De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 31 januari pagina 1

31 januari 1892 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 762 DE AMSTERDAMMER A'. 1892. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel by de Vijzelstraat, 542. Zondag 31 Januari, Abonnement per 3 maande» ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail 12. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.121 Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel 0.20 0.40 B K HI H T. PEN- en POTLOODKRASSEN Album van 52 teekenïn gen door JOHAN BRAAKENSIEK. Maandag:, l Februari, -worden de be stelde Exemplaren verzonden. Nog: steeds Kf) n exemplaren te bekomen; de prfls bltyft 25 cents, mits (aan ons bureau", Singel bij de Vijzelstraat 542, afgehaald. Wenacht men toezending per poat, dan wordt de prQs 85 cents! VAN HOLKEMA & WARENDORF. I W H O U B: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: Kanonnenvleesch, schets door W. Ver meer. Socialisme en staatkundige vrijheid, door Dr. D. G. Jelgersma. KUNST EN LETTE REN: Het tponeel te Amsterdam, door H. J. M. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Aanteekeningen Schilderkunst, door V. Rudyard Kiplinp, II. VARIA. _ SCHAAKSPEL. WETENSCHAP: Archimedes en de kroon van Hiëron. De trouwjapon, naar Georges d'Esparbès. Klanken als kleuren, proeve van ver klaring door W. Otto. I. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. PEN EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. Van verre en van naby. In de dagen van het régime-Bismarck had eene ministerieele crisis in Pruisen eene zeer ondergeschikte beteekenis. De ministers waren de gehoorzame dienaars van den machtigen kanselier, en als hij hen lang genoeg gebruikt had en hen niet verder bruikbaar achtte, dan zond hij hen zonder complimenten weg. »Der Mohr kat seine Schi/ldiglceit gelhan ; der Mohr kann geheri' was dan de leuze. Of het votum der volksverte genwoordiging voor den minister al of niet gunstig was, deed hierbij weinig of niet ter zake. En dat men om minister te zijn con servatief moest wezen en toch bereid om alle volte-faces van den leidenden staatsman mede te maken, was overbekend. De nationaal-liberalen hadden van hun gang naar Canossa niet meer voldoening, dan het verlof om te mogen toezien en toestemmen. De »nieuwe koers" heeft ook hierin ver andering gebracht. Het hart der nationaal Feuilleton. KANONNENVLEESCH Schets door W. VERMEER. _ Dien dag zou Willem weggaan als kolo niaal. 't Was nu zoowat een maand geleden, dat Rika hem bedankte, maar al lang vooruit had _ hij het aan zien komen, gemerkt, dat ze niet meer zoo tegen hem was als vroeger. Eindelijk had ze 't hem gezegd, bij horten en stooten, zich zelf vrijpleitend, want aan haar lag het niet, maar vader en moeder waren er zoo op tegen, omdat Willem griffermeerd was en de pastoor had het ook gezegd, het kon toch nooit iets worden. Willem had haar kalm aangehoord, haar de hand gegeven en gezegd, dat ze toch vrienden zouden blijven. Zoo was er een eind gekomen aan hun jarenlangen omgang, waarin hun liefde allengs een gewoonte tot samengaan geworden was. 't Had Willem ook maar even geschokt, als de stilte doet, wanneer een klok met tikken ophoudt, en toch bleef er een leegte in hem, die hij voelde den heelen dag door, bij alles wat hij deed. De eerste dagen was hij naar de fabriek gegaan als altijd; thuis was hij nog wat stiller dan gewoonlijk. Zijn moeder zet maar niets en was heimelijk blij, dat hij ran een verkeering af was, waar ze toch niets in zag en waar vader tot aan zijn dood ook zoo op tegen was geweest. Een paar weken daarna was "Willem 's avonds heel laat thuis gekomen, dronken, opgewonden, vloekend en tierend, zijn moe der verwijtend, dat zij er de schuld van liberalen werd vervuld met blijdschap, toen een hunner leiders, de heer Miquel, werd benoemd tot minister van financiën, terwijl de ander, de heer Von Bennlgsen, bijna tegelijkertijd opperpresident der provincie Hannover werd. Het was ongetwijfeld een waagstuk voor den heer Miquel, zitting te nemen in een ministerie, waarin hij geen enkel geestver want had. Hij heeft er waarschijnlijk op ge rekend, dat zijne benoeming slechts een eerste stap zou zijn in de nieuwe richting. Maar in die verwachting is hij deerlijk te leurgesteld. De volgende benoemingen ver sterkten allen het conservatieve element. Dit gold vooral den opvolger van den heer Von Goszler als minister van onderwijs en eeredienst, graaf Zedlitz. Voor eenige weken is bij den Pruisischen Landdag een ontwerp ingediend tot regeling van het onderwijs op de volksschool, dat in het gansche land een waren storm heeft doen opstekea. Het ontwerp is eene poging en niet de eerste tot vervulling der in de grondwet van 1851 gedane belofte, dat het geheele lager onderwijs bij de wet zou wor den geregeld. Die regeling heeft hare eigen aardige moeielijkheden, omdat de grondwet het confessioneel karakter der voiksschool op den voorgrond stelt, en tevens verplicht en kos teloos volksonderwijs voorschrijft. Aan alle volksscholen werd godsdienstonderwijs gege ven en op vele plaatsen, op kleinere plaat sen bijna zonder uitzondering, was het school toezicht in handen der geestelijkheid. Toch hadden zich, vooral in de grootere steden, de zoogenoemde Simullanschulen (gemengde i scholen) zeer ontwikkeld, en het onderwijs in den godsdienst werd daar gegeven door be voegde personen tot verschillende kerkge nootschappen behoorende. Het nieuwe ont werp bedreigt deze gemengde scholen met geheelen ondergang; het codificeert de tot nu toe slechts bij ministerieele besluiten ge regelde bevoegdheden der kerkgenootschap pen; het vergemakkelijkt de oprichting van bijzondere confessioneele scholen en het legt aan de dissidenten een dwang op, die met de toch ook door de grondwet gewaarborgde gewetensvrijheid kwalijk is overeen te brengen. Met uitzondering van dit laatste punt be vat echter het ontwerp geen bepalingen, die met de grondwet in strijd zijn. Maar de con stitutie van het koninkrijk Pruisen is, gelijk men weet, zeer verre verwijderd van het denk beeld der scheiding van Kerk en Staat, zoo als trouwens niet anders te verwachten is in was, nu ging Rika met een ander. En toen ging hij zijn verdriet, dat hij zoo lang had teruggehouden in zijn stuggen kop, uitvieren. Avond aan avond was hij gaan drinken, 's morgens was hij dan korzelig en morde op alles en tegen ieder; dat duurde zoo een dag of wat, totdat hij in een roes van doffe gevoelloosheid geraakte. Op een Zondagmiddag, na een in de stad doorgebrachten nacht, was hij het dorp in komen slenteren met bevuilde kleeren, bleek, flets, verloopen. Hij ging met groote, on vaste stappen door de stille dorpsstraat, langs de nette, zwijgzame huisjes. In de verte zag hij voor het raadhuis wat boeren staan, die brachten daar altijd den Zondag middag door met kijken, rooken en praten. Hij voelde zich kleuren bij de gedachte dat hij hen voorbij moest gaan, muar hij nam zich voor zonder groeten langs hen heen te loopen, wat kon 't hem meer schelen. Hen voorbijgaande, keek hij naar den grond, dan recht voor zich uit, maar toch zag hij, dat ze naar hem keken en nog huizen ver voelde hij, hoe ze hem naoogdeu en over hem praatten. Voor het huisje, waar hij woonde, speel den zijn broertje en zijn zusje met een paar buurkinderen. Ze liepen weg, toen ze hem zagen aankomen want ze waren in de laatste dagen bang geworden voor hun grooten broer. Een eindje verder bleven ze aan den over kant staan kijken, hoe Willem de bovendeur opengooide en de klink oplichtend, even met zijn knieën de onderdeur openstiet. Zijn moeder zat alleen te breien in het kamertje achter den winkel. Hu zei haar met gemaakte onverschilligheid, dat hij zijn leven moe was en geteekend had voor de Oost. 't Kleine, knokige vrouwtje zag hem aan, vragend, niet wel een land, waar het hoofd van den staat te vens de opperste bisschop is van de Evan gelische kerk. De thans beproefde oplossing van het probleem: »hoe zal de staat als gods dienstonderwijzer optreden?" is geheel mis lukt, en voor de linkerzijde, met inbegrip van de conservatief-liberalen, ten eenenmale onaannemelijk. De heer Miquel heeft zich te vergeefs verzet tegen de indiening dezer wet. Op zijn pro test is geen acht geslagen, en hij heeft ten slotte de zwakheid gehad het ontwerp mede te onderteekenen, voor het aan keizer Wil helm ter orderteekening werd aangeboden. Weinige dagen later echter vroeg hij zijn ontslag als minister: het was toen reeds ge bleken, dat het ontwerp bij zijne nationaalliberale vrienden op heftig verzet zou stuiten. Keizer Wilhelm nam het ontslag niet aan, en verzocht den minister, de zaak te laten rusten, tot het ontwerp, na de eerste lezing in den Landdag, door de commissie van rap porteurs behandeld en wellicht gewijzigd zou zijn. Maar dit is voor den heer Miquel en zijne vrienden een schrale troost. Want de conservatieven in het Centrum, die zich voor het ontwerp hebben verklaard, maken te zamen in den Landdag eene aanzienlijke meerderheid uit. Het verzet tegen de schoolwet deed zich ook buiten den Landdag bemerken. In den Rijksdag noodigde de heer Von Bennigsen de Duitsch-vrijzinnigen uit, met de nationaalliberalen het gemeenschappelijk gevaar te bestrijden. En die uitnoodiging werd, hoe wel niet zonder eenig voorbehoud, gereedelijk aangenomen. Het scheen een oogenblik, dat deze coalitie, al vormde zij slechts eene minderheid, de regeering tot voorzichtig heid zou dringen. Het gerucht werd verspreid, dat de keizer de wet niet tegen den zin der nationaal-liberalen wenschte aangenomen te zien, en de heer Von Kardorff, een bekend lid der vrij-conservatieve partij, waarschuwde nadrukkelijk tegen een doordrijven, waar door eener aanzienlijke minderheid geweld zou worden aangedaan. Twee dagen later echter scheen die verzoenende geest geheel geweken. De minister van onderwijs, graaf Zedlitz, die intusschen van den Keizer eene hooge ridderorde had ontvangen, behandelde de ongelukkige nationaal-liberalen met onge wone scherpte. Hij verweet hun, dat zij de op positie tegen de wet gebruikten als basis voor eene nieuwe partijvorming, die hen zei ven aan het roer zou moeten helpen ; hij stak den draak met de »Kütli-scène" in den Rijksdag, waarbij begrijpend; ze zei niets en ging achter in het keukentje zitten schreien. Ant, zijn oudere zuster, was daar bezig en toen moe der het haar snikkend vertelde, liet ze haar werk staan en huilde mee. Ze hoorden Willem de trap opgaan en over zijn zol derkamertje loopen, later werd het stil en zij begrepen, dat hij was gaan slapen. Van dien dag af dronk hij niet meer. Hij ging niet meer naar de fabriek, maar liep suffend rond, door het dorp en naar buiten, en wanneer iemand hem er naar vroeg, zei hij kortaf, dat het zijn zaak was. Zoo was het eindelijk Vrijdag geworden. Tegen den morgen was hij pas ingesla pen en nu schrok hij wakker en wist in eens, dat het vandaag gebeuren zou. Nog even wilde hij blijven liggen en rondkijken door het kamertje. Op het groen gestreepte, papieren rolgordijn voor het dak venstertje waren roestige watervlekken ; daar had hij dikwijls naar liggen kijken, en er dan rare koppen en dieren in gezien. Toen merkte hij. dat een gevoel van droeve moe deloosheid hem ging bevangen en met n sprong stond hij in de koude kamer. Zijn moeder had zijn uniform in een doek gewikkeld en bij zijn zondagsche kleeren gelegd. Hij had het nog niet aangehad er nog nitt naar gezien zelfs. Nu rolde hij het pak open en ontvouwde het nieuw riekende stugge goed met de hel gele stre pen en tressen. Onhandig kleedde hij zich, zijn vingers vermoeiend om de knoopen in de nauwe, nieuwe knoopsgaten te wrin gen, eri eenmaal gekleed, vond hij er be hagen in zich te bezien in het spiegeltje. De jas trok hij goed, zijn haren kamde hij met groote bogen op zij van het hoofd en zette toen het mutsje wat scheef op, zooals hij het wel meer had zien dragen. Hij vond de liberalen Schiller zijn »Wir wollen sein ein einig Volk von Brüderri" hadden nagezegd, en hij griefde zijn reeds zoo teleurgestelde tegenstanders misschien wel het meest, door te verklaren, dat hij oneindig meer sympa thie had voor de openlijke, eerlijke, principieele kritiek van een man als Richter, met wien het hem eene eer was in het strijdperk te treden, dan voor de taktiek van omwe gen, bijbedoelingen en scheeve voorstellingen, waardoor de nationaal-liberalen zich ken merkten. Niettegenstaande dezen uitval schijnt de regeering niet ongeneigd om eene breuk met alle liberale elementen te vermijden. Dit bewijst haar complimentje aan den leider der Duitsch-vrijzinnigen, dat intusschen door dezen bijzonder koel is opgenomen en aller minst is gereciproceerd. De toestand blijft in hooge mate gespannen. De positie van den heer Miquel is stellig op den duur onhoud baar, en met hem zullen waarschijnlijk de ministers Von Boetticher en Herrfurth en de opperpresident Von Bennigsen hunne be trekkingen nederleggen. Daarmede zouden de nationaal-liberalen, die tot dusver steeds met een zoet lijntje te vangen waren, geheel naar het kamp der oppositie zijn gedreven en ook de vrij-conservatieven ontevreden zijn gemaakt. Het ligt in den aard der zaak, dat de middenpartijen bij de behandeling van beginselquaestiën in het gedrang raken, en wij gevoelen noch voor de nationaal-liberalen, noch voor de vrij-conservatieven bijzondere sympathie; maar het mag ook niet verzwe gen worden, dat de linkerzijde in Pruisen deze gelegenheid tot dusver althans heeft laten voorbijgaan om zich op een prin cipieel standpunt te stellen, en er op te wijzen, dat de fout moet worden gezocht in de grondwet zelve, welke eene onmoge lijke verhouding van Kerk en Staat voor schrijft. SOCIALISME EN STAATKUNDIGE VRIJHEID. De burgers in een socialistischen staat zijn econo misch geheel afhankelijk van de regeering. Daaruit meende ik in het algemeen te mogen concludeeren tot een minimum van staatkundige vrijheid. Dezelfde conclusie kan men echter ook trekken uit minder algemeene praemissen. Dit schrijvende denk ik aan de uitgave van boeken, brochures, couranten enz. in zulk een staat. Het verband van de vri,heid daartoe met de staatkundige vrijheid is duidelijk; immers be perking of opheffing van de eerste beteekent be perking of opheffing van de laatste. zichzelf vreemd in de bonte kleeding, 't was of 't een spel was. Beneden ontving zijn moeder hem in tranen. De kinderen bleven eerst stil op een afstand en keken hem nieuwsgierig ver baasd aan; toen riep hij ze bij zich en nam ze op zijn knieën. Zij bezagen en betastten hem als een stuk nieuw speelgoed, draaiden en peuterden aan de tressen en knoopen en wilden zijn mutsje op hebben. Allen waren ze in hun beste kleeren en op de tafel stond het koffiegerei al gereed als zondags en een glas met sigaren voor oom Klaas, die brievengaarder waS op het dorp. Nadat Willem zijn brood gegeten had, begon hij zich gejaagd en onrustig te ge voelen in het kleine, donkere kamertje ; hij kreeg behoefte om zich te bewegen en in de buitenlucht te zijn. Daarom slenterde hij door de gang, het keukentje door naar het plaatsje, dat een zwak, aangegroend hekje afscheidde van het bleekveld, waar een paar heesters in stonden met witte bolletjes en hier en daar nog een geclgroen blad. 't Was koud, nat en mistig. Alles stond bewegingloos, besloten in het effen grauwe. Aan de takjes hingen overal lichte druppels en telkens viel er een af in het korte, arme gras. De koude deed zijn gezicht prettig frisch aan, want zijn oogen gloeiden hem in't hoofd en in zijn keel had hij een droog heet gevoel, alsof hij den vorigen avond veel gedronken had. Het was of er achter in zijn hoofd iets was, dat hem belette te denken; hij kon ook maar niet begrijpen, hoe alles zoo gewoon was en zoo rustig om hem heen, nu hij voor goed weg zou gaan. Dat hinderde hem en hij ging weer in de kamer; daar zat oom Klaas, die opstond bij zijn binnenko men en hem met een »dag jongen" zijn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl