Historisch Archief 1877-1940
No. 7G1
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
ken, waarover men door de aangewezen bezigheden
van den dag niet verder nadenkt, niet verloren
zyn, doch blyven bestaan in de hersenen, en dan
voor den dag komen, wanneer de gewilde voort
zetting der gedachte door den slaap is afgebroken.
Er zyn schijnbare uitzonderingen op de gege
ven regels. Men wordt vaak aangegrepen door
sterke indrukken en gedachten, die men
opzettebjk en met kracht tracht te onderdrukken, en
indien men daarin slaagt, is er veel kans, dat zij
in den droom wederkeeren, want onze wil heeft
hen tegengehouden, en in den slaap is de wils
kracht verbroken of zeer verzwakt. Van daar
ook dat droomen meer droevig zijn dan vroolijk,
want juist de droevige gedachten en indrukken
tracht men door wilsinspanning van zich af te
zetten.
Het is ook duidelijk, dat men bij de kritiek
van den droom letten _moet op de komplikaties.
Want het is een eigenaardigheid van den droo
menden toestand, dat het aanschouwde visioen de
combinatie is van verschillende herinneringen niet
geleid door een overdacht verband, doch
gewoonhjk aaneengevoegd, alsof zy geheel toevallig bij
eenkwamen. Van daar ook, dat men de droomen
gewoonlijk niet moet beschouwen als een uiting
van verbeeldingskracht. Een verbeelding zou zulke
zonderlinge tafereelen niet scheppen, en deze
zyn veelal niets anders dan onhandig samenge
lapte brokjes herinnering. Een logischen droom
vindt men bijna uitsluitend in dat stadium van
halven slaap, dat aan het ontwaken dikwijls vooraf
gaat en waarin men den gang der beelden kan
leiden, de visioenen, als het ware oproepen met
zijn wil.
Zoo ongeveer zyn de beweringen van den heer
Lesage in hoofdzaak. Aan zijn theorieën knoopt
hij nog een enkel woord vast over de middelen
tegen de nachtmerrie, althans over de wijze, waarop
zij niet verjaagd, doch voorkomen kan worden.
De meeste menschen, die ly'den aan nachtmer
rie, trachten haar tegen te gaan, door overdag
?alle gedachten aan het verschrikkelijke visioen te
vermyden. Het tegendeel moet men doen, zegt de heer
Lesage. Wie een hinderlijke gedachte heeft ge
had, en tracht ze te dooden, slaagt daarin niet.
Hij kan haar door wilskracht tijdelijk doen zwijgen,
doch juist dan zal zij gaan spreken met alle
energie die in haar was, wanneer de wilskracht
niet meer werkt. Tracht dus niet het vizioen
overdag en in den avond te verjagen, doch denk
«r aan. Laat het zijn kracht uitputten, terwijl
ge waakt, en het zal u in den slaap niet meer
lastigvallen.
HET KLEINE STADJE.
Schetsen door MAX C.
VII. Arme lui.
Wandelen wij de Kluis" voorby, dan zien wij,
«en kwartiertje verder, weldra de stad beginnen.
De eerste huizen liggen nog heel hoog op de
heuvelhelling, waarin de weg is uitgehouwen.
Amphitheatergewijs dalen van de verschillende
heuveltoppen de met huizen bezette heuvelhellin
gen tot de pleintjes midden in de stad af en de
terras-vormig aangelegde tuinen geven met de
verweerde lage muurtjes, die ze van elkarder
scheiden, de illusie alj had men hier met de
overblyfselen van een Romeinsch theater, van een
?Cotiseum, te doen.
Op weinige uitzonderingen na, zijn de huizen,
?kleine en groote, weelderige en armoedige, van
heldere, frissche, wit gekalkte, muren voorzien.
Wit als sneeuw zijn ze, wit als krijt, met roode
?en zwarte daken. Gemakkelijk zoude men met
houtskool op de muren der huizen de geschiede
nis van het stadje kunnen schrijven. Als men
van dichterbij kijkt, nu ja, dan zijn er wel smoe
zelige en uitgebeten vlekken op die muren, maar
?de grond is zoo droog en de lucht zoo rein, dat,
van niet al te dichtbij gezien, tot de armoedigste
huizen toe hun helder witte kleur hebben behou
den, ofschoon de bewoners niet zoo behaagziek zijn
dat zij ze dikwijls op nieuw zouden blanketten.
De eerste huisjes, die wij voorbijgaan, zien er
recht armoedig uit. Sommige hebben dikke mu
ren, van een soort leisteen, in de naburige groe
ven opgedaan, gebouwd, zooais trouwens alle
huizen in het stadje. Baksteen is er nagenoeg
onbekend. Alleen het moderne kasteeltje, tegen
over de ruïnes van het oude gelegen, is van bak
steen gebouwd. De muren der armoedige huisjes
zyn gebouwd naar de zeer eenvoudige methode,
welke bestaat in bet op elkander leggen der platte
gladde steenen. De steenen zijn allerminst afge
rond of gelijkmatig gevormd, maar passen toch
op elkaar zoo goed en zoo kwaad als het gaat.
Steekt er hier of daar een stukje uit, zoodat men,
zonder bshulp van kapstok of spijker, zijn hoed
aan den muur zelf zoude kunnen ophangen, dan
wordt dat stukje er afgekapt en op een andere
plaats tusschen den muur gestopt, waar zich eene
opening bevindt. De andere openingen worden
met leem gevuld, daarna wordt van binnen en
van baiten de muuroppervlakte dik met leem be
streken, en vervolgens met kalk besmeerd. Een
pannen- of rieten dak, zonder overdadige betim
mering, wordt er als een groote steek opgezet en
het huis is klaar.
Voor achthonderd a, duizend gulden kan men
den noodigen grond koopen en een huis doen
bouwen, bestaande uit twee vertrekken met hou
ten vloeren, een kleinen stal daarnaast, een zol
der, een kelder, en een schuurtje. Vele daglooners
hebben er zich voor minder een aangeschaft. De
vloer bestaat dan uit den aarde-grond of uit
steen van de soort, die voor de muren wardt :
ebezigd, en de kelder, de s(al en het schuw je
ontbreken.
Het tweede huisje waar wij langs komen, is een
der armste van de gemeente. Het is niet wit, maar
bruin-geel, van de leem. Voor kalk was geen geld.
De muren zijn ook niet van steen, maar van eia
soort koek, bestaande uit turf en leem, door hou
ten stijlen saauigehouden. Zoo'n huisje is nauwe
lijks zwaarder dan een bamboeshut of linnen tent
en weegt maar (zonder den inhoud) eenige hon
derden ponden.
Werpen wij een blik naar binnen, dan zien wij
dat er naar een schoorsteen niet gezocht behoeft
te worden. Een gat in het dak boven de plaats
waar het vuur wordt gestookt, doet dienst als
schoorsteen. Er brandt daar, op het roode-steenen
vloertje, een vuur van takkebossen, waarboven, in
een grooten ijzeren pot, die aan een zware ket
ting hangt, het eten hangt te stoven. Een vrouw
loopt in de kamer heen en weer. Zij is gekleed
in een soort lappen-deken met mouwen, in een
soort japon namelijk, die uit aan elkander ge
naaide lappen, van alleriei donkere kleuren en
van allerlei grootte en vorm, bestaat. Een halve
aardappel-zak met een touw om het middel ge
bonden, is haar voorschoot. Zij draagt een soort
van paars mutsje op de verwilderde haren. Zij
werpt hout op het vuur en roert nu en dan in
de pot.
Vier goore kindertjes spelen met vuiligheid aan
de deur en verder op straat, drie andere zitten tegen
den muur op den grond gehurkt en vermaken
zich met kiezelsteen'jes. Waaruit of eigenlijk hun
spel bestaat, is niet goed op te maken. Een, de
grootste, deelt aan de anderen steentjes uit en
deze klemmen die stevig in hun bruin-zwarte
handjes. Daarna, als de geheele voorraad is rond
gedeeld, ei^cht het jongetje plotseling de steentjes
terug. Maar de kleinen willen er geen afstand
van doen, en hij, die de sterkste i?, eindigt met
ze hun weer af te grissen. Het jongste zusje
begint te huilen, nu zij baar kleinen schat wér
is kwijt geraakt; het broertje wordt boos en gooit
zijn laatste steentje in het gezicht van den klei
nen dwingeland. Deze ontsteekt daarop in woede,
legt zijn broertje eenvoudig over de knie, zooals
hij het vader zoo dikwijls heeft zien doen, en be
straft hem met een stelselmatig pak slaag voor
zijn broek. Nu heft de bestrafte zondaar een luid
gei-chreeuw aan en, daardoor aangemoedigd, ver
heft het zusje ook luider de stem, en de oudste
schreeuwt, er hoe langer hoe harder zijn ver
maningen en bedreigingen tusschen door.
Dit lawaai begint d.e gejaagde moeder ten lan
gen leste te verrelen.
Stil, vuile schreeuwleelijken!'' roept zij, wees
toch stil! Ik beb toch al zoo'n pijn in mijn
kop! .... Vader zal dadelijk thuis komen, hoor!
Ik zeg 't jullie vooruit . ."
Maar het geschreeuw houdt aan. Met de ops.i
grienende mondjes en dicht geknepen oogjes,
waaruit de tranen biggelen, die een roet-achtig
spoor op de wangetjes achterlaten, en met kleine
gebaren vai de saamjeknepen vuistje^, beduiden
de kleinen, tusschen hun huilen door, hunne
grieven en betoogen dat zy gelijk hebben. De
moeder wordt driftig en schreeuwt met harde,
man-achtige stem, dat het nu maar uit moet zyn,
of anders zal ik jullie!"
Nu dit niet baat, grijpt ze een stuk tak uit
een der bossen, die, tegenover het haardvuur,
opgestapeld liggen, en pats l pats! krijgen de
drie kinderen er mee op hun rug en om hun
ooren.
En nou d'r maar uit!?" schreeuwt zij, nou
maar de straat op, dan kan ik me hier ten minste
wat roeren". En met schoppen en slagen jaagt zij
ze de straat op. Terwyl zij even aan de deur staat,
roept ze het oudste zoontje, die met de anderen
buiten loopt te drentelen om en by de
paardevijgen.
Hoe is 'et?" roept zij, loopen jullie daar
ma ir wat te kuieren V nog niks geraapt?"
De oudste zoon had namelijk in opdracht
paardevijgen te rapen, die uitstekend als mest dienst
kunnen doen, en, gedroogd, ook voor brandstof
worden gebruikt. De anderen mpesten hem daarbij
helpen.
Kom maar hier, Jan, morgen verder hoor. En
nou ga je maar dadelyk aan 't aardappelen
schillen."
De jongen komt binnen, neemt plaats op een
oud kistje, dat voor taboeret geldt, en op het
zelfde blik, dat eerst voor de paardevijgen be
stemd was, legt de moeder nu een hoopje aard
appelen, bestemd voor het avondeten.
Maar de jongen had liever buiten willen blij
ven en schilt niet graag aardappelen. Hij talmt
wat.
Zal je aan den gang gaan?" schreeuwt de
vrouw.
Nee, ik doe 't niet", antwoordt de jongen
brutaal.
Doe jy dat niet?" gilt de moeder, wier drift
nu zijn toppunt bereikt, en zij neemt een hamer
van den grond en slaat er den jongen mee op
zijn schouder, dat hy van de pyn een hevigen
kreet slaakt: Auwsi! Au! Au I"
Zal je nou ? Zal je nou ?"
En de jongen met bevende handen, aan 't aard
appelen schillen.
Hij heeft 'et hard te verduren, die oudste zoon
en stamhouder. Hij is de kindermeid, de keuken
meid, de boodschappenlooper en de varkenshoeder
van de familie. Hij is de achtjarige
duvels-toejager". Voor al zijn diensten kry'gt hij meer
slaag dan eten. Maar toch verliest hij er de
vroolykheid niet bij. Kijk maar, nauwelijks is
hij bekomen van den hamerslag, waarvan hij toch
de napijn nog geducht in zijn schouder voelt, of
hij begint zijn aardappelengeschil te begeleiden
met een lustig fluitwijsje. 'C Is te verwonderen
hoe al die kinderen, in weerwil van het wei
nige en slechte eten en van de onreinheid waar
in zij gedurig leven, er toch nog zoo betrekke
lijk gezond uitzien. Op de zelden gewasschen,
door de zon gebruinde gezichten, onder de slor
dige haren, die niettegenstaande regen en wind,
zonneschijn en volkomen verwaarloozing hun
weelderigen krulvorm en blonden glans hebben
behouden, bloeien de rozen op hun wangen, en
de zuiverste vergeet-ray-nietjes in hunoogen. Als
bloemen op een mesthoop, ja, de vergelijking is
niet te kras.
Allen hebben ze eendere haren en eendere
oogen, van hun moeder geërfd. De moeder was
in haar tijd ook een kind zooals zij, met mooie
haren, mooie oogen en mooie wangen. Maar lang
voor haar trouwen, met haar zestiende jaar onge
veer, was zij, door het zware werk op het land,
in dienst van een boer uit het naastbij gelegen
dorp, al dat fraais reeds kwijt. De glans van
heur haren verbleekte en zy werden dof
hooikleurig, de blos werd weggeschroeid van hare
wangen en een vaalbruine tint kwam er voor in
de plaats, ^ aarin de rimpsls zich vroegtijdig groe
ven. En haar oogen, die teeder grijs-blauw waren,
met den opslag als van een engel, verkleurden
tot donker grijs, en kenden nog slechts het ledige
kijken der gewoonte van het verstompte leven of
den norschen scherpen blik van angst voor haar
man en boosheid tegen de kinderen.
Intusschen zag men aan de kinderen hoe zij
vroeger was geweest en aan haar hoe de kinde
ren weldra worden zouden.
Een ongewone aandoening van verwondering
moest bij den gevoeligen voorbyganger opgewekt
worden, die de kinderen aanschouwde, niet zoo
zeer van meewarigheid met de jeugd, die be
stemd scheen in kanten en zijden jurkjes gekleed
te gaan en de vreugd van vermogende ouders
had kunnen wezen, dan wel van verrassing over
de kontrasten, die de natuur nu en dan met wel
behagen in het leven schijnt te roepen.
De kinderen waren allen ondeugend, de ge
breken die arme menschen door hun levensom
standigheden van zelf krijgen, begonnen reeds
met de eerste jeugdjaren in de kleinen wortel te
j schieten. En buitendien waren zij betrekkelijk
j gelukkig. Zij waren gezond en mankeerden nooit
iets, winter en zomer met hun bloote hoofden, ia
dunne en vaak gescheurde lompen gekleer, ia
de buitenlucht. Men behoefde er dus niet onmid
dellijk medelyden mede te hebben, dat zulke
mooie schepseltjes zulk een ellendig leven hadden.
Maar in dien wonderlijken blik hunner oogen,
zoo zuiver, zoo teeder, zoo hemelsblauw, als waren
het spiegeltjes waarin het blauw van den hemel
weerkaatste, in dien blik, v airvan de schoonheid
hun zoo volstrekt onbewust was, opstralend uit
die omgeving van vuilheid en ellende, lag eene
poëzie verscholen, welke die kinder-oogen letter
lijk tot vergeet-mij-nieten maakte.
Het was kwart over twaalven, toen de vader
thuis kwam van zijn werk. Ofschoon daglooner
van beroep en bijna dagelijks in 't open veld
werkend, had de zon hem niet gebruind. De zon
en de ellende hadden tegen elkander gestreden
en de ellende had het pleit gewonnen. Het aan
gezicht van dien man was grijs en vaal van kleur.
De vaalgrijze tint was zoozeer met het gelaat
n geworden, dat er een weerschijn van over de
haren lag, die er als oude, dorre bladeren
ascb.kleurig uitzagen
De man was mager, doodelijk mager. In eene
vechtpartij was hem een oog blind gestoken. En
de glazigheid van dat doffe oog maakte hem nog
meer tot een toonbeeld van ongeluk en wanhoop.
Had hy nu een frisch werkmanspak gedragen, dan
zou dit zijn uiterlijk nog wat opgefleurd hebben;
maar een oud kantoorheeren pak, dat men ten
geschenke krijgt, is goedkooper dan een frisch.
werkmanspak dat men koopen moet. En zoo droeg
de man winter en zomer een door en door ver
sleten en bijgelapt, niet al te dik, ja<-je en broek,
die oorspronkelyk bestemd waren geweest om er
op een kantoorbank aan een lessenaar geleund
mede te zitten, maar geenszins om er sjouwer- of
boerenknechts-werk in te verrichten. De man, die
op het land had gearbeid, droeg om het hoofd
gewonden tegen de zonnestralen een doek, die
heel lang geleden wit was geweest, en daar bo
venop een pet met half afgescheurde klep.
Hij had een zak op zijn rug met
aardappelenschillen en afVal v&a groente, voor het varken
bestemd, nadat de vrouw er eerst een soort huts
pot van gekookt zou hebben, in denzelfden ketel,
die nu nog het middagmaal voor het gezin be
vatte.
Hij haalde een kleiner zakje, dat voor zya
schaft-brood gediend had en een blikken flesch,
waarin de koude koffie bewaard was geweest, die
hij op het land gebruikte, uit den grooten zak en
gooide daarna het alles te samen in een hoek
neder, om daarna, met zijn rug tegen den muur,
de beenen voor zich uitgestrekt, op een van de
twee korte banken te gaan zitten.
Maar de kat had wat geroken en kwam lang
zaam uit een hoek te voorschijn.
Weinig leden van, of voorwerpen in gebruik by,
een huishouden, dragen zoo het uiterlijk hunner
omgeving als de katten. Dit is des te aardiger
omdat gewone katten in 't algemeen toch steeds
op elkander bly'ven gelijken. Met hondeu is het
iets anders. Daar is het onderscheid veel grooter
en dus eigenlijk minder aardig om op te merken,
Geen slagershond,dien, nunhesl uit de|vtrt8voor
een schoothondje zou houden, gawoan om te ze
telen op adellijke knieën. Een hond is ook alleen
grover van ras of minder verzorgd van voorkomen
naarmate hij in armoediger omgeving (huis be
hoort.
Maar een kat heeft zich geheel gevormd naar
de lieden met wie hij gewoon is te verkeeren.
Hun houding en manieren, hun deugden en
geSCHAAKSPEL. ye Jaargang.Kedacteur EUD. J. LOMAN. Mira Lodge, Deronda Road, Herne Hill, Londen. S. E. Verzoeke alle mededeelingen deze rubriek betreffende, aan nevensgaand adres te richten.
Ho. 120.
Zwart 10 stukken.
abcdefgh
Wit 8 stukken. Wit geeft in 3 zetten mat.
Errata: Onder no. 119 staat wit 10 stuk
ken" moet zijn : f) stukken.
CORRESPONDENTIEWEDSTBIJD.
Groep C VIII l dé.
Groep F IV l f4.
In alle overige partijen is de eerste /.et c4.
De eerste zet van zwart in alle GO partijen moet
Maandag 25 Jan. worden verzonden.
CORRESPONDENTIE.
C. T. v. H. te G., A. H. de V. te D. en schaak
club Morphy": laat ons spoedig weten wolke prijzen
gij wenscht te ontvangen.
W. B. H. M. te A. Er is wel degelijk melding ge
maakt van u\vo oplossingen van 113. De f2 aan dr.
Prunge te sturen. Adres 174a Oudegracht Uu-echt.
UIT DE SCHAAKWERELD.
Te Breda is een schaakclub opgericht, die aanvan
kelijk acht leden telt. Ons ijverig bondslid, de heer
Speet, is secretaris; wij twijfelen niet of de club zal l
onder zijn leiding spoedig evenveel leden tellen als j
de bloeiende clubs te Arnhem. Hilversum en den l
l Helder AVtj hopen dat ook te Breda weldra een flinke j
l afdeeling van den Ned. bond zal lot stand komen, j
Indien een geheele club zich en bioc'' bij den bond i
aansluit btdraagt de jaar], contributie (volgens 't j
nieuwe reglement) slechts ? l in plaats van ? 2.50 \
per lid. De e.lubs in den Kulder en Kaatsheuvel zij
dit een aansporing tot toetredii g. i
Ons bondslid, de heer Elzas, deelt ons mede. dat |
hij sinds eenigen tijd bezig is de schakers te Zutfen ]
tot een club te verecuigen. Ook hem weiischen wij j
van harte succes.
De match voor 't Chessehampionship of the World" J
(e Havana met een inzet van /' 5000 van
weerskanten, heeft lot dusver een voor Steinitz bijzonder
gunstig verloop gehad. In zijn meeste matches speelde
titoinitz gewoonlijk in den aanvang ver benod.-n zi]n
kracht, v* at \\ aarsehi]nli|U aan gebrek van oefening
is toe te schrijven. Zijn aanvankelijk succes verwon- ;
dert on-, te meer, d;iar hl], wien 't van alle schakers
allerminst aan zelfvertrouwen ontbreekt, dit kccrmrt
weinig hoop den kampstnjiïbeeft on iernomen. Voor j
hij zich naar Cuba inscheepte, liet hij ziel, tegenover
een verslaggever der X> ;r-)'"/?/,? X/IH in een interview i
a'dus uit. Ik heb om dne redenen orn niteist. moei- '
lijke taak te volbrengen, lo Ib'b ik sinds mijn match
met Gunsberg geen enkele ernstige partij gespeeld.
2o Lijd ik aan sla] ('loosheid, een gevolg van over
werken en 3>>. heeft mijn tegenstand! r door xijn eer
dere aankomst U]d gehad zich aan 't klimaat op Cuba
tögewennen.''
Gelijktijdig niet de groote match, te l lavana wonlt
te St. Louis tusscben Max Jii'M en Col. ShnwaHer
een match om 't championship van Amerika i^espet-Kl.
Al is deze matrh ooi; van minder beteekenis 'Jan die
te Havana. zij is lo! dusver zeker niet minder rijk <-ian
interessante partijen geweekt. Uit partijen, die wij ;
vroeger van Showaüer pnbbcerrden, hebben onze i
lezers reeds met diens briljante speehvijze kunnen !
kennis maken. Zijn spel doet 't meest aan dat van
Tsehigorin denken, evenals xijn voorliefde voor 't
Evaii^gambiet en de Engelsche partij. Wij laten hier |
eeuige partijen uit beide matches volgen. l
Eerste matcbpartij.
EVANSGAMBIEÏ.
Wit.
Tsehigorin
I «-4
2 PI'S
S I^c4
4 b4
5 c3
(j 0?0
7 (14
Eene af\vi}kin
\voonlijk gescliR
edl1
S LV,
10 U>2
II M7:f
12 Pa3
13 Pc4!
14 a4!
«5
Pc
_
I^«'.6
Lb4:
La5
(1G
Ls4
,'
Gedt
7od4:
Ld 7
Pce7
Ph()
LM>
<?(>
Zwart.
Stein'tz.
15 t-5
KJ Pd<; f
17 Lal!
18 Tbl'
li> Pf7:
20 cG t
21 Pc.")
22 Tel
23 I)h5
24 I,e7:f
'25 PjrG : |
2(i PhS:
27 Tb3
28 Tl'3
2!) !r4
30 I>h(')t
(15
Kl>i
Kü'8
Phfa
KI 7:
Ke(>:
Kft>
Ke7:
K f6
Ld4:
1)(I7
Th8:
Tu-S
Tg(J
31 Tf5: f opgegeven.
: Dgó
f»
f4
g2: kon zwart zijn
Td5:, Ldlf!
28 ...
2'.) Pc
30 c4
31 cd5:
f3
Teö:
Ld5:
Tfe8
Tweede macchpartij.
SPAANSCHK PARTIJ.
Wit.
Steiniz.
«>
3
4
G
7
8
10
12
e4
P f»
1J»5
«13
c3
Pb(12
p n
Pc3
Dc2
Lal
de4 :
0^0
C
Pf«
(Ui
0-0
(15
dc4:
Pd7
IV'5
/wart.
Tsehigorin.
13 LcG: licG:
14 dl De7
l-'c(')
PI 4
('14:
(?5
Lb7
TaeS
15 b3
l(i Pel
17 Ll'4:
is ViU
l!) IV2
20 Tel
21 r:$
22 Tadl u4
Zwart offert moedig
een pion op om zoodoende
een aanval te krijgen.
23 PI'4:
24 Pdó
2r> Te3
26 e5
pion redden; maar zijn 32 T1'3: remise
attaque was hij dan we- Stand der match
gens 27 g3 kwijt. Steinitz 3.
27 Tf3: Lc5: Tsehigorin 1.
28 T1'2 4 remises.
Er dreigde . Ld5: 29
Achtste mafchpartij.
ENGELSCHE PARTIJ.
Wit. Zwart.
Showalter. Judd.
1 «4 C5 Pd5:, Dd5: 18 De3, T;]7
»-» ?»«?> »»?*» met voordeel voor zwart.
, . -^ UL(17:f 1M7;
.5 f« «15 ]5 1)1(3 g5
l Dal 1(J l(i Lsr3 Pf5
-') Lb5 Peï17 Tjelf Kf7
(i (>dr>: Ddó: 18 (161
7 0?0 Ld7 IS Db7:? dan b.51
S d4 cdi: 18 ... Kjr7
'.» c(U: Pe5 l!» dc7: Pg3:
10 Pc3! Pl'3:t 20 h":?: Tc7:
11 irl3: Df» 21 Tadl I)f7
12 d.'> a6 -2 Te6 h
cG Ki dei!:, Pcö: H 23 Tdcl Tll
Tel t, Le7 15 Lf4, Kf8 24 IM5 T(17
10 Tadl! enz. ^-} p,»-{t Tyfi
13 I.C4 TcS w w;, | K^J
In een analyse van 27 T - . t
Alaiun wordt 't spe! aIclns ,., , . ,
voo-tgezet 13-TdH! M ^tand: ieder 4 en a
Ld7: v, I)d7: 15 Db3, retm'ea'
P<!5: W Tel f, Le7 17