Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 761
landsche zaken werd geslingerd, om op de
onschuldige slapen van een onschadelijk lid
een blijvenden indruk te maken.
De moraal van de historie is, dat de
Boulangisten klappen hebben verkregen, en
dat de sympathie geheel is aan de zijde van
den heer Constans. Deze ministre a poigne
heeft reeds zooveel schandelijke insinuatiën
en gemeene aanvallen moéten verduren, dat
het niet te verwonderen is, indien hij einde
lijk zijne zelf beheersching verloor. Hij heeft
trouwens na de hervatting der zitting, die
?wegens het tumult moest worden geschorst,
aan de Kamer zijne verontschuldiging aan
geboden, niet wegens hetgeen hij gedaan
had, maar wegens de plaats waar hij dit
gedaan had. En blijkens de volgende stem
ming over de queation préaldble heeft de
Kamer die verontschuldiging gaarne, aange
nomen.
Het is intusschen te hopen, dat het voor
beeld van den heer Constans geen navol
ging zal vinden. Argumenten als het door
hem gebruikte, hoe krachtig ook, bewijzen
niets. Men gaat echter onzes inziens te ver,
als men beweert, dat de kaakslag, door den
heer Constans aan den heer Laur toege
bracht, het parlementarisme in Frankrijk in
discrediet brengt. Het is veeleer de houding
van mannen als Laur en consorten, die den
vijanden van het parlementair régime een
?wapen in de hand geeft. Met een weinig
meer gelatenheid had de minister zich kun
nen troosten door te bedenken »Laur
riest qu'une chimère". Want inderdaad Laur
is een ontoerekenbaar man, van wien men
geen notitie behoeft te nemen. Jammer maar,
dat er achter hem lieden staan, die zeer
toerekenbaar zijn, en die het »Sachons nous
en servir" van den held uit Meyerbeers's
opera op den heethoofdigen en weinig
nauwgezetten afgevaardigde toepassen. Zoolang
de kiezers niet hebben ingezien, dat zij zich
zelven compromitteeren door partijgangers
te steunen, wier eenig doel schijnt te zijn
. eene reddeloos verloren zaak verachtelijk te
maken, mag men zich niet verwonderen dat
ook de koelbloedigsten in het Palais Bour
bon somtijds uit den band springen.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand Théatre: Preciosa. Der
Dorfbarbier.
Het Grand Théatre in de Amstelstraat heeft
met sier en luister zijn veertigjarig bestaan her
dacht. Den bestuurders heeft het aan bewyzen
van deelneming, belangstelling en hartelijkheid
niet ontbroken. Ieder Amsterdammer, wien het
tooneel en de tooneelspselkunst ter harte gaan,
is zich van zijn verplichtingen jegens de familie
yan Lier bewust. Welk een uitgebreide en belang
rijke studie ware te schrijven over de kunstenaars
sedert 1852 in den ouden Hoogduitscheri schouw
burg opgetreden, over de kunstwerken sedert dien
en dat hij mij wacht!
Terzelfder tijd deed een half ontbloote
arm, den griffier Toucheboeuf, die voor de
deur stond, omdraaien en een vreemde be
zoekster trad de zaal binnen.
't Was een zeer jong meisje, bijna nog
een kind, mager, door de zon gebruind,
blootshoofds en met hangende haren. Haar
bloote voeten verloren zich in groote mans
schoenen, terwijl een grijs lijfje en een sitsen
japon over hare spichtige leden en kinderlijke
borst hingen. De hitte en de lange weg
hadden haar wangen gekleurd en de bruine
eogen fonkelden onder de kastanjebruine
haren, die in rdelooze strengen neerhingen.
De wijd opengesperde neusgaten en de half
geopende mond trilden.
Wat beteekent dat lawaai ? bromde de
rechter zijn wenkbrauwen fronsend.
Deze kleine kolenbrandster, antwoorde
de griffier, is aan het Paleis gekomen, toen
u reeds vertrokken was, ze is mij als een
razende gevolgd, opdat u hare verklaring
hooren zou.
Je schijnt haast te hebben, meisje,
na je drie dagen te hebben laten wachten!....
Waarom heb je niet eerder aan mijn oproe
ping voldaan ?
Ik had daarvoor mijne redenen, zeide
zij, den blik van een roofvogel op de gedekte
tafel en de twee mannen werpende.
Wij zullen zoo dadelijk die redenen
overwegen, hernam de rechter woedend, eii
't kan je duur te staan komen ! Hij haalde
zijn horloge voor den dag ? kwart voor
elven.... Wij hebben den tijd...',
oucheboeuf, ge zult daar ter zijde alles vinden om
te schrijven.... We zullen haar onder
vragen ....
De griffier zette zich aan een hoek der
tafel neder, met zijn inktstel en papieren;
met de pen achter het oor wachtte hij op de
dingen die komen zouden. De rechter,
rechtop gezeten in een rieten leuningstoel,
vestigde zijne heldere, gestrenge oogen
op het jonge meisje dat zicli tegen den kachel
geleund, staande hield.
Je naam ? vroeg hij met harde stem.
. Méline Sacaöl.
Ouderdom en woonplaats ?
Zestien jaar.... Ik woon bij mijn
datum daar vertoond! De humaniteit, ijver en
ondernemingsgeest van den heer van Lier Sr. zyn by
ouderen van dagen bijna spreekwoordelyk geworden;
den zoons viel by zyn overlijden een zware taak, een
drukkende verantwoordelijkheid op de schouders.
Met moed en overtuiging hebben zij deze aan
vaard; van hun goeden wil, hun ernstig streven
naar het betere gaven zij herhaaldelyk blijk.
Naast veel middelmatige beeft veel degelijke kunst
gedurende de vijt jaren van hun beheer in hun
schouwburg een óchuilplaats gevonden. Gaan zij
onverdroten voort met herziening en veredeling
van hun programma, blijven de gunst en steun
van het publiek hun verzekerd, zonder twijfel zal
ook in de geschiedenis van bet Amsterdamsch
tooneel na 1892 het Grand Théatre herhaaldelijk
met lof en eere worden genoemd.
De feestvoorstellingen, door een talrijk publiek
bijgewoond, waren een toonbeeld van opgewekt
heid en goede stemming. De ter vertooning ge
kozen werken, dezelfde waarmede 40 jaar geleden
de schouwburg geopend werd, waren vooral uit
een historisch oogpunt belangrijk en van waarde,
Zij boden de zich te zelden voordoende gelegen
heid de tooneelspelen, door onze ouders of groot
ouders bewonderd en toegejuicht, op het tooneel,dat
is in hun alleen juisten en minst onvoordeeligen
vorm, te beoordeelen. De vertooningen hadden
een arcbaï-sch kleurtje, dat daaraan groote aan
trekkelijkheid gaf, dat veel, waaraan wij thans
ontgroeid zijn, dat ons niet meer pakt of boeit,
zonder morren op den koop deed toenemen,
Op den eersten, den Nederlandscben feestavond
kwam voor het voetlicht Preciosa of het
Spaansche heidinnetje, romantisch tooneelspel in vyf
bedrijven door T. J. Kerkhoven. Een meester
werk is dit dramatisch product iu de laatste
plaats; dat het in zijn tijd luiden bijval vond,
dankt het niet den schrijver, doch den stol.
Preciosa is in onze letterkunde, juister op
ons tooneel sedert meer dan twee eeuwen
bemind, byna populair. In La Gitanüla de
de Madrid beschreef Cervantes haar lotgevallen;
velen hebben ze hem naverteld. In onze letter
kunde opent Jacob Cats de rij ; zijn 1637 ver
schenen Trouringh" bevat onder meer: S^lsaem
Trou-geval tusschen een Spaens Edelman ende
een heydinne" ; Cats houdt zich wat de stof be
treft bijna geheel aan het oorspronkelijke; in de
bewerking gaat hij zijn eigen weg, niet geheel
tot zijn voordeel ; van Cervantes' gezonden en
eenvoudigen, helderen en bevalligen verhaal
trant is te weinig bewaard gebleven ; Cats
vervalt te vaak en te spoedig in breedsprakigheid ;
zijn zucht tot moraliseeren en bespiegelen speelt
hem herhaaldelijk parten; toch hield het boeiende
verhaal hem blijkbaar in toom; goede gedeelten
ontbreken niet; alleen reeds om 's dichters soms on
weerstaanbare drastische opmerkingen en
wijsgeerigh.eden zou, het selsaem Trou-geval" belangstel
ling verdienen. Over de vrouwen, de liefde, het
huwelyk is vader" Cats nooit uitgepraat en weet
hij steeds iets karakteristieks, aandoenlijks of
leerzaams in het midden te brengen. Zijn gal stort
hij uit in naief-boosaardige verzen als deze:
Dacr is
ijf is bij-itf',11 ergh ; en \vaer men I;I^I-L smeet,
geen nickor selfs die slimmer gangen «cel."
Tot populariseering van Preciosa's figuur heeft zijn
dichterlijke vertelling zonder twijfel veel bijgedra
gen. Het heidinnefje kan op het tooneel verschij
nen. Van M. G. Tengnagel verscheen in het
jaar 1643 het tooneelspel De Spaensche heidin",
van C. van Dusart (Catharina Verwers) in het
vader, die kolen brandt bij Onze-Fontaines.
Ge zweert de geheele waarheid te zul
len zeggen ?
Daarvoor ben ik slechts gekomen.
Hef de hand op .... Goed .... Ge
waart bij de vuren m den nacht van den
2en op den 3en ; dicht bij uw hut heeft
men den houtvester Seurrot vermoord. Vertel
ons wat ge weet.
Ziehier, wat ik weet!.... Onze lieden
waren naar Sterray vertrokken om kolen
weg te brengen en ik bewaakte de ovens.
Omstreeks twee uur, toen de maan onder
ging, ging Manchin, die houthakker is in
Iré, voorbij onze hut. Je bent al vroeg
op, riep ik hem toe, is alles wel thuis ?
Neen, heeft hij mij geantwoord, de vrouw
heeft de koorts, de kleinen sterven van hon
ger en er is geen krummel brood meer in
den trommel. Ik zal zien een haas te schie
ten om dien van morgen in Marville te
verkoopen: Daarop is hij den weg ingeslagen
naar Onze-Fontaines. Ik heb hem uil 't
gezicht verloren, maar bij het eerste aan
breken van. den dag, toen de wind aanwak
kerde en ik klei moest aanbrengen om de
kolen te dekken, heb ik een geweerschot
gehoord bijna onmiddellijk gevolgd door een
verwoeden loop iu de richting van onze hut.
Men hoorde twisten: Schurk, riep de
houtvester, ik zal je bekeuren! Seurrot,
smeekte de ander, geef mij ten minste den
haas terug, ze sterven thuis van honger !
Loop naar den duivel!'' Daarop zijn ze op
elkaar ingevlogen, dof klonken de slagen in
j de stilte van den nacht. Eensklaps slaakte
i de houtvester een kreet en viel.
j Ik was in een hoek van de hut gekropen
en het angstzweet brak mij uit. Onderwijl
had Manchin de vlucht genomen, dwars door
het bosch en dit oogenblik is hij zeker al in
België. . . Dat is alles.
Hm ! mompelde de rechter, waarom
ben je dat niet komen zeggen, toen je de
oproeping ontvangen had?
Het waren mijn zaken niet ..... en
ik wilde Manchin niet beschuldigen.
Zoo ! en je bent evenwel dezen morgen
van gedachten veranderd ?
Omdat ik vernomen had, dat men
Gustin beschuldigde.
Wie is Gustiii ?
jaar 1644 een blijspel van dienzelfden naam.
Blijkens bylage Z. van Wijbrands'voortreffelijk werk
over het Amsterdamsch tooneel van 1617?1772
werd het tooneelspel 14 Juni 1644, het blijspel
13 September 1649 voor de eerste maal vertoond.
Van het laatste bestaat slechts ri druk, van het
eerste verscheidene, onder andere nog een van 1753;
bet tooneelspel werd dus zeer waarschijnlijk in
het midden der vorige eeuw nog vertoond. Een
verklaring voor dezen eerbiedwaardigen
tooneelleeftijd weet ik niet te vinden, tenzy misschien
deze, dat hetgeen men vaak betwijfeld heeft
juist boven iederen twijfel verheven is, dat het
romantisme op ons tooneel steeds rechten ge
had en behouden heeft. Tengnagel's tooneelspel
is langdradig, bombastisch en gemaniereerd in
meer dan gewone mate; in het eerste bedrijf
houden Preciosa en Majombe een samenspraak
over de macht der kuischheid, waarin de halve bybel
en de geheele Grieksche mythologie tot bewijzen
en contra-bewijzen worden gedistilleerd. Aan de
intrige van Cervantes' novelle is weinig of geen
geweld gedaan; alleen kost het eenige moeite ze
tusschen de spitsvondigheden, gewrongenheden en
buitensporigheden van stijl en versbouw op te delven.
Na 1753 hooren wij voorloopig niet meer van
het geestigh dier", zooals Cats zijn heldinnetje
betitelt. Eerst in onze eeuw doet zij weder van
zich spreken. Tusschen 1810 en 1820 dichtte Pius
Alexander Wolft', een Duitsch acteur auteur, het
tooneelspel,Preciosa;" Weber schreef hiervoor
eenigejaren later een ouverture, koren en de begeleiding
van enkele tekstgedeelten. Wolft'dramatiseerde de
Spaansche novelle met groote vrijheid efl afwis
selend geluk, Een belangrijk en boeiend motief,
Carducha's onbeantwoorde liefde en wraakne
ming, liet hij geheel ongebruikt. Het meest
knoeide hij misschien aan de figuur van de heldin
zelf; bij Cervantes is zij een verstandig, schran
der, gevat jong meisje, niet preutsch en niet ruw,
vol eenvoud en levenslust; Wolff maakt van haar
een type, dat meer aan Goethe's Mignon even
eens, hetzij dan uit de verte, een afstammelinge
van Cervantes' heidinnetje doet denken;
zijn Preciosa is zwaarmoedig, droefgeestig, sen
timenteel; zijn heidinnetje is een verkapt chris
tinnetje, dat zich in godsdienstige bespiegelingen
verdiept, wier levenswijsheid zich concentreert in
deze in den tekst steeds vet gedrukte regelen:
Auf den Himmel musz man bauen,
Nur der Himmel füyt das Ende.
Het tooneelspel van Kerkhoven, dat wij
tezienkregen,is een vrije bewerking van dit Duitsche,een aftrek
sel van een aftreksel van Cervantes dus. Kerkhoven
heef t enkele brokstukken uit Cats binnengesmokkeld,
aan het slot 6 regels uit Het nut der tegen
spoeden" van Lucretia van Winter?van Merken
aangelapt. Het langzamerhand vrij bont geworden
geheel ware door taal en versbouw misschien te
redden geweest; de bewerker was echter alles
eerder dan dichter; dat hy Preciosa laat rijmen
op sub rosa, klinkt ons misschien wat vreemd,
doch is te vergeven; Théodore de Banville zou
het rijm misschien geprezen en bewonderd heb
ben ; Preciosa is voor den Nederlandschen dichter
een alleronhandelbaarst woord: ieder zal dit toe
geven. Cats was dan ook zoo verstandig de moei
lijkheid te ontwijken; hij noemt zijn heldin
Pretiose en vindt dan rose, pose, kose om op den
naam te rijmen. Wat onze modernste Preciosa"
echter niet vergeven kan worden is de slobberige,
slijmerige zinsbouw, die n Duitschen versregel
soms tot zes Nederlandsche uitrekt en uitkauwt.
De kleine kleurde hevig en mompelde:
Dat is de gezel, die met ons kolen
brandt.... Een jongen die geen vlieg kwaad
zou doen ! Ziet u, vervolgde zij met
wilden ijver, te denken dat men hem wilde
betichten van de slechte daad van den ander,
deed mij het hart pijn ; ik heb mijn beenen
opgenomen en ben dwars door de bosschen
geloopen en ik heb goed geloopen ook.
Ik voelde geen vermoeienis. Ik zou
doorgeloopen hebben tot morgen, als 't zijn
moest, want zoo waar er daar een hemel is,
zoo waar is mijn (Justin onschuldig, Heeren !
Ik ben bereid het met de hand in 't vuur
te bezweren !
Zij sprak met een bezieling, die haar in
spijt van hare havelooze kleeding, waarlijk
een zekere schoonheid verleende. In hare
onstuimige welbespraaktheid lag een diepe
zin van oprechtheid ; zelfs de gevreesde
rechter gevoelde zich bedwongen door de
kracht waarmede dit kind haar Gustin ver
dedigde.
Hela! riep hij eensklaps, haar van kleur
ziende veranderen en toen wankelen, wat
scheelt je ?
Zij verbleekte en het klamme zweet liep
haar langs de slapen.
| J k ben duizelig.... en ik kan niet
j meer, prevelde zij.
j De verschrikte rechter schonk haar een
glas wijn in.
Drink leeg gauw !
De oude vrijgezel was ontsteld en geheel
j in de war tegenover tut meisje dat onge
steld dreigde te worden. Hij dacht er echter
i niet aan om Marie, die druk bezig was in
] de keuken, van haar werk te roepen. Hij
zag met ontstelde oogen den griffier aan,
l die op zijn penhouder beet.
| liet is een flauwte, merkte deze. op,
j ze zal misschien wat moeten eten.
Heb je honger ? vroeg de rechter.
Zij knikte van ja.
Vergeef me, hernam ze met zwakke
i stem, ik lieb sinds gisteren niets gebruikt. . .
1 dat zal me duizelig gemaakt hebben.
Mijn| heer Sourdat huiverde. Voor de eerste maal
i sedert jaren voelde hij zijn hart, het hare
van ee;i ouden vrijgezel, week worden. Hij
dacht er aan, hoe dit tengere meisje, drie
uren geloopen had om haar goeden vriend
Of men in 1830 dit bezwaar niet voelde of niet zoo
hoog aansloeg, ik weet het niet; het tooneelspel
werd in dat jaar dertien achtereenvolgende malen
vertoond. Tot 1845 kwam het jaarlijks geregeld
n of meermalen voor het voetlicht; na dien tijd
duikt het slechts na langere of kortere
tusschenpoozen op. Behalve mevrouw van Lier-de Jong,
de Preciosa van het Grand Théatre, traden in de
titelrol o. a. op de dames Engelman- Bia en Naret
Koning, twee van de meest begaafde Nederlandsche
actrices uit het tweede kwart dezer eeuw.
Over de vertolking in het Grand Théatre behoef
ik niet uit te weiden. Ieder was onder den indruk
van het feest, spande zijn beste krachten in,
maakte van zyn meer of minder dankbare rol
wat er van te maken was. Aan mise-en-scène en
decoratief was meer dan gewone zorg besteed;
vooral in het landschap in het tweede bedrijf
was de romantische stemming zeer gelukkig ge
troffen. Voor de titelrol hadden de heeren van
Lier zich van de medewerking van mevrouw
Frenkel-Bouwmeester weten te verzekeren. Naast
dezen, den helden, was zij de heldin van den avond.
Haar bij uitstek dramatisch talent moge zich voor
de zoetelijke figuur van Preciosa niet geheel leenen;
op vele plaatsen wist zij dit bezwaar te overwin
nen, steeds wist zij te boeien door indrukwekkende
voordracht, schoone standen en gebaren, nimmer
falende zekerheid en virtuositeit. Zelfs bouten
Klaas-versregels als deze:
Kunstgevoel biedt mij de hand;
Ik ben rijk in zijn bezit;
'k Vraag niet meer naar staat of stand;
Kunstbeoefening is mijn wit.
wist zij een schijn van poëzie te geven.
Het programma van den tweeden, den Duit
schen feestavond bevatte een f eest-ouverture, een
feest-hymne, een van smaak en goeden wil
getuigenden proloog, Der Dorfbarbier oder die
chinkenkur, komische operette in zwei Akten van
Schenk en Das Versprechen hinterm Herd,
vaudeville van A. Baumatm. De laatste, niet onaardig,
doch een weinig gerekt, behaagde door het gees
tige spel van Lidi Bodroghi en den heer Fabiani.
Het hoofdnummer van den avond was de operette
van Schenk. Met enkele werken van Hiller en
Dittersdorf behoort zij tot de weinig talrijke Duitsche
zangspelen uit het laatst der vorige eeuw, die zich
tot heden hebben staande gehouden. Het
zangspel, in Italiëontstaan, door Frankrijk, later door
Duitschland nagevolgd, is misschien alleen in het
tweede land als opéra-comique werkelijk nationaal
geworden, heelt alleen daar bij voortduring ziju le
venskracht weten te bewijzen en bewaren. Der Dorf
barbier munt als alle degelyke oude zangspelen
uit door bevallige, naïeve muziek, een onschul
digen, gemoedelijken tekst, stemming en eenvoud.
Onze moderne opera's met hun gloed, kleur en
hartstocht, in handeling en muziek kunnen niet be
letten, zijn misschien oorzaak, dat een bescheiden
zangspelletje de enkele malen dat wy het te
hooran krijgen op ons den indruk van iets on
gewoon lietelijks en keurigs maakt. Met de
noodige gemoedelijkheid en naieveteit, in den
juisteu stijl, het juiste tempo werd Der Dorf
barbier vertoond. Niet onvermeld mag blijven dat
het hoofdmotief der intrige : de minnaar die voor
geeft den dood nabij te zijn om zich van de hand
zijner beminde te verzekeren, eveneens aan
Cervantes en wel aan den Don Quichot" boek
IX, hoofdstuk II?V is ontleend.
In het Paleis voor Volksvlyt ging"
Woensdag
uit de klauwen der justitie .ie redden. Drie
uren in de volle zon en zonder nog iets ge
nuttigd te hebben. Dat roerde de gevoelig
ste snaren van zijn gemoed. In zijn ver
warring wierp hij een wanhopigen blik op
de tafel. De salade ? de kreeften ? ... goed
voor oververzadigde lieden... In Gods naam
dan! en heldhaftig, driftig trok hij den schotel,
waarop de forel prijkte naar zich toe, sneed
er een groote moot af, die hij op een bord
voor de verblufte kolenbrandster neerzette,
terwijl hij haar deed zitten.
Eet! zeide hij gebiedend.
Het was niet noodig zulks te herhalen.
Zij at woest en onstuimig. Binnen enkele
minuten was het bord leeg en mijnheer
Sourdat, heldhaftig tot het einde, vulde het
opiiieuw.
De griffier Toucheboeuf zat met
opengespalkte oogen. Hij herkende den rechter
niet meer. Niet zonder een gevoel van spijt,
bewonderde hij den sterken eetlust der
koienbrandster, die met even weinig omslag, deze
delicate viseh verslond, als zij het een haring
zou gedaan hebben en hij mompelde bij zich
zelve: »Het is toch jammer... Zoo'n mooie
visch !. ..
Daar werd de deur geopend. De derde
gast, de pastoor van Snint-Victor in een
nieuwe soutane en met den driekanten steek
ouder den arm, trad de zaal binnen en bleef
verwonderd staan bij het vreemde schouw
spel, van dit armoedige meisje aan de tafel
i i
van den rechter.
Te laat! mijnheer de pastoor, mom
pelde mijnheer iSourdat, er is geen forel
meer ! ... en hij verhaalde hem vervolgeus
de geschiedenis van de kleine
kolenbrandster. Da pastoor slaakte een zucht, hij be
greep de grootheid van het offer, toen, half
aangedaan, half glimlachend, klopte hij
j den rechter op de schouder en zeide:
j Mijnheer Némorin Hourdat, ge zijt
beter dan ge wel denkt. Voorwaar, ik zeg
j het u, al uwe zonden van overdaad zullen
u worden vergeven, als prijs voor de forel
i die wij niet gegeten hebben.
H. A. lik.