De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1891 27 december pagina 5

27 december 1891 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 757 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. i* fe. kry'gen, als men zich bij ons Zola, Maupassant, Daudet, Bourget, Loti, Alexandre Dumas en Henri Meilhac weg dacht" De heer Prévost", vervolgt de Kölnische, schynt dichters als Fontaine, Raabe, Keiler en anderen, zelfs niet bij naam te kennen". De Kölnische maakt op ons, die van Fransche en Duitsche litteratuur even gaarne genieten, den indruk al een heel slecht advokaat te zyn, of een heel slechte zaak te verdedigen, als zy tegenover Zola, Daudet, Loti en de andere bovengenoemden niets beters weet te stellen dan het drietal, waar van Keiler (Gottfried is toch bedoeld?) daaren boven dood is en een Zwitser was. Prévost spreekt te Berlijn nog van Sudermann, hetgeen van geen slechte waardeering getuigt; L\j prijst diens Ehre. Het is waar dat hy in Sudermann's werk iets Fransch" vindt, maar de Kölnische verdedigt zich weer slecht, door aan te voeren dat men Sudermann's eigenschappen, inte ressante dialoog en dramatische tooneelen, ook by Ibsen vindt. Ibsen is toch een Noor en geen Duitscher. Gity de Maupassant. uit Pary's wordt van 17 dezer gemeld: Het bericht, als zuu de roman schrijver Guy de Maupassant naar een gesticht vervoerd zyn, wordt niet bevestigd. Daaren tegen overdryven zijne vrienden in de Parijsche -pers wel een weinig, wanneer zy gelooven, dat -zj)n ziels- en lichaamstoestand geheel normaal is, en tot geen bezorgdheid aanleiding geeft. Wanneer dit zoo ware, dan had de hoogbejaarde vader van Maupassant niet onlangs besloten een reis naar Cannes te maken, weer zijn zoon vertoeft en onder behandeling van een bekenden arts, dr. Darenberg, is, die den zenuwlyder de grootste voor zichtigheid en volkomen rust voorschrijft. Zooals iet schijnt, heeft deze van de geruchten gehoord, die te Pary's omtrent hem in omloop waren, en om die te trotseeren terstond een tochtje op zijn jacht Bel Ami met zijn te Cannes vertoevenden uitgever Ollendorff ondernomen. Daarop steunen nu z\jne vrienden, om alle geruchten te weer leggen. Een legaat van prins Lucien Bonaparte. Uit Londen wordt bericht: De overleden prins Lucien Bonaparte heeft aan de Engelscue natie zijn bekend kabinet van chemische elementen ver maakt Dit bevat in 't geheel 60 elementen in verschillende hoeveelheden. Benige zijn uiterst kostbaar. Onder deze bevindt zich het fijnste en zuiverste goud, platina, &/^ ons Troy Iridium {het stuk is zoo groot als een halve noot) en het nog duurdere Germanium. Het laatste kost zestig maal zoo veel als goud. Door den heer P. F. van Maarseveen te Am sterdam, is ter bestryding der vervalschingen van voedingsmiddelen, opgericht eene vereeniging on der de benaming Amsterdam", ten dienste van handelaren in voedingsmiddelen. De voordeelen aan het lid maatschap verbonden, zy'n: het gebruik van uithangborden, stempels en etiquetten, merktangen, zegels en certificaten, welke tot uitsluitend gebruik der leden zullen worden vastgesteld en overeenkomstig de wet op de fabrieks en handelsmerken aan de rechtbank zullen worden gedepsneerd. Het afgeven voor zelf-kostenden prys der vereeniging van verkla ringen, door scheikundig en microscopisch onder zoek verkregen, over voedingsmiddelen, welke door de leden zullen worden aangeboden; het onder zoek zal verricht worden door een of meer door de vereeniging aangestelde en door de wet er kende scheikundigen na bekomen advies van het departement Amsterdam" der Jsederlandsche Maatschappy ter bevordering der Pharmacie. Het krijgen van kosteloos advies, over zaken de* ver eeniging betreffende, door den rechtsgeleerden raadsman der vereeniging, nader aan te wijzen. De leden hebben voorts het recht den directeur op te dragen, goederen, desverkiezende onder pro test, voor hen in ontvangst te nemen om ze ver volgens te doen onderzoeken. Zij krijgen daardoor dus de gelegenheid om op doeltreffende wyze de ?acceptatie der goederen te weigeren. Da leden verbinden zich, toe te staan, dat de daartoe benoemde scheikundigen ten allen tijde het recht hebben van. de aanwezige koopwaren monsters te nemen, om indien het onderzoek niet gunstig mocht zijn, de namen der leveranciers op te sporen en hunne namen bekend te maken. Tot het geven van meerdere inlichtingen is de directeur gaarne bereid, dagelijks des voormiddags tusschen 10 en 12 uur te zijnen huize, Van Woustraat No. 8 bij de Stadhouderskade. Tot de oprichting der vereeniging werd, naar wij vernemen, besloten op grond dat de vervalsching der voedingsmiddelen op eene onrust barende wijze toeneemt en nog zal verergeren naarmate de wetenschap meer vorderingen maakt. De handelaren in voedingsmiddelen kunnen niet alty'd hunne ingekochte waren naar de juiste waarde beoordelen; hun dat onderzoek te ver gemakkelijken is een der voornaamste redenen voor de oprichting. De gemeente zal, zoo lang een staatswet ter bestrijding der vervalschingen niet bestaat, hare werkzaamheid niet verder kunnen uitbreiden, dan tot het tegengaan van vervalscbingen, die scha delijk zijn voor de gezondheid. Het hebben van een eigen gelegenheid voor de handelaren voor den opslag van goederen, waaraan een labora torium verbonden is, voorziet dus in eene groote behoefte en het is slechts te verwonderen, dat reeds niet vroeger tot de oprichting eener ver eeniging, als de bedoelde, werd besloten. Albert Wolft, de geestige chroniqueur en kunst criticus van Figaro, is, na eene zeer korte onge steldheid, longontsteking, overleden. Kerstmis, Oudejaar en Nieuwejaar zijn de feest dagen, die de leden van het gezin plegen te ver eenigen; de kinderen komen van de kostschool en zelfs zij, die reeds de wijde wereld zijn inge gaan, laten deze gelegenheid niet ongebruikt, om nog eens in den ouden, geliefden huiselijken kring terug te keeren. Geen beter tijd dan deze om de aandacht te vestigen op het onlangs uitgegeven Album, sooragebracht doyr eenige Letterkundigen en Kunste naars, ten "bate der Maatschappij tot Opvoeding van Weezen in het Huisgezin.'" Die maatschappy', welke zich ten doel stelt, aan ouderloozen opnieuw eene plaats te verzekeren in een met zorg geko zen, passenden huiselyken kring, heeft sedert hare oprichting reeds 372 weezen verzorgd, maar moet nog zoovelen ongetroost laten, omdat hare in komsten beperkt zijn. De letterkundigen enartisten, die bereidwillig hunne medewerking aan dit Album schonken er zijn er onder van onze besten zullen niet te vergeefs hebben gere kend op de sympathie van het publiek. Te meer omdat men voor den prijs van f 2.50 (minstens f 2.50, schrijft ons een bestuurslid, wiens wenk wel zal worden begrepen) niet slechts tot een goed doel medewerkt, maar ook veel goeds en schoons te lezen en te zien krijgt. Exemplaren zijn te verkrijgen bij de de Comités en Correspondenten der Maatschappij, by den directeur-secretaris M. W. Scheltema Ezn. te Amersfoort en ook bij den heer J. H. A. A. Kalft", Votidelstraat 40, alhier. Van het Ned. bibliographisch Archief, red. dr. L. A. v. Langeraad en Abr. P. L v. Langeraad, is No. 2 verschenen. Het bevat uitvoerige bespre kingen van vroeger en later verschenen boeken in verschillende vakken: Theologie, rechts- en staatswetenschap, wis- en natuurkunde, letteren en wijsbegeerte, opvoeding en onderwijs, koloniale litteratuur, enz. De firma E. J. Brill te Leiden, uitgevers en drukkers van orientalistische werken, hebben aan hun vrienden een kalender voor 1892 gezonden, voorzien van een nieuwjaarsgroet in een twintig tal Oostersche talen, Chineesch, Japansch, Ara bisch, Hebreeuwse», Egyptisch ,Sanskriet, Assyrisch, Grieksch, Eussisch, enz. POTACHE. Xaar MAXIME AXDOIN. Waarschijnlijk geboren aan den hoek van een straat, op ecu kruisweg, het product vau veelvul dige, en geheimzinnige kruisingen, van ecu on noembare kleur dio naar chocolade zweemde, met ruwe eu verwarde haren, ongerept door de strceling van kam of zeep, met vuile pooteu neen werkelijk, hij zag er niet verleid dijk u't, de arme pocdel, toen ik kennis met hem maakte. Maar hij jankte zoo hartverscheurend en in zijn oogen was zulk een angst te lezen, dat iet s ik weet zelf niet, wat, mij om het hart slo?g en ik ruii, met het edelmoedige vuur van miju vijftien jaren, onmiddellijk als zijn verdediger opwierp. Het, was ecu hecle bende kwajongens die hem plaagden ; een afschuwelijke straatjongen, een hoofd grooter wel dan ik, hield het touwtje en den steen klaar, die ecu einde moesten maken aan zijn marteling. Ondanks de bedreigingen van den ondermeester viel ik den bengel aau. Er volgde een worsteling, terwijl de poedel zich met kalmte de poolen likte eu mijn vrienden en de straatjongens, gelijk de Grieken en Trojanen onder de muren van Ilion het plukhareu van twee hunner kampioenen bij wonend, //in het rond gezeten, de slagen beoor deelden." //Kisch ! kisch! goed geraakt! goed geraakt, stom]) hem tegen zijn neus!" Het, duurde niet, lang of, daar de veront waardiging mijn krachten vertieudubbelde, kon Potachc, wij hebbeu deu hond onmiddellijk zoo genoemd, al spoedig miju tegenstander achterna blaffen, die met schaamte afdroop. Ik had wel is waar een blauw oog, maar in het lycéc tellen deze kleine ongelukken niet. Po tachc maakte nu luchtsprongen, met kwispelenden staart eu levendige oogen, sprong en kefte als een dolle, als ecu hond die zich verbeeldt, voortaan eten eu drinken en een verzekerd onderkomen tot aan het, einde van zijn dagen te hebben. Toch was dat, onderkomen in 't geheel niet, verzekerd, want, de oudermeester naderde mij. //liet, is heel goed, beugel, dat, je de verdedi ging van dat, dier op je hebt genomen, ofschoon het reglement... Maar wat denk je er nu mede te doen!"' //Hem aannemen!" riep de afdceling uit n stem. De ondermeester lachte ons uit. //Xu, als je je xerbeeldt, dat ik je hem zal laten meenemen!"... Maar hij zag zich omringd, gevleid, >,o ! meneer, meneer! wij zullen stil zijn, meneer !?- o meneer, meneer!' Ku dan, het, was een brave man, die meester, ,/een goeje vent," zooals wi| zeiden, en Potaehe, met een bcwonderenswaardig instinct, be gon ook tegen hem te kwispelen. //Maar/' bracht hij er half gewonnen tegen in, //wanneer de directeur..." //O! wees u maar niet bang, wij zullen hem goed Aerstoppen. //Xu dan," bromde hij, //brengt, hem dan maar binnen, je mormel." Potache werd gewassehen, geborsteld, gezoend, en toen er gescheld werd, verstopte ik den hond van de klasse zorgvuldig onder mi|n arm. Ginder,op een halven kilometer achter ons, brulde het koor van de straatjongens een tergend liedje, waarvan we geen notitie namen. Potaehe, werd gemakkelijk aan de waakzaam heid van den portier onttrokken en dien/elfden avond in mijn lessenaar geïnstalleerd. Ken lesse naar, als opzettc!i|k voor zoo iets iim'ericlit, rnim, die)), met woordenboeken en liet, Ii|nstr v;m de oude letterkunde b'kl ed, ca achterin een bed van oude, lijngcseheiirde. kladsclirit'ten, een echt ge capitonneerd nestje en goed gelucht, dank zij de zorg die ik had genomen, om liet deksel een kiert]e open 1e houden door middel van twee blok]es, op den rand vastgemaakt. En daarbij vlecsch zooveel hij wilde, te \ cel vlcesch he laas, te oordeclen naar de mcdcdeelingen van mijn lessenaar! koekjes, sucre d'orge en nooit slaag! .la, ik verzeker ]c, het, was een gelukkige hond! Ik had twintig stuivers al mijn spaarpenningeu aan den huisknecht gegeven om zijn in schikkelijkheid te winnen. Hij bewaakte Potaehe's dartelheden op de, binnenplaats, terwijl wij les hadden, want de tijd vau uitspanning eu waude,liugcu zou waarlijk niet voldoende zijn geweest om hem van zijn voorraad versche lucht te voorzien. Hij was zeer verstandig, en van den eersten dag af had hij begrepen dat hij in de lesuren geen kik mocht geven; hij bleef op zijn kladschriftcn neergevlijd, stiller dan veel schooljon gens, in zijn hoiidenhersens ik wreet niet wat overpeinzend, zeker wel allerlei nieuwe en kiesche oplettendheden waardoor hij mij zijn dankbaarheid zou kunnen betuigen ; de vriendschap maakte hem vernuftig. Die lieve Potache, hoe dikwijls, wanneer ik slecht op streek was, en door een moeielijkheid die mij onoverkomelijk scheen, werd tegengehou den, heb ik miju hoofd in je, nest gestoken eu ecu kostbare aanmoediging gevonden in je, goede liefhebbende oogen; hoe dikwijls heb je je grooten harigen snuit naar miju lippen tocgestokeu, vragende om een zoen! hoe dikwijls heb je mijn hart weer tot kalmte gebracht door de warme, vochtige licfkoozing van je tong en goedig mijn nens gelikt. Maar wij waren ook vrienden, ecu paar vrienden, zooals men er bij de menschcn uiet veel ontmoet, zonder afdingen en bijgedachte. l)c komst, van Potache in ouze school had een moraliseereuden invloed op ons gehad. Ik bedoel zoo: Bij het minste standje herinnerde de on dermeester ons aan de verbintenis, die ertusschen hem en ons bestond ten opzichte van den hond, in ernstige gevallen zelfs bedreigde hij ons dat hij den directeur op de hoogte zou stellen van de tegenwoordigheid vau den indringer. Hij zou hem niets gedaan hebbeu, want hij zelf hield evenveel van Potachc als wij, maar de waarschu wing was voldoende, en bijna alleu verkregen wij aan het einde van de week het maximum punten voor gedrag cu werk. De directeur was verrukt, de meester idem, ouze ouders ook, eu wij zelf op deu koop toe. Kortom, alles giug zoo goed als het, kou in de beste aller klassen. Helaas! driewerf helaas! Op ecu goeden dag werd ouze beste ondermeester tot, lecraar benoemd aan een college, en men stelde in zijn plaats ecu soort van gebocheld, gedraaid cu knorrig wezen, valsch als alle duivels. Pas op voor Potache! Gedurende twee dagen, dank zij wonderen vau vcrnuftigheid, gelukte liet ons hem aan de wreeilaardige onderzoekingen van den nieuwen meester te onttrekken. Maar den derden dag, in de ochtcudles, eenige minuten voor twaalf, toen er niets meer scheen te vreezen te zijn, krak kwam daar niet ecu duivclsehe vloo het beest plagen ik meen deu hond dat niets liever verlangde dau stil te blijven liggen. Eu meu kan het, zich voorstellen! de diepe stilte pau, pan, pau! pan, pan, pan! ecu dof geblaf, eerst, langzaam, toen sneller, haastig cu verwoed, dol, weerklonk achter in miju lessenaar, en de icchcele klasse, want in zulke gevallen hebbeu die ezels nooit iets beters te doen dan je aan de openbare rechtspleging aau te wijzen houdt de oogeu o]) uw dienaar gericht. ,/Potaehe! . . . stil Potache!" fluisterde ik wan hopend door de kier van den lessenaar, ter wijl ik tegelijk een overdreven ijver aau het maken van miju thema besteedde, //Potaehe!" Maar jawel, liet was alsof alle duivels van de hel sabbat, hielden binnen in miju lessenaar. Daaronder hoorde ik getrappel, ecu dolziuuigeu rondedans. Potaehe liep zeker zijn staart, na, door elkaar met, Kacine, Herodotus eu Virgilius! en het, deksel vau mijn lessenaar vloog in de hoogte, plakte mijn neus aan mijn thema, strooide mijn woordenboeken in de verte,.... toen klonk een zacht gejank, een droevig geluid, eindelijk het, dichtklappen van zijn bek . . . Hemel, o hemel ! alles was verloren! . . . Ik hoefde miju nens niet op te steken om deu meester van zijn stoel te zien stappen en met deftige stappen naar mij toe te zien komen. Met een majestueus gebaar liet hij zijn vinger op mijn lessenaar ?neerdalen. //\\'at zit, daar in!"" // Daar in ... meneer r" //Ja." //Niets, meneer." .Ie liegt." »\\ el neen, meneer." //Doe dien lessenaar open. Met, een uitdagende beweging kruiste ik mijn ellebogen over nnin lessenaar, besloten tot, het, laatste toe te weerstaan er ontstond ecu wor steling. Kn, eensklaps weerklinkt, er een woedend ge blaf. Potaehe, die voelde dat ik werd bedreigd, vergat, ziiu vloo om mij te hulp te komen. Dat, was liet einde! De meester greep hem bij het vel van zijn nek eu smeet hem door liet open raam op de binnenplaats. Keu gil van pijn gaf bewijs dat, het arme beest zich had bezeerd : ik sprong van mijn bank af, en rende naar de plaats om mijn arm mormel op te gaan rapen, t,oen vloog ik weer in de les, en terwijl ik hem, de oogen vol wraaklust, op hield, brulde ik : //Potache heeft zijn poot gebroken!" ()eh ! nn werd liet, een mooie boel. Kn als de onder-directeur, door het, geweld aangetrokken, niet was toegeschoten, dan had de gedraaide, gebochelde meester een prettig kwartiertje doorgebracht. liet is onnoodig, niet, waar, het lot te vermel den dat Potaehe wachtte!" De huisknecht kwam me halen om mij naar het, cachot te brengen, en Icr/ell'dcr tijd Potache aan de deur te zetten met alle beleefdheid, die gebruikelijk is tegenover zijn gelijken. De Voorzienigheid wilde dal ik op de binnen plaats ]nist, mnne moeder en mi|ne zuster moest, ontmoeten, die naar het lyeéc waren gekomen om mij te bezoeken. Hen 1e verzoeken, hen te Mucckeii mijn vriend mei' te nemen, en zijn poot te laten zetten, w as liet werk van een oogenhlik. Hierna klom ik, na ze te hebben omhelsd, trotseh en waardig naar mijn gevangenis. Ik zal niet in bijzonderheden treden over het, lawaai waarmee wij, toen ik terug was, //Pooienbreker", dit was in liet vervolg den naam van den «edraaideu, gebochelden meester, zijn loon gaven, i l ij hield het, geen acht dagen uit en verdween. Kn mijn brave Potache, -? hij is nu oud zijn haar is wit, zijn stem gebroken, zijn tanden stomp, zijn oogeu dof. '/achtjes op zijn kussen liggend, kijkt hij uit het hoekje naast het vuur naar mijn pen, zonder te weten dat het zijn ge schiedenis is, die ik schrijf. //Niet waar, Potache!'"... VOOR DAMES. De vrouw in de maatschappy. Mode. Een onder aar dsch bal. Veiling Judic. Pioenen. Eene vorige week vermelden wij het betoog van mevrouw Irma von Troll Borosthyani omtrent de noodzakelijke positie in de maatschappij van de vrouw, als gelijke van den man. Thans ligt voor ons het betoog van Jules Simon, die nu nog even geestig als vroeger, maar reactionnair en orthodox is; hetgeen hij dus over het onder werp zegt, strekt om te betreuren dat de toestand niet is zooals vroeger, maar curieus is het, dat hij constateert hoe alles veranderd is. Op alle trappen der maatschappelijke ladder gaat de man zijn weg, de vrouw den haren; zij is niet meer vereenzelvigd met het denkbeeld van den huise lijken haard; de scheiding is bijna even groot als in de Oostersche wereld; het eenig verschil is het gemis van sluier en traliehek, die ook daar niet veel meer dan symbolen zijn." Jules Simon kan dus ook niet nalaten te zien, dat de vrouw een anderen, ruimeren horizon ge kregen heeft dan de theetafel; maar hij zou haar terug willen voeren, en ondersteunt dien wensch met eene redeneering,die met weinigveranderinggeheel in het pleidooi der tegenstanders zou passen. Het is niet genoeg voor de vrouw, te zuchten en te laten begaan. Zj moet in de gemeenschap het volle beset van haar recht meebrengen, ge grond op haar plicht. Het is niet moeielyk voor eene vrouw, zich te doen liefhebben; het moest haar ook niet moeielijk zijn, zich te doen eerbie digen. Daar heeft zy geen wetten voor noodig ; want zij is genoeg gewapend door de natuur. Maar toch moet zij wetten eischen, zy moet er toe aanzetten." De bedoeling van Jules Simon is, dat de vrouw wetten zal eischen die haar hare vroegere positie terug geven. Hoe hy die wetten zou wensehen zegt hij niet. De vrouw der twintigste eeuw heeft eene des te zwaarder taak, omdat zy verscheidene machten verloren heeft, die hare voorgangsters ten dienste stonden; de macht van den godsdienst, van de traditie, van rang en eerbiediging, van het onvervreembaar grondbezit." Jules Simon betreurt ook het invoeren der echtscheiding. Weldra zullen wij niet enkel de echtscheiding, maar de gemakkelijke echtscheiding hebben. De eed zelfs van het huwelyk zal een leugen zijn; ik zweer u trouw te zijn," en zachtjes wordt er bijgevoegd: zoolang ge me bevalt."" Anatole France bespreekt het boek van Jules Simon (waaraan ook diens zoon G. Simon, arts, heeft mede gewerkt) en maakt de opmerking dat de beroemde geestige,waardige,geëerbiedigde vrouwen waar Jules Simon aan denkt, wier salons brandpunten van be schaving en elegance waren, wier schoonheden en zwakheden door acadéanciens beschreven worden, toch ook uitzonderingen waren. De werkelijkheid in onze eeuw is voor millioenen anders en kan niet anders zijn. De vijand van liefde en schoon heid en waardigheid is de honger. De schrijver van LSouvrière, Jules Simon, moest het wel weten. Anatole France is het met von Amyntor eens, als deze zegt: In dagelijksche plichten en zor gen verliest de huismoeder hare frischheid en kracht. Het eeuwig terugkeeren der vraag: wat zullen we vandaag eten?", het voortdurend zorgen voor vegen en stofafnemen, is de waterdruppel die, steeds vallend, langzaam maar zeker, lichaam en geest verteert. Voor het keukenfornuis ver andert, door een alledaagsch tooverproces, het mooie wit-en-rose schepseltje, met den helderen lach, in eene bruine, pijnlijke mummie. Op het rookerig altaar, waar de pot te vuur staat, worden jeugd, vrijheid, schoonheid en vreugde geofferd." Hij vindt de overdreven huiszorg der vrouw, die haar van alle andere bezigheden vervreemdt, lang niet, zooals Jules Simon, het ideaal. Integendeel hij betreurt het dat, nog zoo lang waarschijnlijk, de vrouw haar leven kokende zal doorbrengen. Bebel wil haar 's morgens een uurtje arbeid ster laten zijn, dan wat aan de opvoeding der jeugd doen, gedurende een volgend gedeelte van den dag zal zij zich met een kunst of weten schap bezighouden, om den avond met admi nistratief werk door te brengen. Dat is al te zeer in strijd met de wetten van de natuur en de toestanden van het leven. De arbeid, hoe billijk men hem ook moge indeelen, zal altoos op een groot deel der mannen en vrou wen nog te zwaar wegen, om hun toe te staan, bun schoonheid en hun geest voldoende aeathetisch te ontwikkelen. Het is de schuld van de natuur. Eu hoe gaat het dan met de liefde ? Dehonger is haar vijand. Ook de vrouwen hebben honger. Zij zullen ook in de twintigste eeuw moeten ko ken, tenzij het socialisme dan reeds de eeuw teruggebracht heeft, waarin de jagers hun prooi nog warm verslonden en Venus in de bosschea de minnenden vereenigde. Toen was de vrouw vrij." Anatole France eindigt met een idee, dat niet veel tot de quaestie afdoet, maar aardig fantas tisch is. Als ik den man en de vrouw geschapen had, had ik ze naar een type geheel verschillend van bet thans voor de hoogere zoogdieren gel dende gevormd. Ik had den man en de vrouw niet, zoo als nu, naar de gelijkenis van groote apen. gevormd, maar naar die van insecten, die, eerst als rupsen leven, dan kapellen worden, en zoo aan het eind van bun leven geen andere zorg hebben, dan te beminnen en mooi te zijn. Ik zou de jeugd aan bet eind van het menschelyk leven geplaatst nebben. Eenige insecten hebben, in hun laatste metamorphose, enkel vleugels en geen maag. Zij herleven in dezen aesthetischen vorm alleen om te beminnen en te sterven. Als ik een god was ot liever een demiurg (de school van Alexandriëleert ons, dat dit minder soort werk door demiurgen gedaan werd), had ik die insecten als model voor den mensch ge nomen. Ik had gemaakt, dat de mensch, evenal» zij, vooraf, als larve, de weerzinwekkende werk zaamheden der voeding vervulde. In die phase zou de menscb geen tweeerlei geslacht gehad. hebben; de honger had niet de liefde bezoedeld.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl