De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 24 januari pagina 1

24 januari 1892 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 761 DE AMSTERDAMMER A'. 1892. WEEKBLAD VOOR NEDEELAND Onder Redactie van J, DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uilgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 24 Januari. Abonnement per 3 maanden ?1.50, ir. p. post/1 Voor Incliëper jaar . . . '' Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel mail 12. . 0.12S . 0.20 . 0.40 B K K I C 11 T. stellen voor de abonnee van dit Weekblad onder den titel van PEN- en POTLOODKRASSEN «en 4°Album verkrijgbaar, dat 52 teekenln gen doop J o h a n Braakenaiek, voor de zevende pagina van liet Week blad vervaardigd, zal bevatten. De prQs ia slecht* 35 cents ; de verzen ding zal einde dezer maand plaat* nebben. Daar slechts een beperkt aantal exemplaren gedrukt zal ?worden, gelieve men reeds thans dit bedrag te zenden aan de uitgever* van dit Weekblad, VAN HOLKEMA & WARENDORF, Singel bij de Vijzelstraat 542. I N H O V D: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: De Forel, naar het Fransch van Andr Theuriet, door H. A. Rk. KUNST EN LET TEREN : Het tooneel te Amsterdam, door H. J. M. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Aan teeken in gen Schilderkunst, door V. Rudyard Kipling, I. Zuster Clara, door J. P. Reijnvaan, beoordeeld door Jo van Sloten. Hoe stierf zy ? oorspr. roman van Louis Stratenus. be oordeeld door Mena. VARIA. SCHAAK SPEL. WETENSCHAP : Een theorie van den droom. Het kleine stadje, schetsen door Max C Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. INGEZONDkN. RECLAMES. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. Van verre en van naby. Wanneer men de debatten leest, die ge durende de laatste weken in de verschillende Europeesehe parlementen zijn gehouden, verkrijgt men een indruk, alsof geheel Eu ropa Engeland, Rusland en Turkije uit gezonderd ne groote kamer van koop handel was geworden. Handelsverdragen voor en na, ziedaar het onderwerp van den dag. Feuilleton. DE FOREL. naar het Fransch van ANDRÉTHEURIET. Marie! Wat blieft u, meneer ? Mag ik je verzoeken de forel goed klaar te maken .... Doe vooral je best op de saus, witte wijn, pieterselie, thijm, lau rierbladen, veel k'noflook en uien ... Weest u maar niet bang, alle kruiden van Sint Jan zullen er inkomen. Vooral geen azijn, alleen 'n schijfje citroen .... Maak dat er om half elf gedekt en het ontbijt om elf uur precies klaar is. Niet vijf minuten over elven, maar elf uur, ver sta je?... Na deze laatste bevelen, kort-af aan de keukenmeid te hebben achtergelaten, stak mijnheer Sourdat, rechter van instructie aan de rechtbank van Marville, met vluggen doch afgemeten tred het plein over en be reikte het Gerechtshof, dat achter het bureau van politie is gelegen. Mijnheer Sourdat was een vrijgezel van vijf-en-veertig jaar, nog zeer vlug niettegen staande een aankomend buikje, breed geschou derd en flink gebouwd. Hij had grijze oogen, die helder en streng van onder de donkere wenkbrauwen uitzagen, een goed gevormden mond met dunne lippen, die al spoedig van drift konden beven en wangen die scherp omlijnd werden door stijve bakkebaarden; kortom, een van die brombeeren-gezichten, waarvan gezegd wordt: «Drommels! die zal ook niet malsch wezen, als i-begint." Neen, voorzeker niet, mijnheer Sourdat was niet teerhartig en hij beroemde er zich op. Des potisch en zwartgallig, behandelde hij ieder die aan de Rechtbank kwam even ruw. Hard als steen voor de beschuldigden, barsch tegen de getuigen en aanmatigend jegens de advocaten, was hij in n woord, 'n waar stekelvarken wie er zich aan schuurde, stak zich. Deze man van ijzer had evenwel twee ge breken aan zijn harnas. Ten eerste droeg hij De Duitsche Rijksdag, 'de Ooslenrijksche Rijksraad en de Laliaansche Kamer hebhen reeds de traktaten aangenomen, dietusschen de drie verbonden mogendheden een nieu wen bond zullen vormen, geen tolverbond, zooals de Oostenrijksche ruinisterVon Bacquehem deed opmerken, maar eer. gemeenschap pelijk en noodzakelijk verzet tegen overdre ven protectionisme. Ook in Frankrijk zijn de debatten over deze quaestie afgeloopen. De republiek biedt haren handelsvrienden een maximum- en een minimumtarief aan en daar het laatste sterk protectionistisch is, kan men zich voor stellen, wat het eerste moet wezen. Geen wonder dat enkele Fransche bladen, met het oog op de omstandigheid, dat de meeste handelstraktaten op l Februari a.s. afloopen en dat nog slechts met enkele landen eene overeenkomst is gesloten om die traktaten voorloopig voor enkele maanden te verlen gen, reeds spreken van la gtierrc dedcniain. Zal zich de werking van dien tarievenoorlog dadelijk doen gevoelen ? Met andere woorden : zullen de Franschen dadelijk die per in den zak moeten tasten om te voorzien in hunne noodzakelijkste behoeften, hun eten, hun drinken, hunne kleeding 'i Men ti|acht de goede gemeente gerust te stellen, door er op te wijzen, dat de kooplieden, juist om nog te kunnen gebruik maken van de lagere invoerrechten, groote voorraden hebben op geslagen en dat de slechte tijden eerst zullen komen als die voorraden verbruikt zijn. Dat kan nog wel twee jaren duren, zoo beweert men, en in dien tijd zijn al licht betere voorwaarden te verkrijgen. De redeneering klinkt niet kwaad, maar zij gaat uit van de optimistische, om niet te zeggen phantastische onderstelling, dat de Fransche koop lieden den door hen goedkoop ingekochten voorraad ook goedkoop zullen blijven van de hand doen, en dat zij dus de voordeelen van hunne voorzichtigheid uitsluitend aan het publiek ten goede zullen laten komen. De ondervinding leert, dat de belangeloos den landelijken voornaam van Némorin, wat aanleiding gaf tot spotternij en vervolgens was hij een lekkerbek die Brillat-Savarin naar de kroon stak. Zijn verfijnde en weten schappelijke afgoderij voor al wat de kook kunst betrof, was bij hem een stokpaardje geworden. In deze kleine stad, rustig gelegen aan den zoom der Belgische Ardennen, waar het tafelgenot de eenige uitspanning van de gegoede burgerij uitmaakt, waren de buiten sporigheden van den rechter op dit gebied, tot op tien mijlen in den omtrek spreek woordelijk geworden. Men verhaalde o. a. dat hij nooit visch at, dan die bij het eerste krieken van den dag gevangen was, omdat de nachtrust en de afwezigheid van gemoeds beweging, het vleesch van het dier fijner maakten. Hij was het ook die uitdacht om kreeften eerst in een bad van kokende melk te dompelen, alvorens ze op de gewone ma nier te koken. Hij beweerde, dat dit ze een sappigheid en een zachtheid van een buiten gewoon fijnen smaak gaf. Toen hij op zekeren dag, dit verfijnde re cept den pastoor van Saint-Victor mede deelde, kon deze waardige geestelijke, die toch ook nog al op zijn smaak gesteld was, zich niet onthouden van te blozen, zijn mol lige handen ten hemel te heffen en uit te roepen : »Te veel, dat is te veel, mijnheer Sour dat !... Het is voorzeker toegestaan, om de goede gaven met bescheidenheid te genieten, maar een dergelijk zingenot grenst aan dood zonde en gij zult er den goeden God een maal rekenschap van moeten geven !" .. . De vrome gemoedsbezwaren van den pas toor werden door den rechter met een duivelachtigen lach beantwoord. Het was een zijner boosaardige genoegens om zijn eer waarden buurman in verleiding te brengen en juist dezen morgen wachtte hij hem aan het ontbijt in gezelschap van den griffier.. Hij had den vorigen avond een forel ontvan gen uit Sernois, een zalmforel van drie pond zwaarte, gevangen in helder, rotsachtig water. Het was zijn lievelingsvisch en het koken van dit fijne gerecht had hem de eerste uren van den morgen bezig gehouden. Niets kon er hem van afbrengen, om, met de stukken in de hand, het overwicht aan heid nog niet zoover gaat en dat een zoo voor de hand liggende gelegenheid om betere prijzen te bedingen en grootere winsten te maken, zelden wordt verzuimd. Een feit is het echter, dat de handels beweging in Frankrijk gedurende de maand December wijst op eene krachtige toerusting voor den economischen strijd. De geheele invoer, die in December 1800 eene waarde van 101,311,000 francs vertegenwoordigde, wees in December 1891 een cijfer aan van 494.212,000 francs; de invoer van grond stoffen voor de nijverheid bedroeg in dezelfde tijdperken 195,920,000 fr. en 241.752.000 fr. Doch gesteld, dat deze vermeerdering zich over meer dan een of twee maanden uitstrekte, dan nog zou het een illusie zijn, dat de werking der verhoogde invoerrechten zich eerst na jaren kon doen gevoelen. Doch al moge men omtrent de guerre de demain nog tusschen hoop en vrees zweven, omtrent de bataille d'Jiier kan geen twijfel bestaan. Een regelrecht vuistgevecht in de Fransche Kamer, la jouméc, des gif les, zie daar het nieuwste wat het Fransche Parle ment ons te aanschouwen gaf. En die oor vijgen werden nog wel door een minister uitgedeeld. Même uu ministre, Très-correct-honorablemcnt Dans l'Hcmicyclc l'adiuinistrc Criaut! »Cet honorable ment!" Zoo bezingt de Figaro in rimes richissimes het incident van Dinsdag. Ziehier in korte woorden de toedracht der zaak. Het droevig overschot der Boulangisten, dat zich met den meesten ijver toelegt op het maken van schandaal in de Kamer, en door zijn jammerlijke luidruchtigheid zijn on beduidendheid tracht te verbergen, had tegen de zitting van Dinsdag een schoon plan beraamd. De man, dien zij boven alles ha ten, is de minister van binnenlandsche zaken Constans, die aan hunne eerzuchtige droomen zoo onbarmhartig een einde heeft gemaakt en hun gewetenloos streven heeft verijdeld. te toonen, dat zijn saus bezat, boven de Geneefsche of Hollandsche sausen der keukenhoeken. De forel moest koud opge diend worden en wel met het nat, waarin zij gekookt was. Dit was voor hem een be ginsel even vaststaande als een leerstelling, even onbetwistbaar als een artikel van het Wetboek van Strafrecht. Hij herhaalde het nog bij zichzelf in zijn kabinet aan de recht bank, na zijn toga omgehangen te hebben en terwijl hij reeds bezig was het dossier eener aanhangige zaak waarvan hij de in structie zou beginnen, te doorbladeren. Het was een gewichtige crimineele rechtszaak, die het parket in beweging bracht en waar van de dramatische bijzonderheden een eigen aardig contrast vormden met de culinaire voorzorgen die het hoofd van mijnheer Sour dat vervulden. Men had de vorige week, bij het aanbre ken van den dag^, in een hoek van het bosch, tusschen de struiken eener sloot verborgen, het lijk van een vermoorden houtvester ge vonden. Men vermoedde dat de misdaad moest zijn begaan door den een of anderen strooper die op heeterdaad betrapt was, maar tot lieden bleef men zonder nadere aanwijzingen en de getuigen die gehoord waren, hadden de zaak slechts nog meer verward. De moord had plaats gehad dicht bij den boschrand, waar eenige kolenbranders hun verblijf hadden en deze bijzonderheid had zekere vermoe dens bij den rechter opgewekt. Er bleek echter uit het onderzoek, dat deze lieden juist dien nacht niet in hunne hutten waren geweest en dat de vuren onder het toezicht van de jeugdige dochter van den baas-kolenbrander gebleven waren. Niette genstaande had mijnheer Sourdat order ge geven, een der gezellen, een stevige knaap van vijf-en-twintig jaar, die vroeger met den vermoorden houtvester een twist had gehad, op te sporen. Tevens had hij de dochter van den kolenbrander opgeroepen om voor hem te verschijnen. En ziedaar juist waar de zaak duister dreigde te worden; het meisje had aan de oproeping geen gevolg gegeven, zij had zich verborgen en men wist niet waar. De rechter had haar de gendar men op de hielen gezonden en wachtte thans den uitslag der bevolen nasporingen. Tegen tien uur werd de deur van het kabinet geDe Intransigeant, Rochefort's orgaan, dat den minister in elk nummer met de meest uitgezochte scheldwoorden overstelpt, had zich in een viertal onlangs verschenen artikelen overtroffen. Er was nu niet meer sprake van den met edelgesteenten bezetten gordel van koning Norodom, dien Constans in Tonkin zou hebben gestolen, maar den mi nister werd niets minder te laste gelegd dan dat hij zich zou hebben schuldig gemaakt aan verkrachting van kinderen, aan moord op zijn compagnon en aan het houden van een huis waar valsch gespeeld werd alles natuurlijk jaren geleden. De Boulangisten verzochten nu, bij monde van den heer Laur, de regeering' te mogen interpelleeren over de vraag, of deze aanvallen tegen een minister ongestraft of althans onvervolgd zouden worden gelaten. Hun doel was alleen, de bedoelde artikelen van Rochefort in extenso van de tribune voor te lezen. Het spreekt wel van zelf, dat de minister-presi dent, den toeleg doorziende (waartoe trouwens geen buitengewone scherpzinnigheid noodig was), zich tegen de behandeling der inter pellatie verzette en de zoogenaamde question prcalable stelde. Nu kwam de heer Laur in het karakter van de verdrukte onschuld op de tribune, en beweerde, dat de parlemen taire vrijheden werden geschonden, ter wille van een minister, »dien het gansche land had gebrandmerkt." Bij deze woorden stoof de heer Constans van de ministersbank op, snelde naar de tribune en gaf Laur, die zich juist gereed maakte om naar zijne plaats te rug te keeren, een paar klinkende klappen om de ooren. Het tumult, dat hierop volgde, zullen wij niet trachten te beschrijven. Men zou de pen van Boileau moeten hebben, of den Lutrin moeten overschrijven, om te schilde ren, hoe een dictionnaire was het de Larousse, waaruit de president Floquet zijne kennis omtrent het vrijmetselaarschap van Pio nono had opgedaan ? naar het acht baar hoofd van den minister van binnen opend ; de driekante steek en het geel lederen montuur van den brigadier werden zichtbaar. Wel? vroeg mijnheer Sourdat onge duldig. Meneer de rechter, het wild is .niet te vinden. We hebben het bosch van af zons opgang doorkruist. Het meisje is verdwenen, zelfs de kolenbranders maken er zich onge rust over en begrijpen er niets van. Niets dan komedie! riep mijnheer Sour dat teleurgesteld. Die lui steken den draak met je.... Ze moeten allen gearresteerd worden .... Je bent een domoor.... Ga heen ! De rechter raadpleegde zijn horloge. Kwart over tienen. De zaak was mislukt en hij wilde, voor de komst zijner gasten, het oog van den meester over de eetzaal laten ? gaan. Hij ontdeed zich van zijn toga en maakte zich op om zijn woning te bereiken, De eetzaal, helder verlicht door een straal der Junizon, bood een aanlokkend en prettig aanzien met hare wit geschilderde betimme ring, de grijs linnen gordijnen, de hooge porceleinen kachel op marmeren voetstuk en de ronde tafel met een blinkend wit tafellaken bedekt, waarop drie couverts smaakvol waren gerangschikt. De kleine kadetjes rustten zacht in de rood gerande servetten en de licht roode wijn van Inor fonkelde in de karaffen. Rechts geflankeerd door een sla-bak, opgesierd met Oost-Indische kers en biet, links door een schaal met rivierkreef ten, prijkte de forel op een langwerpigen scho tel, op een bed van pieterselie. De zilverach tige buik vertoonde geelroode spikkels en de blauwachtige rug liet ten halve het zalmkleurige vleesch zien ; in den puntigen bek droeg zij een roos. In een terrine ter zijde bevond zich de fameuse saus tot gelei gestold en er steeg van dit geheel een aangename fenkelgeur op die de reukorganen streelde. Dit schouwspel deed het slechte humeur van den rechter bedaren en het klaarde langzamerhand geheel op, terwijl hij een beschimmelde flesch oude Corton in een zilveren mandje neervlijde, toen eensklaps de deur driftig geopend werd en hij een ? vrouwelijke stem hoorde schreeuwen: Ik zeg u dat ik den rechter wil spreken

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl