Historisch Archief 1877-1940
De heer Henry Tindal en de hoofd- en opperofficieren.
En toch kon 't wel gebeuren, dat liet doodslaan eens begon,
Dat heb ik al lang gegist.
Nu heb ik hier vast een lijstje waar men mee beginnen kon,
Waarvan niemand wcr<' gemist.
(De
SNUIFJES.
Vorst Bismarck is er op zijn ouden dag
?'niet galanter op geworden. Dit bleek, toen
hij dezer dagen een bezoek ontving van de
beroemde zangeres Etelka Gerster. Di vorst
noodigde de artiste aan zijn tafel en schonk
haar witten wijn uit Syracuse, dien hij van
Crispi had ontvangen. Dat was een^ goed
begin. Maar toen na het diner Etelka Gerster
haar gastheer wat zou voorzingen, stak
Bisinarck zijn lange pijp op en hulda zich in
dichte rookwolken. Met groote moeite bewoog
vorstin Bismarck haren gemaal, voor een
oogenblik zijn pijp neer te leggen, en toen
ging hij zijn couranten lezen.
Etelka Gerster zal over deze ontvangst
maar matig gesticht zijn geweest, al verze
kerde de oud-kanselier haar, dat hij sints de
dagen van Ma'ibran tusschen de vijftig
en zestig jaar geleden niet zoo mooi had
hooren zingen.
In den tijd, toen de heer Von Bismarck
zich met Pauline Lucca op n plaatje liet
photografeeren, was hij voor chanteuses vrij
wat beleefder.
***
Bij de behandeling van de voordracht van
B. en W. om aan de commissie tot regeling
van e_en weldra te houden schietwedstrijd ecu
subidie van /' 50.?tot het fonds van Pro.
Patria" te geven, heeft prof'. Fabius tegen de
voordracht gestemd omdat de wedstrijden op
Zondag zullen plaats hebben. Aan alle kan
ten'', zeide hij nemen de ongerechtigheden
toe en de gemeenteraad heeft dus het open
bare sociale leven te regelen in verband met
Hoogere inzichten."
Op het jongste gehouden Christelijk Sociaal
Congres is uitgemaakt, dat die Hoogere
inzichten" omtrent het -openbaur sociale
leven" speciaal zijn neergelegd in het Oude
Testament en daar ik nu vermoed, dat de
oud-testamentische geest en bijbclvastheid er
bij de meeete raadsleden niaar dunnetjes
opzit, zou ik het zeer nuttig vinden, als prof.
Fabius voor de raadsleden een cursus opende
ten einde hen voor «hoogere inzichten" te be
kwamen, /ondagsschutters en dergelijke die
naars der ongerechtigheid zullen er wol bij
varen.
#
Van Dedem zal het niet redden; zoo ver
zekert de heer Sprenger v. Eyk De Indische
regeeringsmachine is oud en versleten, niet meer
te gebruiken, er is inderdaad met dat ding
niets goeds meer uit te richten." Sprenger
v. Eyk wist dat nog niet toen hij zelf minis
ter was, en zoo kwam het, dat hij het ook
.niet gered heeft.
Niemand, zoo zegt hij, is beter in de ge
legenheid om dat te weten dan hij, die /elf
een tijd lang als machinist dienst deed en
ook in andere betrekkingen wel iets van den
gang der machine leerde kennen. Later, al
het getob en gesukkel overziende, door het
oude stuk veroorzaakt, kan hij tot geen e an
dere conclusie komen dan deze: do machine
moet vernieuwd, niet opgelapt worden.
Maar iemand, die pas machinist is gewor
den, weet dat zoo niet".
Men voelt dat dit waar is. Hoe jammer dus
dat men nu niet in plaats van v. Dedem
Sprenger v. Eyk geroepen heeft! Ik zou als
ik premier was, v. Dedem nog vragen, of'hij
toch maar niet zou heengaan.
Heldt heeft lang nagedacht, veel bij zich
zelf' geredeneerd en toen gezegd, neen die
1400 oudstrijders moet ik niet meer geven,
want anderen krijgen ook niets, (lek, dat
Tijdens daar ook niet opgekomen was. En
nu kunnen de meerdere gelden, welke de
oudstrijders zouden ontvangen hebben als
het amendeinent-Lieftink of het
amendernentTijdens ware aangenomen, gevraagd worden
voor die anderen voor wie Heldt zoo goed
gezorgd heeft. Ik ben nieuwsgierig wanneer
Heldt nu voor die andere lui, die ook te
weinig hebben om te leven, opnieuw uit den
hoek zal komen.
*
* *
De oud-minister van Oorlog de heer de
BeerPoortugael, heeft een artikel geschreven
om zijn meening ten opzichte van een bepaald
punt bekend te maken, en nu begint de
oudminister Sprenger van E'jk een heel weekblad
te geven om zijn staat- en
staathuishoudkundige denkbeelden bekend te maken. Zulke
pogingen om het publiek voor te lichten
verdienen toejuiching. Tot onze verwondering
echter zie ik in Sprenger van Eyk's weekblad
het artikel P/^<" /!w>ix roui'i'rt jiïuriitr/r. en
f/cnifiifr" eerst geplaatst op pag. (J. Zou nu
in Sprenger van Eyk de iUcus niet langer
premier zijn?
Ik merk daar uit hot jaarverslag van de
Kon. Vereeniging liet Nederlandse!!
Tooneel", dat de dagbladen nog al eens iets
hebben aan te merken, op de keus der stek
ken, die door haar gezelschap worden iav
speeld en dat het bestuur dier Ivon.
Voreeniging daarover zich een beetje boos maakt.
Dat laatste is te begrijpen.
Ik lees reeds sinds lang geen looneu"
tiekjes moor. omdat ik mij niet wil org<
en zoo vind ik, op mijn eigen houtje, i
alles even mooi.
Dat is een groot gemak.
Als de \ wee-uiting dat nu ook eens deed.
En waarom /ou zij niet'.' Zij is toch oen
l.'oiiutl.iijh'c Ycreeniging en koningen lozen
immers geen kranten, /.i j n onschendbaar en
staan boven de wet en de kritiek.
Daarbij komt uu nog dat een Raad van
Beheer, de naam wijst hut reeds aan, o r wel
is om raad ts geven, maar niet om raad te
vragen. En, als ik dat bedenk, verwondert
het me, dat omgekeerd de kranten niet zoo
verstandig zijn juist bij den Raad van Be
heer te infbrmceren, wat zij van een stuk, in
liet belang van liet publiek eu van de Ver
eeniging, behooren te schrijven.
Met een beetje overleg zou alles zoo goed
kunnen gaan.
Maar ik weet wel wat de kranten schrijvers
zullen denken, als zij dit lezen.
»Wij kunnen ons vergissen, doch die Raad
is ook niet onfeilbaar en daarom zal het het
best zijn, dat die liaad on wij ieder op zijn
eigen beeneu blijft staan".
Natuurlijk, de pedanterie is tegenwoordig
zóó groot, dat het kleinste individuutje zich
op n lijn durft plaatsen niet een heelen
Raad en bij zich zelf zegt: ik zal maar den
ken dat ik altijd gelijk heb, omdat die ander
de plank ook wel een.- kan misslaan.
Alsof' zulk een gedragslijn de eenige mo
gelijke ware. In die enkele gevallen, dat
de journalisten het niet eens mochten zijn
met don R.uad van Beheer zouden ze immers
eeu arbiter kunnen roepen. Dat doe ik ook
als ik 't met mij /.elf niet eens bon, als ik
twijfel. Dan schrijf ik heel eenvoudig een
briefje aan Mr. I'aap. en met koerende post
verneem ik of ecu .-'tuk mooi is.
j Maar dat is het treurige in onzen tijd
| het gezag raakt de wereld uit. Of je nu
j koninklijk, of je nu lïaad van beheer en of
l je zelfs Paap heet 't geeft, je allemaal
evenI veel of even weinig: elke kwajongen wil het
' beter weten. Onder zulke omstandigheden
\ zou ik er voor bedanken in tooneel'/.aken
! Koninklijk, Uaad of paap te willen zijn.
l IX DEN KUANSCI1EXMINISTERUAAI).
1 (Do miüi-toi'.- ircdtn binnen on maken
n voor óón eeno diepe buiging voor
!io! borstbeeld van don C/ar).
11
Do htor liiboi. Pardon, mijnheer do pre
sident Ons 01. rst go voel /.ij dankbaarheid!
Mag ik ijouioi! i'Yoii ia ten binnenkomen':1
De hoor t' o !?'r ey e i n o I. On/on directeur
van .-rhoono kunstou ? Maar mon chcr, die
hooi't, ;.;'>:?.">! ,-!.oi>i ii\ IK-' kauiilel.
Do in-er Ui hoi. Dal is zoo, maar hij
hooft. 01 'i mooio barii'.iiiïioüi. Hij moot ons
hot Uu-sisch'.1 volk-lied vooiv.ingon.
Do ho"r do F r o y o i n <? t. 'lis waarook,
hoo kon ik dal vcrucloii '! iv.'n goed begin
is hot halve werk. Vooruit maar. Rotijon.
' Do hoer 'Juujon zingt. Allo ministers
hoorou liet lied staande aan on zingen bot
Iwooilo couplet mede De I'Yeyeinet slaaf, du
maat met don degen van admiraal Barboy).
De hoer de V r o y o i n o t (met aandoe
ning). Dat doet goed. Dank je, Uoujon, je
i kunt gaan, mijn vriend!
Do lioor do K r " y c i n e t. Mijne Hoeren,
':u do b Ta."ei:-!;!'_rnii:'.'n. Onze collor'a
De heer Roujon. Willen de heeren nu
de Marseillaise niet zingen? Allons, enfants...
De heer Constans. Och wat, dat is voor
de badauds. Straks kom je nog met En
rMnant de, la revue...
De heer Roujon (verlegen). Neem mij
niet kwalijk, ik ga al.
De heer d e F r e y c i u e t. Collega Ribot,
wat hebt gij ons te zeggen?
De heer Ribot. Mijne heeren, onze
vriend Chadourne, de correspondent, van de
Ajjencc Havax, is door de Bulgaarsche regee
ring over de grenzen gezet.
De heer Constans. Ei, ei. die
Stamboeloff is toch een fioiitmc a poiyne! Juist
mijn slag.
De heer De Freycinet. Constans, ge
moest u scha.nen. Eene inauvaise marquc,
hoor! Ais meii zulke lasterlijke uitlatingen te
S t. Petersburg vernam! Denkt ge, dat ge een
Boulanger voor hebt? Ga voort, Ribot.
De heer Ribot. Ik stel voor. na deze
hemeltergende beleediging, een trouwen vriend
van Rusland aangedaan, de diplomatieke be
trekkingen met Bulgarije af' te breken.
De heer De Freyciiiet. Het voorstel lacht
mij wel toe. Rusland heeft het ook gedaan.
Maar... heeft uw vriend Ohadourne het niet
wat heel bont gemaakt?
Do lieer Ribot (met geestdrift). Hij heeft
gelogen voor de goede zaak van het
Heilige Rusland.
(Een oogenblik stilte).
De hoer _ Yvcs G u v o t. Mag ik den
heeren herinneren, dat ik van middag nog
twee spoorweg-lijnen moet inwijden? Eene
spoedige boslissnig zou mij welkom zijn.
Du hoor d o F r e y c i n e t. Vrienden, hier
kan goon twijfel zijn. Gij kent het eenige
richtsnoer onzer daden. (Met oen blik vol
toodorlio'd op de buste van deuczar). Groote
Alexander, uw wil is ons wet, uwe wenschen
willen uij trachten te voorkomen!
A J l o n. Yive Ie czar!
De hoor de Freycinet. Ribot, gauw
een telegram, ou vo-jp onzen zaakgelastigde
te Sotia terug.
De lieer Ribot. Goed, <->n y ra.' Maar...
< ':\rni)t?
De hoer de F r ey o i n c t (mot een glim
lach). Je (lonkt toch om alles. Carnot neem
i k voor mijn rekening.
A L E E R L E I.
Kamerlid. Vv'at ik aan het slot vau mijn
speech zei, heeft hun de oogen geopend.
Vrouw. Hadden ze ze vóór dien tijd dicht ?
Heer (tot photograaf). U hebt het portret
van mijn vrouw zeker in stanó genomen.
Photograaf. Ja, hoe ziet u dat?
Hoer. Wel ze houdt haar mond dicht.