De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 17 januari pagina 3

17 januari 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 760 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. stemming en aandacht van den ernstigen toehoorder verbreekt en afleidt, en ook op de uitvoerders demoraliseerend werkt, moet ik met kracht blijven protesteeren tegen deze slechte gewoonte. v. M. DERKINDEREN's NIEUWE MUURSCHILDE RING IN DE KUNsTZAAL VAN HET PANORAMA. Het is reeds acht jaar geleden dat Derkinderen de ontwerpen maakte voor de muurschildering, die thans voleindigd in de kunstzaal van het Panorama tentoongesteld is; voor acht jaar, toen het zeven eeuwen geleden was dat de stad 's Hertogenbosch door hertog Hendrik I werd gesticht. dacht hij zich in, en schikte dein beeld brenging van die gedachte tot een reeks tafreelen, die allegorisch zouden voorstellen, die gebeurtenis plaats gehad in den fanatieken tijd van de kruis tochten, den tijd van streng gelooven en heldenmoed. Eerst vijf jaar daarna ging hij tot bet schilderen van dit doek over, want vóór dat de Maatschappij van het Nut besloten had, hem de uitvoering van z\jn ontwerpen op te dragen, om de muurschil dering daarna aan de stad 's Hertogenbosch ter plaatsing in het Raadhuis aan te bieden, ontwierp en voleindigde erkindereri nog eerst zijn wel bekende Processie van het Heilige Sacrament van Mirakel, nu drie jaar geleden ook in de kunstzaal van het Panorama tentoongesteld. Wel moest hij veel in de eerste ontwerpen voor deze muurschildering wijzigen, en de pft'en gang der allegorische tafreelen, zooals hij zich die aan vankelijk tot een gedragen compositie gedroomd had, weer opnieuw construeeren, in de door poorten en consoles onderbroken muur der Bos sche Raadzaal. De stichting van den Bosch is het uitgangspunt van de gehfiele schildering, en de in-beeld-hrenging van die gebeurtenis neemt ook het groote mid denvak der triptiek in. door Derkinderen aange bracht aan de linkerzijde der poort, tusschen de lambmeering en de consoles; op de twee zijvak ken der triptiek staan als vertegenwoordigers van de twee groote machten in dien tijd, het geestelijk of kerkelijk, en het wereldlijk genas-, de twee figuren van Paus Urbanus en Keizer Frederik Barbarossa, onder wier pontificaat en regeering deze gebeurtenis plaats had. Rn. boven deze triptiek en doorgaand over de volle lengte van den muur, zijn zeven tafreolen aangebracht waarop de gezaghebbendste predikers en de groote aanvoerders der kruistochten zijn verbeeld, beginnende met Peter van Amiens en eindigende mot Lodewijk van Frankrijk, op zijn sterfbed te Tunis. Op den boven- en onderrand dezer lange rij tafreelen staan de spreuken en namen van deze fanatieke middeneeuwers-, en beginnende met den machtigen uitroep van Pater van Amiens Deus vult" eindigen zij in rt«n oofrnoedigen uitroep van Lodewijk Beau Sire Dieu Jésus Christ, garde moi et route ma panvre gent." En aan den anderen kant van de poort is een allegorische voorstelling gegeven van de barm hartigheid, een deugd die volgens de kroniek schrijvers den Bosschenaars zeer eigen was Deze korte inleiding vooraf, de belangstellende be zoeker kan uit de uitvoeri<?-explikatieva hrnohurn van den fleer Veth (die in de Kr.nstzaal te ver krijgen is) zeer juist de wijsheid waarmede de compositie in hare logische aaneenvolging is .samen gesteld, leeren kennen. Dit nieuwe werk van Derkinderen is geen kurst die spontaaa overmeestert, maar eerst langzaam in volheid opbloeit voor onzen .geest om des te inniger na te werken. Deze kunst heeft niets gemeen met do veel sneller overrompelende verrukkingskunst der im pressionisten, maar zij is dan ook uit geheel an dere invloeden ontstaan. Geven de impressionisten den indruk van de natuur terug zonder te rade te gaan, wat nu wel heel precies de voorwerpen zijn die tot het geven van dien indruk aan leiding waren; zijn de impressionisten daar door meer vizioonair dan de realisten, die de voorwerpen afbeelden ter wille van de karakteris tiek van de concreetheid zelf; zoo gaat Derkinderen verder dan een van die twee, hij verbeeldt zijn gedachte zooals hij zich die na veel zuive ring tot beelden gedroomd heeft, hij voegt bijeen het mooi van alles dat hem frappeerde, het mooi van strakke architectuur, met de stille pracht van gedempte gobelijnkleuren ; de rijke ornamen tiek van planten met do soberheid van mooigehaalde eenvoudige letters, en al het mooi geziene, mooi-gehoorde, mooi gedachte heeft hij samenge voegd om van dat alles na veel reflectie een werk te maken van Harmonie. Zoo is deze kunst een gedachte kunst te noe men, in tegenstelling van de vizioenaire, kmist der impressionisten; hier vooral dient op gewezen te worden (ot het welbegrijpen van deze nieuwe kunstuiting. Het was Derkinderen meer om de grootheid der verbeelde daden en de geestelijke macht dor verbeelde figuren te doen, dan om de archeologisch-jniste rijkheid van kleeding en uiterlijk waard igheidsvertoon, hij hoeft het klein-historische en authentieke vermeden, ter wille van het wel uitdrukken van het bojjr'p waarom die figuren en daden hier afgebeeld zijn. Zoo heeft Derkinderen dan in deze rreks beelden den essentieelsten karaktertrek dor mid deneeuwen gesymboliseerd. streng-geloof; want door de kracht van hun geloof waren de strijders helder-, zooals de primitieven door hun gelooven groote artistcn waren. Ia wijs gevoelde, harmonieus gedempte kleuren, het geheel zich als een effen gedofte goudkleur voordoende, heeft hij in een streng samenstel van lijnen, in de eenvoudigste schildering de zeer expressieve figuren verheeld, die in groote inti miteit, omdat zij ons zoo welbekend, maar te ge lijk vermooit, omdat zij zoo ver af zijn zoo lang geleden, als rijen beelden onze oosen voorbij gaan, bij het aandachtig aanhooren van wat die oude kroniekschrijvers verhalen; en toen zijn vast gezet als geschreven op den muur, waar zij zullen blijven als de belichaamde gedachte van dien grooten artist, die moderner door zijn symbolieke kunst, dan onze modernste schilder is, maar die, door in de daden van de strenge geloovers de mooiheid van dat innig geloovcn te vereeren, iets van het on gerepte heeft gehouden van de naïve primitieven. Derkinderen heett door dit heerlijk werk, de eerste uiting gegeven in ons land aan den drang die ook bij de schilders gevoeld wordt, om door de verbeelding van het concreete een Gedachte kunst te geven. WlLLEJI J)U TOVlï. AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST. De heeren van Arti, die het bestier over het fonds-\Villink-van-Collen hebben, wenschten dit keer eens een recht eerwaardig souvenir op te rakelen uit de dagen van vader Van Bree, en gaven dus als omlerwerp tot den jaarlijkschen nationalen kamp voor beoefenaars der schilderkunst beneden de dertig, een degelijk geteekenden expresaitkop op. En in dien wedstrijd hebben er onvervaard, niet minder dan achtenveertig meege'longen : de lief hebbers worden elk jaar meer, onrustbarend eigenlijk. Achtenveertig koppen, ongeteld zulke die door eenige gulle mededingers nog op den koop toe in dezelfde lijst werden gegeven, zijn in Arti thans te i.ijk, achtenveertig behoorlijk ingelijste kop per, die kwamen vragen orn den prijs. Vragen ... o. zij zingen en drinken en lachen, die koppen, zij vleien en ze zetten een braaf gezicht en ze zeuren, zij doen grappig en tevreden, zij zoeken en volharden, zij schertsen en peinzen, zij koketteeren en smachten en maken grimassen en knipoogen en krimpen en bidden om den prijs. en de enkelen die doen alsof ze van den prijs geen kwaad weten, maken nog het beste figuur in dit drukke Panopticum-gezelschap. Druk, maar in zijn soort waarlijk nog te inkompleet. Want de Wraak, de Gierigheid, do Heerschzucht, de Wroeging, de Haat en de Valschheid. worden tot schade van het souvenir aan Van Bree noode gemist in deze dwaze maskerade van erge uitdrukkingen, al wordt men daarentegen aangenaam verrast, door wel den Wellust vertegenwoordigd te vinden. Van degenen die een onderscheiding mochten verwerven, is er n in geslaagd werkelijk een kop met uitdrukking te schilderen : de premiewinner, die een anemifisch, natuurlijken spiritueel meisje-, bukkend ons laat aanstaren zóó dat het gezicht ons bijblijft. Jammer anders dat deze wel belo vende schilder al dadelijk zeo.-eel onfraaie han digheid en quasi-belle peinture laat, zien. [n een ander meisjeskopje en profil, dat er niet onbe schaafd uitziet, voornamelijk misschien door het aanwenden van den truc van een donker gluci.-t, een truc die versmaad had hehooren te worden, is een klein gedeelte waar-ijk zeer deli caat: het neusje. Opvallend zelfs hier, en bijna vermakelijk van rauwhcïd. is een oude bes met een rl«sch, die blijkens haar motto het rationeele van de aper af komst-leer heeft te bewijzen. Maar het excessieve is er zoo echt in, de violentie van het afschuwelijke is zoo weinig onbeholpen, dat men onwillekeurig denken moet aan een schilder die we! beter kan, maar die met do opiaat' van den wed strijd eens den draak hoeft willen steker1. Opmer kelijk, ook als h'Mvijs dat de zienswijze van de groep dor jonge l'rsnscho syntlie'istcn bij ons op het «ogenblik een aanhanger blijkt te hebben, is een stnk dat aan Lef eind hangt van den reehterwand: een criiketspelei' op een terrein b,] net liijkaMuseum. In do figuur van den jongen is met het wild-naïeve, beel-gekleurde, nog niet veel moois bereikt, maar in de fijne lucht en de huizen daarbij, treft iets ernsïig-straks van stylccrinfj. Aantrekkelijk nog is een figuur, die Christus te verbeelden heet en waarin een jong Haagsch schilder, van voorloopig wat weinig verscheiden heid, maar ze< r groote stelligheid van gave, met hartstochtelijk willende hand, van een zeereigen, een zeldzaam sterk en toch een heel teer palet, de embryo van een grandioos geval heeft weten te schilderen. Ean gezicht dat men had kunnen zetten tnsschcn de vele geforceerd zoet-lachende, triviaal-lachende. en grijnslachende facies op de Willink-van-Collenexpositie. is dat van den Ilaagschen briefschrijver in het Hn.ndel.Mad, toen hij verleden week over de tentoonstelling in Pulchri een grappigen brief wilde schrijven. Die man wilde lachent hardop lachen in zijn machtelooze gramschap. En het is een afschuwelijke nu ance van een lach geworden, de honende lach van iemand die weet dat het gedaan is met hem en met wat het zijne was, on die niet waardig weet heen te gaan: die in zijn wanhoop dan de treurige partij kiest van met geweld te lachen met zulk een makaheren lach, waar het akelig doodsgerochel al in doorklinkt. Och, dat het de menschen toch zoo gruwelijk hinderen kan, te moeten zien dat i hun rijkje uit is. | Do Brusselsche schilderskring de Voorwaarts," j dio naar het voorbeeld van de Twintiger! voor j hare tentoonstellingen ook buitenlanders inviteert, l heefr dit jaar (na eerst auri amlore deur te hebben i aangeklopt) zich als Ilollandich representant tot den heer Kamerling!! Onnes gow-cnd, diy voor do thans geopende expositie er een stilleven, heeit i ingezonden. liet doet /Ie Bnissel--che kriliek den ken aan het werk van Floris Verste;1, dstt zij kenj nen van de Vini/t van verleden jaar. j liet aanstaand verschijnen wordt aangekondigl ! van een bij Deman te, Brussel uit te geven nieuwe i kunstpuMicatic. waarvan Lemonnier, Hiu^mans, Kalm, Mallarri'é, l'ie-'ird, Verhaoren. Oemohter, i Maus, Eekliond on Gilkiu zullen nir-ilowci'ken: | een modern Fran.;c!"i-l)ölgu\-;-.h artistiek orgaan j dn-*, naar don t*e«it ongeveer van de vroegore l li'-rite, iudi'i>*)!di'<i:'e. In België, waar de jonge kunst zich "p rowi-lit en strijdvaardig {reVie-n d<>et, kan men tegenwoordig wat aaüpiikk'-n. In llol! land zijn wij met iluze dingen zeer bij lielgii' lc:i | achter. j De K/H.r/f, die in do eerste da;;on van Februari hare jaarlijkschötentoonstelling te l!ni-:-el openen zal. heeft dit keer vooral verscheidene Kngelsche en Franscho artisten nirgeno-"ligd. dio doen aan wat men met hot verkeerde woord kititstinditblrie pleegt aan t« duiden. Ook zal men er, zoo kompleet mogelijk, het werk bijeen vinden van Georget Seurat, den onlangs overleden Parij,-chen neo-impressionist. De bekende Engelsche aestheticus John Addington Symonds, die om gezondheidsredenen in het Zuiden woont, der kt dit jaar met een groot werk in twee doelen over Michel Angelo gereed te komen. Bij Garnier te Parijs zal binnenkort ook een j boek over Michel Angelo verschijnen, door Emil.e Ollivier. Men wil in Engeland moeite doen een werk van den voornamen schilder van de prerafaelitische groep, Ford Madox Brown, nog bij zijn leven voor een museum aan te knopen. Holman Hunt, Burue Jones en William Morris zijn van hen die de zaak op touw hebben gezot. Vermoedelijk heeft Frankrijks aankoop van W bist Iers Portret van zijn moeder, de Engelschen een weinig ge prikkeld, en is dit plan daarvan wel als een ge volg te beschouwen Eeu moeiclijkheid blijft, dat er in Londen geen ., Liixembourg" is, dat voorhai tot de National Gallen/ zou kunnen zijn. Maar men zou dan het schüderij van Madox Brown voorloopig voor de kunstafdeeling in het South Kensington Museum willen bestemmen. Er is sprake van dat- Derkindercns thans in het i Panorama gefxpozeerde wandschildering, daarna ! in Pulchri zou worden geéxpozeerd. i f _ -J De critiekman van het Nieuws heeft aan de expressie-schilderstukken in Arti in een beschou wing, die ik nog juist voor het ter perse gaan van dit blad in handen krijg, zijne uitvoerige aan dacht geschonken. Bepaald waarde heeft voor namelijk de raad door hem aan enkele mede dingers gegeven, om liever de kwast aan de wilgen te hanger. Die raad is namelijk goud waard, omdat hij gegeven wordt door iemand, die bij ondervinding weet, wanneer men het zoover ge komen moet achten. V. KUNSTNIJVERHEID EN ETHNOLOGIE. Pi'i'f. Alois Ruiinund Hein; Mea.ndt-1 Krcitze, Hiiken-Kreuzeuiidurmotiritche j ; Witbelormimen^e in Amerika. Km l>citr<t(l ^nr (tUficvïf.incn Ornitwerilye\ ttcJiidtle. Mit :10 Oi-K/inul Illii*trationen. \ Wien. 11-91. l Het denkbeeld dat de kunst kan.t en klaar als ' een dochter des Hemels op de menschen is neer gedaald, behoeft geen verdediging meer. Sedert de Ethnologischo wetenschap meer en meer de geschreven historie vervangt, om ons in te wijden in de kennis van de ontwikkeling der volken, is men tot do ovc-rtuiaing gekomen dat de kunst uit zeer ruwo en kleine beginselen is ! ontstaan; dat de eenvoudige versie-ring van woinnir, ! huisraad, wapens, en Meeding de oorsprong is van j allo kunst, ook de lioo.g-.tc, ;!(> meest idealixche. l Eigenlijk is dus de kunstnijverheid oud.>r dan de kunst zelf en is de kunst die 1-mter om haarzelf en niet met een praktisch doal wordt beoefend, een verschijnsel van d» jnü'js!? oen» en. In onzen tijd begint men in te zien dat deze lal ere ont wikkeling ei#or:li;k f-oii a f a-ijk in g is van het on<ie j hoogere sfeer heeft teruggetrokken, en dat hf.-t hoog tijd wordt, dat zij wader in het praktische leven terugkeert, om het algemeen volksleven opnieuw te bezielen. In de impressionistische richj ing onzer hèlo'id lagsche schilders moen ik reeds de voorbode te zien van een meer decoratief j kaï-akter, waarbij vooral do praktische kunst der Japanneezen wordt nagestreefd. Wat baten de prachtig,>te verzamelingen van schilderijen als we in de woningen van den burgerstand nog de treurigste smakeloosheid zien heersenen, als die woningen slechts verblijven zijn, zoi der iers dat, met, beleid gekozen, het oog aangenaam aandoet en zelfs in bescheiden gehalte die woningen aantrekkelijk maakt? De ruwe primitieve bewoners der nog onbe schaafde landen staan werkelijk hooger dan de tegenwoordige beschaafde menschen, omdat zij de kunst nog gebruiken tot veraar/genaming en ver edeling van hun dagelijksch leven. Daarom moeten de steeds toenemende ontdek kingen der Etlmologie worden toegejuicht, want zij brengen ons weder op het, rechte spr>or. Zij zijn bestemd om de diepe kloof tusschen de hoogu kunst en het dagelijksch leven aan te vullen en i j daardoor niet alleen het volk te veredelen, maar [ j ook aan een oneindig grooter aantal beoefenaars j der kunst een bestaan te bezorgen. i Het jongste geschrift van Prof. Hein werpt over deze gewichtige aangelegenheid een rnerk[ waardig licht. Tot heden, zea;t hij, begint onze kunstgeschiedenis nog altijd met de Bel-Etage; de onderbouw is nog een problematisch gebied, '? en eerst de Ethnologie kan ons ervan do grond- \ i vesten aantoonen. ] j Daarom is bet voor rle Museums van Kunst- ; ' nijverheid van hei: hoogste belang dat zij op de i ; hoogte blijven van <}o nienwsfo ontdekking der i Kihnologic, want zij zijn geroepen om het volk een helder beeld te govc-n van do ware ontwikke ling der kunst. ! liet onderwerp dat Prof. lloin in dit boek voor] namelijk bezighoudt, zijn de Meander-, kruis- en ' ! wervel-ornamenten uit da oudste prrio 'e derver1 schillende vo'ken. Volgens de oude Ici'iboeken, j die, nog op klassiek <^'"/,'i'^ alles nlh-iden van Griekseh en Rorm'inseh, wa* h'.'.t bekend» MoanderI crna.nent bij de Grieken aan ,a' koli,k het rvüibool ; van hor. water en. is ho' later oen loutere versie ring ge-worden. Dit is r-u zeer juist. i)e omKte kunst was symbolisch, do e irsfo \i-rsiei ing .--'om! in nam1,! verband met do iirimit.eve "?atnurinidsdic'r.st. Maar r.u ho'vüzon de omierzoekirmen dat niet !i!!e;:n bij de i Grieken, inaar bij de moeste, volken wier ouiWe ! kunstproducten rnon h^eft r.ioeori bcstudeorer, het j Meander-ornament een zeer geliefd orrament ;s gewoest en r.og is, voortspruitende uit dezelfde symbo lische opvatting. Prof. Hein bewijst dit o. a. in do oude kuns.t der Mexicanen. Peruanen, Brazilianen en Noord-Amerikanen. KVPU zoo algemeen waren de \ zigzagbanclpii on ile haakkruizen, de oudste er. j j merkwaanligste vorscbij; ingen in de prehistorische j kunst van de Europeesche volken, de Chineezen, Japanners en Indiërs en wordt zij nog steeds bij voorkeur tot versiering gebezigd door de inboor lingen van den Indisehen Archipel en Polynesië. Waarschijnlijk mogen we later eens meer speciale beschouwingen omtrent deze gewesten van hem te gemoet zien. Bij al deze volken wordt door Prof. Hein een gelijke ontwikkelir.gs-gang aangetoond. Hij komt daarbij tot de reeds ook in AnthropoJogüche vraag stukken gemaakte gevolgtrekking, dat bij elk volk zich een eigen kunst heeft ontwikkeld, in oor sprong overal analoog, en alleen in bijzorderheden afwijkend, eene oorspronkelijke ontluiking, die, overal op aarde, van gelijke gegevens uitgaande, tot overeenkomstige resultaten leidt De menschelijke behoeften in haar eenvoudigste vormen waren over de gehecle aarde volkoman identisch en moesten natuurlijk een zeer groote gelijkheid van de tot hare bevrediging gemaakte voorwerpen in 't leven roepen. 0«der alle hemelstreken wor den buigzame veerkrachtige stoflen tot mantieaen matten bewerkt, wordt de plantenvezel ge sponnen en gedraaid, getwijnd, worden weefsels gemaakt, potten gebakken, hout besneden. Dat deze voorwerpen van dagelijksch gebruik, wel met duizendvoudige variatie van hetzelfde thema toch een groote overeenkomst hebben, kan ons niet bevreemden; maar het verbaast ons, als we in de versiering dezer voorwerpen, zekere over eenkomstige typen bij alle volken kunnen aantoonen. Deze algemeene verspreide versieringsi ypen zou men d ? ornamentale oorspronkelijke motieven kun nen noemen. Deze zijn : het punt, de rechte en gebogen lijn, de gebroken rechte lijn, de zigzagband, de drie hoek, de vierhoek, de cirkel, de spiraal. Zie.daar de elementen, die in de ornamentiek van alle volken voorkomen. De groote beteekenis van het kruis in zijn ver schillende gestalte wordt mede aangetoond Aan vankelijk was dit overal symbolisch. De hamer van Thor, da Grieksche Tau, het Egyptische hengselkruis, en de talrijke kruisvormen bij de oudMexicaansche en Peruaansche voorwerpen hebben een analogsn oorsprong, onvermijdelijk ontstaande uit de gelijke organisatie der menschen in ver band met de omstandigheden wtariii zij leefden. Dat geldt, zegt Hein, voor alle wereldstreken, voor alle landen waar de kunst zich uit kleine beginselen ongestoord kan ontwikkelen. Overal eenheid. Duizende ethriografische; godsdienstige, symbolische en decoratieve parallellen die ons de Archeologie en Volkenkunde steeds aan het lichi brengen, worden uit deze oorspronkelijke organi satie des menschen, als van zelf en zonder om slachtige bewijsvoeringen verklaard. Deze waarheid is van groot e beteekenis voor een juiste opvatting van de geschiedenis der menschheid. Maar riet minder gewichtig is de beteekenis voor hen, die den nationalon kunstzin bij elk volk weder willen doen herleven en de zoo gewens.chte en noodzakelijke herceui^ing van de kunst met het dagolijksche leven beoogen. De roeping d?r Mii-cutns van Kunstnijverheid is bolangtijkcr dan wel gewoonlijk vermoed wordt. Hunne taak is waarlijk niet alleen om mooie mo dellen aan de hand te geven ter loutere navol ging. Zoo niaalit iaën wel werklui, maar geen kur stnijveren, geen vrije zelfdenkende en arbei dende nationale kunstenaars. MV,">r wel is 'innne roeping om op heldere, voor ie er begrijpelijke wijs aan te tounen welken gang de ontwikkeiii.g van kunstzin bij elk volk en in elke periode genomen heeft; hoe de kunst, niet uit n centrum, maar overal op aarde begonnen is met de kinderlijkste eenvoudigste uitingen op de kleine voorwerpen van dauelijktcb gi bruik,hoe zij reeds k-efde in de hutten en holen van de prehis torische menschen en zich verder ontwikkelde met de toenemende vermeerdering der behoeften, tot zij eindelijk door te groote weelde, hare praktische bestemming verloor, geheel zelfstandig optrad en zich vervreemdde van het dagelijksch leven. Elke kunstverzameling, die alleen een magazijn is van schoonheden of zeldzaamheden zonder sys teem, vermoeit op den duur, verwart het hoofd, verstrooit zonder te leen TI, is niets meer dan een amusement voor ledige uren. Maar een museum, waaiiri de oorspronkelijke ontwikkeling der menschen op kunstgebied helder wordt aangetoond, verruimt het hoofd, maakt los van vooroordeelen en tcheeve begrippen en bereidt den weg tot eigen schtpping. Haarlem, Jan. 1802. F. W. VAX EEUK.V. PU, KALFF OVKR SPELLING. Wanneer ik bedenk, dat er rauwelijks drie maanden vcrloopen zijn, sedert mijn epstel over onze spelling in De Vragen can den DIKJ ver scheen; en naga, van. hoeve! ? zijden en hoe krachtig mijn streven naar vereenvoudiging wordt gesteund, dan meen ik voorloopig alle reden tot tevreden heid te hebben. Dat er nu on dan ook waarschuwende stemmen opgaan, dat er pleidooien worden gehouden voor de besfaandc regeling dat is natuurlijk; en het zou onbillijk zijn, htt anders te verlangen. Waar komt men ver<inr zonder strijd? In het laatste n1, van den 6'ïWs wijdt Dr. Kalff Cfinigo bt-schril tvi.'i.acn aan onze spelling in verband met mijn brochure. Ik acht het riet ondienstig voor do zaak die ik voorsta, naar aanleiding van dat Gidsartikel het een en acder in, 't midden te brengen. Is het we] ui> moeite waard (zoo heef! de heer Ka.'IV zich blijkbaar afgevraagd), zich in vollen ernst ie gaan bezighouden met s;jcl!ingSivye>iies, ei; pogingen in het werk te stellen om verande ring tu brengen in een toestand, waarmee misschien niet ieder tevreden is, maar waarin toch nagenoeg ieder heeft leeren berusten? Al is Dr. Ka'fV voor zijn persoon geneigd, die vraag ontkennend te beantwoorde!', hij is billijk genoeg, te verklaren: Is het inderdaad de mee ning der meesten, dio zich verplicht zien anderen de sp'liing onzer laai te leercn, dar dit stelsel (van Do Vries en Te Winkel) te moeilijk is; neemt het onderwijs in de spelling op de volkssehool zooveel kostbaren tijd in be.slsg dan is de spelling zeker geeiie onbeteckenendc za»k meer.''

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl