De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 24 januari pagina 4

24 januari 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.761 aan wier ellende men niets kan verhelpen en de stemming van hopelooze treurigheid,die op alles rust, werkt ook op ons in. Een gevoel van doelloosheid, van minachting voor het beetje goed, dat we maar doen kunnen tegenover de reusachtige ellende op de wereld, doet ons vragen waarvoor we eigenlijk leven, waarvoor we de enkelen zullen helpen, als we toch den nood der massa niet verzachten kunnen? En dat gevoel met een valschen schijn van mededoogen maakt ons allengs pessimistischer en meer egoïst. Verbeeldt u, dat ge uit die sombere omgeving in een prettige kamer komt met opgewekte, hartehjke gezichten om u heen; een vertrek, weel derig noch artistiek, maar rein en vriendelijk, en hoewel ge reeds op den drempel iets van uw pessimisme hebt moeten prys geven, begint ge toch uit die zucht om te besmetten, die allen pessimisten gemeen hebben te spreken over al de vuilheid, de hopelooze akeligheid, die ge buiten gezien hebt. Daar legt de gastvrouw troostend en eenvoudig Laar hand op de uwe, met een glimlach verwijt ze u de eenzijdige voorstelling, die ge in uw som bere stemming geeft en met zachte stem spreekt ze van wat gedaan kan worden om de groote ellende kleiner te maken; van de voldoening, die men geniet, bij het overwinnen van zich zelf, om anderen te kunnen dienen. EQ terwijl men luis tert voelt men, dat z\j, die zoo spreekt, ook dien strijd moet gekend hebben, voor ze haar vredige levensbeschouwing verkreeg en men voelt zich heel klein.) dat men klagend en vragend staat, waar zoDvelen zonder vraag of klacht helpen. Maar ook het zelfvertrouwen keert weder, men denkt aan de ellende buiten met minder pessimisme en mér kracht tot toewijding; men voelt dat het anders kon zijn, als we minder murmureerden en ieder maar eea klein deel van zijn zelfzucht wilde opofferen; dat waar veel ge leden wordt ook veel verzacht kan worden. Onze wil ten goede is in die eenvoudige kamer gesterkt. Deze twee, geheel verschillende, indrukken heb ik ontvangen na het lezen van twee verschillende boeken: Zuster Sertha door den heer Aletrino en Zuster Ctara door mejuffr. J. P. Reijnvaan, waarin de schrijfster den eerstgenoemden auteur wijst op de en eenzijdigheid van zijn boek en het kwaad, dat hij daardoor kan stichten. Ik hoop dat het onopgesmukte boekje tot velen moge gaan; tot allen, die alleen de eischen van het lichaam verstaan, zonder te luisteren naar die andere stem, de stem van den geest, die in het omhulsel woont als een vogel in zijn kooi, met schemerig bewustzijn, dat daar buiten ruimer leven is; soms klapwiekend van heimwee naar edeler en beter. Zuster Clara" toont ons dat er nog andere ziekciiverpleegsterszyn dan Zuster Bertha;" vrou wen die zich door egoïsme en onvoldaanheid niet laten afleiden van haar doel, maar het ideaal hoog houden, dat zonder strijd niet te bereiken is. Jo VAN SLOTEN, Hoe stierf zvj ? Oorspronkelijke roman van LOUISB STRATENUS. Amersfoort G. J. Slothouwer 1891. Mejuffrouw Stratenus is een beschaafde dame, begaafd en ontwikkeld, die indertijd verzen on al te romaneske novellen geschreven heeft. Een en ander pleit voor eene levendige ver beelding; jammer maar dat die rijke fantasie wel wat al te ongebreideld mag heeten. Hoe gaarne ik ook al de kleinere en grootere vlekjes, welke het werk van Louise Stratenus ontsieren, met den mantel der zusterlijke liefde zoude willen bedek ken, de kunst eischt een nauwgezette bespreking en helaas er valt maar weinig te bewonderen in dezen vreemdsoortigen roman. Terwijl ik, niet behept met Jobs geduld, mij langzaam door de lange, dunne, gebrekkig gestyleerde volzinnen heenwerk, verbaas ik mij met innige verbazing over het feit, dat twee deugzaam en kalm opgevoede professorsdochters in haar con tact met de wereld plotseling de hevigheid van zuidelijke karakters ontwikkelen en zelfs niet voor de misdaad terugdeinzen. Heb toch natuur en waarheid lief, dacht ik. Hoe kan iemand zijn heldinnen zóó ongemotiveerde handelingen doen plegen, welke alleen door lang zame, trapsgewijze ontwikkeling, diep doordachte zielkundige karakteranalyse mogelijk en begrijpelyk konden worden gemaakt. Vergis ik mü, of hebben de fatalistische romans van Louis Couperus der schrijfster voor oogen ge. zweel'd? Het ziekelijke daargelaten, dat ontegenzeggelijk de werken van dien auteur ontsiert, dragen deze toch zoozeer den stempel van een machtig talent, dat het uiterst gevaarlijk is, den grooten artist van nabij te willen volgen. De personaadjes van Mej. Stratenus moeten door langdurige redenaties goed maken, wat haar aan hartstocht ontbreekt, en het uitheemschromantische der situaties kan ons moeielijk met de zonderlinge intrigue verzoenen. Toch geeft het slot van den roman eenige voldoening en is zeker de ontknooping verkwikkelijker dan bij Couperus' Noodlot". Waar deze slechts in den dood door eigen hand de oplossing vindt voor het vraagstuk: kunnen twee gelieven, waarvan de een door den drang der omstandigheden eene misdaad pleegde, later nog gelukkig aan elkanders zyde voortleven?" daar toont Louise Stratenus ons een minder tragisch einde. Het is wel een waarder opvatting der liefde die zij ons afschildert, en het denkbeeld de afge dwaalde vrouw aan de zijde van haar edelen echtgenoot een leven te doen leiden van zelf verloochening in dienst der lijdende menschheid, is zeker oneindig verheffender dan (een of) beiden van het tooneel te doen verdwijnen door vergif of pistool. MKNA. VARIA. '"'? PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP. Krachtige ontwikkeling der provinciale en ste delijke musea is het beste wapen tegen de annexatie van alle voorwerpen van geschiedkundige of kunst waarde door het rijk. Vooraan in de rij der provinciale musea staat zeker dat te Leeuwarden, het troetelkind van het Friesch Genootschap, zoowel wat betreft het aantal en gehalte der in bescherming genomen kunstschatten, als de toe wijding van bevolking en bestuur. Elf jaar geleden werd het museum geopend, en reeds een jaar later bleek het door buitengewor.en aanwas te klein te zijn. De aankoop van twee aangren zende panden gaven liet bestuur de gelegenheid aan de af Jeelingen Bibliotheek en Prentenkabinet en aan een gedeelte van de verzameling schilde rijen, een betere huisvesting te verschaffen. Thans is men met de verbouwing gereed, en eerlang zal met de plaatsing der voorwerpen een begin gemaakt worden. In den Figaro heeft de Wyzewa het plan op geworpen, in navolging van de Winter-Exh bitions te Londen, ook te Parijs jaarlijks een ten toonstelling van oude kunst te organisoeren. Wanneer de vele verzamelaars in Frankrijk even vrijgevig zijn als hunne mededingers van over het kanaal, dan zullen die tentoonstellingen vooral voor de Hollandscue kunstgeschiedenis hoogst be langrijk zyn. Die grossherzogliche Gemalde-Galerie zu Schwerin. Von Dr. Wild. Bode. Wien, Gesellschaft iür vervielfaltigende Kunst, 1891. lo'. Onder de kleinere musea van Duitschland bekleedt de grossherzogliche Gemalde-Galerie te Schwerin een eerste plaats. Hertog Christian Lurlwig (t 1756) van Mecklenburg-Schwerin is de schepper van deze verzameling, want verreweg de meeste kunst werken zijn door hem gekocht of besteld. Hij stuurde zijn kamerheer von Haffen herhaaldelijk naar Holland om hem op de verkoopingen te vertegenwoordigen, terwijl Jan van Gooi en G. Dom als agenten hier te lande steeds voor hem werkzaam waren. Wat hij kocht legt een zeer gunstig getuigenis af voor zijn smaak. De vele Italianen uit de zeventiende eeuw, die de andere kabinetten, in dien tijd ontstaan, overstroomen, ontbreken bijne geheel in de collecties die de hertog in zijne kasteelen te Schwerin, Ludwigslust en Neusiadt had weten bijeen te brengen. Het jaar 1807 was ook deze collecties noodlottig, toen een paar honderd werken naar Parijs ontvoerd werden, maar het jiar 1815 bracht ze weer ongeschonden terug. Groothertog Friedrich Franz II stichtte in 1882 het fraaie nieuwe museum in de hoofdstad van zijn groot hertogdom, en benoemde Dr. Fr. Schlie tot directeur. Een gelukkiger keuze kon niet ge daan zijn. De door deze» geleerde gemaakte catalogus werd een standaardwerk op het gebied der kunstgeschiedenis. Pjen uitvoerige bespre king van de voornaamste schilderijen werd door Dr. W. Bode voor het door de Gesellsschaft filr vervielfaltigende Kunst uitgegeven tijdschrift bewerkt, en deze artikelen zijn nu, in een lijvigen foliant vereenigd uitgegeven. Het is aan bedenking onderhevig, telkens een bestaande col lectie als basis aan te nemen voor een doorloopende kunstgeschiedenis maar wanneer dit geschiedt door iemand als Ur. W. Bmit-, dan kun nen we niet als dankbaar voor het geleerde zijn. Ook de vele etsen van L. Kütin, W. Krauskopt, W. Rohr, P. Halm e. a. benevens een groot aan tal houtsneden verleenen het werk nog een bij zondere aantrekkelijkheid. Catalogus van de Bibliotheek der Gemeente 's-Gravenhage, samengesteld door A. J. Servaas van Rooyen, 'b-Gravenhage, Mouton & Co. 18!«. 4." De Haagsche archivaris vertegenwoordigt den humor onder de bent van Naderlandsche archi varissen. De vele goedgeslaagde grapjes, waarbij zijn collegaas op onthaald heeft, zijn er de bewij zen voor. Indertijd kistte hij met veel zorg een vinger van Jan de Witt, later gat' hij een cata logus van de boekerij van Spinoza uit op een wijze die menigeen een glimlach ontlokte, en thans is weer een catalogus die zeker zijn plaats niet zal missen onder de lacetiae der bibliographie. Het zal menigeen verwonderen, te zien, dat onze residentie naast de Koninklijke Bibliotheek nog een boekerij rijk is, zoo groot, dat alleen het eerste deel van den catalogus ervan 205 blad zijden 4o beslaat. Een gemeentelijke bibliotheek te 's-Gravenhage heeft natuurlijk alleen reden van bestaan wanneer zij bestaat uit werken, die op die gemeente betrekking hebben. Natuurlijk, dit heeft de archivaris van de hofstad ook begrepen, en daarom catalogi-eerde bij b.v. op p. 1'27 no. 1107 Buitengewoon Dagblad van 's Gravenhage van 27 Dec. 1830 (Vonnis van 20 ec. over de gewezen Fransche ministers"). Het recept door den heer Servaas van Rooyen uitgevonden tot het verkrijgen van een uitgebreide bibliotheek, die dan tevens een ongezochte gelegenheid aanbiedt een dikken catalogus uit te geven, luidt: Koop een aantal jaargangen van couranten en catalogiseer dan zooveel mogelijk ieder nummer afzonderlijk." Maar helaas, al is dit recept veelvuldig toegepast, nog werd het gewenschte resultaat niet verkregen. Handig werd daarom bijna op iedere bladzijde een nummer ingevoegd, getiteld Hetzelfde", s-oms voorzien van eenige interessante bijomstandigheden, als Hetzelfde afgesneden", Hetzelfde, klein papier", Hetzelfde zonder de platen" enz. Waar een boek ontbrak, deed het prospectus denzelfden dienst; zeer practisch voor de bezoekers van de bibliotheek. Waarlijk, met al deze hulpmiddelen is het den beer Servaas van Rooyen gelukt een hoog denkbeeld te geven van de schatten der Haagsche Gemeente-Bibliotheek ; en zijn collega's heeft hij een vroolijk uurtje bezorgd. E. W. MOKS. Het bestuur van den oppositie-salon in bet Champ de Mars is voor 18!)2 aldus vastgesteld: Puvis de Chavannes, president; Carolus Duran, president der afdeeling schilderkunst; Dalou, pre sident der afdeeling beeldhouwwerk; Brari(uemond, van gravuurkunst; Jean Bérand en Billote, secretarissen, en Dubuf'e tils penningmeester. Te Gattajola bij Lucca is overleden graaf Emile de Nicuwerkerke, die onder bet tweede Keizer rijk hoofdintendant van schoonc kunsten was. IIij was nu 82 jaar, maar bleef tot het einde de ele gante en majestueuze man, dien Parijs kende en dien de kunstenaars eerden. Graaf de Nieuwer kerke was ook zelf kunstenaar, beeldhouwer; van hem is het ruiterstandbeeld van Willem de Zwij ger, dat tegenover het paleis in het Noordeinde staat, voorts ruiterstandbeelden van Napoleon I vn Na poleon III; een standbeeld .van Descartes, en tal van bustes, prinses Murat, mevrouw Fould, prinses Mathilde. Zijn villa was een museum van kostbare kunstwerken. De stad Parijs heeft in het begin van deze maand het museum Galliera in bezit genomen, dat haar door de hertogin in 1878 ten geschenke was gegeven. De gift bestond destijds uit een ter rein, tusschen de avenue du Trocadéro en de straat Pierre Charron, op 3 millioen geschat, benevens 6 ,/3 millioen voor het bouwen van het museum. Er was destijds bij bedoeld, dat de prachtige collectiën der hertogin het museum zouden vullen ; zij heeft daarvan echter afgezien en deze aan de stad Genua, hare geboorteplaats, ten geschenke gegeven. Kf.n Egyptisch koningngrnf. Uit Parys wordt geschreven: De Fransche commissie voor de Egyptische opgravingen heeft, zooals aan het Journal des Débats van 4 Januari uit Kaïro gemeld wordt, het nieuwe jaar met een interessante vondst be gonnen. De beer Grébaut beeft namelijk een koningsgrat ontdekt, dat aan de XVIlIe dynastie behoort. Het is het graf van een zekeren Khonen-Aten, die, om zich aan den invloed van de priesters van Ammon te onttrekken, Thebe ver lief, zijn residentie bij bet tegenwoordige dorp Tell-el-Amarma tusschen Assiout en Miniéh aan den rechteroever van den Nijl vestigde, en hier, om aan de godheid Ammon zijn nationaal aan zien te ontnemen, de vereering van Aten (de zonneschijf) instelde. Doch na den dood van Khon n-Aten werd Thebe weder hoofdstad, de god Aten geraakte in vergetelheid en de macht der priesters van Ammon werd langzamerhand zoo groot, dat zij zich ten laatste sterk genoeg ge voelden, om in de plaats van het koningschap te treden en de XXI dynastie te vestigen. De graftombe van Khon-en-Aten, welke Grébaut zoo even ontdekt beeft, bestaat uit een ongeveer 50 meter lange galerij, die zich weer verdeelt in twee gangen, naar de grafkamers van de koningin en de koningsdochter voerend. De hoofdgalerij voert naar een vierhoekige zaal, waarin zich de konink lijke grafstede moet hebben bevonden. De sarco faag is gebroken, daar bet onderaardsche gewelf reeds in oude tijden is vernield, en om tot den oorspronkelijken grond der grafsteden te geraken, moet eerat een hoop puin, ongeveer 3 meter hoog, worden verwijderd. Nu reeds beeft men zoowel in de grafkamer van den koning als in die van zijne dochter aan de wanden afbeeldingen en opschrif ten ontdekt, die zonder twijfel een nieuw licht op eene tot nog toe vrij onbekende periode der geschiedenis zullen werpen. Volgens een bericht in The Atlienaeum zou men bier niet met een koning, maar met eene koningin K&on en Aten te doen hebben. Tooneelknt leken. In een artikel over Shakespeare's Volksfiguren" debiteert het Zondagsblad van een Berlijnsehe courant het volgende. Het is over de figuur van Holzapfel" (Dogberry) in Muclt ado about notliing ; Dat juist de onnoozelheid van dien knaap, in vereeniging met die van l zijn collega Schlebwein (Verges), de intrige van het stuk op het spoor komt en de draden uiteenwikkelf, hetgeen aan de scherpzinnige hoofdpersor,en niet gelukt, dat is een dier Columbuseieren, lumnan Slmkespeare's genie er verschei dene heeft uitgebroed". In eer.e kritiek op MiUiicker's nieuwe operette Ken Sonntagskind. komt voor: De modiste van Frl. Janiscti, Michow Spitzer'', woonde in eene loge persoonlijk het optreden der door haar ten tooneele gevoerde japonnen bij". De Bouen-Artiste geeft een nommer uit. geheel aan Agar gewijd (met het portret van de arme groote artiste), 'waarin brieven, artikelen, novellen en verzen voorkomen van de Lapommaye, Jules Claretie, Arsène Houssaye, Armand Silvestre, Latulle Mende*, Franrois Coppée, Sully Prudhomme, Eugène Manuel, E. des Essarts, Fréléric Bataille, ! Auguste Dorchain, Henri do Braisne, F. Mazade, Ch. Grandmougin, G. de Lys, Ca. Fuster, D. Mon, Marius Dillard, Léon Tyssandier, Albert Lambert, G. Docqouis, enz. Ileinrich Vorn, wiens dood in den boogen ouderdom van 87 jaar uit Berlijn bericht wordt, was een vruchtbaar componist van opera's, symphonieën, cantate's en kleinere werken, maar zijne beroemdheid was hoofdzakelijk gevestigd als direc teur en criticus van de Barlijner Post en andere periodieken. De zoon van een koopman, was Dorn een leerling van Zelter (de leermeester van Mendelssohn, en zelf een leerling van Tasch, die een leerling van Bacb was), en bij volgde eerst Wagnor op al* opera-directeur te Riga, toen Conrad Kreutzer te Keulen, eindelijk Otto Xicolaïals directeur aan de koninklijke opera te Berlijn, waar hij negentien jaar bleef, tot zijne aftreding in 18(i8. Du'rn leerde Schumann het contrapunct, en was een meer of minder intiem vriend van Mendcli-sohn, Moscheles. Spontini, Devrient, Weber on andere beroemdheden uit dien tijd. De nieuwe roman van Mrs. Humphrey Ward, de schrijfster van Robert Jïlsmere, zal wel dra uitkomen. Hij is in drie doelen; er zijn reeds meer dan 5000 exemplaren van besteld. Var, Disracli's en George Kliot's romans werden wel grootere oplagen vooruit besteld; maar die waren niet in drie dikke deelen, de kosten waren dus niet zoo groot. liet boek van Kennan, Siberin, heeft van de Russische censuur een goede reclame gekregen, bet is verboden ; zelfs passages die over bet boek spreken, in bladen of tijdschriften, worden met drukinkt bedekt. Bij de rouwberichten van den hertog van Clarence heeft men niet zooveel Latijn aangehaald als vroeger in Engeland gebruikelijk was. Lord Coleridge, de rechtbank presideerende, sprak van; pallida mors aequo pulsat pede," etc.; de Times van Unquenda tellus et domus et placens uxor." Engelsch daarentegen, vooral Shakespeare, citeer de men veel. De Adcertiser sprak van: The bitter sentence of poor Clarence's death"; de Times citeer de Milton:,, The blind fury with the abhorred sbears"; de Daily News weer Shakespeare: This looks not like a nuptial"; de Standard Byron: Could not the grave forget thee and lay low Some less majestic, less beloved head?" Eenigen tijd geleden praken wij van den prijs.roman van den Engelschen schrijver Goodman: The only witness, ivhat did she see ? De roman werd toen zonder het laatste hoofdstuk verkocht; het raden is nu uit en de prijs is toegewezen. Kr is nu een nieuwe editie van den roman ver krijgbaar, met de ontknooping er bij ; slechts n persoon, een dame, Mrs. Ponsonby, de vrouw van den particulieren secretaris der koningin, heeft het raadsel volkomen opgelost; zij heeft dan ook den prijs, 30 pond, ontvangen. In Warendorfs Noeellen-BMiotheek is als No. 23 verschenen: Vrije liefde, van den talent vollen auteur Fokko Bos. Wetenschap. EEN THEORIE VAN DEN DROOM. Ten allen tijde heeft de droom de menschen geïnteresseerd, en zeker niet het minst in de laatste jaren, nu de psychologie op weg is een experimenteele wetenschap te worden door de studie der verschijnselen van hypnose en suggestie. Doch het laat zich voorzien, dat een algeineene theorie over den normalen droom niet spoedig erkend zal worden, wijl de feiten, waarop zij moet berusten, alleen beteekenis hebben voor een uiterst subjectieve appreciatie. Want laat men nog het bezwaar onaangeroerd, dat men alleen met die droomen rekening kan houden, welke men zich herinnert gedroomd te hebben, en hoe talrijk zijn niet de slaapvisioenen, die men aanstonds vergeet bij het ontwaken; hoe zal men ooit te weten komen hoe lang en hoeveel men heeft gedroomd, zonder dat een herinnering achter bleef? , men kan den droom, terwijl hij ge percipieerd wordt, door geen middel contro leeren, noch door de perceptie op te schrijven, noch door met een ander er over te praten. De feiten derhalve, welke de theorie tracht te ver klaren, zijn niets anders dan de subjektieve herin neringen van door cfn gebrekkig waarnemend bewustzijn gevatte gewaarwoordingen, door geen enkele uitwendige omstandigheid bevestigd, welke men in wakenden toestand kan gebruiken als controle-middel. Velen daarom zijn de meenin gen over de droomen, velen zullen er nog komen, en ne is die van den heer Lesage. De methode van den heer Lesage is deze: hij gaat na de droomen, die hij zelf gehad heeft, en beschouwt voornamelijk die, welke niet van een exceptioneeleu lichaarostoestand afhankelijk zijn. Hij neemt dus den gewonen droom onder normale lichaamsomstandigheden, en hij verzamelt by menschen van zijn kennis berichten over hun eigen droomen, terwijl hij door een ernstige bespreking zicb. zekerheid verschaft over da nauw keurigheid van hun mededeeling. Het is duidelijk dat bij zulk een wijze van feitenverzameling veel goede wil rioodig is, en niets zou gemakkelijker wezen, dan den beer Lasage tegen te spreken, en te beweren dat ge geheel anders droomt dan hij zegt, want niemand kan u het tegendeel be wijzen. De heer Lesage beweert echter, dat zijn, eigen ervaringen en die van anderen brengen tot het erkennen van twee grondstellingen, en ik geloof, dat zij te denken geven, want menigeen kan er zijn eigen ondervindingen aan toetsen, en zij druiechen in tegen wat iedereen als van zelf sprekend zou denken. Want men zou denken, als van zelf spiekend, dat men droomt van datgene, waaraan men over dag en 's avonds bet meest gedacht heeft. Doch iedereen zal wel ervaren hebben, dat hij zoo wei nig droomt, wat bij gaarne droomen zou. Ik heb wel eens een moeder zich hooren beklagen, dat zij haast nooit van een geliefden zoon in Indi droomde, terwijl zij hem toch zoo gaarre zou willen zien. Dit laatste feit zou de heer Lesage te pas komen, want zijn eeiste stelling is: in 't algemeen komen in den droom niet die denk beelden terug, welke ons in den wakenden toe stand hebben beziggehouden. Ik heb reeds gezegd, de feiten, die deze stel ling zouden moeten steunen, zijn moeielijk in hun juiste waarde vast te stellen, en er is niets anders aan te doen dan den regel van den heer Lesage in gemoede aan eigen ervaringen te toetsen. Een zeer belangrijke rubriek van ervaringen zal ge woonlijk echter wel zoo weinig bekend worden, dat men er zich over verwondert, hoe de heer Lesage er ' met zulk een zekerheid van weet te spreken. Hij zegt namelijk: ..gebuwde lieden ver schaffen een belangrijke reeks van gevallen. Indien zij sterk verliefd zijn geweest, hebben zij bijna nooit van elkander gedroomd vóór tiet huwlijk en in de wittebroodsweken, en droomden zij over liefde, dan was bet om ontrouw te wezen met eonige onverschillige of gehate persoon. Zoo jonge echtelieden aanvangen elkander in den droom te zien, dan is bun hartstocht reeds aan het verilauwen, en zijn bun gedachten over dag niet zoo uitsluitend meer vervuld met bet geliefde voor werp. Dit is een lijn en zeer nauwkeurig kriterium." Men droomt niet van de dingen waar men veel over denkt, doch van die zaken, welke over dag getroffen hebben, maar door de verschillende be zigheden vergeten zijn. Dit is de tweede grond stelling van den heer Lesage: een indruk heeft meer kans in den droom terug te kecren, naar mate hij levendiger is geweest en minder over dacht geworden. Men droomt bijv. dat een huis een nieuwe deur heeft gekregen. Dan zal men deze nieuwe dour wel hebben waargenomen, doch niet opgelet. En den volgenden dag komt men voorbij bet buis. ziet de deur en verbaast zich over den droom. De verklaring van deze regels, ik twijfel, of men ze niet liever een formuleering in andere woorden moet noemen, is deze, dat deindruk

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl