De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 10 januari pagina 2

10 januari 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 759 scheiden ambtenaren, die zich bij de oppositie hadden aangesloten, eenvoudig ontslagen. Bleek er toen iets van gevaar voor het bestaan der regeering? Ja, enkele dagbladen en kamerleden der oppo sitie protesteerden en spraken van de officieele candidatuur, maar de partijgenooten van den minister hadden niets dan lof voor zijn krachtige houding. Hij zat vaster dan ooit op zyn zetel. En van een sterke beweging onder de kiezers, van een vast voornemen om een regeering, die de staatkundige vrijheid harer ambtenaren zoo weinig eerbiedigde, bij de eerste gelegenheid te doen vallen, was geen sprake. Wat zou er dan wel in een socialistischen staat geschieden, wanneer een krachtige regeering, begeerig om in weerwil van talrijke misslagen haar eigen bestaan te verzekeren, meen de in vloed te moeten uitoefenen op de verkiezingen? Zouden de economisch afhanlcelijke kiezers dien invloed beter weerstaan dan de Fransche amb tenaren? Zouden zij ter verdediging hunner vrijheid het gevaar willen loopen van een ont slag, dat gelijk zou staan met hongerdood ofbalMngschap? Immers, hoe zou de ontslagene werk kunnen krijgen, wanneer de staat de eenige werkgever is of hoe zou hij voor eigen rekening iets kunnen produceeren om in zijn onderhoud te voorzien, wanneer alle productiemiddelen in han den zjjn van den staat? Inderdaad; men kan zich moeielijk voorstellen, dat er velen zouden zjjn, wier vrijheidsgevoel hen by deze gevaren ion dryven tot krachtige daden. Kan men dan onderstellen, dat er na gebleken misbruik van macht door de regeering, onder de economisch afhankelijke kiezers van den socialisttschen toekomststaat, een sterkere beweging zou ontstaan dan tegenwoordig onder de economisch onafhankelijke kiezers in Frankrijk? Het is, dunkt mij, niet minder moeielijk zich dat te ver beelden. Welnu, wat zou dan in een socialistischen staat een krachtige regeering, bestaande uit moedige en niet al te nauwgezette mannen, weerhouden van misbruik van gezag? Niets, geloof ik. Ten yoordeele van zich zelt en van hare vriendjes en em voldoening te geven aan vooroordeelen van haar zelf en van haar kring zou zy zich schuldig maken aan misbruik van macht op een schaal, waarvan wij ons tegenwoordig geen voorstelling kannen maken. Tenzij plichtgevoel haar mocht weerhouden. Dat is natuurlijk zeer goed mogelyk. Maar als dit het eenige beletsel van wille keur moet zijn, dan wachtte men met de verwer kelijking van den socialistischen staat nog enkele eenwen, tot de zedelijke ontwikkeling der menschheid zoover gevorderd is als daarvoor vereischt wordt. Er ligt wel eenige waarheid in uw opmerkingen; zoo hoor ik van socialistische zijde zeggen. Maar gij vergeet, dat de tegenwoordige toestand in dit opzicht niet veel beter is. Er moge een minder heid wezen, wier staatkundige vrijheid beter ge waarborgd is dan ze in den socialistischen staat zou zijn, de arbeider, de groote meerderheid dus, is hier even afhankelijk van zijn patroon, als hij daar zou wezen van den almachtigen staat. Het is helaas waar, dat de eerbied van vele patroons voor de vrijheid hunner werklieden niet groot genoeg is om te bewerken, dat zij hun die vrijheid laten in alles, wat geen betrekking heeft op den te verrichten arbeid. Maar aan den ande ren kant is de kring, waarbinnen de zaken liggen, ia welke zij veel belang stellen en in welke zij dos zullen beproeven de vrijheid hunner arbeiders te beperken, veel enger dan die der zaken, waarmede de socialistische staat, zich bezighoudt. En ten tweede: het ontslag, dat zij kunnen ge ven, hun zwaarste straf, dwingt niet als ontslag uit' den dienst in een socialistischen staat tot hongerdood of verhuizing naar een ander land, maar is ten hoogste oorzaak van een tijdperk van armoede, dat duurt tot de ontslagen arbei der elders werk gevonden heeft. Daarom heeft een werkman tegenover den individueelen werk gever veel meer vrijheid, dan hij tegenover de regeerders in een socialistischen staat zou heb ben. Daarom zou zijn toestand in zulk een presenteert ze hem met een fierheid, die hem goeddoet aan zijn hart. Want de angst is hem niet vreemd, dat ze zich voor de bui tenwereld zou schamen over haar pas ont loken liefde ; een liefde geboren uit een reine bewondering voor zijn kunstenaarstalent, maar gevoed door een weeke sympathie voor zijn persoonlijkheid, zooals die zich heeft ontwikkeld in de wanhopige worsteling tegen zijn karakfcerlooze vrouw, van wie de wet hem nu gelukkig scheiden zal. Werktuigelijk lispelt hij de hartelijke woorden na, die hem kloek en forsch in de ooren klinken : »tante, dat is nu Hans, mijn Hans !" En terwijl hij verheerlijkt door deze oprechte introductie eenige vriendelijke woorden met de oude dame wisselt om de kennismaking te verge makkelijken, rept ze zich, in 't lekkerste hoekje bij de kachel een gemakkelijken stoel voor hem aan te schuiven, uit hartelijke be zorgdheid dat hij verkleumd zal zijn van de snerpende kou. Onwillekeurig verhaast Hans zijn stap, want phantasie en werkelijkheid schij nen maar weinig schreden van elkaar te liggen en 't genot van de phantasie heeft zijn verlangen naar de werkelijkheid opge wekt. De invallende duisternis, zacht getem perd door het bleeke licht eener smalle maansikkel heeft den gezichtskring zoodanig vernauwd, dat hij de nadering van een wandelaar niet bespeurt, voor 't krakend geluid van een voetstap op den dun besneeuwden kiezelweg zijn oor treft. Luisterend blijft hij Staan, scherp uitkijkend in de richting van ?waar 't geluid komt, totdat hij de flauwe schaduw van een menschengestalte onder scheidt, waaruit zich weldra een jonge dame ontwikkelt, die in een donkeren pelskraag staat nog aanmerkelijk slechter zijn dan hij te genwoordig reeds is. Maar zelfs indien dit niet zoo was; indien in den socialistischen staat de vrijheid van den ar beider niet kleiner werd dan zy in onze maat schappij is; ook dan nog zou het verwerkelijken van dien staat niets anders beteekenen dan het brengen der vrije minderheid in den onvrijen toestand der meerderheid, terwijl ons doel m. i. behoort te zyn: het brengen der onvrije meerder heid in den vrijen toestand der minderheid. De bereiking van het socialistisch ideaal zou dus zelfs in dit geval en in dit opzicht nog een ontzettende achteruitgang zijn. D. G. JELGEUSMA.. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Paleis voor Volksvlijt (Xod. Toonéel): G-ysbrecht van Aemstet. ? De Bruiloft van KLoris en Roosje. De Koninklijke Vereeniging liet Nederlandsen Toonéel" heeft de traditie, door den brand van den stadsschouwburg op zoo noodlottige wijze ver broken, blijkbaar tot veler voldoening en tevre denheid in eere hersteld. Gysbrecht en De bruiloft vonden l Januari van het aangevangen jaar talrijker, dankbaarder en aandachtiger gehoor dan ooit. Voor den tooneelspeler, tooneeldirecteur en tooneelverslaggever bestaat misschien geen heuglijker gezicht dan een volle schouwburgzaal, het bewijs van belangstelling in het tooneel en de tooneelspeelkunst. Hoe jammer dat deze bij ons voor zoo groot gedeelte het spel van toeval en gewoonte is; dat het vervolg van het jaar steeds zoo jammerlijk bij het begin af steekt. Door de Koninklijke Vereeniging worden herhaaldelijk drama's vertoond, die dieper im pressie moeten maken, grooter dramatisch genot schenken dan Vondei's treurspel en het boerenoperaafje. Waar is dan het publiek, dat den schouwburg bij den aan pang vari het jaar zulk een gezelligen aanblik geeft ? De balans van de deugden en gebreken, van het voor en tegen van Gij-brecht van Aemstel is opgemaakt. Tuut est dit et l'on vient trop tard. Iets nieuws over het treurspel in het midden te brengen is moeilijk, zoo niet onmogelijk. Men heeft het in velen afgekeurd, dat zij het Vondel kwalijk durfden nemen, dat zijn opvatting van het dramatische een andere is clan de onze. Waar om? Dat dit werkelijk het geval is, zal zeker ieder toegeven. Het kwalijk nemen is misschien onrechtvaardig, het ontkennen zou onverstandig zijn. Het betreuren staat ieder vrij. Mij heeft het wel eens toegeschenen dat Vondel zelf ge voeld heeft, dat zijn opvatting een gebrekkige was, dat zijn treurspelen, welke lyrische en epische schoonheden zij mogen bevatten, weinig dramatisch zijn. De eenvoud van het Grieksche treurspel was Vondel's ideaal; Aristoteles' leer van het cU'ama, in de uitlegging van Gerard Vossius, zijn richt snoer. Toch volgt hij dezen niet slaafs en wil loos. In het voorbericht van Jeptha" zegt hij dat het zien meer de harten beweeght dan het aenhooren en verhael van het gebeurde"; in zijne werken brengt hij deze waarheid meer dan eens in praktijk. Moet of mag men in de tableauvivant-ensembles, waarmede sommige zijner treur spelen versierd zijn, pogingen zien om het gebrek aan dramatische kracht daarvan te hulp te komen ? Verdient het geen opmerking, dat hij zich in het voorbericht van den Gijsbrecht" verontschuldigt, dat hij zoo vele psrsonon laat optreden; geen op merking dat in dit treurspel aan de eenheid van plaats niet stipt wordt vastgehouden, dat Arent op het tooneel sterft? Dit alles is echter eerst in de tweede plaats van belang; het is een kwestie van vorm. Wat is oorzaak dat de treurspelen van Corneille en Ilacine, welke evenmin uitmunten door overmaat van handeling, ons, bij die van Vondel vergeleken, reuzen van dramatische gloed en kracht toeschij nen. Wat is oorzaak dat Sophocles, Shakespeare en gehuld, de handen in een langharige mof verscholen, op haar gemak komt aamvandelen. Berta, mompelt Hans verrast en voort snelt hij, als een pijl uit een boog, totdat hij de wandelaarster genaderd is. Wat een alleraangenaamste verrassing. Hoe lief van je om rne tegemoet te wande len, roept hij al voor de begroeting. Ik begon al ongerust te worden, zegt ze hartelijk. Dag Hans ! hoe gaat het ? Heb je 'n goeic reis gehad '; En ze steekt hem onbeschroomd 't lieve mondje toe, net als hij zich voorgesteld heeft. O, een uitmuntende reis, schorst hij luchtig. Om 4.2-i kwam ik half bevroren te Amsterdam aan. Toen moest ik eerst een vrouwtje terecht helpen, dat den weg niet wist, daarna moest ik een visite maken bij mr. van Welde op de Keizersgracht en eindelijk heb ik den pelgrimstocht naar hier aanvaard. Maar waarom ben je niet met de tram gekomen, Hans! Die is al een half uur ge leden gepasseerd en ik heb zoo naar je uit gekeken. Ja, dat 's een allerakeligste geschie denis, zuchtte hij. Ik was natuurlijk van zins met de tram te gaan, maar verbeeld je, zoo kom ik uit de wachtkamer van het tramstation en zoo zie ik mijn vrouw aan komen, een groote regcnmantel aan, een reishoedje op, alsof ze van plan was een uitstapje naar 't Gooi te maken of zoo iets. Zeg, je weet immers dat er een tante van haar woont te Naarden? Misschien wou ze daar naar toe. Enfin, je begrijpt nu, waar om ik de tram moest laten schieten. (Slot volgt.) Ilacine, hoe verschillend de vorm hunner werken moge zijn, als dramatische dichters worden erkend en Vondel bestrijding vindt ? Ik geloof dit, dat de vorm bijzaak is en. een waarachtig dramatisch dichter zich aan zyn banden weet te ontwringen ; dit, dat Vondel het dramatische zag in het uit wendige, zij in het inwendige ; dat zij de kunst verstonden personen te scheppen, te doen leven, krachtig en onverwoestelijk, Vondel slechts die, toestanden en afzonderlijke gevoelens te schilderen met kleur en gloed; dit, dat zij dramatisch zagen en voelden, Vondel niet. De dramatis personae van Gijsbrecht oan Aemstel zijn schaduwen en schimmen; zij missen merg, kracht, relief. Zij schijnen te leven omdat zij op het tooneel wandelen, zij drukken zich niet met onuitwischbare trekken ia ons geheugen; zij ontglijden en ontglippen ons. De toestanden grijpen ons soms aan, de lyriek omlispelt en omsuizelt ons, verheft en verwarmt, de epiek treft en verbaast, overweldigt en bedwelmt; de perso nen laten ons koud, van dramatisch genot is weinig sprake. Niet het binnenste wordt in be weging gebracht, doch de verbeelding geprikkeld, het oor gestreeld. Is het louter toeval dat Vondel's treurspelen soms het tegendeel zijn van hetgeen zij willen. De Gijkbrecht is klassiek in opzet en vorm; is de stof, het fond, bijna geheel uitwen dig, meer geschiedenis dan gemoedsstrijd, meer vertooning dan botsing van hartstochten, niet veeleer romantisch ? Zou het de invloed van ras of milieu zijn? een terugslag van onzen smaak voor het tastbare en sprekende ? Is het niet merk waardig dat een treurspel van den klassieken Vondel onze voorliefde voor het kijkstuk, zoo gul tegemoet komt, zoo aangenaam streelt en kittelt? Het massacreeren van Uozewijn en de nonnen aan het slot van het derde bedrijf vindt steeds den meesten, warmsten en oprechtsten bijval. Het publiek, dat de overige gedeelten in stille aan dacht, met kalme belangstelling volgt, schijnt eerst door dit sprekende schilderij" werkelijk warm te worden, werkelijk in ontroering, in geestdrift te geraken. Zijn de organen van het gezicht bij ons zooveel fijner ontwikkeld dan die van het gevoel, of spreken de eerste zoo peel gemakkelijker aan? De Koninklijke Vereeniging had zich voor de vertooning van Vondel's gelegenheidsstuk blijkbaar zeer veel moeite gegeven, moeite die niet ver spild is, die dank en prijs verdient. Het treur spel moest bijna geheel nieuw aangekleed worden. De decoraties, door de Heeren Maandag en van der Hilst geschilderd, gaven eene goede en degelu'ke illusie van de voor te stellen plaatsen en verblij ven, al stonden zij in kracht en karakter niet alle op de hoogte van de oude, de historische van den stadsscnouwburg. Vooral het poortgezicht in het eerste en de burcht in het laatste bedrijf maakten een flinken indruk. De kostumen waren wat nieuw, wat te uitdagend glimmend en glinsterend; blijkbaar was naar juistheid en verscheidenheid gestreefd. De tooneelmrichting, vooral het optreden der reien, getuigde van smaak en studie. Dat de vertooningen aan het begin en het slot, vooral de eerste, niet veel indruk maakten, wien zal het verwonderen? De vreugde, verbazing en ontroering van een plotse ling en onverwachts ontzette stad tooneclmatig te schilderen is geen gemakkelijke taak; het is een klein drama op zich zelf. De artisten teu slotte, en op deze komt het voor mij in het treurspel van Vondel in de eerste plaats aan, vervulden hun taak met ijver en toewijding; allen schenen overtuigd van het gewichtige en eervolle der hun opgelegde taak; over het geheel lag een waas van ernst en kracht, van stemming en karakter. Als zoo vaak vonden de fraaiste gedeelten, het verhaal van Arent en de rei Waer viert op rechter trou", de fraaiste vertolking. De heer de Jong (Arent) wist het pittige stuk poëzie door kleur en gloed in dictie te doen leven, te dramatiseeren. Mevrouw Holtrop zeide den rei met vol en helder geluid, eenvoudig en met overtuiging, zoader overdrijving, zonder coquetterie in stem en toon; aangenaam was het mij vooral, dat zij zich van gebaren onthield; wat in deze lyrische zangen de stem niet vermag, zal ook door hand- en armbewegingen niet verwezenlijkt kunnen worden. De heer Van Schoonhoven CGijsbrecht) verstaat als weinigen de kunst van verzen zeggen; hij hoede zich echter voor overdrijving, voor te matelooze zucht naar afwisseling en de tailleering. Zijn vertolking was soms wat zwaar, wat stroef, wat langzaam. De heer Bouwmeester behaalde als steeds luiden bijval met het verhaal van den bode. Op mij maakt dit nooit zooveel indruk als dat van Arent, om verschillende rede nen, vooral misschien omdat het na de lange be richten der beide Aemstels komt. Juffrouw de Leur en de heer Smits zeiden den rei van Edelingen zeer gelukkig; juffrouw Coerdes deed in dien der Klarissen door haar klanklooze voordracht da klaagzang-stemming goed uitkomen; toch ware eenige afwisseling van toon, vooral in het begin, gewenscht geweest. Door smaakvolle en waardige houding en voordracht maakte de heer Clous (de heer van Vooron) in den korten dialoog met Gijs brecht een zeer goeden indruk. Mevrouw Poolman (Badeloch) wist de klip der overgevoeligheid niet. steeds te ontzeilen; haar stem leent zich niet te best voor het ireurspel; herhaaldelijk klonk zij onschoon, gemaakt en onwaar. Hoeveel gelukkiger en verdienstelijker was haar spel als Elsje in De Bruiloft. De heer van Dommelen (Vosmeer) mis dreef door het te veel, de heer Ising (Willebord) door hst te weinig. Door tempering en aanzetting van kleur ware met beide rollen meer indruk te maken. Vooral de laatste schijnt mij liet bestudeeren en doordringen wel waard; aan do lijjuurvan den slimmen, kahncn. moedigen Willebord ware misschien wel eenige oorspronkelijkheid te geven. JJe bruiloft, van Klorïs en Roosje gaf als steeds veel onschuldig genoegen. Men wake er echter voor het op zich zelf onbeduidende zangspslletje, vooral de smulpartij, meer dan noodig te rekken. Van den nieuwjaarswensch troffen vele gedeelten, blijkens den daaraan geschonken bijval, doel. H. J. M. THAMARA. De nieuwe opera Thamara, ran Bourgaiilt-Ducoudray, waarmede de directeuren der Groote Opera te Parijs, de lili. Jiitt en Gaiihard, zeer tegen luui zin de reeks voordeelige voorstellingen van Lohengrin hebben moeten afbreken, is zeer tegen de verwachting, een succes geweest. Men i vreesde dat de directeuren, door liuii cahier des j charges tot het opvoeren der opera gedwongen, ! met het «lonteercn schriel zouden te werk gaan; men vreesde dat de componist, Bourganlt-Ducou.dray, meer theoretisch mnziekgeleerde en instru mentalist dan dramaticus zou blijken te zijn: men vreesde dat liet libretto, door Louis GaLet aan eene novelle van hemzelven ontleend, en sterk op de legende van Judith gelijkend, niet spannend genoeg zou zijn; dit alles is meegevallen. Thamara is de schoonste jonge maagd waarop de stad Bakoe zich beroemen kan. Bakoe wordt belegerd, alles weeklaagt PU jammert. Morgen zal de driedubbele vestingwal onder liet bombar dement door jXonr-Eddin, shuli van Perzië, tegen de stad geopend, 'bezwijken. De graanhoizeu zija ledig, de bronnen opgedroogd. Tont est ruiiie et mort, Subissons not.re sort! Het volk is moedeloos. Vergeefs vermaant Kliirvan, de Tartaarscho opperbevelhebber, het tot weerstand bieden. Waartoe ? Nour-Eddin is toch morgen overwinnaar. Nonr-Eddiu zal morgen niet meer leren," zegt plotseling de Jioogepriester, die, Thamara aan de hand geleidend, op de tre den van den tempel verschijnt. Thamara, de trots van Bakoe, heeft de nachten in gebed doorgebracht; God heeft haar eindelijk verhoord: zij zal den overwinnaar verwinnen. Zonder schroom, zonder zwakheid zal zij hem weten te treffen. De priester zingt: Pais de ta voix une caresse, Eais nu charme de tes beaux yeux. Sols comme nu fruit délicieux, Dounant, la mort apres l'ivresse. Thamara is bereid om dien raad te volgen; als men haar vraagt of zij niet zal terugdeinzen als zij den suHan ziet, //au. repoussaut, visage, immonde et uoir," of zij hem wel zal durven aan/ion, antwoordt zij moedig: .-/.T'oserai!" Tiet, volk en de soldaten begeleiden met hun gejuich Thaiuara's vertrek. Het tweede tableau speelt in het koninklijk paviljoen, waar Xour-Eddiu verblijf houdt. Het is eon soort harem, in de tuinen van een paleis dicht hij de legerplaats ingericht. Op Perzische tapijten, op zijden kussens, zijn rozen gestrooid, en om den sultan heen dansen en zingen zijn schoonste vrouwen in Jiarem-co.stimm. Hier viiidt men twee curiense koren, unisono, het eene in, drie, het, andere in vijf tempo's. X onr-Eddin's odalis'ken hebben, naar het schijnt, reeds iets van de schoone Thamara gehoord, al thans wanneer de serailwaehter den sultan ver telt, dat een gesluierde jonge vrouw, Thamara genaamd, verlangt tot hem toegelaten te worden, roepen zij (weer unisono) //Ah! la perle de Bakon, cello qu'on dit si belle!... Koi, prends garde! Hedonte Eblis, Ie demon noir." Ook in den droom lieeft ,Vour-Eddin reeds een waarschuwing ontvangen, eeue verschijning, eeue vrouw, betooveri-iid schoon en doodsbleek, is tot hem geko men; onder de kussen van haar lippen, //rouge comme une fleur do sang", heeft hij zijn ziel hem voelen begeven. Maar nauwelijks was het visiocu verdwenen, of hij heeft tot zijn soldaten ge roepen : // lïestormt de stad, doodt, plundert en ver brandt !" Yassale de l'Iran, Bakou, citc rebelle, Orgueillense citadclle, Va! je t'anéautirai ! Op dit, oogenblik komt Thamara binnen. ,1 e te demande asile ! Seule fuyant la villc Qui t'a vainemeut combattu, Je me jette a tes pieds et je suis ton csclave. Hare stom rcrds bekoort Xour-Eddiu; Lij zendt do vrouwen weg, heft 'i'liamara's sluier op en. blijft betoon crd door hare schoonheid. Hij werpt zich aan hare voeten on liet. meisje is verbaasd, in plaats van hot afschuwelijk monster, een schooncn wclopgcvopilcn prins to vindon, /ij lieot't \ourEddin don dood gezworen: zal zij haren eed kun nen houden: /ij begint, mot to eisohen dat, hij Bakoe, zal vrij lat.cn, maar Xonr-Eddiii hecht nog moor aan zijn wraak, dim aan de liefde van haar die l r, j toch reeds in zijn macht heeft. Thamara smeekt, \vcont, dreigt; alles vergeefs. Zij wil ver trokken, iiij houdt, haar terug. Oiiblions tont, los peines, ma cliérie, Roste la, sur iiion coour;.... Ta eliair a ]<? parfum de l'jimbre et du santal, Toi, plus bolle que Nourmalial! hamara laat zich verleederen; de vorst is jong; on schoon on zingt liet, haar toe in heerlijk sleponde plirascn, door ilc violonocl .streelend bege leid, liet. scherm valt. (Hot, werd tijd, zegt. Kever). In hot volgende tableau zijn Thamara on .\onrEddiu nog alleen; zij hooft hom nog niet gedood; hij slaapt. Do muziek schildert zijn droom, liefde en oorlog; maar weldra mengen er zich onzicht bare stemmen in, die Thamara hare lafhoid, haar verraad verwijten. Bloedige schimmen rijzen op. Ah! los rnorfs dovant moi, les morts mo maudissent. Met, reu kreot, van wanhoop stort zij zich, den lL opgeheven, op Xour-Kddin. Changement a vue. Plotseling is, Iegelijk met den dülkstoot, hof toonoil geheel donker gewor den, on als, bijna onii!u]dolli]k daarop, hot, licht terugkomt, is men weer in liakoc. De huizen zijn mot, bloemen en groene, takken versierd; de menigte komt op do markt, juichend, pal mee. zv,aaiend, zingend: soldaten groeten met banieren. ru Avapens cu scharen zich voor den ingang vau den tempel. Kliirvan hooft het leger vau den sultan op de vlucht gejaagd, de stad is vrij, men komt Thamara toejuichen. Maar Thamara komt op, treurig tot sterven s toe, en voor zich staroud. Op don drempel gekomen, waar de priester baar Macht, ziet, zij iSour-Eddiu's schim en doodt zich met dcuzclfden dolk die hem trof. liet libretto, door Gallet, die reeds herhaalde lijk libretto's arrangeerde, aan zijn eigen novelle ontleend, is voldoende dramatisch. Al kent inea.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl