Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.761
aan wier ellende men niets kan verhelpen en de
stemming van hopelooze treurigheid,die op alles rust,
werkt ook op ons in. Een gevoel van doelloosheid,
van minachting voor het beetje goed, dat we maar
doen kunnen tegenover de reusachtige ellende op de
wereld, doet ons vragen waarvoor we eigenlijk leven,
waarvoor we de enkelen zullen helpen, als we
toch den nood der massa niet verzachten kunnen?
En dat gevoel met een valschen schijn van
mededoogen maakt ons allengs pessimistischer
en meer egoïst.
Verbeeldt u, dat ge uit die sombere omgeving
in een prettige kamer komt met opgewekte,
hartehjke gezichten om u heen; een vertrek, weel
derig noch artistiek, maar rein en vriendelijk, en
hoewel ge reeds op den drempel iets van uw
pessimisme hebt moeten prys geven, begint ge
toch uit die zucht om te besmetten, die allen
pessimisten gemeen hebben te spreken over al
de vuilheid, de hopelooze akeligheid, die ge buiten
gezien hebt.
Daar legt de gastvrouw troostend en eenvoudig
Laar hand op de uwe, met een glimlach verwijt
ze u de eenzijdige voorstelling, die ge in uw som
bere stemming geeft en met zachte stem spreekt
ze van wat gedaan kan worden om de groote
ellende kleiner te maken; van de voldoening, die
men geniet, bij het overwinnen van zich zelf, om
anderen te kunnen dienen. EQ terwijl men luis
tert voelt men, dat z\j, die zoo spreekt, ook dien
strijd moet gekend hebben, voor ze haar vredige
levensbeschouwing verkreeg en men voelt zich
heel klein.) dat men klagend en vragend staat,
waar zoDvelen zonder vraag of klacht helpen.
Maar ook het zelfvertrouwen keert weder, men
denkt aan de ellende buiten met minder
pessimisme en mér kracht tot toewijding; men
voelt dat het anders kon zijn, als we minder
murmureerden en ieder maar eea klein deel van
zijn zelfzucht wilde opofferen; dat waar veel ge
leden wordt ook veel verzacht kan worden. Onze
wil ten goede is in die eenvoudige kamer gesterkt.
Deze twee, geheel verschillende, indrukken heb
ik ontvangen na het lezen van twee verschillende
boeken: Zuster Sertha door den heer Aletrino
en Zuster Ctara door mejuffr. J. P. Reijnvaan,
waarin de schrijfster den eerstgenoemden auteur
wijst op de en eenzijdigheid van zijn boek en het
kwaad, dat hij daardoor kan stichten.
Ik hoop dat het onopgesmukte boekje tot velen
moge gaan; tot allen, die alleen de eischen van
het lichaam verstaan, zonder te luisteren naar die
andere stem, de stem van den geest, die in het
omhulsel woont als een vogel in zijn kooi, met
schemerig bewustzijn, dat daar buiten ruimer
leven is; soms klapwiekend van heimwee naar
edeler en beter.
Zuster Clara" toont ons dat er nog andere
ziekciiverpleegsterszyn dan Zuster Bertha;" vrou
wen die zich door egoïsme en onvoldaanheid niet
laten afleiden van haar doel, maar het ideaal
hoog houden, dat zonder strijd niet te bereiken is.
Jo VAN SLOTEN,
Hoe stierf zvj ? Oorspronkelijke roman
van LOUISB STRATENUS. Amersfoort
G. J. Slothouwer 1891.
Mejuffrouw Stratenus is een beschaafde dame,
begaafd en ontwikkeld, die indertijd verzen on
al te romaneske novellen geschreven heeft.
Een en ander pleit voor eene levendige ver
beelding; jammer maar dat die rijke fantasie wel
wat al te ongebreideld mag heeten. Hoe gaarne
ik ook al de kleinere en grootere vlekjes, welke
het werk van Louise Stratenus ontsieren, met den
mantel der zusterlijke liefde zoude willen bedek
ken, de kunst eischt een nauwgezette bespreking
en helaas er valt maar weinig te bewonderen in
dezen vreemdsoortigen roman.
Terwijl ik, niet behept met Jobs geduld, mij
langzaam door de lange, dunne, gebrekkig
gestyleerde volzinnen heenwerk, verbaas ik mij met
innige verbazing over het feit, dat twee deugzaam
en kalm opgevoede professorsdochters in haar con
tact met de wereld plotseling de hevigheid van
zuidelijke karakters ontwikkelen en zelfs niet
voor de misdaad terugdeinzen.
Heb toch natuur en waarheid lief, dacht ik.
Hoe kan iemand zijn heldinnen zóó ongemotiveerde
handelingen doen plegen, welke alleen door lang
zame, trapsgewijze ontwikkeling, diep doordachte
zielkundige karakteranalyse mogelijk en
begrijpelyk konden worden gemaakt.
Vergis ik mü, of hebben de fatalistische romans
van Louis Couperus der schrijfster voor oogen ge.
zweel'd?
Het ziekelijke daargelaten, dat ontegenzeggelijk
de werken van dien auteur ontsiert, dragen deze
toch zoozeer den stempel van een machtig talent,
dat het uiterst gevaarlijk is, den grooten artist
van nabij te willen volgen.
De personaadjes van Mej. Stratenus moeten
door langdurige redenaties goed maken, wat haar
aan hartstocht ontbreekt, en het
uitheemschromantische der situaties kan ons moeielijk met
de zonderlinge intrigue verzoenen. Toch geeft
het slot van den roman eenige voldoening en is
zeker de ontknooping verkwikkelijker dan bij
Couperus' Noodlot".
Waar deze slechts in den dood door eigen hand
de oplossing vindt voor het vraagstuk: kunnen
twee gelieven, waarvan de een door den drang
der omstandigheden eene misdaad pleegde, later
nog gelukkig aan elkanders zyde voortleven?" daar
toont Louise Stratenus ons een minder tragisch
einde. Het is wel een waarder opvatting der liefde
die zij ons afschildert, en het denkbeeld de afge
dwaalde vrouw aan de zijde van haar edelen
echtgenoot een leven te doen leiden van zelf
verloochening in dienst der lijdende menschheid,
is zeker oneindig verheffender dan (een of) beiden
van het tooneel te doen verdwijnen door vergif
of pistool. MKNA.
VARIA.
'"'? PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN
MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP.
Krachtige ontwikkeling der provinciale en ste
delijke musea is het beste wapen tegen de annexatie
van alle voorwerpen van geschiedkundige of kunst
waarde door het rijk. Vooraan in de rij der
provinciale musea staat zeker dat te Leeuwarden,
het troetelkind van het Friesch Genootschap,
zoowel wat betreft het aantal en gehalte der in
bescherming genomen kunstschatten, als de toe
wijding van bevolking en bestuur. Elf jaar
geleden werd het museum geopend, en reeds een
jaar later bleek het door buitengewor.en aanwas
te klein te zijn. De aankoop van twee aangren
zende panden gaven liet bestuur de gelegenheid
aan de af Jeelingen Bibliotheek en Prentenkabinet
en aan een gedeelte van de verzameling schilde
rijen, een betere huisvesting te verschaffen. Thans
is men met de verbouwing gereed, en eerlang
zal met de plaatsing der voorwerpen een begin
gemaakt worden.
In den Figaro heeft de Wyzewa het plan op
geworpen, in navolging van de Winter-Exh
bitions te Londen, ook te Parijs jaarlijks een ten
toonstelling van oude kunst te organisoeren.
Wanneer de vele verzamelaars in Frankrijk even
vrijgevig zijn als hunne mededingers van over het
kanaal, dan zullen die tentoonstellingen vooral
voor de Hollandscue kunstgeschiedenis hoogst be
langrijk zyn.
Die grossherzogliche Gemalde-Galerie zu
Schwerin. Von Dr. Wild. Bode. Wien,
Gesellschaft iür vervielfaltigende Kunst,
1891. lo'.
Onder de kleinere musea van Duitschland bekleedt
de grossherzogliche Gemalde-Galerie te Schwerin
een eerste plaats. Hertog Christian Lurlwig (t 1756)
van Mecklenburg-Schwerin is de schepper van deze
verzameling, want verreweg de meeste kunst
werken zijn door hem gekocht of besteld. Hij
stuurde zijn kamerheer von Haffen herhaaldelijk
naar Holland om hem op de verkoopingen te
vertegenwoordigen, terwijl Jan van Gooi en G.
Dom als agenten hier te lande steeds voor hem
werkzaam waren. Wat hij kocht legt een zeer
gunstig getuigenis af voor zijn smaak. De vele
Italianen uit de zeventiende eeuw, die de andere
kabinetten, in dien tijd ontstaan,
overstroomen, ontbreken bijne geheel in de collecties
die de hertog in zijne kasteelen te Schwerin,
Ludwigslust en Neusiadt had weten bijeen te
brengen. Het jaar 1807 was ook deze collecties
noodlottig, toen een paar honderd werken naar
Parijs ontvoerd werden, maar het jiar 1815 bracht
ze weer ongeschonden terug. Groothertog
Friedrich Franz II stichtte in 1882 het fraaie
nieuwe museum in de hoofdstad van zijn groot
hertogdom, en benoemde Dr. Fr. Schlie tot
directeur. Een gelukkiger keuze kon niet ge
daan zijn. De door deze» geleerde gemaakte
catalogus werd een standaardwerk op het gebied
der kunstgeschiedenis. Pjen uitvoerige bespre
king van de voornaamste schilderijen werd
door Dr. W. Bode voor het door de Gesellsschaft
filr vervielfaltigende Kunst uitgegeven tijdschrift
bewerkt, en deze artikelen zijn nu, in een
lijvigen foliant vereenigd uitgegeven. Het is aan
bedenking onderhevig, telkens een bestaande col
lectie als basis aan te nemen voor een
doorloopende kunstgeschiedenis maar wanneer dit
geschiedt door iemand als Ur. W. Bmit-, dan kun
nen we niet als dankbaar voor het geleerde zijn.
Ook de vele etsen van L. Kütin, W. Krauskopt,
W. Rohr, P. Halm e. a. benevens een groot aan
tal houtsneden verleenen het werk nog een bij
zondere aantrekkelijkheid.
Catalogus van de Bibliotheek der Gemeente
's-Gravenhage, samengesteld door A. J.
Servaas van Rooyen, 'b-Gravenhage,
Mouton & Co. 18!«. 4."
De Haagsche archivaris vertegenwoordigt den
humor onder de bent van Naderlandsche archi
varissen. De vele goedgeslaagde grapjes, waarbij
zijn collegaas op onthaald heeft, zijn er de bewij
zen voor. Indertijd kistte hij met veel zorg een
vinger van Jan de Witt, later gat' hij een cata
logus van de boekerij van Spinoza uit op een
wijze die menigeen een glimlach ontlokte, en
thans is weer een catalogus die zeker zijn plaats
niet zal missen onder de lacetiae der bibliographie.
Het zal menigeen verwonderen, te zien, dat onze
residentie naast de Koninklijke Bibliotheek nog
een boekerij rijk is, zoo groot, dat alleen het
eerste deel van den catalogus ervan 205 blad
zijden 4o beslaat. Een gemeentelijke bibliotheek
te 's-Gravenhage heeft natuurlijk alleen reden van
bestaan wanneer zij bestaat uit werken, die op
die gemeente betrekking hebben. Natuurlijk, dit
heeft de archivaris van de hofstad ook begrepen,
en daarom catalogi-eerde bij b.v. op p. 1'27 no.
1107 Buitengewoon Dagblad van 's Gravenhage van
27 Dec. 1830 (Vonnis van 20 ec. over de gewezen
Fransche ministers"). Het recept door den heer
Servaas van Rooyen uitgevonden tot het verkrijgen
van een uitgebreide bibliotheek, die dan tevens
een ongezochte gelegenheid aanbiedt een dikken
catalogus uit te geven, luidt: Koop een aantal
jaargangen van couranten en catalogiseer dan
zooveel mogelijk ieder nummer afzonderlijk."
Maar helaas, al is dit recept veelvuldig toegepast,
nog werd het gewenschte resultaat niet verkregen.
Handig werd daarom bijna op iedere bladzijde een
nummer ingevoegd, getiteld Hetzelfde", s-oms
voorzien van eenige interessante
bijomstandigheden, als Hetzelfde afgesneden", Hetzelfde, klein
papier", Hetzelfde zonder de platen" enz. Waar
een boek ontbrak, deed het prospectus denzelfden
dienst; zeer practisch voor de bezoekers van de
bibliotheek. Waarlijk, met al deze hulpmiddelen
is het den beer Servaas van Rooyen gelukt een
hoog denkbeeld te geven van de schatten der
Haagsche Gemeente-Bibliotheek ; en zijn collega's
heeft hij een vroolijk uurtje bezorgd.
E. W. MOKS.
Het bestuur van den oppositie-salon in bet
Champ de Mars is voor 18!)2 aldus vastgesteld:
Puvis de Chavannes, president; Carolus Duran,
president der afdeeling schilderkunst; Dalou, pre
sident der afdeeling beeldhouwwerk;
Brari(uemond, van gravuurkunst; Jean Bérand en Billote,
secretarissen, en Dubuf'e tils penningmeester.
Te Gattajola bij Lucca is overleden graaf Emile
de Nicuwerkerke, die onder bet tweede Keizer
rijk hoofdintendant van schoonc kunsten was. IIij
was nu 82 jaar, maar bleef tot het einde de ele
gante en majestueuze man, dien Parijs kende en
dien de kunstenaars eerden. Graaf de Nieuwer
kerke was ook zelf kunstenaar, beeldhouwer; van
hem is het ruiterstandbeeld van Willem de Zwij
ger, dat tegenover het paleis in het Noordeinde staat,
voorts ruiterstandbeelden van Napoleon I vn Na
poleon III; een standbeeld .van Descartes, en tal
van bustes, prinses Murat, mevrouw Fould, prinses
Mathilde. Zijn villa was een museum van kostbare
kunstwerken.
De stad Parijs heeft in het begin van deze
maand het museum Galliera in bezit genomen,
dat haar door de hertogin in 1878 ten geschenke
was gegeven. De gift bestond destijds uit een ter
rein, tusschen de avenue du Trocadéro en de straat
Pierre Charron, op 3 millioen geschat, benevens
6 ,/3 millioen voor het bouwen van het museum. Er
was destijds bij bedoeld, dat de prachtige
collectiën der hertogin het museum zouden vullen ; zij
heeft daarvan echter afgezien en deze aan de
stad Genua, hare geboorteplaats, ten geschenke
gegeven.
Kf.n Egyptisch koningngrnf. Uit Parys wordt
geschreven: De Fransche commissie voor de
Egyptische opgravingen heeft, zooals aan het Journal
des Débats van 4 Januari uit Kaïro gemeld wordt,
het nieuwe jaar met een interessante vondst be
gonnen. De beer Grébaut beeft namelijk een
koningsgrat ontdekt, dat aan de XVIlIe dynastie
behoort. Het is het graf van een zekeren
Khonen-Aten, die, om zich aan den invloed van de
priesters van Ammon te onttrekken, Thebe ver
lief, zijn residentie bij bet tegenwoordige dorp
Tell-el-Amarma tusschen Assiout en Miniéh aan
den rechteroever van den Nijl vestigde, en hier,
om aan de godheid Ammon zijn nationaal aan
zien te ontnemen, de vereering van Aten (de
zonneschijf) instelde. Doch na den dood van Khon
n-Aten werd Thebe weder hoofdstad, de god
Aten geraakte in vergetelheid en de macht der
priesters van Ammon werd langzamerhand zoo
groot, dat zij zich ten laatste sterk genoeg ge
voelden, om in de plaats van het koningschap
te treden en de XXI dynastie te vestigen. De
graftombe van Khon-en-Aten, welke Grébaut zoo
even ontdekt beeft, bestaat uit een ongeveer 50
meter lange galerij, die zich weer verdeelt in twee
gangen, naar de grafkamers van de koningin en
de koningsdochter voerend. De hoofdgalerij voert
naar een vierhoekige zaal, waarin zich de konink
lijke grafstede moet hebben bevonden. De sarco
faag is gebroken, daar bet onderaardsche gewelf
reeds in oude tijden is vernield, en om tot den
oorspronkelijken grond der grafsteden te geraken,
moet eerat een hoop puin, ongeveer 3 meter hoog,
worden verwijderd. Nu reeds beeft men zoowel in
de grafkamer van den koning als in die van zijne
dochter aan de wanden afbeeldingen en opschrif
ten ontdekt, die zonder twijfel een nieuw licht
op eene tot nog toe vrij onbekende periode der
geschiedenis zullen werpen.
Volgens een bericht in The Atlienaeum zou men
bier niet met een koning, maar met eene koningin
K&on en Aten te doen hebben.
Tooneelknt leken. In een artikel over
Shakespeare's Volksfiguren" debiteert het Zondagsblad
van een Berlijnsehe courant het volgende. Het
is over de figuur van Holzapfel" (Dogberry) in
Muclt ado about notliing ; Dat juist de
onnoozelheid van dien knaap, in vereeniging met die van
l zijn collega Schlebwein (Verges), de intrige van het
stuk op het spoor komt en de draden
uiteenwikkelf, hetgeen aan de scherpzinnige
hoofdpersor,en niet gelukt, dat is een dier
Columbuseieren, lumnan Slmkespeare's genie er verschei
dene heeft uitgebroed".
In eer.e kritiek op MiUiicker's nieuwe operette
Ken Sonntagskind. komt voor: De modiste van
Frl. Janiscti, Michow Spitzer'', woonde in eene
loge persoonlijk het optreden der door haar ten
tooneele gevoerde japonnen bij".
De Bouen-Artiste geeft een nommer uit. geheel
aan Agar gewijd (met het portret van de arme
groote artiste), 'waarin brieven, artikelen, novellen
en verzen voorkomen van de Lapommaye, Jules
Claretie, Arsène Houssaye, Armand Silvestre,
Latulle Mende*, Franrois Coppée, Sully Prudhomme,
Eugène Manuel, E. des Essarts, Fréléric Bataille,
! Auguste Dorchain, Henri do Braisne, F. Mazade,
Ch. Grandmougin, G. de Lys, Ca. Fuster, D. Mon,
Marius Dillard, Léon Tyssandier, Albert
Lambert, G. Docqouis, enz.
Ileinrich Vorn, wiens dood in den boogen
ouderdom van 87 jaar uit Berlijn bericht wordt,
was een vruchtbaar componist van opera's,
symphonieën, cantate's en kleinere werken, maar zijne
beroemdheid was hoofdzakelijk gevestigd als direc
teur en criticus van de Barlijner Post en andere
periodieken. De zoon van een koopman, was Dorn
een leerling van Zelter (de leermeester van
Mendelssohn, en zelf een leerling van Tasch, die een
leerling van Bacb was), en bij volgde eerst
Wagnor op al* opera-directeur te Riga, toen Conrad
Kreutzer te Keulen, eindelijk Otto Xicolaïals
directeur aan de koninklijke opera te Berlijn,
waar hij negentien jaar bleef, tot zijne aftreding
in 18(i8. Du'rn leerde Schumann het contrapunct,
en was een meer of minder intiem vriend van
Mendcli-sohn, Moscheles. Spontini, Devrient,
Weber on andere beroemdheden uit dien tijd.
De nieuwe roman van Mrs. Humphrey Ward,
de schrijfster van Robert Jïlsmere, zal wel
dra uitkomen. Hij is in drie doelen; er zijn reeds
meer dan 5000 exemplaren van besteld.
Var, Disracli's en George Kliot's romans werden
wel grootere oplagen vooruit besteld; maar die
waren niet in drie dikke deelen, de kosten waren
dus niet zoo groot.
liet boek van Kennan, Siberin, heeft van de
Russische censuur een goede reclame gekregen,
bet is verboden ; zelfs passages die over bet
boek spreken, in bladen of tijdschriften, worden
met drukinkt bedekt.
Bij de rouwberichten van den hertog van
Clarence heeft men niet zooveel Latijn aangehaald
als vroeger in Engeland gebruikelijk was. Lord
Coleridge, de rechtbank presideerende, sprak van;
pallida mors aequo pulsat pede," etc.; de Times
van Unquenda tellus et domus et placens uxor."
Engelsch daarentegen, vooral Shakespeare, citeer
de men veel. De Adcertiser sprak van: The bitter
sentence of poor Clarence's death"; de Times citeer
de Milton:,, The blind fury with the abhorred sbears";
de Daily News weer Shakespeare: This looks
not like a nuptial"; de Standard Byron: Could
not the grave forget thee and lay low Some less
majestic, less beloved head?"
Eenigen tijd geleden praken wij van den
prijs.roman van den Engelschen schrijver Goodman: The
only witness, ivhat did she see ? De roman werd
toen zonder het laatste hoofdstuk verkocht; het
raden is nu uit en de prijs is toegewezen.
Kr is nu een nieuwe editie van den roman ver
krijgbaar, met de ontknooping er bij ; slechts
n persoon, een dame, Mrs. Ponsonby, de vrouw
van den particulieren secretaris der koningin, heeft
het raadsel volkomen opgelost; zij heeft dan ook
den prijs, 30 pond, ontvangen.
In Warendorfs Noeellen-BMiotheek is als No.
23 verschenen: Vrije liefde, van den talent vollen
auteur Fokko Bos.
Wetenschap.
EEN THEORIE VAN DEN DROOM.
Ten allen tijde heeft de droom de menschen
geïnteresseerd, en zeker niet het minst in de
laatste jaren, nu de psychologie op weg is een
experimenteele wetenschap te worden door de
studie der verschijnselen van hypnose en suggestie.
Doch het laat zich voorzien, dat een algeineene
theorie over den normalen droom niet spoedig
erkend zal worden, wijl de feiten, waarop zij moet
berusten, alleen beteekenis hebben voor een uiterst
subjectieve appreciatie. Want laat men nog het
bezwaar onaangeroerd, dat men alleen met die
droomen rekening kan houden, welke men zich
herinnert gedroomd te hebben, en hoe talrijk
zijn niet de slaapvisioenen, die men aanstonds
vergeet bij het ontwaken; hoe zal men ooit te
weten komen hoe lang en hoeveel men heeft
gedroomd, zonder dat een herinnering achter
bleef? , men kan den droom, terwijl hij ge
percipieerd wordt, door geen middel contro
leeren, noch door de perceptie op te schrijven,
noch door met een ander er over te praten. De
feiten derhalve, welke de theorie tracht te ver
klaren, zijn niets anders dan de subjektieve herin
neringen van door cfn gebrekkig waarnemend
bewustzijn gevatte gewaarwoordingen, door geen
enkele uitwendige omstandigheid bevestigd, welke
men in wakenden toestand kan gebruiken als
controle-middel. Velen daarom zijn de meenin
gen over de droomen, velen zullen er nog komen,
en ne is die van den heer Lesage.
De methode van den heer Lesage is deze: hij
gaat na de droomen, die hij zelf gehad heeft, en
beschouwt voornamelijk die, welke niet van een
exceptioneeleu lichaarostoestand afhankelijk zijn.
Hij neemt dus den gewonen droom onder normale
lichaamsomstandigheden, en hij verzamelt by
menschen van zijn kennis berichten over hun
eigen droomen, terwijl hij door een ernstige
bespreking zicb. zekerheid verschaft over da nauw
keurigheid van hun mededeeling. Het is duidelijk
dat bij zulk een wijze van feitenverzameling veel
goede wil rioodig is, en niets zou gemakkelijker
wezen, dan den beer Lasage tegen te spreken,
en te beweren dat ge geheel anders droomt dan
hij zegt, want niemand kan u het tegendeel be
wijzen. De heer Lesage beweert echter, dat zijn,
eigen ervaringen en die van anderen brengen tot
het erkennen van twee grondstellingen, en ik
geloof, dat zij te denken geven, want menigeen
kan er zijn eigen ondervindingen aan toetsen,
en zij druiechen in tegen wat iedereen als van
zelf sprekend zou denken.
Want men zou denken, als van zelf spiekend,
dat men droomt van datgene, waaraan men over
dag en 's avonds bet meest gedacht heeft. Doch
iedereen zal wel ervaren hebben, dat hij zoo wei
nig droomt, wat bij gaarne droomen zou. Ik heb
wel eens een moeder zich hooren beklagen, dat
zij haast nooit van een geliefden zoon in Indi
droomde, terwijl zij hem toch zoo gaarre zou
willen zien. Dit laatste feit zou de heer Lesage
te pas komen, want zijn eeiste stelling is: in 't
algemeen komen in den droom niet die denk
beelden terug, welke ons in den wakenden toe
stand hebben beziggehouden.
Ik heb reeds gezegd, de feiten, die deze stel
ling zouden moeten steunen, zijn moeielijk in hun
juiste waarde vast te stellen, en er is niets anders
aan te doen dan den regel van den heer Lesage
in gemoede aan eigen ervaringen te toetsen. Een
zeer belangrijke rubriek van ervaringen zal ge
woonlijk echter wel zoo weinig bekend worden,
dat men er zich over verwondert, hoe de heer
Lesage er ' met zulk een zekerheid van weet te
spreken. Hij zegt namelijk: ..gebuwde lieden ver
schaffen een belangrijke reeks van gevallen. Indien
zij sterk verliefd zijn geweest, hebben zij bijna
nooit van elkander gedroomd vóór tiet huwlijk en
in de wittebroodsweken, en droomden zij over
liefde, dan was bet om ontrouw te wezen met
eonige onverschillige of gehate persoon. Zoo jonge
echtelieden aanvangen elkander in den droom te
zien, dan is bun hartstocht reeds aan het
verilauwen, en zijn bun gedachten over dag niet zoo
uitsluitend meer vervuld met bet geliefde voor
werp. Dit is een lijn en zeer nauwkeurig kriterium."
Men droomt niet van de dingen waar men veel
over denkt, doch van die zaken, welke over dag
getroffen hebben, maar door de verschillende be
zigheden vergeten zijn. Dit is de tweede grond
stelling van den heer Lesage: een indruk heeft
meer kans in den droom terug te kecren, naar
mate hij levendiger is geweest en minder over
dacht geworden. Men droomt bijv. dat een huis
een nieuwe deur heeft gekregen. Dan zal men
deze nieuwe dour wel hebben waargenomen, doch
niet opgelet. En den volgenden dag komt men
voorbij bet buis. ziet de deur en verbaast zich
over den droom.
De verklaring van deze regels, ik twijfel, of
men ze niet liever een formuleering in andere
woorden moet noemen, is deze, dat
deindruk