Historisch Archief 1877-1940
No. 760
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
stemming en aandacht van den ernstigen toehoorder
verbreekt en afleidt, en ook op de uitvoerders
demoraliseerend werkt, moet ik met kracht blijven
protesteeren tegen deze slechte gewoonte.
v. M.
DERKINDEREN's NIEUWE MUURSCHILDE
RING IN DE KUNsTZAAL VAN HET
PANORAMA.
Het is reeds acht jaar geleden dat Derkinderen
de ontwerpen maakte voor de muurschildering,
die thans voleindigd in de kunstzaal van het
Panorama tentoongesteld is; voor acht jaar, toen
het zeven eeuwen geleden was dat de stad 's
Hertogenbosch door hertog Hendrik I werd gesticht.
dacht hij zich in, en schikte dein beeld brenging
van die gedachte tot een reeks tafreelen, die
allegorisch zouden voorstellen, die gebeurtenis
plaats gehad in den fanatieken tijd van de kruis
tochten, den tijd van streng gelooven en heldenmoed.
Eerst vijf jaar daarna ging hij tot bet schilderen
van dit doek over, want vóór dat de Maatschappij
van het Nut besloten had, hem de uitvoering van
z\jn ontwerpen op te dragen, om de muurschil
dering daarna aan de stad 's Hertogenbosch ter
plaatsing in het Raadhuis aan te bieden, ontwierp
en voleindigde erkindereri nog eerst zijn wel
bekende Processie van het Heilige Sacrament van
Mirakel, nu drie jaar geleden ook in de kunstzaal
van het Panorama tentoongesteld.
Wel moest hij veel in de eerste ontwerpen voor
deze muurschildering wijzigen, en de pft'en gang
der allegorische tafreelen, zooals hij zich die aan
vankelijk tot een gedragen compositie gedroomd
had, weer opnieuw construeeren, in de door
poorten en consoles onderbroken muur der Bos
sche Raadzaal.
De stichting van den Bosch is het uitgangspunt
van de gehfiele schildering, en de in-beeld-hrenging
van die gebeurtenis neemt ook het groote mid
denvak der triptiek in. door Derkinderen aange
bracht aan de linkerzijde der poort, tusschen de
lambmeering en de consoles; op de twee zijvak
ken der triptiek staan als vertegenwoordigers van
de twee groote machten in dien tijd, het geestelijk
of kerkelijk, en het wereldlijk genas-, de twee
figuren van Paus Urbanus en Keizer Frederik
Barbarossa, onder wier pontificaat en regeering
deze gebeurtenis plaats had.
Rn. boven deze triptiek en doorgaand over de
volle lengte van den muur, zijn zeven tafreolen
aangebracht waarop de gezaghebbendste predikers
en de groote aanvoerders der kruistochten zijn
verbeeld, beginnende met Peter van Amiens en
eindigende mot Lodewijk van Frankrijk, op zijn
sterfbed te Tunis.
Op den boven- en onderrand dezer lange rij
tafreelen staan de spreuken en namen van deze
fanatieke middeneeuwers-, en beginnende met den
machtigen uitroep van Pater van Amiens Deus
vult" eindigen zij in rt«n oofrnoedigen uitroep van
Lodewijk Beau Sire Dieu Jésus Christ, garde
moi et route ma panvre gent."
En aan den anderen kant van de poort is een
allegorische voorstelling gegeven van de barm
hartigheid, een deugd die volgens de kroniek
schrijvers den Bosschenaars zeer eigen was Deze
korte inleiding vooraf, de belangstellende be
zoeker kan uit de uitvoeri<?-explikatieva hrnohurn
van den fleer Veth (die in de Kr.nstzaal te ver
krijgen is) zeer juist de wijsheid waarmede de
compositie in hare logische aaneenvolging is .samen
gesteld, leeren kennen.
Dit nieuwe werk van Derkinderen is geen
kurst die spontaaa overmeestert, maar eerst
langzaam in volheid opbloeit voor onzen .geest om
des te inniger na te werken.
Deze kunst heeft niets gemeen met do veel
sneller overrompelende verrukkingskunst der im
pressionisten, maar zij is dan ook uit geheel an
dere invloeden ontstaan. Geven de impressionisten
den indruk van de natuur terug zonder te rade
te gaan, wat nu wel heel precies de voorwerpen
zijn die tot het geven van dien indruk aan
leiding waren; zijn de impressionisten daar
door meer vizioonair dan de realisten, die de
voorwerpen afbeelden ter wille van de karakteris
tiek van de concreetheid zelf; zoo gaat
Derkinderen verder dan een van die twee, hij verbeeldt
zijn gedachte zooals hij zich die na veel zuive
ring tot beelden gedroomd heeft, hij voegt bijeen
het mooi van alles dat hem frappeerde, het mooi
van strakke architectuur, met de stille pracht
van gedempte gobelijnkleuren ; de rijke ornamen
tiek van planten met do soberheid van
mooigehaalde eenvoudige letters, en al het mooi geziene,
mooi-gehoorde, mooi gedachte heeft hij samenge
voegd om van dat alles na veel reflectie een werk
te maken van Harmonie.
Zoo is deze kunst een gedachte kunst te noe
men, in tegenstelling van de vizioenaire, kmist der
impressionisten; hier vooral dient op gewezen te
worden (ot het welbegrijpen van deze nieuwe
kunstuiting.
Het was Derkinderen meer om de grootheid
der verbeelde daden en de geestelijke macht dor
verbeelde figuren te doen, dan om de
archeologisch-jniste rijkheid van kleeding en uiterlijk
waard igheidsvertoon, hij hoeft het klein-historische
en authentieke vermeden, ter wille van het wel
uitdrukken van het bojjr'p waarom die figuren
en daden hier afgebeeld zijn.
Zoo heeft Derkinderen dan in deze rreks
beelden den essentieelsten karaktertrek dor mid
deneeuwen gesymboliseerd. streng-geloof; want
door de kracht van hun geloof waren de strijders
helder-, zooals de primitieven door hun gelooven
groote artistcn waren.
Ia wijs gevoelde, harmonieus gedempte kleuren,
het geheel zich als een effen gedofte goudkleur
voordoende, heeft hij in een streng samenstel
van lijnen, in de eenvoudigste schildering de zeer
expressieve figuren verheeld, die in groote inti
miteit, omdat zij ons zoo welbekend, maar te ge
lijk vermooit, omdat zij zoo ver af zijn zoo
lang geleden, als rijen beelden onze oosen voorbij
gaan, bij het aandachtig aanhooren van wat die
oude kroniekschrijvers verhalen; en toen zijn vast
gezet als geschreven op den muur, waar zij zullen
blijven als de belichaamde gedachte van dien
grooten artist, die moderner door zijn symbolieke kunst,
dan onze modernste schilder is, maar die, door in de
daden van de strenge geloovers de mooiheid van
dat innig geloovcn te vereeren, iets van het on
gerepte heeft gehouden van de naïve primitieven.
Derkinderen heett door dit heerlijk werk, de
eerste uiting gegeven in ons land aan den drang
die ook bij de schilders gevoeld wordt, om door
de verbeelding van het concreete een Gedachte
kunst te geven.
WlLLEJI J)U TOVlï.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
De heeren van Arti, die het bestier over het
fonds-\Villink-van-Collen hebben, wenschten dit
keer eens een recht eerwaardig souvenir op te
rakelen uit de dagen van vader Van Bree, en gaven
dus als omlerwerp tot den jaarlijkschen nationalen
kamp voor beoefenaars der schilderkunst beneden
de dertig, een degelijk geteekenden expresaitkop op.
En in dien wedstrijd hebben er onvervaard, niet
minder dan achtenveertig meege'longen : de lief
hebbers worden elk jaar meer, onrustbarend
eigenlijk.
Achtenveertig koppen, ongeteld zulke die door
eenige gulle mededingers nog op den koop toe in
dezelfde lijst werden gegeven, zijn in Arti thans
te i.ijk, achtenveertig behoorlijk ingelijste kop
per, die kwamen vragen orn den prijs.
Vragen ... o. zij zingen en drinken en lachen,
die koppen, zij vleien en ze zetten een braaf
gezicht en ze zeuren, zij doen grappig en tevreden,
zij zoeken en volharden, zij schertsen en peinzen,
zij koketteeren en smachten en maken grimassen en
knipoogen en krimpen en bidden om den prijs. en
de enkelen die doen alsof ze van den prijs geen
kwaad weten, maken nog het beste figuur in dit
drukke Panopticum-gezelschap. Druk, maar in zijn
soort waarlijk nog te inkompleet. Want de Wraak,
de Gierigheid, do Heerschzucht, de Wroeging, de
Haat en de Valschheid. worden tot schade van
het souvenir aan Van Bree noode gemist in
deze dwaze maskerade van erge uitdrukkingen,
al wordt men daarentegen aangenaam verrast,
door wel den Wellust vertegenwoordigd te vinden.
Van degenen die een onderscheiding mochten
verwerven, is er n in geslaagd werkelijk een kop
met uitdrukking te schilderen : de premiewinner,
die een anemifisch, natuurlijken spiritueel meisje-,
bukkend ons laat aanstaren zóó dat het gezicht
ons bijblijft. Jammer anders dat deze wel belo
vende schilder al dadelijk zeo.-eel onfraaie han
digheid en quasi-belle peinture laat, zien. [n een
ander meisjeskopje en profil, dat er niet onbe
schaafd uitziet, voornamelijk misschien door het
aanwenden van den truc van een donker
gluci.-t, een truc die versmaad had hehooren te
worden, is een klein gedeelte waar-ijk zeer deli
caat: het neusje. Opvallend zelfs hier, en bijna
vermakelijk van rauwhcïd. is een oude bes met
een rl«sch, die blijkens haar motto het rationeele
van de aper af komst-leer heeft te bewijzen. Maar
het excessieve is er zoo echt in, de violentie van
het afschuwelijke is zoo weinig onbeholpen, dat men
onwillekeurig denken moet aan een schilder die we!
beter kan, maar die met do opiaat' van den wed
strijd eens den draak hoeft willen steker1. Opmer
kelijk, ook als h'Mvijs dat de zienswijze van de
groep dor jonge l'rsnscho syntlie'istcn bij ons op
het «ogenblik een aanhanger blijkt te hebben, is
een stnk dat aan Lef eind hangt van den
reehterwand: een criiketspelei' op een terrein b,] net
liijkaMuseum. In do figuur van den jongen is met het
wild-naïeve, beel-gekleurde, nog niet veel moois
bereikt, maar in de fijne lucht en de huizen
daarbij, treft iets ernsïig-straks van stylccrinfj.
Aantrekkelijk nog is een figuur, die Christus te
verbeelden heet en waarin een jong Haagsch
schilder, van voorloopig wat weinig verscheiden
heid, maar ze< r groote stelligheid van gave, met
hartstochtelijk willende hand, van een zeereigen,
een zeldzaam sterk en toch een heel teer palet,
de embryo van een grandioos geval heeft weten
te schilderen.
Ean gezicht dat men had kunnen zetten tnsschcn
de vele geforceerd zoet-lachende, triviaal-lachende.
en grijnslachende facies op de
Willink-van-Collenexpositie. is dat van den Ilaagschen briefschrijver
in het Hn.ndel.Mad, toen hij verleden week over
de tentoonstelling in Pulchri een grappigen brief
wilde schrijven.
Die man wilde lachent hardop lachen in zijn
machtelooze gramschap. En het is een afschuwelijke nu
ance van een lach geworden, de honende lach van
iemand die weet dat het gedaan is met hem en
met wat het zijne was, on die niet waardig weet
heen te gaan: die in zijn wanhoop dan de treurige
partij kiest van met geweld te lachen met zulk
een makaheren lach, waar het akelig doodsgerochel
al in doorklinkt. Och, dat het de menschen toch
zoo gruwelijk hinderen kan, te moeten zien dat
i hun rijkje uit is.
| Do Brusselsche schilderskring de Voorwaarts,"
j dio naar het voorbeeld van de Twintiger! voor
j hare tentoonstellingen ook buitenlanders inviteert,
l heefr dit jaar (na eerst auri amlore deur te hebben
i aangeklopt) zich als Ilollandich representant tot
den heer Kamerling!! Onnes gow-cnd, diy voor do
thans geopende expositie er een stilleven, heeit
i ingezonden. liet doet /Ie Bnissel--che kriliek den
ken aan het werk van Floris Verste;1, dstt zij
kenj nen van de Vini/t van verleden jaar.
j liet aanstaand verschijnen wordt aangekondigl
! van een bij Deman te, Brussel uit te geven nieuwe
i kunstpuMicatic. waarvan Lemonnier, Hiu^mans,
Kalm, Mallarri'é, l'ie-'ird, Verhaoren. Oemohter,
i Maus, Eekliond on Gilkiu zullen nir-ilowci'ken:
| een modern Fran.;c!"i-l)ölgu\-;-.h artistiek orgaan
j dn-*, naar don t*e«it ongeveer van de vroegore
l li'-rite, iudi'i>*)!di'<i:'e. In België, waar de jonge
kunst zich "p rowi-lit en strijdvaardig {reVie-n d<>et,
kan men tegenwoordig wat aaüpiikk'-n. In
llol! land zijn wij met iluze dingen zeer bij lielgii' lc:i
| achter.
j De K/H.r/f, die in do eerste da;;on van Februari
hare jaarlijkschötentoonstelling te l!ni-:-el openen
zal. heeft dit keer vooral verscheidene Kngelsche
en Franscho artisten nirgeno-"ligd. dio doen aan
wat men met hot verkeerde woord kititstinditblrie
pleegt aan t« duiden.
Ook zal men er, zoo kompleet mogelijk, het
werk bijeen vinden van Georget Seurat, den onlangs
overleden Parij,-chen neo-impressionist.
De bekende Engelsche aestheticus John Addington
Symonds, die om gezondheidsredenen in het Zuiden
woont, der kt dit jaar met een groot werk in twee
doelen over Michel Angelo gereed te komen.
Bij Garnier te Parijs zal binnenkort ook een
j boek over Michel Angelo verschijnen, door Emil.e
Ollivier.
Men wil in Engeland moeite doen een werk
van den voornamen schilder van de prerafaelitische
groep, Ford Madox Brown, nog bij zijn leven voor
een museum aan te knopen. Holman Hunt,
Burue Jones en William Morris zijn van hen die
de zaak op touw hebben gezot. Vermoedelijk
heeft Frankrijks aankoop van W bist Iers Portret
van zijn moeder, de Engelschen een weinig ge
prikkeld, en is dit plan daarvan wel als een ge
volg te beschouwen
Eeu moeiclijkheid blijft, dat er in Londen geen
., Liixembourg" is, dat voorhai tot de National
Gallen/ zou kunnen zijn. Maar men zou dan
het schüderij van Madox Brown voorloopig voor
de kunstafdeeling in het South Kensington Museum
willen bestemmen.
Er is sprake van dat- Derkindercns thans in het
i Panorama gefxpozeerde wandschildering, daarna
! in Pulchri zou worden geéxpozeerd.
i f _ -J
De critiekman van het Nieuws heeft aan de
expressie-schilderstukken in Arti in een beschou
wing, die ik nog juist voor het ter perse gaan
van dit blad in handen krijg, zijne uitvoerige aan
dacht geschonken. Bepaald waarde heeft voor
namelijk de raad door hem aan enkele mede
dingers gegeven, om liever de kwast aan de wilgen
te hanger. Die raad is namelijk goud waard,
omdat hij gegeven wordt door iemand, die bij
ondervinding weet, wanneer men het zoover ge
komen moet achten. V.
KUNSTNIJVERHEID EN ETHNOLOGIE.
Pi'i'f. Alois Ruiinund Hein; Mea.ndt-1
Krcitze, Hiiken-Kreuzeuiidurmotiritche j
; Witbelormimen^e in Amerika. Km
l>citr<t(l ^nr (tUficvïf.incn
Ornitwerilye\ ttcJiidtle. Mit :10 Oi-K/inul Illii*trationen.
\ Wien. 11-91.
l Het denkbeeld dat de kunst kan.t en klaar als
' een dochter des Hemels op de menschen is neer
gedaald, behoeft geen verdediging meer.
Sedert de Ethnologischo wetenschap meer en
meer de geschreven historie vervangt, om ons in
te wijden in de kennis van de ontwikkeling der
volken, is men tot do ovc-rtuiaing gekomen dat
de kunst uit zeer ruwo en kleine beginselen is
! ontstaan; dat de eenvoudige versie-ring van woinnir,
! huisraad, wapens, en Meeding de oorsprong is van
j allo kunst, ook de lioo.g-.tc, ;!(> meest idealixche.
l Eigenlijk is dus de kunstnijverheid oud.>r dan de
kunst zelf en is de kunst die 1-mter om haarzelf
en niet met een praktisch doal wordt beoefend,
een verschijnsel van d» jnü'js!? oen» en. In onzen
tijd begint men in te zien dat deze lal ere ont
wikkeling ei#or:li;k f-oii a f a-ijk in g is van het on<ie j
hoogere sfeer heeft teruggetrokken, en dat hf.-t
hoog tijd wordt, dat zij wader in het praktische
leven terugkeert, om het algemeen volksleven
opnieuw te bezielen. In de impressionistische
richj ing onzer hèlo'id lagsche schilders moen ik reeds
de voorbode te zien van een meer decoratief
j kaï-akter, waarbij vooral do praktische kunst der
Japanneezen wordt nagestreefd. Wat baten de
prachtig,>te verzamelingen van schilderijen als we in
de woningen van den burgerstand nog de treurigste
smakeloosheid zien heersenen, als die woningen
slechts verblijven zijn, zoi der iers dat, met, beleid
gekozen, het oog aangenaam aandoet en zelfs in
bescheiden gehalte die woningen aantrekkelijk
maakt?
De ruwe primitieve bewoners der nog onbe
schaafde landen staan werkelijk hooger dan de
tegenwoordige beschaafde menschen, omdat zij de
kunst nog gebruiken tot veraar/genaming en ver
edeling van hun dagelijksch leven.
Daarom moeten de steeds toenemende ontdek
kingen der Etlmologie worden toegejuicht, want
zij brengen ons weder op het, rechte spr>or. Zij
zijn bestemd om de diepe kloof tusschen de hoogu
kunst en het dagelijksch leven aan te vullen en i
j daardoor niet alleen het volk te veredelen, maar [
j ook aan een oneindig grooter aantal beoefenaars
j der kunst een bestaan te bezorgen.
i Het jongste geschrift van Prof. Hein werpt
over deze gewichtige aangelegenheid een
rnerk[ waardig licht. Tot heden, zea;t hij, begint onze
kunstgeschiedenis nog altijd met de Bel-Etage;
de onderbouw is nog een problematisch gebied, '?
en eerst de Ethnologie kan ons ervan do grond- \
i vesten aantoonen. ]
j Daarom is bet voor rle Museums van Kunst- ;
' nijverheid van hei: hoogste belang dat zij op de i
; hoogte blijven van <}o nienwsfo ontdekking der i
Kihnologic, want zij zijn geroepen om het volk
een helder beeld te govc-n van do ware ontwikke
ling der kunst.
! liet onderwerp dat Prof. lloin in dit boek
voor] namelijk bezighoudt, zijn de Meander-, kruis- en '
! wervel-ornamenten uit da oudste prrio 'e
derver1 schillende vo'ken. Volgens de oude Ici'iboeken,
j die, nog op klassiek <^'"/,'i'^ alles nlh-iden van
Griekseh en Rorm'inseh, wa* h'.'.t bekend»
MoanderI crna.nent bij de Grieken aan ,a' koli,k het rvüibool
; van hor. water en. is ho' later oen loutere versie
ring ge-worden. Dit is r-u zeer juist. i)e omKte kunst
was symbolisch, do e irsfo \i-rsiei ing .--'om! in
nam1,! verband met do iirimit.eve "?atnurinidsdic'r.st. Maar
r.u ho'vüzon de omierzoekirmen dat niet !i!!e;:n bij de
i Grieken, inaar bij de moeste, volken wier ouiWe
! kunstproducten rnon h^eft r.ioeori bcstudeorer, het
j Meander-ornament een zeer geliefd orrament ;s
gewoest en r.og is, voortspruitende uit dezelfde symbo
lische opvatting. Prof. Hein bewijst dit o. a. in do
oude kuns.t der Mexicanen. Peruanen, Brazilianen
en Noord-Amerikanen. KVPU zoo algemeen waren de
\ zigzagbanclpii on ile haakkruizen, de oudste er. j
j merkwaanligste vorscbij; ingen in de prehistorische j
kunst van de Europeesche volken, de Chineezen,
Japanners en Indiërs en wordt zij nog steeds bij
voorkeur tot versiering gebezigd door de inboor
lingen van den Indisehen Archipel en Polynesië.
Waarschijnlijk mogen we later eens meer speciale
beschouwingen omtrent deze gewesten van hem
te gemoet zien.
Bij al deze volken wordt door Prof. Hein een
gelijke ontwikkelir.gs-gang aangetoond. Hij komt
daarbij tot de reeds ook in AnthropoJogüche vraag
stukken gemaakte gevolgtrekking, dat bij elk volk
zich een eigen kunst heeft ontwikkeld, in oor
sprong overal analoog, en alleen in bijzorderheden
afwijkend, eene oorspronkelijke ontluiking, die,
overal op aarde, van gelijke gegevens uitgaande,
tot overeenkomstige resultaten leidt De
menschelijke behoeften in haar eenvoudigste vormen
waren over de gehecle aarde volkoman identisch
en moesten natuurlijk een zeer groote gelijkheid
van de tot hare bevrediging gemaakte voorwerpen
in 't leven roepen. 0«der alle hemelstreken wor
den buigzame veerkrachtige stoflen tot
mantieaen matten bewerkt, wordt de plantenvezel ge
sponnen en gedraaid, getwijnd, worden weefsels
gemaakt, potten gebakken, hout besneden. Dat
deze voorwerpen van dagelijksch gebruik, wel
met duizendvoudige variatie van hetzelfde thema
toch een groote overeenkomst hebben, kan ons
niet bevreemden; maar het verbaast ons, als we
in de versiering dezer voorwerpen, zekere over
eenkomstige typen bij alle volken kunnen aantoonen.
Deze algemeene verspreide versieringsi ypen zou
men d ? ornamentale oorspronkelijke motieven kun
nen noemen.
Deze zijn : het punt, de rechte en gebogen lijn,
de gebroken rechte lijn, de zigzagband, de drie
hoek, de vierhoek, de cirkel, de spiraal. Zie.daar
de elementen, die in de ornamentiek van alle
volken voorkomen.
De groote beteekenis van het kruis in zijn ver
schillende gestalte wordt mede aangetoond Aan
vankelijk was dit overal symbolisch. De hamer
van Thor, da Grieksche Tau, het Egyptische
hengselkruis, en de talrijke kruisvormen bij de
oudMexicaansche en Peruaansche voorwerpen hebben
een analogsn oorsprong, onvermijdelijk ontstaande
uit de gelijke organisatie der menschen in ver
band met de omstandigheden wtariii zij leefden.
Dat geldt, zegt Hein, voor alle wereldstreken,
voor alle landen waar de kunst zich uit kleine
beginselen ongestoord kan ontwikkelen. Overal
eenheid. Duizende ethriografische; godsdienstige,
symbolische en decoratieve parallellen die ons de
Archeologie en Volkenkunde steeds aan het lichi
brengen, worden uit deze oorspronkelijke organi
satie des menschen, als van zelf en zonder om
slachtige bewijsvoeringen verklaard.
Deze waarheid is van groot e beteekenis voor
een juiste opvatting van de geschiedenis der
menschheid. Maar riet minder gewichtig is de
beteekenis voor hen, die den nationalon kunstzin
bij elk volk weder willen doen herleven en de
zoo gewens.chte en noodzakelijke herceui^ing van
de kunst met het dagolijksche leven beoogen.
De roeping d?r Mii-cutns van Kunstnijverheid is
bolangtijkcr dan wel gewoonlijk vermoed wordt.
Hunne taak is waarlijk niet alleen om mooie mo
dellen aan de hand te geven ter loutere navol
ging. Zoo niaalit iaën wel werklui, maar geen
kur stnijveren, geen vrije zelfdenkende en arbei
dende nationale kunstenaars.
MV,">r wel is 'innne roeping om op heldere, voor
ie er begrijpelijke wijs aan te tounen welken gang
de ontwikkeiii.g van kunstzin bij elk volk en in
elke periode genomen heeft; hoe de kunst, niet
uit n centrum, maar overal op aarde begonnen
is met de kinderlijkste eenvoudigste uitingen op
de kleine voorwerpen van dauelijktcb gi bruik,hoe
zij reeds k-efde in de hutten en holen van de prehis
torische menschen en zich verder ontwikkelde met
de toenemende vermeerdering der behoeften, tot
zij eindelijk door te groote weelde, hare praktische
bestemming verloor, geheel zelfstandig optrad
en zich vervreemdde van het dagelijksch leven.
Elke kunstverzameling, die alleen een magazijn
is van schoonheden of zeldzaamheden zonder sys
teem, vermoeit op den duur, verwart het hoofd,
verstrooit zonder te leen TI, is niets meer dan een
amusement voor ledige uren.
Maar een museum, waaiiri de oorspronkelijke
ontwikkeling der menschen op kunstgebied helder
wordt aangetoond, verruimt het hoofd, maakt los
van vooroordeelen en tcheeve begrippen en bereidt
den weg tot eigen schtpping.
Haarlem, Jan. 1802. F. W. VAX EEUK.V.
PU, KALFF OVKR SPELLING.
Wanneer ik bedenk, dat er rauwelijks drie
maanden vcrloopen zijn, sedert mijn epstel over
onze spelling in De Vragen can den DIKJ ver
scheen; en naga, van. hoeve! ? zijden en hoe krachtig
mijn streven naar vereenvoudiging wordt gesteund,
dan meen ik voorloopig alle reden tot tevreden
heid te hebben.
Dat er nu on dan ook waarschuwende stemmen
opgaan, dat er pleidooien worden gehouden voor
de besfaandc regeling dat is natuurlijk; en het
zou onbillijk zijn, htt anders te verlangen. Waar
komt men ver<inr zonder strijd?
In het laatste n1, van den 6'ïWs wijdt Dr. Kalff
Cfinigo bt-schril tvi.'i.acn aan onze spelling in verband
met mijn brochure. Ik acht het riet ondienstig
voor do zaak die ik voorsta, naar aanleiding van
dat Gidsartikel het een en acder in, 't midden
te brengen.
Is het we] ui> moeite waard (zoo heef! de heer
Ka.'IV zich blijkbaar afgevraagd), zich in vollen
ernst ie gaan bezighouden met s;jcl!ingSivye>iies,
ei; pogingen in het werk te stellen om verande
ring tu brengen in een toestand, waarmee
misschien niet ieder tevreden is, maar waarin toch
nagenoeg ieder heeft leeren berusten?
Al is Dr. Ka'fV voor zijn persoon geneigd, die
vraag ontkennend te beantwoorde!', hij is billijk
genoeg, te verklaren: Is het inderdaad de mee
ning der meesten, dio zich verplicht zien anderen
de sp'liing onzer laai te leercn, dar dit stelsel
(van Do Vries en Te Winkel) te moeilijk is;
neemt het onderwijs in de spelling op de
volkssehool zooveel kostbaren tijd in be.slsg dan is
de spelling zeker geeiie onbeteckenendc za»k
meer.''