Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 759
scheiden ambtenaren, die zich bij de oppositie
hadden aangesloten, eenvoudig ontslagen.
Bleek er toen iets van gevaar voor het bestaan
der regeering?
Ja, enkele dagbladen en kamerleden der oppo
sitie protesteerden en spraken van de officieele
candidatuur, maar de partijgenooten van den
minister hadden niets dan lof voor zijn krachtige
houding. Hij zat vaster dan ooit op zyn zetel. En
van een sterke beweging onder de kiezers, van
een vast voornemen om een regeering, die de
staatkundige vrijheid harer ambtenaren zoo weinig
eerbiedigde, bij de eerste gelegenheid te doen
vallen, was geen sprake.
Wat zou er dan wel in een socialistischen
staat geschieden, wanneer een krachtige regeering,
begeerig om in weerwil van talrijke misslagen
haar eigen bestaan te verzekeren, meen de in
vloed te moeten uitoefenen op de verkiezingen?
Zouden de economisch afhanlcelijke kiezers dien
invloed beter weerstaan dan de Fransche amb
tenaren? Zouden zij ter verdediging hunner
vrijheid het gevaar willen loopen van een ont
slag, dat gelijk zou staan met hongerdood
ofbalMngschap? Immers, hoe zou de ontslagene werk
kunnen krijgen, wanneer de staat de eenige
werkgever is of hoe zou hij voor eigen rekening
iets kunnen produceeren om in zijn onderhoud te
voorzien, wanneer alle productiemiddelen in han
den zjjn van den staat? Inderdaad; men kan
zich moeielijk voorstellen, dat er velen zouden
zjjn, wier vrijheidsgevoel hen by deze gevaren
ion dryven tot krachtige daden.
Kan men dan onderstellen, dat er na gebleken
misbruik van macht door de regeering, onder de
economisch afhankelijke kiezers van den
socialisttschen toekomststaat, een sterkere beweging zou
ontstaan dan tegenwoordig onder de economisch
onafhankelijke kiezers in Frankrijk? Het is,
dunkt mij, niet minder moeielijk zich dat te ver
beelden.
Welnu, wat zou dan in een socialistischen staat
een krachtige regeering, bestaande uit moedige
en niet al te nauwgezette mannen, weerhouden
van misbruik van gezag? Niets, geloof ik. Ten
yoordeele van zich zelt en van hare vriendjes en
em voldoening te geven aan vooroordeelen van
haar zelf en van haar kring zou zy zich schuldig
maken aan misbruik van macht op een schaal,
waarvan wij ons tegenwoordig geen voorstelling
kannen maken. Tenzij plichtgevoel haar mocht
weerhouden. Dat is natuurlijk zeer goed
mogelyk. Maar als dit het eenige beletsel van wille
keur moet zijn, dan wachtte men met de verwer
kelijking van den socialistischen staat nog enkele
eenwen, tot de zedelijke ontwikkeling der
menschheid zoover gevorderd is als daarvoor vereischt
wordt.
Er ligt wel eenige waarheid in uw opmerkingen;
zoo hoor ik van socialistische zijde zeggen. Maar
gij vergeet, dat de tegenwoordige toestand in dit
opzicht niet veel beter is. Er moge een minder
heid wezen, wier staatkundige vrijheid beter ge
waarborgd is dan ze in den socialistischen staat
zou zijn, de arbeider, de groote meerderheid dus,
is hier even afhankelijk van zijn patroon, als hij
daar zou wezen van den almachtigen staat.
Het is helaas waar, dat de eerbied van vele
patroons voor de vrijheid hunner werklieden niet
groot genoeg is om te bewerken, dat zij hun die
vrijheid laten in alles, wat geen betrekking heeft
op den te verrichten arbeid. Maar aan den ande
ren kant is de kring, waarbinnen de zaken liggen,
ia welke zij veel belang stellen en in welke zij
dos zullen beproeven de vrijheid hunner arbeiders
te beperken, veel enger dan die der zaken,
waarmede de socialistische staat, zich bezighoudt.
En ten tweede: het ontslag, dat zij kunnen ge
ven, hun zwaarste straf, dwingt niet als ontslag
uit' den dienst in een socialistischen staat tot
hongerdood of verhuizing naar een ander land,
maar is ten hoogste oorzaak van een tijdperk
van armoede, dat duurt tot de ontslagen arbei
der elders werk gevonden heeft. Daarom heeft
een werkman tegenover den individueelen werk
gever veel meer vrijheid, dan hij tegenover de
regeerders in een socialistischen staat zou heb
ben. Daarom zou zijn toestand in zulk een
presenteert ze hem met een fierheid, die hem
goeddoet aan zijn hart. Want de angst is
hem niet vreemd, dat ze zich voor de bui
tenwereld zou schamen over haar pas ont
loken liefde ; een liefde geboren uit een reine
bewondering voor zijn kunstenaarstalent,
maar gevoed door een weeke sympathie voor
zijn persoonlijkheid, zooals die zich heeft
ontwikkeld in de wanhopige worsteling tegen
zijn karakfcerlooze vrouw, van wie de wet
hem nu gelukkig scheiden zal. Werktuigelijk
lispelt hij de hartelijke woorden na, die hem
kloek en forsch in de ooren klinken : »tante,
dat is nu Hans, mijn Hans !" En terwijl hij
verheerlijkt door deze oprechte introductie
eenige vriendelijke woorden met de oude
dame wisselt om de kennismaking te verge
makkelijken, rept ze zich, in 't lekkerste
hoekje bij de kachel een gemakkelijken stoel
voor hem aan te schuiven, uit hartelijke be
zorgdheid dat hij verkleumd zal zijn van de
snerpende kou.
Onwillekeurig verhaast Hans zijn stap,
want phantasie en werkelijkheid schij
nen maar weinig schreden van elkaar te
liggen en 't genot van de phantasie heeft
zijn verlangen naar de werkelijkheid opge
wekt. De invallende duisternis, zacht getem
perd door het bleeke licht eener smalle
maansikkel heeft den gezichtskring zoodanig
vernauwd, dat hij de nadering van een
wandelaar niet bespeurt, voor 't krakend geluid
van een voetstap op den dun besneeuwden
kiezelweg zijn oor treft. Luisterend blijft hij
Staan, scherp uitkijkend in de richting van
?waar 't geluid komt, totdat hij de flauwe
schaduw van een menschengestalte onder
scheidt, waaruit zich weldra een jonge dame
ontwikkelt, die in een donkeren pelskraag
staat nog aanmerkelijk slechter zijn dan hij te
genwoordig reeds is.
Maar zelfs indien dit niet zoo was; indien in
den socialistischen staat de vrijheid van den ar
beider niet kleiner werd dan zy in onze maat
schappij is; ook dan nog zou het verwerkelijken
van dien staat niets anders beteekenen dan het
brengen der vrije minderheid in den onvrijen
toestand der meerderheid, terwijl ons doel m. i.
behoort te zyn: het brengen der onvrije meerder
heid in den vrijen toestand der minderheid. De
bereiking van het socialistisch ideaal zou dus zelfs
in dit geval en in dit opzicht nog een ontzettende
achteruitgang zijn.
D. G. JELGEUSMA..
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Paleis voor Volksvlijt (Xod. Toonéel):
G-ysbrecht van Aemstet. ? De Bruiloft
van KLoris en Roosje.
De Koninklijke Vereeniging liet Nederlandsen
Toonéel" heeft de traditie, door den brand van
den stadsschouwburg op zoo noodlottige wijze ver
broken, blijkbaar tot veler voldoening en tevre
denheid in eere hersteld. Gysbrecht en De bruiloft
vonden l Januari van het aangevangen jaar
talrijker, dankbaarder en aandachtiger gehoor
dan ooit. Voor den tooneelspeler, tooneeldirecteur
en tooneelverslaggever bestaat misschien geen
heuglijker gezicht dan een volle schouwburgzaal,
het bewijs van belangstelling in het tooneel en
de tooneelspeelkunst. Hoe jammer dat deze bij
ons voor zoo groot gedeelte het spel van
toeval en gewoonte is; dat het vervolg van
het jaar steeds zoo jammerlijk bij het begin af
steekt. Door de Koninklijke Vereeniging worden
herhaaldelijk drama's vertoond, die dieper im
pressie moeten maken, grooter dramatisch genot
schenken dan Vondei's treurspel en het
boerenoperaafje. Waar is dan het publiek, dat den
schouwburg bij den aan pang vari het jaar zulk
een gezelligen aanblik geeft ?
De balans van de deugden en gebreken, van
het voor en tegen van Gij-brecht van Aemstel is
opgemaakt. Tuut est dit et l'on vient trop tard.
Iets nieuws over het treurspel in het midden te
brengen is moeilijk, zoo niet onmogelijk. Men
heeft het in velen afgekeurd, dat zij het Vondel
kwalijk durfden nemen, dat zijn opvatting van
het dramatische een andere is clan de onze. Waar
om? Dat dit werkelijk het geval is, zal zeker
ieder toegeven. Het kwalijk nemen is misschien
onrechtvaardig, het ontkennen zou onverstandig
zijn. Het betreuren staat ieder vrij. Mij heeft
het wel eens toegeschenen dat Vondel zelf ge
voeld heeft, dat zijn opvatting een gebrekkige
was, dat zijn treurspelen, welke lyrische en epische
schoonheden zij mogen bevatten, weinig dramatisch
zijn. De eenvoud van het Grieksche treurspel was
Vondel's ideaal; Aristoteles' leer van het cU'ama,
in de uitlegging van Gerard Vossius, zijn richt
snoer. Toch volgt hij dezen niet slaafs en wil
loos. In het voorbericht van Jeptha" zegt hij
dat het zien meer de harten beweeght dan het
aenhooren en verhael van het gebeurde"; in zijne
werken brengt hij deze waarheid meer dan eens
in praktijk. Moet of mag men in de
tableauvivant-ensembles, waarmede sommige zijner treur
spelen versierd zijn, pogingen zien om het gebrek
aan dramatische kracht daarvan te hulp te komen ?
Verdient het geen opmerking, dat hij zich in het
voorbericht van den Gijsbrecht" verontschuldigt,
dat hij zoo vele psrsonon laat optreden; geen op
merking dat in dit treurspel aan de eenheid van
plaats niet stipt wordt vastgehouden, dat Arent
op het tooneel sterft?
Dit alles is echter eerst in de tweede plaats
van belang; het is een kwestie van vorm. Wat
is oorzaak dat de treurspelen van Corneille en
Ilacine, welke evenmin uitmunten door overmaat
van handeling, ons, bij die van Vondel vergeleken,
reuzen van dramatische gloed en kracht toeschij
nen. Wat is oorzaak dat Sophocles, Shakespeare en
gehuld, de handen in een langharige mof
verscholen, op haar gemak komt
aamvandelen.
Berta, mompelt Hans verrast en
voort snelt hij, als een pijl uit een boog,
totdat hij de wandelaarster genaderd is.
Wat een alleraangenaamste verrassing.
Hoe lief van je om rne tegemoet te wande
len, roept hij al voor de begroeting.
Ik begon al ongerust te worden, zegt
ze hartelijk. Dag Hans ! hoe gaat het ? Heb
je 'n goeic reis gehad '; En ze steekt hem
onbeschroomd 't lieve mondje toe, net als
hij zich voorgesteld heeft.
O, een uitmuntende reis, schorst hij
luchtig. Om 4.2-i kwam ik half bevroren
te Amsterdam aan. Toen moest ik eerst
een vrouwtje terecht helpen, dat den weg
niet wist, daarna moest ik een visite maken
bij mr. van Welde op de Keizersgracht en
eindelijk heb ik den pelgrimstocht naar hier
aanvaard.
Maar waarom ben je niet met de tram
gekomen, Hans! Die is al een half uur ge
leden gepasseerd en ik heb zoo naar je uit
gekeken.
Ja, dat 's een allerakeligste geschie
denis, zuchtte hij. Ik was natuurlijk van
zins met de tram te gaan, maar verbeeld
je, zoo kom ik uit de wachtkamer van het
tramstation en zoo zie ik mijn vrouw aan
komen, een groote regcnmantel aan, een
reishoedje op, alsof ze van plan was een
uitstapje naar 't Gooi te maken of zoo iets.
Zeg, je weet immers dat er een tante van
haar woont te Naarden? Misschien wou ze
daar naar toe. Enfin, je begrijpt nu, waar
om ik de tram moest laten schieten.
(Slot volgt.)
Ilacine, hoe verschillend de vorm hunner werken
moge zijn, als dramatische dichters worden erkend
en Vondel bestrijding vindt ? Ik geloof dit, dat de
vorm bijzaak is en. een waarachtig dramatisch
dichter zich aan zyn banden weet te ontwringen ;
dit, dat Vondel het dramatische zag in het uit
wendige, zij in het inwendige ; dat zij de kunst
verstonden personen te scheppen, te doen leven,
krachtig en onverwoestelijk, Vondel slechts die,
toestanden en afzonderlijke gevoelens te schilderen
met kleur en gloed; dit, dat zij dramatisch zagen en
voelden, Vondel niet. De dramatis personae van
Gijsbrecht oan Aemstel zijn schaduwen en schimmen;
zij missen merg, kracht, relief. Zij schijnen te leven
omdat zij op het tooneel wandelen, zij drukken zich
niet met onuitwischbare trekken ia ons geheugen;
zij ontglijden en ontglippen ons. De toestanden
grijpen ons soms aan, de lyriek omlispelt en
omsuizelt ons, verheft en verwarmt, de epiek treft
en verbaast, overweldigt en bedwelmt; de perso
nen laten ons koud, van dramatisch genot is
weinig sprake. Niet het binnenste wordt in be
weging gebracht, doch de verbeelding geprikkeld,
het oor gestreeld. Is het louter toeval dat Vondel's
treurspelen soms het tegendeel zijn van hetgeen
zij willen. De Gijkbrecht is klassiek in opzet en
vorm; is de stof, het fond, bijna geheel uitwen
dig, meer geschiedenis dan gemoedsstrijd, meer
vertooning dan botsing van hartstochten, niet
veeleer romantisch ? Zou het de invloed van ras
of milieu zijn? een terugslag van onzen smaak
voor het tastbare en sprekende ? Is het niet merk
waardig dat een treurspel van den klassieken
Vondel onze voorliefde voor het kijkstuk, zoo gul
tegemoet komt, zoo aangenaam streelt en kittelt?
Het massacreeren van Uozewijn en de nonnen aan
het slot van het derde bedrijf vindt steeds den
meesten, warmsten en oprechtsten bijval. Het
publiek, dat de overige gedeelten in stille aan
dacht, met kalme belangstelling volgt, schijnt eerst
door dit sprekende schilderij" werkelijk warm te
worden, werkelijk in ontroering, in geestdrift te
geraken. Zijn de organen van het gezicht bij ons
zooveel fijner ontwikkeld dan die van het gevoel,
of spreken de eerste zoo peel gemakkelijker aan?
De Koninklijke Vereeniging had zich voor de
vertooning van Vondel's gelegenheidsstuk blijkbaar
zeer veel moeite gegeven, moeite die niet ver
spild is, die dank en prijs verdient. Het treur
spel moest bijna geheel nieuw aangekleed worden.
De decoraties, door de Heeren Maandag en van
der Hilst geschilderd, gaven eene goede en degelu'ke
illusie van de voor te stellen plaatsen en verblij
ven, al stonden zij in kracht en karakter niet
alle op de hoogte van de oude, de historische
van den stadsscnouwburg. Vooral het poortgezicht
in het eerste en de burcht in het laatste
bedrijf maakten een flinken indruk. De
kostumen waren wat nieuw, wat te uitdagend
glimmend en glinsterend; blijkbaar was naar
juistheid en verscheidenheid gestreefd. De
tooneelmrichting, vooral het optreden der reien, getuigde
van smaak en studie. Dat de vertooningen aan
het begin en het slot, vooral de eerste, niet veel
indruk maakten, wien zal het verwonderen? De
vreugde, verbazing en ontroering van een plotse
ling en onverwachts ontzette stad tooneclmatig
te schilderen is geen gemakkelijke taak; het is
een klein drama op zich zelf. De artisten teu
slotte, en op deze komt het voor mij in het
treurspel van Vondel in de eerste plaats aan,
vervulden hun taak met ijver en toewijding; allen
schenen overtuigd van het gewichtige en eervolle
der hun opgelegde taak; over het geheel lag een
waas van ernst en kracht, van stemming en
karakter.
Als zoo vaak vonden de fraaiste gedeelten, het
verhaal van Arent en de rei Waer viert op
rechter trou", de fraaiste vertolking. De heer
de Jong (Arent) wist het pittige stuk poëzie
door kleur en gloed in dictie te doen leven, te
dramatiseeren. Mevrouw Holtrop zeide den rei
met vol en helder geluid, eenvoudig en met
overtuiging, zoader overdrijving, zonder coquetterie
in stem en toon; aangenaam was het mij vooral,
dat zij zich van gebaren onthield; wat in deze
lyrische zangen de stem niet vermag, zal ook door
hand- en armbewegingen niet verwezenlijkt
kunnen worden. De heer Van Schoonhoven
CGijsbrecht) verstaat als weinigen de kunst van verzen
zeggen; hij hoede zich echter voor overdrijving,
voor te matelooze zucht naar afwisseling en de
tailleering. Zijn vertolking was soms wat zwaar,
wat stroef, wat langzaam. De heer Bouwmeester
behaalde als steeds luiden bijval met het verhaal
van den bode. Op mij maakt dit nooit zooveel
indruk als dat van Arent, om verschillende rede
nen, vooral misschien omdat het na de lange be
richten der beide Aemstels komt. Juffrouw de
Leur en de heer Smits zeiden den rei van
Edelingen zeer gelukkig; juffrouw Coerdes deed in
dien der Klarissen door haar klanklooze voordracht
da klaagzang-stemming goed uitkomen; toch ware
eenige afwisseling van toon, vooral in het begin,
gewenscht geweest. Door smaakvolle en waardige
houding en voordracht maakte de heer Clous (de
heer van Vooron) in den korten dialoog met Gijs
brecht een zeer goeden indruk. Mevrouw Poolman
(Badeloch) wist de klip der overgevoeligheid niet.
steeds te ontzeilen; haar stem leent zich niet te
best voor het ireurspel; herhaaldelijk klonk zij
onschoon, gemaakt en onwaar. Hoeveel gelukkiger
en verdienstelijker was haar spel als Elsje in De
Bruiloft. De heer van Dommelen (Vosmeer) mis
dreef door het te veel, de heer Ising (Willebord)
door hst te weinig. Door tempering en aanzetting
van kleur ware met beide rollen meer indruk te
maken. Vooral de laatste schijnt mij liet
bestudeeren en doordringen wel waard; aan do lijjuurvan
den slimmen, kahncn. moedigen Willebord ware
misschien wel eenige oorspronkelijkheid te geven.
JJe bruiloft, van Klorïs en Roosje gaf als steeds
veel onschuldig genoegen. Men wake er echter
voor het op zich zelf onbeduidende zangspslletje,
vooral de smulpartij, meer dan noodig te rekken.
Van den nieuwjaarswensch troffen vele gedeelten,
blijkens den daaraan geschonken bijval, doel.
H. J. M.
THAMARA.
De nieuwe opera Thamara, ran
Bourgaiilt-Ducoudray, waarmede de directeuren der Groote
Opera te Parijs, de lili. Jiitt en Gaiihard, zeer
tegen luui zin de reeks voordeelige voorstellingen
van Lohengrin hebben moeten afbreken, is zeer
tegen de verwachting, een succes geweest. Men
i vreesde dat de directeuren, door liuii cahier des
j charges tot het opvoeren der opera gedwongen,
! met het «lonteercn schriel zouden te werk gaan;
men vreesde dat de componist,
Bourganlt-Ducou.dray, meer theoretisch mnziekgeleerde en instru
mentalist dan dramaticus zou blijken te zijn:
men vreesde dat liet libretto, door Louis GaLet
aan eene novelle van hemzelven ontleend, en sterk
op de legende van Judith gelijkend, niet spannend
genoeg zou zijn; dit alles is meegevallen.
Thamara is de schoonste jonge maagd waarop
de stad Bakoe zich beroemen kan. Bakoe wordt
belegerd, alles weeklaagt PU jammert. Morgen
zal de driedubbele vestingwal onder liet bombar
dement door jXonr-Eddin, shuli van Perzië, tegen
de stad geopend, 'bezwijken. De graanhoizeu zija
ledig, de bronnen opgedroogd.
Tont est ruiiie et mort,
Subissons not.re sort!
Het volk is moedeloos. Vergeefs vermaant
Kliirvan, de Tartaarscho opperbevelhebber, het tot
weerstand bieden. Waartoe ? Nour-Eddin is toch
morgen overwinnaar. Nonr-Eddiu zal morgen
niet meer leren," zegt plotseling de Jioogepriester,
die, Thamara aan de hand geleidend, op de tre
den van den tempel verschijnt. Thamara, de trots
van Bakoe, heeft de nachten in gebed doorgebracht;
God heeft haar eindelijk verhoord: zij zal den
overwinnaar verwinnen. Zonder schroom, zonder
zwakheid zal zij hem weten te treffen. De priester
zingt:
Pais de ta voix une caresse,
Eais nu charme de tes beaux yeux.
Sols comme nu fruit délicieux,
Dounant, la mort apres l'ivresse.
Thamara is bereid om dien raad te volgen;
als men haar vraagt of zij niet zal terugdeinzen
als zij den suHan ziet, //au. repoussaut, visage,
immonde et uoir," of zij hem wel zal durven
aan/ion, antwoordt zij moedig: .-/.T'oserai!"
Tiet, volk en de soldaten begeleiden met hun
gejuich Thaiuara's vertrek.
Het tweede tableau speelt in het koninklijk
paviljoen, waar Xour-Eddiu verblijf houdt. Het
is eon soort harem, in de tuinen van een paleis
dicht hij de legerplaats ingericht. Op Perzische
tapijten, op zijden kussens, zijn rozen gestrooid,
en om den sultan heen dansen en zingen zijn
schoonste vrouwen in Jiarem-co.stimm. Hier viiidt
men twee curiense koren, unisono, het eene in,
drie, het, andere in vijf tempo's.
X onr-Eddin's odalis'ken hebben, naar het schijnt,
reeds iets van de schoone Thamara gehoord, al
thans wanneer de serailwaehter den sultan ver
telt, dat een gesluierde jonge vrouw, Thamara
genaamd, verlangt tot hem toegelaten te worden,
roepen zij (weer unisono) //Ah! la perle de
Bakon, cello qu'on dit si belle!... Koi, prends
garde! Hedonte Eblis, Ie demon noir." Ook in den
droom lieeft ,Vour-Eddin reeds een waarschuwing
ontvangen, eeue verschijning, eeue vrouw,
betooveri-iid schoon en doodsbleek, is tot hem geko
men; onder de kussen van haar lippen, //rouge
comme une fleur do sang", heeft hij zijn ziel hem
voelen begeven. Maar nauwelijks was het
visiocu verdwenen, of hij heeft tot zijn soldaten ge
roepen :
// lïestormt de stad, doodt, plundert en ver
brandt !"
Yassale de l'Iran, Bakou, citc rebelle,
Orgueillense citadclle,
Va! je t'anéautirai !
Op dit, oogenblik komt Thamara binnen.
,1 e te demande asile !
Seule fuyant la villc
Qui t'a vainemeut combattu,
Je me jette a tes pieds et je suis ton csclave.
Hare stom rcrds bekoort Xour-Eddiu; Lij zendt
do vrouwen weg, heft 'i'liamara's sluier op en.
blijft betoon crd door hare schoonheid. Hij werpt
zich aan hare voeten on liet. meisje is verbaasd,
in plaats van hot afschuwelijk monster, een
schooncn wclopgcvopilcn prins to vindon, /ij lieot't
\ourEddin don dood gezworen: zal zij haren eed kun
nen houden: /ij begint, mot to eisohen dat, hij
Bakoe, zal vrij lat.cn, maar Xonr-Eddiii hecht nog
moor aan zijn wraak, dim aan de liefde van haar
die l r, j toch reeds in zijn macht heeft. Thamara
smeekt, \vcont, dreigt; alles vergeefs. Zij wil ver
trokken, iiij houdt, haar terug.
Oiiblions tont, los peines, ma cliérie,
Roste la, sur iiion coour;....
Ta eliair a ]<? parfum de l'jimbre et du santal,
Toi, plus bolle que Nourmalial!
hamara laat zich verleederen; de vorst is jong;
on schoon on zingt liet, haar toe in heerlijk
sleponde plirascn, door ilc violonocl .streelend bege
leid, liet. scherm valt. (Hot, werd tijd, zegt. Kever).
In hot volgende tableau zijn Thamara on
.\onrEddiu nog alleen; zij hooft hom nog niet gedood;
hij slaapt. Do muziek schildert zijn droom, liefde
en oorlog; maar weldra mengen er zich onzicht
bare stemmen in, die Thamara hare lafhoid, haar
verraad verwijten. Bloedige schimmen rijzen op.
Ah! los rnorfs dovant moi, les morts mo
maudissent.
Met, reu kreot, van wanhoop stort zij zich, den
lL opgeheven, op Xour-Kddin.
Changement a vue. Plotseling is, Iegelijk met
den dülkstoot, hof toonoil geheel donker gewor
den, on als, bijna onii!u]dolli]k daarop, hot, licht
terugkomt, is men weer in liakoc. De huizen
zijn mot, bloemen en groene, takken versierd; de
menigte komt op do markt, juichend, pal mee.
zv,aaiend, zingend: soldaten groeten met banieren.
ru Avapens cu scharen zich voor den ingang vau
den tempel. Kliirvan hooft het leger vau den
sultan op de vlucht gejaagd, de stad is vrij, men
komt Thamara toejuichen. Maar Thamara komt
op, treurig tot sterven s toe, en voor zich staroud.
Op don drempel gekomen, waar de priester baar
Macht, ziet, zij iSour-Eddiu's schim en doodt zich
met dcuzclfden dolk die hem trof.
liet libretto, door Gallet, die reeds herhaalde
lijk libretto's arrangeerde, aan zijn eigen novelle
ontleend, is voldoende dramatisch. Al kent inea.