De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 20 december pagina 7

20 december 1891 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

De heer Henry Tindal en de hoofd- en opperofficieren. En toch kon 't wel gebeuren, dat liet doodslaan eens begon, Dat heb ik al lang gegist. Nu heb ik hier vast een lijstje waar men mee beginnen kon, Waarvan niemand wcr<' gemist. (De SNUIFJES. Vorst Bismarck is er op zijn ouden dag ?'niet galanter op geworden. Dit bleek, toen hij dezer dagen een bezoek ontving van de beroemde zangeres Etelka Gerster. Di vorst noodigde de artiste aan zijn tafel en schonk haar witten wijn uit Syracuse, dien hij van Crispi had ontvangen. Dat was een^ goed begin. Maar toen na het diner Etelka Gerster haar gastheer wat zou voorzingen, stak Bisinarck zijn lange pijp op en hulda zich in dichte rookwolken. Met groote moeite bewoog vorstin Bismarck haren gemaal, voor een oogenblik zijn pijp neer te leggen, en toen ging hij zijn couranten lezen. Etelka Gerster zal over deze ontvangst maar matig gesticht zijn geweest, al verze kerde de oud-kanselier haar, dat hij sints de dagen van Ma'ibran tusschen de vijftig en zestig jaar geleden niet zoo mooi had hooren zingen. In den tijd, toen de heer Von Bismarck zich met Pauline Lucca op n plaatje liet photografeeren, was hij voor chanteuses vrij wat beleefder. *** Bij de behandeling van de voordracht van B. en W. om aan de commissie tot regeling van e_en weldra te houden schietwedstrijd ecu subidie van /' 50.?tot het fonds van Pro. Patria" te geven, heeft prof'. Fabius tegen de voordracht gestemd omdat de wedstrijden op Zondag zullen plaats hebben. Aan alle kan ten'', zeide hij nemen de ongerechtigheden toe en de gemeenteraad heeft dus het open bare sociale leven te regelen in verband met Hoogere inzichten." Op het jongste gehouden Christelijk Sociaal Congres is uitgemaakt, dat die Hoogere inzichten" omtrent het -openbaur sociale leven" speciaal zijn neergelegd in het Oude Testament en daar ik nu vermoed, dat de oud-testamentische geest en bijbclvastheid er bij de meeete raadsleden niaar dunnetjes opzit, zou ik het zeer nuttig vinden, als prof. Fabius voor de raadsleden een cursus opende ten einde hen voor «hoogere inzichten" te be kwamen, /ondagsschutters en dergelijke die naars der ongerechtigheid zullen er wol bij varen. # Van Dedem zal het niet redden; zoo ver zekert de heer Sprenger v. Eyk De Indische regeeringsmachine is oud en versleten, niet meer te gebruiken, er is inderdaad met dat ding niets goeds meer uit te richten." Sprenger v. Eyk wist dat nog niet toen hij zelf minis ter was, en zoo kwam het, dat hij het ook .niet gered heeft. Niemand, zoo zegt hij, is beter in de ge legenheid om dat te weten dan hij, die /elf een tijd lang als machinist dienst deed en ook in andere betrekkingen wel iets van den gang der machine leerde kennen. Later, al het getob en gesukkel overziende, door het oude stuk veroorzaakt, kan hij tot geen e an dere conclusie komen dan deze: do machine moet vernieuwd, niet opgelapt worden. Maar iemand, die pas machinist is gewor den, weet dat zoo niet". Men voelt dat dit waar is. Hoe jammer dus dat men nu niet in plaats van v. Dedem Sprenger v. Eyk geroepen heeft! Ik zou als ik premier was, v. Dedem nog vragen, of'hij toch maar niet zou heengaan. Heldt heeft lang nagedacht, veel bij zich zelf' geredeneerd en toen gezegd, neen die 1400 oudstrijders moet ik niet meer geven, want anderen krijgen ook niets, (lek, dat Tijdens daar ook niet opgekomen was. En nu kunnen de meerdere gelden, welke de oudstrijders zouden ontvangen hebben als het amendeinent-Lieftink of het amendernentTijdens ware aangenomen, gevraagd worden voor die anderen voor wie Heldt zoo goed gezorgd heeft. Ik ben nieuwsgierig wanneer Heldt nu voor die andere lui, die ook te weinig hebben om te leven, opnieuw uit den hoek zal komen. * * * De oud-minister van Oorlog de heer de BeerPoortugael, heeft een artikel geschreven om zijn meening ten opzichte van een bepaald punt bekend te maken, en nu begint de oudminister Sprenger van E'jk een heel weekblad te geven om zijn staat- en staathuishoudkundige denkbeelden bekend te maken. Zulke pogingen om het publiek voor te lichten verdienen toejuiching. Tot onze verwondering echter zie ik in Sprenger van Eyk's weekblad het artikel P/^<" /!w>ix roui'i'rt jiïuriitr/r. en f/cnifiifr" eerst geplaatst op pag. (J. Zou nu in Sprenger van Eyk de iUcus niet langer premier zijn? Ik merk daar uit hot jaarverslag van de Kon. Vereeniging liet Nederlandse!! Tooneel", dat de dagbladen nog al eens iets hebben aan te merken, op de keus der stek ken, die door haar gezelschap worden iav speeld en dat het bestuur dier Ivon. Voreeniging daarover zich een beetje boos maakt. Dat laatste is te begrijpen. Ik lees reeds sinds lang geen looneu" tiekjes moor. omdat ik mij niet wil org< en zoo vind ik, op mijn eigen houtje, i alles even mooi. Dat is een groot gemak. Als de \ wee-uiting dat nu ook eens deed. En waarom /ou zij niet'.' Zij is toch oen l.'oiiutl.iijh'c Ycreeniging en koningen lozen immers geen kranten, /.i j n onschendbaar en staan boven de wet en de kritiek. Daarbij komt uu nog dat een Raad van Beheer, de naam wijst hut reeds aan, o r wel is om raad ts geven, maar niet om raad te vragen. En, als ik dat bedenk, verwondert het me, dat omgekeerd de kranten niet zoo verstandig zijn juist bij den Raad van Be heer te infbrmceren, wat zij van een stuk, in liet belang van liet publiek eu van de Ver eeniging, behooren te schrijven. Met een beetje overleg zou alles zoo goed kunnen gaan. Maar ik weet wel wat de kranten schrijvers zullen denken, als zij dit lezen. »Wij kunnen ons vergissen, doch die Raad is ook niet onfeilbaar en daarom zal het het best zijn, dat die liaad on wij ieder op zijn eigen beeneu blijft staan". Natuurlijk, de pedanterie is tegenwoordig zóó groot, dat het kleinste individuutje zich op n lijn durft plaatsen niet een heelen Raad en bij zich zelf zegt: ik zal maar den ken dat ik altijd gelijk heb, omdat die ander de plank ook wel een.- kan misslaan. Alsof' zulk een gedragslijn de eenige mo gelijke ware. In die enkele gevallen, dat de journalisten het niet eens mochten zijn met don R.uad van Beheer zouden ze immers eeu arbiter kunnen roepen. Dat doe ik ook als ik 't met mij /.elf niet eens bon, als ik twijfel. Dan schrijf ik heel eenvoudig een briefje aan Mr. I'aap. en met koerende post verneem ik of ecu .-'tuk mooi is. j Maar dat is het treurige in onzen tijd | het gezag raakt de wereld uit. Of je nu j koninklijk, of je nu lïaad van beheer en of l je zelfs Paap heet 't geeft, je allemaal evenI veel of even weinig: elke kwajongen wil het ' beter weten. Onder zulke omstandigheden \ zou ik er voor bedanken in tooneel'/.aken ! Koninklijk, Uaad of paap te willen zijn. l IX DEN KUANSCI1EXMINISTERUAAI). 1 (Do miüi-toi'.- ircdtn binnen on maken n voor óón eeno diepe buiging voor !io! borstbeeld van don C/ar). 11 Do htor liiboi. Pardon, mijnheer do pre sident Ons 01. rst go voel /.ij dankbaarheid! Mag ik ijouioi! i'Yoii ia ten binnenkomen':1 De hoor t' o !?'r ey e i n o I. On/on directeur van .-rhoono kunstou ? Maar mon chcr, die hooi't, ;.;'>:?.">! ,-!.oi>i ii\ IK-' kauiilel. Do in-er Ui hoi. Dal is zoo, maar hij hooft. 01 'i mooio barii'.iiiïioüi. Hij moot ons hot Uu-sisch'.1 volk-lied vooiv.ingon. Do ho"r do F r o y o i n <? t. 'lis waarook, hoo kon ik dal vcrucloii '! iv.'n goed begin is hot halve werk. Vooruit maar. Rotijon. ' Do hoer 'Juujon zingt. Allo ministers hoorou liet lied staande aan on zingen bot Iwooilo couplet mede De I'Yeyeinet slaaf, du maat met don degen van admiraal Barboy). De hoer de V r o y o i n o t (met aandoe ning). Dat doet goed. Dank je, Uoujon, je i kunt gaan, mijn vriend! Do lioor do K r " y c i n e t. Mijne Hoeren, ':u do b Ta."ei:-!;!'_rnii:'.'n. Onze collor'a De heer Roujon. Willen de heeren nu de Marseillaise niet zingen? Allons, enfants... De heer Constans. Och wat, dat is voor de badauds. Straks kom je nog met En rMnant de, la revue... De heer Roujon (verlegen). Neem mij niet kwalijk, ik ga al. De heer d e F r e y c i u e t. Collega Ribot, wat hebt gij ons te zeggen? De heer Ribot. Mijne heeren, onze vriend Chadourne, de correspondent, van de Ajjencc Havax, is door de Bulgaarsche regee ring over de grenzen gezet. De heer Constans. Ei, ei. die Stamboeloff is toch een fioiitmc a poiyne! Juist mijn slag. De heer De Freycinet. Constans, ge moest u scha.nen. Eene inauvaise marquc, hoor! Ais meii zulke lasterlijke uitlatingen te S t. Petersburg vernam! Denkt ge, dat ge een Boulanger voor hebt? Ga voort, Ribot. De heer Ribot. Ik stel voor. na deze hemeltergende beleediging, een trouwen vriend van Rusland aangedaan, de diplomatieke be trekkingen met Bulgarije af' te breken. De heer De Freyciiiet. Het voorstel lacht mij wel toe. Rusland heeft het ook gedaan. Maar... heeft uw vriend Ohadourne het niet wat heel bont gemaakt? Do lieer Ribot (met geestdrift). Hij heeft gelogen voor de goede zaak van het Heilige Rusland. (Een oogenblik stilte). De hoer _ Yvcs G u v o t. Mag ik den heeren herinneren, dat ik van middag nog twee spoorweg-lijnen moet inwijden? Eene spoedige boslissnig zou mij welkom zijn. Du hoor d o F r e y c i n e t. Vrienden, hier kan goon twijfel zijn. Gij kent het eenige richtsnoer onzer daden. (Met oen blik vol toodorlio'd op de buste van deuczar). Groote Alexander, uw wil is ons wet, uwe wenschen willen uij trachten te voorkomen! A J l o n. Yive Ie czar! De hoor de Freycinet. Ribot, gauw een telegram, ou vo-jp onzen zaakgelastigde te Sotia terug. De lieer Ribot. Goed, <->n y ra.' Maar... < ':\rni)t? De hoer de F r ey o i n c t (mot een glim lach). Je (lonkt toch om alles. Carnot neem i k voor mijn rekening. A L E E R L E I. Kamerlid. Vv'at ik aan het slot vau mijn speech zei, heeft hun de oogen geopend. Vrouw. Hadden ze ze vóór dien tijd dicht ? Heer (tot photograaf). U hebt het portret van mijn vrouw zeker in stanó genomen. Photograaf. Ja, hoe ziet u dat? Hoer. Wel ze houdt haar mond dicht.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl