Historisch Archief 1877-1940
No. 757
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
i*
fe.
kry'gen, als men zich bij ons Zola, Maupassant,
Daudet, Bourget, Loti, Alexandre Dumas en Henri
Meilhac weg dacht" De heer Prévost", vervolgt
de Kölnische, schynt dichters als Fontaine, Raabe,
Keiler en anderen, zelfs niet bij naam te kennen".
De Kölnische maakt op ons, die van Fransche
en Duitsche litteratuur even gaarne genieten, den
indruk al een heel slecht advokaat te zyn, of een
heel slechte zaak te verdedigen, als zy tegenover
Zola, Daudet, Loti en de andere bovengenoemden
niets beters weet te stellen dan het drietal, waar
van Keiler (Gottfried is toch bedoeld?) daaren
boven dood is en een Zwitser was.
Prévost spreekt te Berlijn nog van Sudermann,
hetgeen van geen slechte waardeering getuigt;
L\j prijst diens Ehre. Het is waar dat hy in
Sudermann's werk iets Fransch" vindt, maar de
Kölnische verdedigt zich weer slecht, door aan te
voeren dat men Sudermann's eigenschappen, inte
ressante dialoog en dramatische tooneelen, ook
by Ibsen vindt. Ibsen is toch een Noor en geen
Duitscher.
Gity de Maupassant. uit Pary's wordt van 17
dezer gemeld: Het bericht, als zuu de roman
schrijver Guy de Maupassant naar een gesticht
vervoerd zyn, wordt niet bevestigd. Daaren
tegen overdryven zijne vrienden in de Parijsche
-pers wel een weinig, wanneer zy gelooven, dat
-zj)n ziels- en lichaamstoestand geheel normaal is,
en tot geen bezorgdheid aanleiding geeft. Wanneer
dit zoo ware, dan had de hoogbejaarde vader van
Maupassant niet onlangs besloten een reis naar
Cannes te maken, weer zijn zoon vertoeft en onder
behandeling van een bekenden arts, dr.
Darenberg, is, die den zenuwlyder de grootste voor
zichtigheid en volkomen rust voorschrijft. Zooals
iet schijnt, heeft deze van de geruchten gehoord,
die te Pary's omtrent hem in omloop waren, en
om die te trotseeren terstond een tochtje op zijn
jacht Bel Ami met zijn te Cannes vertoevenden
uitgever Ollendorff ondernomen. Daarop steunen
nu z\jne vrienden, om alle geruchten te weer
leggen.
Een legaat van prins Lucien Bonaparte. Uit
Londen wordt bericht: De overleden prins Lucien
Bonaparte heeft aan de Engelscue natie zijn
bekend kabinet van chemische elementen ver
maakt Dit bevat in 't geheel 60 elementen in
verschillende hoeveelheden. Benige zijn uiterst
kostbaar. Onder deze bevindt zich het fijnste
en zuiverste goud, platina, &/^ ons Troy Iridium
{het stuk is zoo groot als een halve noot) en het
nog duurdere Germanium. Het laatste kost zestig
maal zoo veel als goud.
Door den heer P. F. van Maarseveen te Am
sterdam, is ter bestryding der vervalschingen van
voedingsmiddelen, opgericht eene vereeniging on
der de benaming Amsterdam", ten dienste van
handelaren in voedingsmiddelen.
De voordeelen aan het lid maatschap verbonden,
zy'n: het gebruik van uithangborden, stempels en
etiquetten, merktangen, zegels en certificaten,
welke tot uitsluitend gebruik der leden zullen
worden vastgesteld en overeenkomstig de wet op
de fabrieks en handelsmerken aan de rechtbank
zullen worden gedepsneerd. Het afgeven voor
zelf-kostenden prys der vereeniging van verkla
ringen, door scheikundig en microscopisch onder
zoek verkregen, over voedingsmiddelen, welke door
de leden zullen worden aangeboden; het onder
zoek zal verricht worden door een of meer door
de vereeniging aangestelde en door de wet er
kende scheikundigen na bekomen advies van het
departement Amsterdam" der Jsederlandsche
Maatschappy ter bevordering der Pharmacie. Het
krijgen van kosteloos advies, over zaken de* ver
eeniging betreffende, door den rechtsgeleerden
raadsman der vereeniging, nader aan te wijzen.
De leden hebben voorts het recht den directeur
op te dragen, goederen, desverkiezende onder pro
test, voor hen in ontvangst te nemen om ze ver
volgens te doen onderzoeken. Zij krijgen daardoor
dus de gelegenheid om op doeltreffende wyze de
?acceptatie der goederen te weigeren.
Da leden verbinden zich, toe te staan, dat de
daartoe benoemde scheikundigen ten allen tijde
het recht hebben van. de aanwezige koopwaren
monsters te nemen, om indien het onderzoek niet
gunstig mocht zijn, de namen der leveranciers op
te sporen en hunne namen bekend te maken.
Tot het geven van meerdere inlichtingen is de
directeur gaarne bereid, dagelijks des voormiddags
tusschen 10 en 12 uur te zijnen huize, Van
Woustraat No. 8 bij de Stadhouderskade.
Tot de oprichting der vereeniging werd, naar
wij vernemen, besloten op grond dat de
vervalsching der voedingsmiddelen op eene onrust
barende wijze toeneemt en nog zal verergeren
naarmate de wetenschap meer vorderingen maakt.
De handelaren in voedingsmiddelen kunnen niet
alty'd hunne ingekochte waren naar de juiste
waarde beoordelen; hun dat onderzoek te ver
gemakkelijken is een der voornaamste redenen
voor de oprichting.
De gemeente zal, zoo lang een staatswet ter
bestrijding der vervalschingen niet bestaat, hare
werkzaamheid niet verder kunnen uitbreiden, dan
tot het tegengaan van vervalscbingen, die scha
delijk zijn voor de gezondheid. Het hebben van
een eigen gelegenheid voor de handelaren voor
den opslag van goederen, waaraan een labora
torium verbonden is, voorziet dus in eene groote
behoefte en het is slechts te verwonderen, dat
reeds niet vroeger tot de oprichting eener ver
eeniging, als de bedoelde, werd besloten.
Albert Wolft, de geestige chroniqueur en kunst
criticus van Figaro, is, na eene zeer korte onge
steldheid, longontsteking, overleden.
Kerstmis, Oudejaar en Nieuwejaar zijn de feest
dagen, die de leden van het gezin plegen te ver
eenigen; de kinderen komen van de kostschool
en zelfs zij, die reeds de wijde wereld zijn inge
gaan, laten deze gelegenheid niet ongebruikt, om
nog eens in den ouden, geliefden huiselijken kring
terug te keeren.
Geen beter tijd dan deze om de aandacht te
vestigen op het onlangs uitgegeven Album,
sooragebracht doyr eenige Letterkundigen en Kunste
naars, ten "bate der Maatschappij tot Opvoeding
van Weezen in het Huisgezin.'" Die maatschappy',
welke zich ten doel stelt, aan ouderloozen opnieuw
eene plaats te verzekeren in een met zorg geko
zen, passenden huiselyken kring, heeft sedert hare
oprichting reeds 372 weezen verzorgd, maar moet
nog zoovelen ongetroost laten, omdat hare in
komsten beperkt zijn. De letterkundigen
enartisten, die bereidwillig hunne medewerking aan dit
Album schonken er zijn er onder van onze
besten zullen niet te vergeefs hebben gere
kend op de sympathie van het publiek. Te meer
omdat men voor den prijs van f 2.50 (minstens
f 2.50, schrijft ons een bestuurslid, wiens wenk
wel zal worden begrepen) niet slechts tot een goed
doel medewerkt, maar ook veel goeds en schoons
te lezen en te zien krijgt.
Exemplaren zijn te verkrijgen bij de de Comités
en Correspondenten der Maatschappij, by den
directeur-secretaris M. W. Scheltema Ezn. te
Amersfoort en ook bij den heer J. H. A. A. Kalft",
Votidelstraat 40, alhier.
Van het Ned. bibliographisch Archief, red. dr.
L. A. v. Langeraad en Abr. P. L v. Langeraad,
is No. 2 verschenen. Het bevat uitvoerige bespre
kingen van vroeger en later verschenen boeken
in verschillende vakken: Theologie, rechts- en
staatswetenschap, wis- en natuurkunde, letteren
en wijsbegeerte, opvoeding en onderwijs, koloniale
litteratuur, enz.
De firma E. J. Brill te Leiden, uitgevers en
drukkers van orientalistische werken, hebben aan
hun vrienden een kalender voor 1892 gezonden,
voorzien van een nieuwjaarsgroet in een twintig
tal Oostersche talen, Chineesch, Japansch, Ara
bisch, Hebreeuwse», Egyptisch ,Sanskriet, Assyrisch,
Grieksch, Eussisch, enz.
POTACHE.
Xaar MAXIME AXDOIN.
Waarschijnlijk geboren aan den hoek van een
straat, op ecu kruisweg, het product vau veelvul
dige, en geheimzinnige kruisingen, van ecu on
noembare kleur dio naar chocolade zweemde, met
ruwe eu verwarde haren, ongerept door de
strceling van kam of zeep, met vuile pooteu
neen werkelijk, hij zag er niet verleid dijk u't, de
arme pocdel, toen ik kennis met hem maakte.
Maar hij jankte zoo hartverscheurend en in zijn
oogen was zulk een angst te lezen, dat iet s ik
weet zelf niet, wat, mij om het hart slo?g en ik
ruii, met het edelmoedige vuur van miju vijftien
jaren, onmiddellijk als zijn verdediger opwierp.
Het, was ecu hecle bende kwajongens die hem
plaagden ; een afschuwelijke straatjongen, een
hoofd grooter wel dan ik, hield het touwtje en
den steen klaar, die ecu einde moesten maken aan
zijn marteling.
Ondanks de bedreigingen van den ondermeester
viel ik den bengel aau. Er volgde een worsteling,
terwijl de poedel zich met kalmte de poolen likte
eu mijn vrienden en de straatjongens, gelijk de
Grieken en Trojanen onder de muren van Ilion
het plukhareu van twee hunner kampioenen bij
wonend, //in het rond gezeten, de slagen beoor
deelden."
//Kisch ! kisch! goed geraakt! goed geraakt,
stom]) hem tegen zijn neus!"
Het, duurde niet, lang of, daar de veront
waardiging mijn krachten vertieudubbelde, kon
Potachc, wij hebbeu deu hond onmiddellijk zoo
genoemd, al spoedig miju tegenstander achterna
blaffen, die met schaamte afdroop.
Ik had wel is waar een blauw oog, maar in het
lycéc tellen deze kleine ongelukken niet. Po
tachc maakte nu luchtsprongen, met kwispelenden
staart eu levendige oogen, sprong en kefte als een
dolle, als ecu hond die zich verbeeldt, voortaan eten
eu drinken en een verzekerd onderkomen tot aan
het, einde van zijn dagen te hebben.
Toch was dat, onderkomen in 't geheel niet,
verzekerd, want, de oudermeester naderde mij.
//liet, is heel goed, beugel, dat, je de verdedi
ging van dat, dier op je hebt genomen, ofschoon
het reglement... Maar wat denk je er nu mede te
doen!"'
//Hem aannemen!" riep de afdceling uit n
stem.
De ondermeester lachte ons uit.
//Xu, als je je xerbeeldt, dat ik je hem zal laten
meenemen!"...
Maar hij zag zich omringd, gevleid, >,o ! meneer,
meneer! wij zullen stil zijn, meneer !?- o meneer,
meneer!' Ku dan, het, was een brave man, die
meester, ,/een goeje vent," zooals wi| zeiden, en
Potaehe, met een bcwonderenswaardig instinct, be
gon ook tegen hem te kwispelen.
//Maar/' bracht hij er half gewonnen tegen in,
//wanneer de directeur..."
//O! wees u maar niet bang, wij zullen hem
goed Aerstoppen.
//Xu dan," bromde hij, //brengt, hem dan maar
binnen, je mormel."
Potache werd gewassehen, geborsteld, gezoend,
en toen er gescheld werd, verstopte ik den hond
van de klasse zorgvuldig onder mi|n arm.
Ginder,op een halven kilometer achter ons, brulde
het koor van de straatjongens een tergend liedje,
waarvan we geen notitie namen.
Potaehe, werd gemakkelijk aan de waakzaam
heid van den portier onttrokken en dien/elfden
avond in mijn lessenaar geïnstalleerd. Ken lesse
naar, als opzettc!i|k voor zoo iets iim'ericlit, rnim,
die)), met woordenboeken en liet, Ii|nstr v;m de
oude letterkunde b'kl ed, ca achterin een bed van
oude, lijngcseheiirde. kladsclirit'ten, een echt ge
capitonneerd nestje en goed gelucht, dank zij de
zorg die ik had genomen, om liet deksel een
kiert]e open 1e houden door middel van twee
blok]es, op den rand vastgemaakt. En daarbij
vlecsch zooveel hij wilde, te \ cel vlcesch he
laas, te oordeclen naar de mcdcdeelingen van mijn
lessenaar! koekjes, sucre d'orge en nooit slaag!
.la, ik verzeker ]c, het, was een gelukkige hond!
Ik had twintig stuivers al mijn
spaarpenningeu aan den huisknecht gegeven om zijn in
schikkelijkheid te winnen. Hij bewaakte Potaehe's
dartelheden op de, binnenplaats, terwijl wij les
hadden, want de tijd vau uitspanning eu
waude,liugcu zou waarlijk niet voldoende zijn geweest
om hem van zijn voorraad versche lucht te voorzien.
Hij was zeer verstandig, en van den eersten
dag af had hij begrepen dat hij in de lesuren
geen kik mocht geven; hij bleef op zijn
kladschriftcn neergevlijd, stiller dan veel schooljon
gens, in zijn hoiidenhersens ik wreet niet wat
overpeinzend, zeker wel allerlei nieuwe en kiesche
oplettendheden waardoor hij mij zijn dankbaarheid
zou kunnen betuigen ; de vriendschap maakte hem
vernuftig.
Die lieve Potache, hoe dikwijls, wanneer ik
slecht op streek was, en door een moeielijkheid
die mij onoverkomelijk scheen, werd tegengehou
den, heb ik miju hoofd in je, nest gestoken eu
ecu kostbare aanmoediging gevonden in je, goede
liefhebbende oogen; hoe dikwijls heb je je
grooten harigen snuit naar miju lippen tocgestokeu,
vragende om een zoen! hoe dikwijls heb je mijn
hart weer tot kalmte gebracht door de warme,
vochtige licfkoozing van je tong en goedig mijn
nens gelikt. Maar wij waren ook vrienden, ecu
paar vrienden, zooals men er bij de menschcn
uiet veel ontmoet, zonder afdingen en bijgedachte.
l)c komst, van Potache in ouze school had een
moraliseereuden invloed op ons gehad. Ik bedoel
zoo: Bij het minste standje herinnerde de on
dermeester ons aan de verbintenis, die ertusschen
hem en ons bestond ten opzichte van den hond,
in ernstige gevallen zelfs bedreigde hij ons dat
hij den directeur op de hoogte zou stellen van
de tegenwoordigheid vau den indringer. Hij zou
hem niets gedaan hebbeu, want hij zelf hield
evenveel van Potachc als wij, maar de waarschu
wing was voldoende, en bijna alleu verkregen
wij aan het einde van de week het maximum
punten voor gedrag cu werk. De directeur was
verrukt, de meester idem, ouze ouders ook, eu
wij zelf op deu koop toe. Kortom, alles giug zoo
goed als het, kou in de beste aller klassen.
Helaas! driewerf helaas! Op ecu goeden dag
werd ouze beste ondermeester tot, lecraar benoemd
aan een college, en men stelde in zijn plaats ecu
soort van gebocheld, gedraaid cu knorrig wezen,
valsch als alle duivels. Pas op voor Potache!
Gedurende twee dagen, dank zij wonderen vau
vcrnuftigheid, gelukte liet ons hem aan de
wreeilaardige onderzoekingen van den nieuwen meester
te onttrekken. Maar den derden dag, in de
ochtcudles, eenige minuten voor twaalf, toen er
niets meer scheen te vreezen te zijn, krak
kwam daar niet ecu duivclsehe vloo het beest
plagen ik meen deu hond dat niets liever
verlangde dau stil te blijven liggen. Eu meu
kan het, zich voorstellen! de diepe stilte
pau, pan, pau! pan, pan, pan! ecu dof geblaf,
eerst, langzaam, toen sneller, haastig cu verwoed,
dol, weerklonk achter in miju lessenaar, en de
icchcele klasse, want in zulke gevallen hebbeu
die ezels nooit iets beters te doen dan je aan de
openbare rechtspleging aau te wijzen houdt de
oogeu o]) uw dienaar gericht.
,/Potaehe! . . . stil Potache!" fluisterde ik wan
hopend door de kier van den lessenaar, ter
wijl ik tegelijk een overdreven ijver aau het maken
van miju thema besteedde, //Potaehe!"
Maar jawel, liet was alsof alle duivels van de
hel sabbat, hielden binnen in miju lessenaar.
Daaronder hoorde ik getrappel, ecu dolziuuigeu
rondedans. Potaehe liep zeker zijn staart, na,
door elkaar met, Kacine, Herodotus eu Virgilius!
en het, deksel vau mijn lessenaar vloog in de
hoogte, plakte mijn neus aan mijn thema, strooide
mijn woordenboeken in de verte,.... toen klonk een
zacht gejank, een droevig geluid, eindelijk het,
dichtklappen van zijn bek . . . Hemel, o hemel !
alles was verloren! . . .
Ik hoefde miju nens niet op te steken om deu
meester van zijn stoel te zien stappen en met
deftige stappen naar mij toe te zien komen.
Met een majestueus gebaar liet hij zijn vinger
op mijn lessenaar ?neerdalen.
//\\'at zit, daar in!""
// Daar in ... meneer r"
//Ja."
//Niets, meneer."
.Ie liegt."
»\\ el neen, meneer."
//Doe dien lessenaar open.
Met, een uitdagende beweging kruiste ik mijn
ellebogen over nnin lessenaar, besloten tot, het,
laatste toe te weerstaan er ontstond ecu wor
steling.
Kn, eensklaps weerklinkt, er een woedend ge
blaf. Potaehe, die voelde dat ik werd bedreigd,
vergat, ziiu vloo om mij te hulp te komen.
Dat, was liet einde! De meester greep hem bij
het vel van zijn nek eu smeet hem door liet open
raam op de binnenplaats.
Keu gil van pijn gaf bewijs dat, het arme beest
zich had bezeerd : ik sprong van mijn bank af,
en rende naar de plaats om mijn arm mormel
op te gaan rapen, t,oen vloog ik weer in de les,
en terwijl ik hem, de oogen vol wraaklust, op
hield, brulde ik :
//Potache heeft zijn poot gebroken!"
()eh ! nn werd liet, een mooie boel. Kn als de
onder-directeur, door het, geweld aangetrokken, niet
was toegeschoten, dan had de gedraaide, gebochelde
meester een prettig kwartiertje doorgebracht.
liet is onnoodig, niet, waar, het lot te vermel
den dat Potaehe wachtte!" De huisknecht kwam
me halen om mij naar het, cachot te brengen, en
Icr/ell'dcr tijd Potache aan de deur te zetten met
alle beleefdheid, die gebruikelijk is tegenover zijn
gelijken.
De Voorzienigheid wilde dal ik op de binnen
plaats ]nist, mnne moeder en mi|ne zuster moest,
ontmoeten, die naar het lyeéc waren gekomen
om mij te bezoeken. Hen 1e verzoeken, hen te
Mucckeii mijn vriend mei' te nemen, en zijn poot
te laten zetten, w as liet werk van een oogenhlik.
Hierna klom ik, na ze te hebben omhelsd,
trotseh en waardig naar mijn gevangenis.
Ik zal niet in bijzonderheden treden over het,
lawaai waarmee wij, toen ik terug was,
//Pooienbreker", dit was in liet vervolg den naam van
den «edraaideu, gebochelden meester, zijn loon
gaven, i l ij hield het, geen acht dagen uit en
verdween.
Kn mijn brave Potache, -? hij is nu oud
zijn haar is wit, zijn stem gebroken, zijn tanden
stomp, zijn oogeu dof. '/achtjes op zijn kussen
liggend, kijkt hij uit het hoekje naast het vuur
naar mijn pen, zonder te weten dat het zijn ge
schiedenis is, die ik schrijf.
//Niet waar, Potache!'"...
VOOR DAMES.
De vrouw in de maatschappy.
Mode. Een onder aar dsch bal.
Veiling Judic. Pioenen.
Eene vorige week vermelden wij het betoog
van mevrouw Irma von Troll Borosthyani omtrent
de noodzakelijke positie in de maatschappij van
de vrouw, als gelijke van den man. Thans ligt
voor ons het betoog van Jules Simon, die nu
nog even geestig als vroeger, maar reactionnair
en orthodox is; hetgeen hij dus over het onder
werp zegt, strekt om te betreuren dat de toestand
niet is zooals vroeger, maar curieus is het, dat
hij constateert hoe alles veranderd is. Op alle
trappen der maatschappelijke ladder gaat de man
zijn weg, de vrouw den haren; zij is niet meer
vereenzelvigd met het denkbeeld van den huise
lijken haard; de scheiding is bijna even groot als
in de Oostersche wereld; het eenig verschil is
het gemis van sluier en traliehek, die ook daar
niet veel meer dan symbolen zijn."
Jules Simon kan dus ook niet nalaten te zien,
dat de vrouw een anderen, ruimeren horizon ge
kregen heeft dan de theetafel; maar hij zou haar
terug willen voeren, en ondersteunt dien wensch met
eene redeneering,die met weinigveranderinggeheel
in het pleidooi der tegenstanders zou passen.
Het is niet genoeg voor de vrouw, te zuchten
en te laten begaan. Zj moet in de gemeenschap
het volle beset van haar recht meebrengen, ge
grond op haar plicht. Het is niet moeielyk voor
eene vrouw, zich te doen liefhebben; het moest
haar ook niet moeielijk zijn, zich te doen eerbie
digen. Daar heeft zy geen wetten voor noodig ;
want zij is genoeg gewapend door de natuur. Maar
toch moet zij wetten eischen, zy moet er toe
aanzetten."
De bedoeling van Jules Simon is, dat de vrouw
wetten zal eischen die haar hare vroegere positie
terug geven. Hoe hy die wetten zou wensehen
zegt hij niet.
De vrouw der twintigste eeuw heeft eene des
te zwaarder taak, omdat zy verscheidene machten
verloren heeft, die hare voorgangsters ten dienste
stonden; de macht van den godsdienst, van de
traditie, van rang en eerbiediging, van het
onvervreembaar grondbezit."
Jules Simon betreurt ook het invoeren der
echtscheiding. Weldra zullen wij niet enkel de
echtscheiding, maar de gemakkelijke echtscheiding
hebben. De eed zelfs van het huwelyk zal een leugen
zijn; ik zweer u trouw te zijn," en zachtjes wordt
er bijgevoegd: zoolang ge me bevalt.""
Anatole France bespreekt het boek van Jules Simon
(waaraan ook diens zoon G. Simon, arts, heeft mede
gewerkt) en maakt de opmerking dat de beroemde
geestige,waardige,geëerbiedigde vrouwen waar Jules
Simon aan denkt, wier salons brandpunten van be
schaving en elegance waren, wier schoonheden en
zwakheden door acadéanciens beschreven worden,
toch ook uitzonderingen waren. De werkelijkheid
in onze eeuw is voor millioenen anders en kan
niet anders zijn. De vijand van liefde en schoon
heid en waardigheid is de honger. De schrijver
van LSouvrière, Jules Simon, moest het wel weten.
Anatole France is het met von Amyntor eens,
als deze zegt: In dagelijksche plichten en zor
gen verliest de huismoeder hare frischheid en
kracht. Het eeuwig terugkeeren der vraag: wat
zullen we vandaag eten?", het voortdurend zorgen
voor vegen en stofafnemen, is de waterdruppel
die, steeds vallend, langzaam maar zeker, lichaam
en geest verteert. Voor het keukenfornuis ver
andert, door een alledaagsch tooverproces, het mooie
wit-en-rose schepseltje, met den helderen lach,
in eene bruine, pijnlijke mummie. Op het
rookerig altaar, waar de pot te vuur staat, worden
jeugd, vrijheid, schoonheid en vreugde geofferd."
Hij vindt de overdreven huiszorg der vrouw, die
haar van alle andere bezigheden vervreemdt, lang
niet, zooals Jules Simon, het ideaal. Integendeel
hij betreurt het dat, nog zoo lang waarschijnlijk,
de vrouw haar leven kokende zal doorbrengen.
Bebel wil haar 's morgens een uurtje arbeid
ster laten zijn, dan wat aan de opvoeding der
jeugd doen, gedurende een volgend gedeelte van
den dag zal zij zich met een kunst of weten
schap bezighouden, om den avond met admi
nistratief werk door te brengen. Dat is
al te zeer in strijd met de wetten van de
natuur en de toestanden van het leven. De
arbeid, hoe billijk men hem ook moge indeelen,
zal altoos op een groot deel der mannen en vrou
wen nog te zwaar wegen, om hun toe te staan,
bun schoonheid en hun geest voldoende
aeathetisch te ontwikkelen. Het is de schuld van de
natuur. Eu hoe gaat het dan met de liefde ?
Dehonger is haar vijand. Ook de vrouwen hebben honger.
Zij zullen ook in de twintigste eeuw moeten ko
ken, tenzij het socialisme dan reeds de eeuw
teruggebracht heeft, waarin de jagers hun prooi
nog warm verslonden en Venus in de bosschea
de minnenden vereenigde. Toen was de vrouw
vrij."
Anatole France eindigt met een idee, dat niet
veel tot de quaestie afdoet, maar aardig fantas
tisch is. Als ik den man en de vrouw geschapen
had, had ik ze naar een type geheel verschillend
van bet thans voor de hoogere zoogdieren gel
dende gevormd. Ik had den man en de vrouw
niet, zoo als nu, naar de gelijkenis van groote apen.
gevormd, maar naar die van insecten, die, eerst als
rupsen leven, dan kapellen worden, en zoo
aan het eind van bun leven geen andere zorg
hebben, dan te beminnen en mooi te zijn. Ik
zou de jeugd aan bet eind van het menschelyk
leven geplaatst nebben. Eenige insecten hebben,
in hun laatste metamorphose, enkel vleugels en
geen maag. Zij herleven in dezen aesthetischen
vorm alleen om te beminnen en te sterven.
Als ik een god was ot liever een demiurg (de
school van Alexandriëleert ons, dat dit minder
soort werk door demiurgen gedaan werd), had
ik die insecten als model voor den mensch ge
nomen. Ik had gemaakt, dat de mensch, evenal»
zij, vooraf, als larve, de weerzinwekkende werk
zaamheden der voeding vervulde. In die phase
zou de menscb geen tweeerlei geslacht gehad.
hebben; de honger had niet de liefde bezoedeld.