De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 3 januari pagina 3

3 januari 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD TOOR NEDERLAND. s.-. . Er is voor het huwelijk der koningin een denkbeeld ? jpopperd, dftt oogenschijnlijk veel aantrekkelijks leeft, datBamely'kde zoon van den Graaf van Vlaanmrep, die vermoedelijk troonopvolger is in België, gMMal zou worden van de Koningin van Neder. Uad. Daaruit tfou na verandering der Neder'audsckc Grondwet «en dualisme kunnen ontstaan van imide landen onder den schepter van nen vorst. .Zoodoende eau men voor Belgiëen Nederland de onaangename herinnering wegnemen aan het ge beurde van 1830, dat door velen, meer nog in Belgiëdan in Nederland, wordt betreurd. Er zijn in Europa vele diergelyke toestanden. Finland en Rusland leven ieder met een eigen regeering onder den scepter van den Czaar Alexander III. Oostenrijk en Hongarije desgely'ks onder bet bestuur van den Keizer van Oostenrijk, Zwe den en Noorwegen eveneens onder déheerschappij van n Koning. Willem III was Koning der Ne derlanden maar tevens Groothertog in Luxem burg. Een diergelyke toestand zou ontstaan voor Nederland en Belgiëin geval van een huwelijk ~ lusschen de Koningin van het eerste en den Kroon prins van het tweede land. Zou een diergelyke organisatie in het belang VU Nederlanders en Belgen zyn? Wy' meenen het te mogen betwijfelen. Er zou misschien een douane-unie uit volgen tusschen Belgiëen Nederlaed, en deze uitkomst zou allezins zy'n toe te juichen. Maar van de andere z\jde zy'n de nadeelen veelvoudig. Het karakter der beide volken is verschillend, zeer verschillend zelf». Beide hebben groote hoedanigheden, maar van uiteenloopenden aard. De Belg is vlug, druk, beweeglijk, houdt ervan om spoedig n onverwijld n overluid zyn meeniag te zeggen, is ondernemend en waagt dikirijls Vél. De Nederlander daarentegen is meer voor inwendige soliditeit, is minder naar buiten, Beer naar binnen gekeerd, legt zich bij voorkeur toe op degelijke studie der wetenschap, op zorg vuldige administratie, 'op zindelijke netheid van z\jn huis en hof. De Belg denkt meer om de groote omtrekken des levens, de Nederlander meer om de bijzonderheden. Kunnen die twee karakters op den duur te zamen gaan? In ieder dualisme is er altijd een die de rozen weet te plukken, terwijl voor den anderen de distelen overblijven. Dat zou zich ook tusschen Belgiëen Nederland doen gevoelen. Het voorbeeld van Noorwegen, dat «y'n verbinding met Zweden betreurt, is in dit opzicht leerrijk. Laten wy het samengaan van Belgiëen Nederland niet ten tweede maal. zy' het in gewyzigden vorm, op de proef stellen. Men mocht ten tweede maal daarvan wederzijds onaan gename ervaring opdoen. Wy gelooven als slotsom dezer beschouwingen over het huwelijk der Koningin dezen wensch te mogen uitspreken dat zy niet huwe met een prins van een der vorstelijke familiën uit de na buurstaten." A. O. (* Dit/ opstel werd ons toegezonden door een sinds geruimen tijd in het buitenland verblyfhoudend Nederlander. Kunst en Letteren. MUZIEK f DE HOOFDSTAD. In mijn vorig artikel beloofde ik weer eens iets over de beide orkesten van het Concertgebouw en het Paleig voor Volksvlijt te zullen mededeelen. De concerten die ik daar Donderdagavond en Zaterdagmiddag hoorde, geven daartoe eene geschikte aanleiding. Wanneer ik bedenk, hoe het PaUis-orkest was en hoe het thans is, dan moet men verbaasd staan over het in drie maanden verkregen resul taat. De schaduwzijden die aan het voortdurend «pelen ia zulk eene groote ruimte verbonden zy'n, waaronder vooral de zucht moet gerekend worden om ten koste van kleur en nuanceering zooveel mogelijk klank voort te brengen, leveren voor di rigent en orkestleden groote bezwaren op. Vooral aan den harden klank van de blaasinstrumenten (ook de houten) viel veel te beschaven. Ik heb daarom in het begin my'n oordeel opge schort, omdat ieder begrijpt, dat zelfs Richard die ons een blad vol dampende glazen en een schotel gebakjes komt brengen. Daarvoor moeten Londen, Berlijn en Parijs voor een oogenblik zwichten. Wij leggen hun het zwijgen, op om van de goede gaven te ge nieten, en als wij met elkander geklonken en gedronken en onze vriendelijke weldoenster bedankt hebben voor de lieve attentie, wordt het werk hervat. Rotterdam en den Haag hebben het nog druk. Het meerendeel dier telegrammen zijn gelukwenschen, misschien zeer hartelijk ge meend, maar hoogst eenvoudig van vorm. Zij lijken op elkander als' groene erwten. Die van dien vorm afwijken, vallen dadelijk in het oog, en het is de moeite waard op te merken, hoe het leven ook onder dien stortvloed van heil- en zegebeden, een woordje blijft meepraten. ?»De zooeven aangekomen Maria Geertruida", lees ik, »wenscht h-aar grootouders veel zegen in Jiet nieuwe jaar. Zij had een zeer voor spoedige reis, en ziet de komst van haar naamgenoot met verlangen te gemoet. Marie is zeer wel". Een prettige tijding, denk ik, en in een alleraardigsten vorm gegeven, en dit bericht brengt mij een ander in herinnering, dat ik in het begin van den avond had gezien, ?waarin gevraagd werd of moeder nog met den laatsten trein zou kunnen komen, daar Martha van een dooden zoon was bevallen en zeer naar was. Ik vind het antwoord, met een bevende hand geschreven: ^Moeder vertrokken. God geve het beste. Sein toestand bureau restant". En daar valt mijn oog op een telegram, dat in zijn korten inhoud een geheele ge schiedenis van leed en smarten bevat. Hol van eea orkest (al werd het ook belangryk verbeterd) maar niet met een toovenlag een or kest van den eersten rang kan maken. Dat kan eerst langzamerhand verkregen worden. Zeer veel is echter reeds anders geworden. De onderlinge klankverhouding heeft veel gewonnen, terwy'l de intentiën en de artistieke opvatting van den dirigent meestal juist en met zorg wer den uitgevoerd. Het koper (met name trompetten) 'treedt vaak nog te veel op den voorgrond; doch ik moet er bijvoegen dat het groot verschil maakt waar men geplaatst is; daar men, onder den koepel zittende, een beter geheel hoort, dan wanneer men zich in het overige gedeelte van de zaal bevindt. Een bezwaar doet zich echter overal voor, na-: melyk wanneer de violisten pianissimo spelen, want dan hoort men vaak zoo goed als niets. Dit is wellicht een bewys, dat de nuanceering in dit groote lokaal hare grenzen moet hebben; doch ik zoek er nog iets anders achter en wel het gehalte van de instrumenten. Bij de meeste Ned. orkesten is een zonderling verschijnsel op te merken. De meeste violist in houden er een instrument van mindere kwaliteit op na om in het orkest te gebruiken. Zooals men weet, hebben de goede instrumenten de eigenschap, door dikte en molligheid van toon ook bij het teederste pianissimo overal door te dringen, terwy'l de mindere instrumenten allen toon verliezen. Daarom onderzoekt men in de voornaamste Fransche orkesten niet alleen de bekwaamheden van den fpeler, maar ook de kwa liteit van zijn instrument. Dit schijnt mij zoo logisch toe, dat ik mij niet kan begrepen, dat men hieraan bij ons zoo weinig aandacht schenkt. De klankontwikkeling kon daardoor veel schooner en edeler zy'n. Na deze uitweiding bly'ft my' nog over te ver melden, dat ik de 4e Simfonie van Schumann (afgescheiden van enkele vlekjes) met groot ge noegen hoorde. Is ook nog niet het achevébereikt dat Te heer Hol zich voorstelt, de artistieke eigenschappen in de voordracht stonden toch zeer hoog. Dit was ook in de ouverture Struensee van Meyerbeer op te merken, benevens in een paar Scènes d'Orchestre van Berj. Godard. Deze num mers werden bovendien over het geheel met zekerheid voorgedragen. De Tarentelle van Saint-Saëns voor fluit, clarinet en orkest, maakte door het bewegelyke en lichte karakter in deze groote ruimte geen al te gunstig effect, bovendien liet de onderlinge ver houding en gelijkheid te wenschen over. De clarinettist (de heer Endlich) domineerde te sterk, waardoor ik den fluitist (den heer van Leeuwen) slechts nu en dan kon hooren. *** In het Concertgebouw traden drie solisten op, n.l. Mej. Madeleine ten Have (piano), de Heer Anton Sistermans (zang) en de Heer Chr. Timnwr (viool). Mej. Ten Have heeft aan den goeden indruk dien zij aanvankelijk gemaakt heeft, schade gedaan door een Ktavierconcert van Bach ter uitvoering te kiezen. Ztj bleek vooral in muzikaal, maar ook in technisch opzicht niet tegen dit werk opgewassen. Een paar schoone momenten hebben mij in {Ï£> Finale in de voordracht getroffen, doch overigens was het alleen techniek die zij te hooren gaf en weinig muziek. Bovendien was de techniek niet overal af". Het tempo van het eerste deel kwam mij te snel en te gejaagd voor. Er zweefde over het geheel geen gelukkig geBternte over de solisten, want ook de Heer Sis termans bleef beneden de verwachting. Deze zanger die de solo van Wolfram, uit de tweede acte van TannLauser: Bliek ieh umher in diesem edlen Kreise" en vier liederen van Schubert zong, schijnt zich een eigenaardig pathos in de voordracht aan te wennen, dat hier en daar een geheel verkeerden indruk maakt. By het lied van Schubert Wohin 1 bracht hy o.a. bij de woorden; Ich hort ein Bachltin rauschen eene kleur aan alsof hij moest zegeen: Es lauert der Tod in fineer Nacht. In Wolfram's Fantasie wist hij weinig adel en weinig kleur te leggen terwijl hij voortdureLd te hoog zong. Ook gebrek aan so berheid in de voordracht viel op te merken, waar »Wy- denken in deze uren met weemoed aan uw ledig thuis. De oude smarten blijven. Het nieuwe jaar schenke u nieuwe krachten," Zoo rolt en bruist het leven voort met zijn lach en zijn tranen, zonder te vragen naar de willekeurige grens, die wij trokken, en waar we zoo gaarne even wilden stilstaan om adem te scheppen en uit te rusten van den moeielijken tocht. De drukte op het kantoor heeft zich ver plaatst. Het Oosten is nu tot rust gekomen, maar nu komt het Westen aan de beurt. De Nieuwe Wereld krijgt van ons den nieuwen dag en Amerika zendt ons langs verschillende wegen a happy Newyear en many returns of the da/j .' Het is nu vijf uur, en we moeten ons in spannen om met de Amerikaansche berich ten klaar te komen, want binnen een paar uur ontwaakt het Oosten uit zijn sluimer om zijn dagtaak te beginnen, en dan komen we handen te kort. Een paar malen ben ik naar beneden geweest om het publiek te woord te staan. nmaal voor een vroolijk gezelschap, dat lachend en joelend binnen kwam en een aantal telegrammen schreef, gelukwenschen aan vrienden en familie, met aardigheden en kwinkslagen er in, die maar al te dui delijk de eigenaardig opgewonden feeststem ming van de afzenders verrieden, en twee keer voor een oudachtig man, die mij met bedrukt gelaat en rnet iets angstigs in zijn stem vroeg: of er ook een bericht voor hem was uit Rotterdam. Ik begreep wie hij was Martha's vader. Op mijn ontkennend ant> woord scheen hem een steen van bet hart te vallen. Zijn gelaat helderde op. Hij ging naar den lessenaar en begon te schrijven. door ,h\j by het culminatiepunt weinig indruk meer kon maken. (Zooals o .a. aan het slot van: Trockne Slumen.) Zijne duidelijke uitspraak moet ik echter met grooten lof releveeren. By het lied: Der Jager^ gaf h(j daarvan o.a. «en staaltje. ? Deze zanger, die aan het begin van zijne loopbaan staat en veel van zich deed verwachten, zij dus ernstig gewaarschuwd; vooral voor gebrek aan adel in de voordracht. Ook onze stadgenoot Timmner vervult mij in de laatsten tijd met zorg wat zijne voordracht betreft. Hoe is het verklaarbaar dat hij, de begaafde kun stenaar, die vaak zoo heerlijk speelde, thans zoo op het uiterlyk effect gaat werken. Waarom speelt hij bovendien zoo dikwijls die: Fantasie aptpassionatu van Vieuxtemps, die hij in technisch opzicht volstrekt niet onberispelijk voordraagt en waarbij hy in de zangerige gedeelten eene weekheid gaat ten toon spreiden die gerust ziekelijk mag ge noemd worden. Brengen de toejuichingen van het pnbliek hem op een dwaalspoor? De ware kunstenaar moet het publiek vormen en zich niet laten leiden door het publiek. Het aangenaamste gedeelte van mijn taak is de vermelding van de 4e Simfonie van Gade, die op bijzonder gelukkige wijze werd uitgevoerd en _ vooral door schoonheid van klank, klare ex positie en sobere doch niettemin goed gevoelde voordracht uitmuntte. Alleen had ik het Allegretto (3e gedeelte) iets bewegely'ker gewenscht. De interpretatie van deze Simfonie mag onder het beste gerangschikt worden, dat het orkest in den laatsten tijd heeft gegeven. In Le Rouct d'Omphale van Saint-Saëns gaf het eveneens veel schoons, hoewel het geheel wat zwaar werd uitgevoerd, en o. a. de accenten in de eerste en tweede violen m. i. te sterk waren. De Fransche Opera gaf sedert myn laatste schrijven Faust en La Reine de Saba van Gounod. Over Faust zou ik gezwegen hebben, of volstaan met de vermelding dat de opvoering in hoofdzaak eene zeer goede was, wanneer ik niet een woord van protest moest laten hooren over de opvatting van den heer Lequien van de rol van Mephisto. Hoewel jiij over het geheel goed zong, maakte hij van dit karakter een vermakelijke parodie. De librettisten hebben (men weet dit) deze figuur op zonderlinge wy'ze vervormd, doch dat de zanger zich geroepen voelde het nog veel erger dan de librettisten te maken, is wel wat kras. Zoo grappig, zoo voor den-gek-hou-achtig zag ik nog geen Mephiato. Goethe zou zich zeker in zijn graf hebben omgekeerd ah hij dit had moeten aanschouwen. Dat bovendien een Franschman zich vergist in de beteekenis van het woord: la-bas, en by de woorden: la bas tu seras a moi met den vinger naar den grond wijst, is te opmerkelijk om te verzwijgen. Iu de voorstelling van: La Reine de Saba waren het vooral Mlle Leronx (Reine) en Mr. Cordoni (Salomo) die mij zeer voldeden, hoewei het weinig belangrijke van dit werk niettemin in het oog sprong. De opvoering slaagde onder leiding van den heer Merten? zeer goed. Door decoratief, balletten en costumes was bovendien alles gedaan om deze opera zoo goed mogelijk aan te kleeder. Ik begrijp echter niet recht waarom deze opera oog gegeven wordt. Ik gun haar gaare een eeuwige rust. Stel men daar tegenover hoe interessant de stof van de Duitsche opera van dien naam, (door Goldmark gecomponeerd) bewerkt is en van hoe veel meer beteekenis die muziek P, dan kan men (hoewel de inhoud der beide libretti geheel ver schillend is) nog minder vrede hebben met Gounod's werk, waarin m. i. de eenige deugd is, dat de muziek handig is bewerkt. VAN MILLIGEN. AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST. In de zalen van Pulchri Studio in den Haag is, volgende op de Bosboom-tentoonstelling, die, vooral nadat de Regentes de expositie had be zichtigd, zeer druk bezoek heeft gehad, met Kerstmis een tentoonstelling geopend van schilde Maar telkens verscheurde hij het geschre vene en kwam naar mij toe. »Geen tijding is toch goede tijding, niet waar, mijnheer r" Ik wilde hem dien stroohalm, waaraan hij zich nog vastklemde, niet ontnemen. Het was alsof hij op mijn gezicht wilde lezen, dat hij volkomen in. die veron derstelling gelijk had en er op mocht ver trouwen. Ik stelde hem gerust. »Als er soms nog iets voor mij mocht komen," zei hij, »wiïu het wel direct laten bezorgen r" Ik beloofde het hem, en vóór hij heen ging, zei hij : »u meent toch ook, niet waar, dat ze wel zouden seinen als er... iets..; gebeurd was, ik meen iets treurigs... iets onvoorziens... mijn dochter... weet u..." Zijn stem stokte hem in de keel en met het hoofd op de borst ging hij langzaam de deur uit. Toen ik weer boven kwam, riep een der collega's: »Rott heeft wachten, kan jij hem even helpen ?" Ik nam het telegram. Het was voor hém. »Houd goeden moed. Marllia uiiernt zicak, maar dokter r/eeft alle hoop. Moe blijft hier.'" «Goddank!" Ik zei het uit den grond van mijn hart, toen ik het bericht inpakte, en den be steller op bet hart drukte het zoo spoedig mogelijk te bezorgen. Kort daarop hadden wij eenige oogenblikken rust. Moe en slaperig zaten we bij elkander en niemand van ons sprak. Lang zaam kroop een uur voorbij. Wij luisterden naar het spelen der torenklokken in de verte, naar den holklinkenden voetstap van den schildwacht, die in de Spuistraat heen en weer drentelde, naar het doffe stempelen rijen door leden van Pulchri, een tentoonstelling' die als geheel beter doet dan de jongste in Attf, omdat de meesten van onze beste artisten er vertegenwoordigd, en verscheiden anderea er op hun avantage zyn. Er is een groot schilderij van Jacoh Manis in grijzen toon, met een groote mooi je lucht, strekkend over een breed landschap net «en molen, en een kleiner: een Jagertje, sterk van kleur, nog meer doorwerkt. Van Wiüem Maris een ochtend met koeien aan een plas, heel fijn. Van Israels een grootsck-eenvoudige visscherekep: een kokkert van een Scheveninger. VanBreMner zijn breede rijdende artillerie, die nooit op een Hollandsche expositie goed gehangen weid, en waarin, zooals het nu geplaatst is, de krachtige partijen van prachtig faire goed tot haar recht komen, en zyn schuine ry rustende huzaren van de laatste Amsterdamsche stedelyke. Van de Bock een groot massief landschap. Van Karsen het meest links geplaatste van de schilderijtjes die hy in Arti had, zy'n melancoliek Bagijnhofje van vroeger, maar weer verder gebracht, en een heel mooi nieuw van hem. Twee Bauers, waarvan vooral een heel goed: de intocht van een sultan in een Oostersche stad. Een groot ding van Thorn Prikker waarin veel prettig, overmoedigs en veel moois, brutaal gekleurd en met brio geschilderd, met iets in het bloot tegen elkaar zetten van ongebroken tonen dat denken doet aan de nieuwe Franschen, die deze jonge mar, naar men verzekert toch nooit gezien heeft. Vry sterk gekleurde dingen van Bosch, an ders dan zy'n vroeger werk. Een doek van een paar meter door van der Maarel: figuren aan het strand, in blauwen toon, by' maanlicht Een brok bosch van Mevrouw Mesdag, blanker dan gewoon lijk. Een meisje met een kind op schoot van Wally Moes, zuiver aaneen gehouden van toon. Een reeds bekende Kever. Een aardig koeiengevai van A. Koning, en een impressie in een Paryscb. cafévan E. Koning. De eigenaardige landschapschilderskop van Roelofs, dien Israëls schilderen zal, vlug geportretteerd door Willy Marteus, Landschappen van Gabriël, Poggenbeek, Mesdag, Zilcken, Bastert, Konijnenburg, Koster, Blom merg, van der Weele, ter Meulen, Wysmuller, Bauffe, Lange. Vier nummers van juffrouw Schwartze, kinderstudien van Ha verman, een van Eappard, een Gerard Muller, een Henkep, stillevens van Ver ster, juffr. Robertsen, juffr. Marius, Akkeringa en jufir. Kerling, en nog veel wat ik vergat, of ver geten wil te noemen, tot 138 nummers. maar niet, waar ik hier na zocht, een Tholen. De Haagsche Kunstkring wil een tentoonstelling houden van werken door wy'len Hanrath, den tijdgenoot van Bastert, Poggesbeek en Kever. Het Londensche huis Goupil zal een de Bock-tentoonstelling arrangeeren. Whistler werkt aan in enkele tinten te druk ken lithograiiën. Er is sprake van een groote Whistler-tentoon stelling ia Londen. In Januari zal een album verschijnen van tien lithografien door Bauer, gedacht by den SaintJulien i'HoBpitalier uit de rois Contes van Gustave Flaubert. De oplaag zal zeer kit in zjjn. Bij Collie in Old Bond-street te Londen is een expositie van werken door Degas (zeven), Claude Monet, Pissarro, Sisley, enz. De Londensche ver zamelaars zuilen daar nu Ban toe komen, want dit vroeger in Engeland zoo geridiculiseerde werk, maakt er nu veel opgang. Felix Fénéon, de geleerde penvoerder voer de Parijsche neo-iinpressionisten ichryft in den Choit noir en in l'Art moderne, sprekende over de Hol landsche expositie te Parys, o. a.: 163?165. Drie kleine schilderijtjes. Hun toon is van oud amber,_maar niet vuil, veeleer lichtend; ingewikkeld en gevuld blyven zij toch. klaar; zachtkens ziet men een moeder aan het wasschen, een knaapje dat zich uitrekt, kinderen op weg, ossen onder het juk, te voorschijn kornet); figuren buiten annecdote, vlottend in het eeuwige, van de brieven beneden ons, naar het schorre gezang van een dronken kerel, die maar niet voorbij het kantoor kon komen en eindelijk op de stoep ging zitten, en dan ratelt plotseling een toestel, 'dat ons uit die soezige sluimering doet opschrikken. Het is met de rust gedaan. De nieuwe dag is in het Oosten aangebroken, en een vaal licht begint door de ramen te sche meren. Een uur later sta ik op straat. Mijn oogen gloeien, en mijn knieën beven. De. ochtendlucht doet mij rillen. Diep in den kraag van mijn jas gedoken, spoed ik mij voort, zonder oog te hebben voor de eigen aardige typen, die ik op mijn weg ontmoet. Ik krijg alleen den indruk, dat het Zondag moet zijn, want alles heeft een feestkleed aan. Het is alsof er iets nieuws is, niet alleen aan de menschen, maar ook in de lucht, in de straten, langs de grachten, iets nieuws, dat niet te grijpen of aan te wijzen is. »Verbeelding!" zeg ik, »het leven gaat zijn ouden gang, teleurstelling, smart, vreugde, het is al het oude." Bij mijn woning gekomen, zie ik als naar gewoonte naar boven, en daar staat mijn vrouw met de kleintjes aan de hand, die mij kushandjes toewerpen. De deur wordt opengetrokken. Verdwenen is alle vermoeidheid. Ik vlieg naar boven, en vóór ik nog de kamer binnentreed, slingeren zich mollige kinderarmpjes om mijn hals, en uit drie monden tegelijk weer klinkt het: »Veel zegen en heil in het Nieuwejaar!"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl