Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.759
de ziekte toegeschreven aan de reusachtige inspan
ning, die de schrijver van zyn lichaam eischte.
Hy' deed ongeloofelyke tochten, te voet, per
vélocipède, te paard of per boot. Dikwijls roeide
h\j van Criquetot, waar hy woonde, alleen de Seine
af tot Roaan of Vernon, zonder zich een
oogenblik rust te gunnen. Aan de zeebadplaatsen waar
hy vertoefde, was hij byna nog meer bekend door
zyne waaghalzerijen, dan door zyn romans. Maar
dit alles geeft nog geen voldoende verklaring;
en iedere verklaring neemt niets weg van het
treurige van het noodlot, dat den grooten en nog
zoo jongen schrijver getroffen heeft. j
De razernij is voorafgegaan door een poging j
tot zelfmoord, waaromtrent Figaro al heel spoedig
bericht had. In den nacht van Vrijdag op Zater
dag heeft Guy de Maupassant te Cannes zes
revolverschoten op zijn eigen hoofd gelost; met
een revolver, waaruit zijn bediende echter voor
zichtigheidshalve de kogels had weggenomen. Toen
het doodschieten hem niet gelukt was, nam de
Maupassant een scheermes, eri trachtte zich den
hals af te snijden. Hij bracht zich een breede
wond to3 aan de linkerzyde van d3n hals, maar
toch niet Z)0, dat zy zijn leven in gevaar bracht."
Eenigen tijd geleden gaf, in een aardig boekje,
Enquête sur l'évilution littéraire, de heer Huret
ook een beschrijving van de ontvangst bij Guy
de Maupassant, waaruit ook reeds diens zwaarmoe
dige levensbeschouwing van de laatste tijden,
nu mett het eenmaal weet, is op te maken.
Ik bel. Een bediende, een lakei, verschijnt.
Ge kent het onbeschaamde gezicht, dat men in
alle vestibules van de ainbitieuse bourgeois kan zien.
.Monsieur is niet thuis." Ik schreef toch maar
een paar woorden op mijn kaartje en werd bin
nengelaten. We gingen door een antichambre
met Arabische tapijten versierd, en kwamen in een
weelderig ingerichte kanier, die ik geen tijd heb
om te beschreven, waar zachte kleuren de
hoofdtinten vormden, en die in haar algemeenen indruk
mij alles behalve uitmuntend van smaak scheen.
De heer des huizes trad binnen. Ik bekeek hem
met nieuwsgierigheid en bleef verstomd. Guy
de Maupassant! Guy de Maupassant! Zooveel
tyd als er noodig is om te buigen, een stoel te
kiezen en te gaan zitten, herhaalde ik in mij
zelf den naam en keek naar den kleinen man
vóór mg. Schouders niet te breed, zware
twee. kleurige moustaches, kastanjebruine haren. Hij
gaf my beleefd een wenk om te gaan zitten, maar
by d<? eerste woorden die ik uitte over litteratuur,
enquête, enzoovoorts, zette hij een zeer knorrig
gezicht, alsof hy aan hoofdpijn leed, of zich in een
ander opzicht erg on prettig gevoelde. O monsieur",
zeide hy, en zijn woorden kwamen er moedeloos
uit, en zijn geheele uiterlijk deed aan spleen den
ken, ik smeek u, spreek mij niet over litteratuur;
ik lijd aan erge zenuwhoofdpyn; overmorgen ver
trek ik naar Nice, op order van myn dokter, de
atmosfeer hier te Parijs drukt mij neder, de drukte,
de agitatie,... ik ben inderdaad in 't geheel niet
wel." Ik sprak mijn sympathie uit en naderde het
onderwerp nu nogmaals met de meeste beschei
denheid, om te trachten althans een vage raeening
uit hem te krijgen. O litteratuur, mijnheer, daar
spreek ik nooit over; ik schrijf als ik er lust in
heb, maar er over spreken, dat nooit! Daarenbo
ven ik ken op 't oogenblik in 't geheel geen !
schry vers; ik ben op goeden voet met Zola, met de
Goncourt, ondanks zijn Mémoires, maar toch zie
ik hen zelden, en de anderen nooit; ik ken alleen
Dumas fils, maar ons gebied is niet hetzelfde, en
wy spreken nooit over litteratuur; er zijn zoo
veel andere onderwerpen." Ik zette groote oogen
op. Ja," zeide ik, omdat ik zijn smaak daarvoor
kende, zeilen.'' O ja, en zooveel meer.
Wacht, het bewijs, dat ik u de waarheid zeg, is
dit: niet lang geleden beloofden ze mij een fau
teuil in de académie, acht en twintig stemmen
vast, en ik heb geweigerd, en decoraties en aller
lei; neen inderdaad, het interesseert me niet;
spreken we alstjeblieft niet meer over litteratuur."
Onder de latere berichten vinden wij nog het
volgende: In Maupassant's omgeving wist men het
al lang, dat de geest van den dichter ziekbsgon
te worden, en wat het meest tragische is, de
dichter wist het zelf. In de laatste weken had hij
herhaaldelykgeheugenisstoornissen en zenuwaan val
len, en in de perioden van gezondheid daartusschen
observeerde hij zich met dezelfde scherpzinnigheid
en helderheid, alsof hij een persoon uit een van
zjjn romans was geweest. Zijn blik, die hem niet
bedroog, onthulde hem ook de waarheid omtrent
hemzelven, zijn laatste sujet. Toen hij wist hoe
het met hem stond, uitte hij den wensch, zijn tes
tament te maken, en ontbood zijn uitgever
Ollendorf en zyn vriend George Ohnet per telegram
naar Cannes; zij vertrokken terstond, maar kwamen
reeds te laat.
Maupassant's trouwe dienaar, de matroos van
zyn boot, die ook altoos met hem op jacht ging,
wist wel dat zijn meester gek werd. Deze nam
groote hoeveelheden aether in, en toen men hem
die ontnomen had, liep hij onlangs geheel naakt
door den tuin van zijn villa, om aether schreeu
wend. Sedert veertien dagen werden de aan
vallen heviger, toen haalde ook de matroos de
kogels uit de patronen, en wist alle wapenen en
messen te verwyderen. Alleen een Japansch
papiermes was vergeten; Guy heeft er zich een
krachtige snede in de keel mee gegeven; toch niet
doodelijk. In den nacht daarop werd hij razend;
hij beet en krabde, en moest gebonden worden.
De kalmeerende middelen die men hem gaf, hielpen
alleen zooveel, dat hij weer het bewustzijn kreeg
om weer om aether te roepen.
Onder de oorzaken die men opgeeft behooren
ook overspanning, sexueele uitspattingen,
morphinisme, enz.; de waarheid is, dat in Maupassant's
familie krankzinnigheid erfelijk is. Zijne moeder
lijdt aan een zenuwziekte, zóó dat zij het dag
licht niet verdragen kan; zijn broeder is krank
zinnig gestorven. De romancier zelf zeide dikwijls
tot zijn vrienden : Ik heb dezelfde ziekte als
my'ne moeder, maar ik doe wat ik kan om haar
te bestrijden-" Daarvoor dienden al zijn wanho
pige lichaamsoefeningen ; maar reeds lang vooruit
kon men zonderling heden in hem merken. Hij
was overdreven prikkelbaar; hij zond eens aan
Figaro eene dagvaarding omdat men een paar
regels wegens gebrek aan plaatsruimte geschrapt
had; den uitgever Charpentier bedreigde hij met
een proces omdat deze, zonder zijn medeweten,
zijn portret voor een zijner werken had doen
plaatsen.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN
MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP.
Das sfüdtische Museum zu Leipzig, von
seinen Anföngen bis zur Gegenwart. Von
Dr. Julius Vogel, Leipzig 1892 fol.
In tegenstelling tot de groote musea in
Duitschland, zooals we die in Berlijn, Miinchen, Dresden,
Kassei en elders aantreffen en die hun roem aan
de gunst van vorsten te danken hebben, is het
museum te Leipzig een stichting van burgers.
Leipzig was in de vorige eeuw een kunststad,
en de jaren dat Goethe er gewoond heeft (17GÓ
1768) heeft hij er veel geleerd. Daar was toen
de kunstmarkt voor Duitschland gevestigd, even
als thans te Keulen; buitenlandsche huizen had
den er hunne agenten. Onder een adreskaart,
waarop afgebeeld is, hoe een kunsthandelaar den
keurvorst in zijn magazijn ontvangt, lozen we
b.v. Inwendiger prospect von Breuningkers
Hof in Leipzig. Logirt Petrus Schenk und andere
Hollander mit allerhand raere Sachen zu
verkauffen, wass in der Welt zu bekommen ist." Ver
mogende kooplieden hadden er aanzienlijke ver
zamelingen bijeen gebracht. Vooral die van Joh.
Thom. Richter (gest. 1773) en van Gottfr. Winckler
(gest. 1795) genoten een welverdiende
verinaardheid. Op hunne handelsreizen bezochten ze antiqua
ren in hunne magazijnen en kunstenaars op hunne
ateliers, en zoo had Winckler een kabinet van
bijna 1000 schilderijen en ongeveer 23000 gravu
res weten bijeen te brengen. Maar al die
heerly'kheid kwam eens onder den hamer. Negen jaar
lang duurde de verkooping van de laatste verza
meling en de catalogus omvat zeven flinke
deelen. De behoefte aan een museum werd er
reeds in 't begin dezer eeuw gevoeld, maar het
duurde nog tientallen jaren, voor het tot star.d
kwam, en toen het eindelijk in 1848 werd geo
pend, telde de verzameling nog maar 35 schilde
ryen Rijke burgers deden echter hier, wat ze
Süidel in Frankfort, Wallraf in Keulen hadden
zien doen, en de verzameling groeide voortdurend
aan in omvang en gehalte. Bovenal verdient de
vorstelijke gift van den heer Ad. Thieme vermeld
te worden, die een groot kapitaal schonk van
welks renten uitsluitend oud Hollandsche en oud
Vlaamsche kunstwerken mogen aangekocht worden.
Hoe dj verzameling ontstaan is wordt op uitvoe
rige en boeiende wijze door Dr Julius Vogel ver
teld, terwijl een aantal heliogravures en andere
reproducties tot opluistering aan het werk zijn
toegevoegd.
Verslag aangaande een onderzoek in de
archieven van Rusland ten bate der
Nederlandsche geschiedenis. Door dr.
C. C. Uhlenbeck. 's-Gravenhage Mart.
Nijhoff 1891. 8»."
Wat prof. Blok sedert jaren ten bate van onze
geschiedenis uit Duitsche archieven en bibliothe
ken opzocht, wat anderen vroeger reeds in Belgi
en Frankrijk gedaan hebben, dat heeft nu dr.
Uhlenbeck in Rusland verricht. Deze moeielijke
taak kon aan geen ander beter toevertrouwd zijn,
en de door hem verkregen resultaten zijn dan
ook vooral voor onze handelsgeschiedenis van het
grootste belang. In zijne inleiding is de schrijver
echter eenigzins onbillijk in zijne kenschetsing
van de onbekendheid met Rus-s'sche taal en let
terkunde ten onzent, en een uitroep, dat het
Russisch in Nederland nauwelijks meer bekend is
dan het Toengoezisch of Jakoetisch, kan alleen
zyn voortgesproten uit onbekendheid met wat
onze bibliotheken in deze bezitten. Zoo krijgt
b v. de Universiteits-bibliotheek te Amsterdam
even goed de Wjestnik Jewropy als de Deutsche
Rundschau of de Nuova A itologia, om van andere
wetenschappelijke tijdschriften in Slavische talen
geschreven niet te spreken.
Geldersche Volks-Almanak voor 1892.
Hoofdredacteur J. C. W. Quack. Arnhem
1891. kl. 8°.
De Volksalmanakken en Jaarboekjes bekleoden
een voorname plaats in onze geschiedkundige lite
ratuur. Tot de kleinste provincies als Drenthe
kunnen wijzen op een lange rij dier boekjes, die
schoon klein van formaat nevens de gebruikelijke
opsommingen van jaarmarkten enz., tal van histo
rische gegevens bevatten. De Geldersche
VolksAlmanak, sedert een large re ;ks van jaren onder
het bestuur van den Leer J. C. W. Quack, is al
58 jaren verschenen, en nog altijd klaagt de
redacteur over overvloed van copie in zijn porte
feuille. De pas verschenen jaargang bevat wederom
verschillende bijdragen die voor velen van belang
zijn. Maar juist daarom had de redacteur den
heer Gomarius Mes met zijn Nijmeegsche kunste
naars" thuis moeten laten. Deze heer heeft al in
de Volks-Almanak van 1889 een onbeteekenend
artikeltje onder dezen titel geplaatst, maar nu
maakt hij het al te bont. Nu wordt de gofi ge
meente gewaarschuwd Otto Mareus of Maraeus
niet te verwarren met Otto Marcelis, en van zijn
kunst wordt alleen gewag gemaakt van een niet
gemerkt stuk in het museum te Rotterdam, en
van een stuk in het museum te Berlijn. Van den
levensloop van Otto Marseus (of Marcelis) van der
Schrieck, die zeer rijk aan afwisseling is, en van
zijne schilderyen die alles behalve zeldzaam zijn,
is te veel te zeggen, dan dat ik hier het artikeltje
van den heer Mes zal verbeteren en aanvullen.
Als een kleinigheid wijs ik er slechts op, dat hij
bij het jaartal van zijn huwelijk 20 jaar misgetast
heeft. Jammer dat de Geldersche Volks-Almanak
van 1892 op zoo ergerlijke wijze door een der
gelijk artikel is ontsierd.
E. W. MOES.
* *
*
De erfenis van Meissonier. Te Parijs is men
niet weinig verbaasd, te hooren, dat het plan op
eene tentoonstelling van de werken van Meisso
nier plotseling opgegeven is. En de redenen hier
van, voor zoover zij bij het publiek bekend worden,
doen deze verbazing in bevreemding en afkeuring
verkeeren. Nog vóórdat namelijk de aarde over
het graf van den grooten kunstenaar recht vast was
geworden, is er reeds een strijd tusschen zijne erf
genamen ontbrand?zijne tweede vrouw, madame
Meissonier aan den eenen kant, en zyn zoon Cnarles
Meissouier en zijne dochter madame Egly aan
den anderen kant Deze strijd wordt ten overstaan
van het ubliek in couranten polemieken gevoerd
en heeft alle kans, nog in de gerechtszaal afge
speeld te worden. Natuurlijk beweert ieder der
beide partijen, dat de andere onwaarheid zegt, en
natuurlijk weet de toeschouwer ten gevolge hiervan
niet, of een van beiden wel de waarheid spreekt.
De kinderen van Meissonier zeggen: op den dag,
toen de experts, aan welke de organisatie der
tentoonstelling opgedragen was, aan de weduwe
bericht gaven, heeft deze verklaard, dat eene
tentoonstelling niet mocht plaats hebben en dat
het geheele kabinet zonder verwijl in het open
baar verkocht moest worden. Hoewel nu de kin
deren de weduwe aangeboden hadden, haar het,
haar toekomende gedeelte van de erfenis contant
uit te betalen, was deze bij haar wensen van eene
veiling volhard, en dus zal het tot een proces
komen. De kinderen houden zich zeer veront
waardigd, omdat zij van plan waren geweest,
zeggen zij, dn werken van hun overleden
vader bij elkaar te houden en deze vol piè'teit
in een eigen, nieuw te stichten Meissonier -mu
seum te bewaren. Daarentegen beweert nu de
weduwe, dat juist zij het geweest is, die alle
stappen gedaan heeft, om de oprichting van een
Meissonier-rauseum mogelijk te maken, dat zij
zelf; de schilderijen, in haar particulier bezit,
daarvoor had willen afgeven, dat de zoon echter,
Charles Meissonier, zich tegen de stichting van
het museum verzette. De zoon zou dan ook
gewenscht hebben dat de werken van zijn vader
in natura tusschen de kinderen en de weduwe
verdeeld zouden worden. Daar echter op deze
wijze een groot gedeelte van de schilderijen naar
Poissy, waar de zoon woont, heengesleept en dus
aan de oogen der bewonderaars van den meester
zouden worden ontrukt, heeft zy, de weduwe, een
openbare veiling, als nog meer bevorderlijk voor
Meissoniers roem beschouwd. Overigens staat zij
er niet op, en wanneer de kinderen tot de op
richting dan een museum in het huis van Meis
sonier stemden, zou het ook tot geen proces
komen. Uit deze tegenzijdige uitspraken wijs te
worden, zal wel niemand gelukken. Interessant
is het echter, dat in de aanvoeringen van beide
partijen zoo treft'jnd van de piè'teit en zorg voor
den roem van den overledene gesproken wordt,
niet echter over de waarde van vele honderd
duizenden, welke de nagelaten schilderyen verte
genwoordigen en die zeker wel in veel nauwer
verband er medu staat dan alle roem en piëteit.
Dit is in elk geval een ieit, dat na den dood van
een kunstenaar, wiens schilderijen slecht of in 't
geheel niet betaald worden, de piëteit voor den
overledene, de zorg voor dians roem nog nooit
tot een strijd tusschen zijne erfgenamen gevoerd
hebben.
Van het belangrijke Album De Militaire Wil
lemsorde, galerij van Nederlandsche helden, sa
mengesteld door P. H. K. van Schendel, is afle
vering 2 bij de firma J. M. Roldauus te Eilam
verschenen. Zy bevat plaat X?XIX, Belgischen
opstand, den Tiendaagschen Veldtocht, de Citadel
van Antwerpen, Ceram, Sumatra, Bali, Nia% Ban
tam, Borneo de expeditiën tegen de zeeroovers
1818?184(5 en 1849?52, l'alembang 1851-'52.
De Frankfurter vermeldt dat Mej. Storm van
's-Gravesande, die hier ook onder den naam
Meath-Piazza is opgetreden, ook daar in de
Lakmi' heeft gedebuteerd. Het blad noemt haar
een Japansche, en roemt buitengewoon haar actie
en haar Oostersch voorkomen. In plaats van de
uitmuntende coloratuur-zangeres, met een beetje
talent voor actie, toonde zij ons een uiterst be
gaafde actrice met een beetje stem. Hare hooge
en slanke gestalte, wier bewegingen van zeldzame
zachtheid en bevalligheid zijn, het volle zwarte
haar, dat bijna tot den grond reikt en uit een
andere werkplaats dan die van ds tooneelkapper
schijnt te kcmen, de sterk ontwikkelde
benedenhelft van haar gezicht, de matbronzen kleur rier
huid, dit alles doet oiibatvujfelbaar de
mongoolsche(!) afstamming erkennen." Maar ware
Mej. Piazza ston, of sprak zij Japansch, haar
spel zou ons geen oogenblik in twijfel laten om
trent hetgeen haar hart beweegt. Jammer dat
niet de toon van hare stem evenzoo tot het hart
gaat, als de blik van haar donkere oogen en de
glimlach van haar meestal halfgeopenden mond."
Te Görz is de blijspeldichter Julius Rosen over
leden, eerst 58 jaar oud liet Duitsch tooneel
dankt hem tal van aardige kluchten ; hij was rijk
aan grappige invallen en zeer vruchtbaar; vooral
omdat logische karakterteekening of innerlijke
waarde van een blijspel hem weinig zorg veroor
zaakte. O die Miinner, Das Schwert des DamMes,
E'm Engel, Schwere Zeiten maakten den naam van
Julius Rosen (eigenlijk Nikolaus Dussek) te Weenen
zeer geliefd; zelfs zijn zijn werken te Berlijn in
veertien deelen verschenen, hij heett daar een
tijdlang het Wallner-theater gedirigeerd.
Eene letterkundige curiositeit. Uit Rome wordt
geschreven: Voor weinige dagen is uit de na
latenschap van een' als boekenverzamelaar be
kend geestelijke een interessante letterkundige
curiositeit verkocht. Het is eene uitgave van den
Orlundo Furioso, die drie maanden na den dood
van Ariosto in Venetiëgedrukt werd. liet
ticelblad luidt: Orlando Furioao dl metser-Ludoaco
Ariosto, nobile ferrnrese, 'tinoïamente Ja lui
proprio corretto, e d'altri canti 'n-mir.i <im}iltatn;
nuovumente stampato l.j.'l'j. Het laatste blad bevat
de aanteekeningen: Stnmpato in Vctiezin per
Marchio Tessaneijii annt del signore J?'>?'!:> midi
10 Settemlrc. Zoover men weet zijn nog twee
andere exemplaren van deze editie voorhanden,
het eene in het Britsch museum, het tweede in
de verzameling van den voor twee jaren hier ge
storven Marchese Kerraioli, doch dit laatste is
onvolledig. Het derde exemplaar is voor 825 l'.re
verkocht geworden.
Te Lokeren, bij de Wed. De Srnet-Themon,
verscheen een fraai stuk poëtisch proza,
Kunstcredo, van dr. Am. de Vos (Wazenaer), voorge
dragen in de algemeene vergadering van het XXIe
Nederlandseh Congres van taal- en letterkunde
te Gent.
De directeur der Normaalschool te Brussel, de
heer Alexis Sluys, heeft bij de vereeniging De
Dageraad" te Amsterdam eene brochure doen ver
schijnen^ getiteld -De school der toekomst, waarin.
de opvoeding in het weeshuis Prévort te Ccmpuis
(dep. de l'Oise, Fr.) ten voorbeeld gesteld wordt.
Wetenschap.
DE MIST TE LONDEN.
De mist in Londen blijft een aanhoudend voor
werp van de aandacht der geleerden. En dat is
niet te verwonderen, want het hinderlijk
vertchijasel wordt voortdurend heviger, en nog heeft nie
mand een middel kunnen uitdenken, waardoor
het bestreden kan worden, zonder al te zeer de
gewone wijze van leven te veranderen.
Het is meer dan tien jaar geleden, dat de
stadsmist verklaard werd; dat de oorzaak werd aan
gegeven, door welke de mist in de stad zich zoo
veel heviger voordoet en zwaarder is in uiterlyk
dan een mist in het veld. Vroeger meende men
dat de mist niets anders was dan een vereeniging
van waterblaasjes, die zich vormden, wanneer de
hoeveelheid waterdamp in de lucht zoo aanzien
lijk was geworden, dat de damp bij een geringe
daling van temperatuur geen damp meer kon
blijven, doch vloeibaar worden moest. Het was
alleen dus de betrekking tusschen de vochtigheid
der lucht en de temperatuurverandering, die vol
gens de vroegere meening de mist veroorzaakte,
en anders niets.
Doch waarom zulk een verschil tusschen den
witten mist in het veld, en den grauwen, gelen, zwar
ten mist in de stad 'i Waar vandaan dan een zoo
voortdurende toeneming van het aantal
zwaremist-dagen ?
Deze laatste vragen vonden hun beantwoording
in de uitkomsten van het onderzoek door Aitken
ingesteld, een onderzoek, dat zoowel de
mistvorming in het algemeen verklaarde als de bijzon
derheden van de staJsrnist; een onderzoek, dat in
volledigheid der beantwoording van de opgewor
pen vragen tot de baste nasporingen van den
laatsten tijd mag gerekend worden.
Aitken toonde namelijk aan, dat niet alleen
de temperatuur en de hoeveelheid waterdamp de
vloeibaarwording van den damp bepalen, doch
dat nog een andere faktor in het spel komt: de
aanraking van den damp met een vaste stof. Was
de lucht niet anders dan het mengsel van zuivere
stikstof en zuivere zuurstof bezwangerd met
waterdamp, dan zou bij een tempwatuursverlaging
beneden het dauwpunt de waierdamp vloeibaar
worden aan de oppervlakte van de vaste voor
werpen op de aarde; tegen de bladeren en stam
men der boomen, tegen den grond zelven, tegen
de huizen, en ook in de huizen tegen de meubelen
en de kleederen. Doch de lucht is nooit een
zuiver mengsel van gassen en waterdamp. Zonder
uitzondering bevat zij zwevende vaste deeltjes, en
het zijn deze, die zich bij afkoeling omgeven met
een laagje vocht, en deze bevochtigde vaste deel
tjes vormen den nevel. De nevelcorming is gebon
den aan de in de lucht zwevende vaste deeltjes.
Deze waarheid door Aitken vastgesteld, belangrijk
zoowel voor de laboratoriumwetenschap, als voor
de meteorologie en de gezondheidsleer, is het
uitgangspunt voor het verstrekken van de ver
langde opheldering.
Het is de hoeveelheid en de aard van de vaste
deelijes, d*e de sterkte en het bijzondere uiterlyk
van de mistsoorten veroorzaken. De lucht in het
veld bevat betrekkelijk weinige en kleine deeltjes,
van daar de witte nevel die de veld-mist is. De
lucht in een stad daarentegen is rijkelijk bela/len
met de verbrandingsproducten van steenkolen,
waaronder vooral zwavelzuur belangryk is, doen
nog erger zijn de produkten van de onvolledige
verbranding zooals die in haast alle kachels in
alle huishoudens geschiedt, de deeltjes roet en
kool, die uit de schoorsteenen in de aimosfeer
worden geworpen. Deze kooldeelrjes zijn do voor
naamste schuldigen van de zware misten, waaraan
Londen een weinige be'nijdbare vermaardheid heeft
te danken, die ook in andere groote steden zich
meer gaan vertoonen, en toenemen, naarmate de
bevolking en daarmede het aantal haardsteden
aangroeit. En als men nagaat dat het aantal
mistdagen in Londen in den loop van 20 jaren
met meer dan de helft is toegenomen, dat in den
laatsten strengen winter niet minder dan vijftig
mistdagen voorkwamen, behoett men zich niet te
verwonderen, dat men vurig naar een remedie
tegen de kwaal verlangt.
Is de mist nadeelig voor de gezondheid'? In
vele opzichten niet zoo zeer, als men misschien
denken zou. Vooreerst leert het onderzoek van
Aitken zelf reeds, dat men de stofjes in de lucht
niet te zeer verwenschen moet. Want zonder hen
zou er geen nevelvorming en wellicht ook geen
regen wezen, doch daarentegen zou bij
temperatuurverlaging de waterdamp vloeibaar worden
tegen huizen en kleederen, ook binnenshuis, ter
wijl de mist het vocht nu zwevende houdt.
13ovondien schijnt mist eer nadeelig voor do ver
menigvuldiging van bacteriën te wezen dan be
vorderlijk. Mon heeft uit de sterftetabellen
ineenen te moeten besluiten, dat de zware mist
een acute oorzaak was van vele sterftegevallen,
doch een meer nauwkeurige beschouwing maakt
het waarschijnlijk, dat niet de inist zelve oorzaak
is van de op haar volgende verhooging van het
sterftecijfer, docüde met haar gepaard gaande
temperat uursverlaging.
Daartegenover staat, dat de mist vele schade
lijke bestanddeelcn der lucht vasthoudt, zoodat
zij zich. niet kunnen verspreiden. Het
koolzuurgehalte werd bij een zware mist bevonden meer
dan driemaal het normale cijfer te wezen, en het
zwavelzuur kan niet anders dan schadelijk wezen.
Voor planten is de werking van den stadsmist
zonder twijfel uiterst nadeelig, en houders van
kweekbuizen en broeikassen bemerken dat maar
al te zeer. En zeker mag men gelooven, dat een
deel der schadelijke werking, die voor planten
vaak onmiddelijK noodlottig is, ook voor de alge
meene gezondheid van menschen en dieren na
deelig moet wezen. Dat deel is de vermindering
van het zonlicht. Want zoovele scheikundige
in