ouderzoekers ge sloten. Ze klommen in de torens om do klokkeuopschriftcn, en kropen over de kille kerk\ loeren om de inscripties op grafzerken, waar dit maar eeuigszias mogelijk was, af te schrijven. Geen gevel, die met ecu inerkwaardigeii gevelsteen ver sierd was, ontsnapte aan hun Argusoogcn. Daar de samenstellers beide architecten zijn, ligt, in de bouwkundige, afbeeldingen het, zwaartepunt, van hun arbeid. Ware hot zoo breed opgevatte werk van Gallaud nog niet geschreven, dan zou die schrijver nu over heel wat meer bouwstoffen voor zijn werk hebben kunnen beschikken, daar slechts afgebeeld is, wat, nog niet, of onvoldoende in prent uitging. Het koorhek te Schagen, hot gestoelte in .\artswoud, hot koorhek in do (lommaruskork te Fnklmizen, eenige gevels in die plaats, ze y,i]n voor een schriiver over de n-esehiedenis onzer bouwkunde de allorgewiehtiurste bronnen. Te betreuren acht ik hot echter, dat de schrij vers zich geheel van historische onderzoekingen hebben onthouden, daar in de historische toelich ting over het ontstaan van een of ander kunst werk toch zeker een onmisbare factor tot recht verstand van de chronologie der monumenten gevonden wordt. Daardoor komt het, ook. dat zij, waar ze zich op een terrein begaven, \\aar ze minder goed op thuis waren, misstappen hebben gedaan, die gemakkelijk te vermijden Maren ge weest. In het, stadhuis to Eiikhiiizon b. v. wordt tel kens van Fok de schilder van sehoor,-1eenst ukken genoemd, terwijl .lan van Xeek l l(i:'(i~ -l 11 l -i de schilder was. on deze ,1,-ui van Xeek behoeft hun waarlijk geen onbekende te zijn, daar van zijn kunst, zelfs in het, Rijksmuseum to Amsterdam een \\erk te zien is, ril. de Anatomische les MIU Prof'. Ruyseli (IliVSi. Door het verkeerd lezen van een jaartal hebben de schrijvers een tweeden F. Bol in het, leven -eroepen. terwijl het schoor steenstuk in de bn rgemeesterskainer van hel stadhuis te Fnkhiiizon in werkelijkheid door den bekenden Ferdinand Bol geschilderd is. Terwijl we hopen, dat, op dit, punt een woinigjo moor zorg besteed zal worden, zien we mot \ er langen de voortzetting van de hoogst belangrijki uitgave tegemoet. \\ aarsohi|nli|k Kennemerland aan de beurt. \\ e /, wat wc1 over de mine van lïrederod Amsterdam, K k mt Ilians i benieuwd, zuilen lezen. \V. MOES. Dr. ABRAHAM KL'ENKN f 10 Pee. 18!)1. In Abraham Kuenen een naam, slechts met eerbied en liefde uit. to spreken is der god geleerde wereld in Nederland de kroon van het hoofd gevallen; ik geloof niet, dat iemand onzer zich verongelijkt zal gavoelen, als ik hem, en wel met ailen nadruk, dezen eerenaam toeken; dat de Nederlandsche godgeleerde wetenschap ook bui ten de grenzen, ja in geheel Kuropa, waardeering vindt, wij hebben dat wel niet aan hem alleen, maar toch aan hem veel meer, dan aan iemand anders van onze tijrlgenooteii, te danken, liet eigenaardig, streng wetenschappelijk karakter van zijnen voornaamsten arbeid, de historische critiek van de boeken des Ouden Testament?, verbiedt mij op eene plaats als deze in bijzonderheden aan te toonen, hoe inderdaad onherstelbaar groot het verlies is, dat wij in onzen besten vriend be treuren ; maar wie zich ook maar oppervlakkig op het gebied van deze studie bewegen, zullen mij zeker niet tegenspreken, als ik beweer, dat hij, al had hij niets anders gedaan, buiten twijfel nog lang, zeer lang zal blijven leven en spreken, nadat, hij gestorven is. Of hij dezen arbeid vol tooid heeft? Dat zeker niet, dat zou iets ondenkbaars zijn; wij hoopten nog veel van hem, al zijn wij dankbaar voor het zeer vele, dat wij van hem hebben geleerd, en al erkennen wij ten volle, dat hij ons meer gegeven heeft, dan wij van nen persoon mochten verlangen of verwachten. En bovendien, in hocvele andere takken van weten schap heeft hij zich niet bewogen! Zijne werken over den godsdienst van Israël, zijne vele verhandelin gen in onderscheiden geleerde en meer populaire tijdschriften, en in de Verslagen van de Konink lijke Academie van Wetenschappen, zouden, sa mengevoegd, vele lijvige boekdeelen vullen, terwijl er nooit iets uit zijne handen is gekomen, dat niet met zorg bearbeid, zeer veel dat inderdaad geiïcheveerd was. Wie het voorrecht hebben ge noten, om met hem in genootschappen samen te werken hij was o. a. lid en voorzitter van de Koninklijke Academie, afdeeling Letterkunde, van Teylers godgeleerd genootschap, van het Haasjsche genootschap tot verdediging van den christclijken godsdienst, enz. zij ja, waardeerden hem hoog om het even diepe en omvattende als grondige van zijne wetenschappelijke kennis, om de juist heid en scherpte van zijn oordeel, om de onpar tijdigheid, de bezadigdheid, de kalmte, waarmede hij dat oordeel uitsprak en motiveerde, als het ongunstig uitviel, maar zij waardeerden hem vooral en nog meer om zijne humaniteit in den edel sten zin van het woord, waarmede hij het goede ook in hen wist te waardeereu, wier meeningen hij bestrijden moest, om de warmte en de trouw van zijn vriendenhart, om de zeldzame gave, die hij bezat, om aan den geheelen kring dergenen, die met hem samenwerkten, iets van zijn eigen toon en stemming mede te deelen; hoe weinig hoog hij zich stelde, zonder het misschien zelf te weten, domineerde hij toch in iederen wetenschappelijken kring, waarin hij optrad. Althans wat mij betreft, het zijn voor mij onvergetelijke dagen, die ik in zijn vriendschappelijken omgang mocht doorleven, en dat niet alleen omdat men niet met hem zijn kon zonder veel van hem te leeren, al sloeg hij nooit den onderwijzenden, doceerenden toon aan, maar ook en het meest om den eigenaardig bezielenden invloed, die van zijne persoonlijkheid uitging, en waardoor hij doorwerken bleef, ook waar Jien zijnen omgarg weder voor eenigen tijd moest missen. Van sommigen, die mede onder zi?ne leiding tot het ambt van godsdienstleeraars ge vormd zijn, weet ik het bepaald, dat zij hem dankbaar zijn voor zeer vee), ook al konden zij zich met de moderne opvatting niet vereenigen; maar ik ben er bijna zeker van, dat al zijne discipelen hem de getuigenis zullen geven, dat zij zeer veel aan hem te danken hebben. Onze Kuenen was iemand, tot wien jongeren en ouderen zich reeds bij de eerste ontmoeting aangetrokken gevoelden, en die bij voortgezette kennismaking voortdurend nog won; men kon hem onmogelijk van naderbij leeren kennen, zonder hem in klim mende mate te bewonderen om den rijken schat van zijne kennis, te vertrouwen om de juistheid van zijnen gezichtsblik en de scherpte van zijn oordeel, te vereeren om de onpartijdigheid, waar mede hij zich onderzoekend plaatste voor de groote wetenschappelijke problemen, waaraan hij zijne studie wijdde, lief te hebben als een man van edel gemoed en reinen waarheidszin en hoog, zeer hoog te achten, om zijn vast, altijd zichzelf gelijk karakter Wat de wetenschap, wat zijne vrienden vooral in hem verliezen, is meer, dan ik hier zeggen kan; in zijn leven was hij een ware zegen voor allen, die in betrekking met hem leefden, een vader en verzorger van zijn gezin op uitne mende wijze, een leidsman voor ieder, die raad en leiding bij hem zocht, en hiervan ben ik zeker ook zijne nagedachtenis zal in zege ning bij velen, en zegenend voor velen zijn en blijven. Zal het bericht van zijn steiven tranen lokken in het oog van. velen, het zullen niet alleen tranen van droefheid, maar gewis ook tranen van oprechte dankbaarheid zijn. S. HOEKSTRA Bz. V A R I A. TOONEEL EN MUZIEK. Uit Brussel wordt van 4 Dec. geschreven: Eer gisteren was er ieestvoorstelling in den Vlaamschen schouwburg. De koningin had voor de eerste maal kennis gegeven dat zij eene voor stelling van het vaderlandsch drama De wolcin uit het ZwarÜ)oacli wilde bijwonen, en de Vlamingen; in 't bijzonder de strijdbare generale staf, namen de gelegenheid waar, om zeer talrijk te verschijnen en do hooge vrouw hunne dankbaar heid voor dit bewijs van genegenheid to betuigen. De directeur Hendricksz hield eene korte aan spraak tot de koningin, die in vlot Nederlandsch herhaalde, dat zij het huis nog menigmaal be zoeken wilde, waarop de directeur de vorstin in den gebruikelijken vorm naar de hctloge geleidde. Het orkest speelde het volkslied, de toeschouwers waren opgestaan en juichten luid. Gedurende de voorstelling kon men opmerken, dat de tooneelspelers zeer groote vorderingen hadden gemaakt. Het stuk is eene verheerlijking van den op stand der Kempensclie boeren, 1798, tegen het Fransche bestuur. Nestor de Tière, de schrijver, is een jong dich ter die reeds menig stuk in dit genre heeft ge leverd ; de Wolfin is onlangs bij een prijskamp bekroond, waarmee intusschen nog niet gezegd is, of het een meesterwerk is. In elk geval bezit de schrijver de gave, voor het tooneel te schrij ven, in hooge mate, ook heeft hij reeds het be wijs geleverd dat hij voor rechtstreeks denken vatbaar is. De wolvin is slechts handeling en dat is ook eene verdienste. Gedurende de eerste acte werd de schrijver met den dirigent Van Hcrzeele, die de zeer dankbare muziekpartij voor de drama geschreven heeft, in de konink lijke logo ontboden, om van bare majesteit, na tuurlijk wederom in de Nederlandsche taal, we gens hun product geluk gewenscht te worden. Daarbij prees de koningin vooral het vader landsch karakter van het stuk. Bij het verlaten van het gebouw na het slot van de voorstelling werd de koningin ongemeen warm toegejuicht met: Leve de koningin!" Voor het Vlaamsehe volk is de avond eene gedenk waardige gebeurtenis. Vele ministers, daaronder ook de heer Burlet, minister van binnenlandsche zaken, een Waal die Nederlandsch geleerd heeft en spreekt, waren met hunne familie verschenen. In het Münchener hoftheater is, naar aanleiding van talrijke brieven en stukken uit verschillende kringen van het publiek, het terugroepen weer toegestaan geworden. Als datum voor de afschaf fing der ukase van de Intendanz is 5 December, j het begin der Mozart-feesten, bepaald. LETTEREN EN WETENSCHAP. [)c heer R. A. van Angelbeek, B.L , B.A , waarn. secretaris van het hoofdbestuur van den Z. A. Taalbond, zendt ons van ..Victoria oogescl-ool, Stellenbosch, Kaapkolonie,'' eene aanbeveling van het Z. A. 'l'/jih-clirift, een letterkundig maand blad, dat zich ten doel stelt het taalgevoel onder de Zuid-Afrikaners levendig te honden en bij hen lust en liefde aan te kweeken voor de beoefening hunner schoor.e Moedertaal en hunne rijke Letterkunde. ,,Maar ook onderwerpen van i den meest uiteenloopenden aard worden er in i behandeld, zoodat het een maandblad i?, zoowel in de huiskamer als in het studeervertrek op zijn plaats. De staathuishoudkundige zoowel als de landbouwkundige, de onderwijzer zoowel als de leerling, zullen hierin steeds iets van hunne ga ding vinden." Het October-nummer bevat als eerste artikel een redevoering getiteld: Bij drage tot de oplossing der Sociale kwestie"; ver volgens het slot van een verhaal: Het Koralen Kruis"; dan volgen eenige gedichtjes in KaapschHollandscb, waarin niet minder dan twee gewyd zijn aan Zoentjies", die ons fcteeds zoo lekker smaak", een gevoelvol lentelied, Losse Gedach ten," een artikel over Loafers", niet minder dan 14 bladzijden die mededeelingen bevatten, den Z. A. Taalbond betreffende, en daarenboven antwoorden op gedane vragen over Hollandsche grammatica, enz.; ten slotte Gezellig Tijdver drijf" en De Boerderij". Redacteur is prof. J. van der Tuuk. J'jin dichter uit Oost-Afrika. De Kijlniselie VolJcszeiiung bericht: -Benige maanden geleden werd van uit Boekoembi aan het Victoria meer, waar pater Schijnse woonachtig is, een nieuw zendings station in Ushirombo gesticht. Deze landstreek ligt ongeveer in het midden tusschen VictoriaNyanza en Tanganjika in Unyanyemble. Het nieuwe station is tegelijkertijd bestemd, om de verbin ding tusschen de beide groote meren gemakkelijker te maken. Vele brieven van zendelingen, die met de post van Boekoembi naar de kust kwamen, schilderen duidelijk en karakteristiek de reis en de eerste stichting. Gedurende mijne reis van Boekoembi naar Ushirombo," schrijft een der missionnarissen. hebben alle kleine hoofdlieden der Wanyamwesi zich vriendelijk jegens ons betoond. Mapili, het opperhoofd van Msalala, heeft mij als een oud vriend ontvangen. Toen ik de koninklijke hut verliet, ontmoette ik een volksdichter,die de ten toonstelling der merkwaardige dingen had bijge woond, welke ik den koning had laten zien. Hij wilde mij tot Ushirombo vergezellen; onderweg begon hij den verwonderlijken blanken man te bezingen, zijn lied met zin guitaar accompagneerend. Ik laat eene vertaling van het gezang vol gen. Het geeft eenigzins een begrip van de dichtkunst van de Wanyamwesi: Blanke man, gij zijt sterk, gij zijt groot ! Voor u sidderen de Wankonie en vluchten. Verjaag hen; zij hebben het land verwoest, het (dorp vernield ! Alle bewoners uitgeroeid. Slechts zeven mannen (bleven over. Blanke man, gij zijt sterk, gij zijt rijk ! Gij eet vleesch en rijst en ik gierst en sprinkhanen; Uw maag is gevuld, en de mijne is leeg; Geef mij, geef mij, dat ik ete ; geef mij dat ik (mij verzadige! Blanke man, bij uw nadering kruipt de ruka ruka (roover) in het kreupelhout ; Hij sluipt in zijn hol, als het insect o:ider het gras, Want gij hebt kruit en doet de geweren spreken, Ik heb slechte pijlen en een ellendige lans. Blanke, geef mij v< el, veel kruit; geef mij een (muoi geweer l Blanke man, gij Lebt vele stoffen, vol daarmede (zijn uwe kasten; Do vrouwen van uw land weven ze en zenden ze tienheen; Gij hebt er. die rood zijn als ossebloed, anderen (groen als voderen van den papegaai, En gespikkeld als het vel van den pinten. Drie of vier van die stoffen draagt, gij np uw (lichaam, En ik heb maar n klein lapje. Blanke man, geef mij, geef' mij eene oopande (eene el) stof. Gij hebt in uw koffer een lange koperen buis, (verrekijker), Zij brengt meren, wouden en dorpen nabij; Men ziet in de verte de mannen der naburige (stammen, Zij marcheerer, zij loopen en dansen. Blanke man, wat is dat voor een kistje? (stere(oseoop), Men ziet door glas zelfs uw land en zijn voor(werpen; De groote hutten (kerker), uw broeders, die ginds (leven, (portretten) en uie welke hierboven zijn (heiligenbeelden). Blanke man geef mij al dat moois, dat ik het (aan mijn stam laat zien, Opdat zij zeggen: de blanken zijn wijs. Zeg uwen broederen van Ulaja (Kuropa) ons zoo ('ets te zenden. Blanke man, gij hebt een kastje, dat geheel alleen (speelt en zingt (horloge); Gij zijt machtig, want een Mzimoe (geest) hebt gij (dasrin opgesloten, (iij laat hom spreken, wanneer gij wilt, Zrnc stem is schonner dan die van al onze vogels; Blanke man, geef h?m mij. dat ik hem laat spreken, Geet hem mij, dat hij voor mij zinge, en dat hij ('onzen Mzimoe's leere, te spreken en te zingen (zooals hij. Professor Michelet. Uit Berlijn wordt van 4 dz. geschreven: Thans heeft hij toch do vervivling van zijn wensch beleefd, de grijze Michelet, die heden zijn 90en geboortedag viert. Men herinnerde zich den half vergetene, den laatsten Hegeliaan, zooals hij zich met zelfbewusten trots noemde, en de minister van onderwijs Zedlitz Tintzschlcr bracht den negcntigjarigen philosoof als verjaargeschenk de benoeming tot gewoon professor ho norair over. In zijn werkzaam leven, geduren de zijn veelomvattenden onderwijswerkkring, die in den tijd begon, toen Hegel's philosophie als staatsreddende wijsbegeerte in Pruisen was geproclameerd, moest Michelet zich met het bui tengewoon professoraat vergenoegen. Michelet is van' de Fransche kolonie te Berlijn afkomstig, die voor wetenschap, industrie en kunst eeno voel grootere reeks van beteekenisvolle mannen voortbracht, dan mot de verhouding van haar aan tal tot die der overige bevolking van Berlijn overeen komt. Het is waar, dat de Fransche familiën ook van

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl