De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 24 januari pagina 5

24 januari 1892 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 7G1 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ken, waarover men door de aangewezen bezigheden van den dag niet verder nadenkt, niet verloren zyn, doch blyven bestaan in de hersenen, en dan voor den dag komen, wanneer de gewilde voort zetting der gedachte door den slaap is afgebroken. Er zyn schijnbare uitzonderingen op de gege ven regels. Men wordt vaak aangegrepen door sterke indrukken en gedachten, die men opzettebjk en met kracht tracht te onderdrukken, en indien men daarin slaagt, is er veel kans, dat zij in den droom wederkeeren, want onze wil heeft hen tegengehouden, en in den slaap is de wils kracht verbroken of zeer verzwakt. Van daar ook dat droomen meer droevig zijn dan vroolijk, want juist de droevige gedachten en indrukken tracht men door wilsinspanning van zich af te zetten. Het is ook duidelijk, dat men bij de kritiek van den droom letten _moet op de komplikaties. Want het is een eigenaardigheid van den droo menden toestand, dat het aanschouwde visioen de combinatie is van verschillende herinneringen niet geleid door een overdacht verband, doch gewoonhjk aaneengevoegd, alsof zy geheel toevallig bij eenkwamen. Van daar ook, dat men de droomen gewoonlijk niet moet beschouwen als een uiting van verbeeldingskracht. Een verbeelding zou zulke zonderlinge tafereelen niet scheppen, en deze zyn veelal niets anders dan onhandig samenge lapte brokjes herinnering. Een logischen droom vindt men bijna uitsluitend in dat stadium van halven slaap, dat aan het ontwaken dikwijls vooraf gaat en waarin men den gang der beelden kan leiden, de visioenen, als het ware oproepen met zijn wil. Zoo ongeveer zyn de beweringen van den heer Lesage in hoofdzaak. Aan zijn theorieën knoopt hij nog een enkel woord vast over de middelen tegen de nachtmerrie, althans over de wijze, waarop zij niet verjaagd, doch voorkomen kan worden. De meeste menschen, die ly'den aan nachtmer rie, trachten haar tegen te gaan, door overdag ?alle gedachten aan het verschrikkelijke visioen te vermyden. Het tegendeel moet men doen, zegt de heer Lesage. Wie een hinderlijke gedachte heeft ge had, en tracht ze te dooden, slaagt daarin niet. Hij kan haar door wilskracht tijdelijk doen zwijgen, doch juist dan zal zij gaan spreken met alle energie die in haar was, wanneer de wilskracht niet meer werkt. Tracht dus niet het vizioen overdag en in den avond te verjagen, doch denk «r aan. Laat het zijn kracht uitputten, terwijl ge waakt, en het zal u in den slaap niet meer lastigvallen. HET KLEINE STADJE. Schetsen door MAX C. VII. Arme lui. Wandelen wij de Kluis" voorby, dan zien wij, «en kwartiertje verder, weldra de stad beginnen. De eerste huizen liggen nog heel hoog op de heuvelhelling, waarin de weg is uitgehouwen. Amphitheatergewijs dalen van de verschillende heuveltoppen de met huizen bezette heuvelhellin gen tot de pleintjes midden in de stad af en de terras-vormig aangelegde tuinen geven met de verweerde lage muurtjes, die ze van elkarder scheiden, de illusie alj had men hier met de overblyfselen van een Romeinsch theater, van een ?Cotiseum, te doen. Op weinige uitzonderingen na, zijn de huizen, ?kleine en groote, weelderige en armoedige, van heldere, frissche, wit gekalkte, muren voorzien. Wit als sneeuw zijn ze, wit als krijt, met roode ?en zwarte daken. Gemakkelijk zoude men met houtskool op de muren der huizen de geschiede nis van het stadje kunnen schrijven. Als men van dichterbij kijkt, nu ja, dan zijn er wel smoe zelige en uitgebeten vlekken op die muren, maar ?de grond is zoo droog en de lucht zoo rein, dat, van niet al te dichtbij gezien, tot de armoedigste huizen toe hun helder witte kleur hebben behou den, ofschoon de bewoners niet zoo behaagziek zijn dat zij ze dikwijls op nieuw zouden blanketten. De eerste huisjes, die wij voorbijgaan, zien er recht armoedig uit. Sommige hebben dikke mu ren, van een soort leisteen, in de naburige groe ven opgedaan, gebouwd, zooais trouwens alle huizen in het stadje. Baksteen is er nagenoeg onbekend. Alleen het moderne kasteeltje, tegen over de ruïnes van het oude gelegen, is van bak steen gebouwd. De muren der armoedige huisjes zyn gebouwd naar de zeer eenvoudige methode, welke bestaat in bet op elkander leggen der platte gladde steenen. De steenen zijn allerminst afge rond of gelijkmatig gevormd, maar passen toch op elkaar zoo goed en zoo kwaad als het gaat. Steekt er hier of daar een stukje uit, zoodat men, zonder bshulp van kapstok of spijker, zijn hoed aan den muur zelf zoude kunnen ophangen, dan wordt dat stukje er afgekapt en op een andere plaats tusschen den muur gestopt, waar zich eene opening bevindt. De andere openingen worden met leem gevuld, daarna wordt van binnen en van baiten de muuroppervlakte dik met leem be streken, en vervolgens met kalk besmeerd. Een pannen- of rieten dak, zonder overdadige betim mering, wordt er als een groote steek opgezet en het huis is klaar. Voor achthonderd a, duizend gulden kan men den noodigen grond koopen en een huis doen bouwen, bestaande uit twee vertrekken met hou ten vloeren, een kleinen stal daarnaast, een zol der, een kelder, en een schuurtje. Vele daglooners hebben er zich voor minder een aangeschaft. De vloer bestaat dan uit den aarde-grond of uit steen van de soort, die voor de muren wardt : ebezigd, en de kelder, de s(al en het schuw je ontbreken. Het tweede huisje waar wij langs komen, is een der armste van de gemeente. Het is niet wit, maar bruin-geel, van de leem. Voor kalk was geen geld. De muren zijn ook niet van steen, maar van eia soort koek, bestaande uit turf en leem, door hou ten stijlen saauigehouden. Zoo'n huisje is nauwe lijks zwaarder dan een bamboeshut of linnen tent en weegt maar (zonder den inhoud) eenige hon derden ponden. Werpen wij een blik naar binnen, dan zien wij dat er naar een schoorsteen niet gezocht behoeft te worden. Een gat in het dak boven de plaats waar het vuur wordt gestookt, doet dienst als schoorsteen. Er brandt daar, op het roode-steenen vloertje, een vuur van takkebossen, waarboven, in een grooten ijzeren pot, die aan een zware ket ting hangt, het eten hangt te stoven. Een vrouw loopt in de kamer heen en weer. Zij is gekleed in een soort lappen-deken met mouwen, in een soort japon namelijk, die uit aan elkander ge naaide lappen, van alleriei donkere kleuren en van allerlei grootte en vorm, bestaat. Een halve aardappel-zak met een touw om het middel ge bonden, is haar voorschoot. Zij draagt een soort van paars mutsje op de verwilderde haren. Zij werpt hout op het vuur en roert nu en dan in de pot. Vier goore kindertjes spelen met vuiligheid aan de deur en verder op straat, drie andere zitten tegen den muur op den grond gehurkt en vermaken zich met kiezelsteen'jes. Waaruit of eigenlijk hun spel bestaat, is niet goed op te maken. Een, de grootste, deelt aan de anderen steentjes uit en deze klemmen die stevig in hun bruin-zwarte handjes. Daarna, als de geheele voorraad is rond gedeeld, ei^cht het jongetje plotseling de steentjes terug. Maar de kleinen willen er geen afstand van doen, en hij, die de sterkste i?, eindigt met ze hun weer af te grissen. Het jongste zusje begint te huilen, nu zij baar kleinen schat wér is kwijt geraakt; het broertje wordt boos en gooit zijn laatste steentje in het gezicht van den klei nen dwingeland. Deze ontsteekt daarop in woede, legt zijn broertje eenvoudig over de knie, zooals hij het vader zoo dikwijls heeft zien doen, en be straft hem met een stelselmatig pak slaag voor zijn broek. Nu heft de bestrafte zondaar een luid gei-chreeuw aan en, daardoor aangemoedigd, ver heft het zusje ook luider de stem, en de oudste schreeuwt, er hoe langer hoe harder zijn ver maningen en bedreigingen tusschen door. Dit lawaai begint d.e gejaagde moeder ten lan gen leste te verrelen. Stil, vuile schreeuwleelijken!'' roept zij, wees toch stil! Ik beb toch al zoo'n pijn in mijn kop! .... Vader zal dadelijk thuis komen, hoor! Ik zeg 't jullie vooruit . ." Maar het geschreeuw houdt aan. Met de ops.i grienende mondjes en dicht geknepen oogjes, waaruit de tranen biggelen, die een roet-achtig spoor op de wangetjes achterlaten, en met kleine gebaren vai de saamjeknepen vuistje^, beduiden de kleinen, tusschen hun huilen door, hunne grieven en betoogen dat zy gelijk hebben. De moeder wordt driftig en schreeuwt met harde, man-achtige stem, dat het nu maar uit moet zyn, of anders zal ik jullie!" Nu dit niet baat, grijpt ze een stuk tak uit een der bossen, die, tegenover het haardvuur, opgestapeld liggen, en pats l pats! krijgen de drie kinderen er mee op hun rug en om hun ooren. En nou d'r maar uit!?" schreeuwt zij, nou maar de straat op, dan kan ik me hier ten minste wat roeren". En met schoppen en slagen jaagt zij ze de straat op. Terwyl zij even aan de deur staat, roept ze het oudste zoontje, die met de anderen buiten loopt te drentelen om en by de paardevijgen. Hoe is 'et?" roept zij, loopen jullie daar ma ir wat te kuieren V nog niks geraapt?" De oudste zoon had namelijk in opdracht paardevijgen te rapen, die uitstekend als mest dienst kunnen doen, en, gedroogd, ook voor brandstof worden gebruikt. De anderen mpesten hem daarbij helpen. Kom maar hier, Jan, morgen verder hoor. En nou ga je maar dadelyk aan 't aardappelen schillen." De jongen komt binnen, neemt plaats op een oud kistje, dat voor taboeret geldt, en op het zelfde blik, dat eerst voor de paardevijgen be stemd was, legt de moeder nu een hoopje aard appelen, bestemd voor het avondeten. Maar de jongen had liever buiten willen blij ven en schilt niet graag aardappelen. Hij talmt wat. Zal je aan den gang gaan?" schreeuwt de vrouw. Nee, ik doe 't niet", antwoordt de jongen brutaal. Doe jy dat niet?" gilt de moeder, wier drift nu zijn toppunt bereikt, en zij neemt een hamer van den grond en slaat er den jongen mee op zijn schouder, dat hy van de pyn een hevigen kreet slaakt: Auwsi! Au! Au I" Zal je nou ? Zal je nou ?" En de jongen met bevende handen, aan 't aard appelen schillen. Hij heeft 'et hard te verduren, die oudste zoon en stamhouder. Hij is de kindermeid, de keuken meid, de boodschappenlooper en de varkenshoeder van de familie. Hij is de achtjarige duvels-toejager". Voor al zijn diensten kry'gt hij meer slaag dan eten. Maar toch verliest hij er de vroolykheid niet bij. Kijk maar, nauwelijks is hij bekomen van den hamerslag, waarvan hij toch de napijn nog geducht in zijn schouder voelt, of hij begint zijn aardappelengeschil te begeleiden met een lustig fluitwijsje. 'C Is te verwonderen hoe al die kinderen, in weerwil van het wei nige en slechte eten en van de onreinheid waar in zij gedurig leven, er toch nog zoo betrekke lijk gezond uitzien. Op de zelden gewasschen, door de zon gebruinde gezichten, onder de slor dige haren, die niettegenstaande regen en wind, zonneschijn en volkomen verwaarloozing hun weelderigen krulvorm en blonden glans hebben behouden, bloeien de rozen op hun wangen, en de zuiverste vergeet-ray-nietjes in hunoogen. Als bloemen op een mesthoop, ja, de vergelijking is niet te kras. Allen hebben ze eendere haren en eendere oogen, van hun moeder geërfd. De moeder was in haar tijd ook een kind zooals zij, met mooie haren, mooie oogen en mooie wangen. Maar lang voor haar trouwen, met haar zestiende jaar onge veer, was zij, door het zware werk op het land, in dienst van een boer uit het naastbij gelegen dorp, al dat fraais reeds kwijt. De glans van heur haren verbleekte en zy werden dof hooikleurig, de blos werd weggeschroeid van hare wangen en een vaalbruine tint kwam er voor in de plaats, ^ aarin de rimpsls zich vroegtijdig groe ven. En haar oogen, die teeder grijs-blauw waren, met den opslag als van een engel, verkleurden tot donker grijs, en kenden nog slechts het ledige kijken der gewoonte van het verstompte leven of den norschen scherpen blik van angst voor haar man en boosheid tegen de kinderen. Intusschen zag men aan de kinderen hoe zij vroeger was geweest en aan haar hoe de kinde ren weldra worden zouden. Een ongewone aandoening van verwondering moest bij den gevoeligen voorbyganger opgewekt worden, die de kinderen aanschouwde, niet zoo zeer van meewarigheid met de jeugd, die be stemd scheen in kanten en zijden jurkjes gekleed te gaan en de vreugd van vermogende ouders had kunnen wezen, dan wel van verrassing over de kontrasten, die de natuur nu en dan met wel behagen in het leven schijnt te roepen. De kinderen waren allen ondeugend, de ge breken die arme menschen door hun levensom standigheden van zelf krijgen, begonnen reeds met de eerste jeugdjaren in de kleinen wortel te j schieten. En buitendien waren zij betrekkelijk j gelukkig. Zij waren gezond en mankeerden nooit iets, winter en zomer met hun bloote hoofden, ia dunne en vaak gescheurde lompen gekleer, ia de buitenlucht. Men behoefde er dus niet onmid dellijk medelyden mede te hebben, dat zulke mooie schepseltjes zulk een ellendig leven hadden. Maar in dien wonderlijken blik hunner oogen, zoo zuiver, zoo teeder, zoo hemelsblauw, als waren het spiegeltjes waarin het blauw van den hemel weerkaatste, in dien blik, v airvan de schoonheid hun zoo volstrekt onbewust was, opstralend uit die omgeving van vuilheid en ellende, lag eene poëzie verscholen, welke die kinder-oogen letter lijk tot vergeet-mij-nieten maakte. Het was kwart over twaalven, toen de vader thuis kwam van zijn werk. Ofschoon daglooner van beroep en bijna dagelijks in 't open veld werkend, had de zon hem niet gebruind. De zon en de ellende hadden tegen elkander gestreden en de ellende had het pleit gewonnen. Het aan gezicht van dien man was grijs en vaal van kleur. De vaalgrijze tint was zoozeer met het gelaat n geworden, dat er een weerschijn van over de haren lag, die er als oude, dorre bladeren ascb.kleurig uitzagen De man was mager, doodelijk mager. In eene vechtpartij was hem een oog blind gestoken. En de glazigheid van dat doffe oog maakte hem nog meer tot een toonbeeld van ongeluk en wanhoop. Had hy nu een frisch werkmanspak gedragen, dan zou dit zijn uiterlijk nog wat opgefleurd hebben; maar een oud kantoorheeren pak, dat men ten geschenke krijgt, is goedkooper dan een frisch. werkmanspak dat men koopen moet. En zoo droeg de man winter en zomer een door en door ver sleten en bijgelapt, niet al te dik, ja<-je en broek, die oorspronkelyk bestemd waren geweest om er op een kantoorbank aan een lessenaar geleund mede te zitten, maar geenszins om er sjouwer- of boerenknechts-werk in te verrichten. De man, die op het land had gearbeid, droeg om het hoofd gewonden tegen de zonnestralen een doek, die heel lang geleden wit was geweest, en daar bo venop een pet met half afgescheurde klep. Hij had een zak op zijn rug met aardappelenschillen en afVal v&a groente, voor het varken bestemd, nadat de vrouw er eerst een soort huts pot van gekookt zou hebben, in denzelfden ketel, die nu nog het middagmaal voor het gezin be vatte. Hij haalde een kleiner zakje, dat voor zya schaft-brood gediend had en een blikken flesch, waarin de koude koffie bewaard was geweest, die hij op het land gebruikte, uit den grooten zak en gooide daarna het alles te samen in een hoek neder, om daarna, met zijn rug tegen den muur, de beenen voor zich uitgestrekt, op een van de twee korte banken te gaan zitten. Maar de kat had wat geroken en kwam lang zaam uit een hoek te voorschijn. Weinig leden van, of voorwerpen in gebruik by, een huishouden, dragen zoo het uiterlijk hunner omgeving als de katten. Dit is des te aardiger omdat gewone katten in 't algemeen toch steeds op elkander bly'ven gelijken. Met hondeu is het iets anders. Daar is het onderscheid veel grooter en dus eigenlijk minder aardig om op te merken, Geen slagershond,dien, nunhesl uit de|vtrt8voor een schoothondje zou houden, gawoan om te ze telen op adellijke knieën. Een hond is ook alleen grover van ras of minder verzorgd van voorkomen naarmate hij in armoediger omgeving (huis be hoort. Maar een kat heeft zich geheel gevormd naar de lieden met wie hij gewoon is te verkeeren. Hun houding en manieren, hun deugden en geSCHAAKSPEL. ye Jaargang.Kedacteur EUD. J. LOMAN. Mira Lodge, Deronda Road, Herne Hill, Londen. S. E. Verzoeke alle mededeelingen deze rubriek betreffende, aan nevensgaand adres te richten. Ho. 120. Zwart 10 stukken. abcdefgh Wit 8 stukken. Wit geeft in 3 zetten mat. Errata: Onder no. 119 staat wit 10 stuk ken" moet zijn : f) stukken. CORRESPONDENTIEWEDSTBIJD. Groep C VIII l dé. Groep F IV l f4. In alle overige partijen is de eerste /.et c4. De eerste zet van zwart in alle GO partijen moet Maandag 25 Jan. worden verzonden. CORRESPONDENTIE. C. T. v. H. te G., A. H. de V. te D. en schaak club Morphy": laat ons spoedig weten wolke prijzen gij wenscht te ontvangen. W. B. H. M. te A. Er is wel degelijk melding ge maakt van u\vo oplossingen van 113. De f2 aan dr. Prunge te sturen. Adres 174a Oudegracht Uu-echt. UIT DE SCHAAKWERELD. Te Breda is een schaakclub opgericht, die aanvan kelijk acht leden telt. Ons ijverig bondslid, de heer Speet, is secretaris; wij twijfelen niet of de club zal l onder zijn leiding spoedig evenveel leden tellen als j de bloeiende clubs te Arnhem. Hilversum en den l l Helder AVtj hopen dat ook te Breda weldra een flinke j l afdeeling van den Ned. bond zal lot stand komen, j Indien een geheele club zich en bioc'' bij den bond i aansluit btdraagt de jaar], contributie (volgens 't j nieuwe reglement) slechts ? l in plaats van ? 2.50 \ per lid. De e.lubs in den Kulder en Kaatsheuvel zij dit een aansporing tot toetredii g. i Ons bondslid, de heer Elzas, deelt ons mede. dat | hij sinds eenigen tijd bezig is de schakers te Zutfen ] tot een club te verecuigen. Ook hem weiischen wij j van harte succes. De match voor 't Chessehampionship of the World" J (e Havana met een inzet van /' 5000 van weerskanten, heeft lot dusver een voor Steinitz bijzonder gunstig verloop gehad. In zijn meeste matches speelde titoinitz gewoonlijk in den aanvang ver benod.-n zi]n kracht, v* at \\ aarsehi]nli|U aan gebrek van oefening is toe te schrijven. Zijn aanvankelijk succes verwon- ; dert on-, te meer, d;iar hl], wien 't van alle schakers allerminst aan zelfvertrouwen ontbreekt, dit kccrmrt weinig hoop den kampstnjiïbeeft on iernomen. Voor j hij zich naar Cuba inscheepte, liet hij ziel, tegenover een verslaggever der X> ;r-)'"/?/,? X/IH in een interview i a'dus uit. Ik heb om dne redenen orn niteist. moei- ' lijke taak te volbrengen, lo Ib'b ik sinds mijn match met Gunsberg geen enkele ernstige partij gespeeld. 2o Lijd ik aan sla] ('loosheid, een gevolg van over werken en 3>>. heeft mijn tegenstand! r door xijn eer dere aankomst U]d gehad zich aan 't klimaat op Cuba tögewennen.'' Gelijktijdig niet de groote match, te l lavana wonlt te St. Louis tusscben Max Jii'M en Col. ShnwaHer een match om 't championship van Amerika i^espet-Kl. Al is deze matrh ooi; van minder beteekenis 'Jan die te Havana. zij is lo! dusver zeker niet minder rijk <-ian interessante partijen geweekt. Uit partijen, die wij ; vroeger van Showaüer pnbbcerrden, hebben onze i lezers reeds met diens briljante speehvijze kunnen ! kennis maken. Zijn spel doet 't meest aan dat van Tsehigorin denken, evenals xijn voorliefde voor 't Evaii^gambiet en de Engelsche partij. Wij laten hier | eeuige partijen uit beide matches volgen. l Eerste matcbpartij. EVANSGAMBIEÏ. Wit. Tsehigorin I «-4 2 PI'S S I^c4 4 b4 5 c3 (j 0?0 7 (14 Eene af\vi}kin \voonlijk gescliR edl1 S LV, 10 U>2 II M7:f 12 Pa3 13 Pc4! 14 a4! «5 Pc _ I^«'.6 Lb4: La5 (1G Ls4 ,' Gedt 7od4: Ld 7 Pce7 Ph() LM> <?(> Zwart. Stein'tz. 15 t-5 KJ Pd<; f 17 Lal! 18 Tbl' li> Pf7: 20 cG t 21 Pc.") 22 Tel 23 I)h5 24 I,e7:f '25 PjrG : | 2(i PhS: 27 Tb3 28 Tl'3 2!) !r4 30 I>h(')t (15 Kl>i Kü'8 Phfa KI 7: Ke(>: Kft> Ke7: K f6 Ld4: 1)(I7 Th8: Tu-S Tg(J 31 Tf5: f opgegeven. : Dgó f» f4 g2: kon zwart zijn Td5:, Ldlf! 28 ... 2'.) Pc 30 c4 31 cd5: f3 Teö: Ld5: Tfe8 Tweede macchpartij. SPAANSCHK PARTIJ. Wit. Steiniz. «> 3 4 G 7 8 10 12 e4 P f» 1J»5 «13 c3 Pb(12 p n Pc3 Dc2 Lal de4 : 0^0 C Pf« (Ui 0-0 (15 dc4: Pd7 IV'5 /wart. Tsehigorin. 13 LcG: licG: 14 dl De7 l-'c(') PI 4 ('14: (?5 Lb7 TaeS 15 b3 l(i Pel 17 Ll'4: is ViU l!) IV2 20 Tel 21 r:$ 22 Tadl u4 Zwart offert moedig een pion op om zoodoende een aanval te krijgen. 23 PI'4: 24 Pdó 2r> Te3 26 e5 pion redden; maar zijn 32 T1'3: remise attaque was hij dan we- Stand der match gens 27 g3 kwijt. Steinitz 3. 27 Tf3: Lc5: Tsehigorin 1. 28 T1'2 4 remises. Er dreigde . Ld5: 29 Achtste mafchpartij. ENGELSCHE PARTIJ. Wit. Zwart. Showalter. Judd. 1 «4 C5 Pd5:, Dd5: 18 De3, T;]7 »-» ?»«?> »»?*» met voordeel voor zwart. , . -^ UL(17:f 1M7; .5 f« «15 ]5 1)1(3 g5 l Dal 1(J l(i Lsr3 Pf5 -') Lb5 Peï17 Tjelf Kf7 (i (>dr>: Ddó: 18 (161 7 0?0 Ld7 IS Db7:? dan b.51 S d4 cdi: 18 ... Kjr7 '.» c(U: Pe5 l!» dc7: Pg3: 10 Pc3! Pl'3:t 20 h":?: Tc7: 11 irl3: Df» 21 Tadl I)f7 12 d.'> a6 -2 Te6 h cG Ki dei!:, Pcö: H 23 Tdcl Tll Tel t, Le7 15 Lf4, Kf8 24 IM5 T(17 10 Tadl! enz. ^-} p,»-{t Tyfi 13 I.C4 TcS w w;, | K^J In een analyse van 27 T - . t Alaiun wordt 't spe! aIclns ,., , . , voo-tgezet 13-TdH! M ^tand: ieder 4 en a Ld7: v, I)d7: 15 Db3, retm'ea' P<!5: W Tel f, Le7 17

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl