De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 31 januari pagina 2

31 januari 1892 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 762 In een socialistischen staat dan; welke zal daarin zijn de wijze, waarop boeken, brochures, couranten enz. worden uitgegeven? Liever dan die te beschryven door den vrijen loop te laten aan m\jn eigen verbeelding, geef ik het woord aan een socialist. Onlangs verscheen bij van Looy een Hollandsche vertaling der Fabian essays in Socialism" bewerkt do.or den heer F. M. Wibaut. Eén dier essays draagt den titel Arbeid onder Socialisme" en is geschreven door Annie Besant. Daarin ver meldt de schrijfster, hoe die uitgave volgens hare voorstelling in een socialistischen staat zou moe ten geregeld worden. Deze voorstelling kies ik ter mededeeling uit, en ik doe dat des te liever, omdat de schrijfster ons in die essay geen Uto pia heeft willen schetsen, maar op een andere minder gemakkelijke en minder aantrekkelijke, doch nuttiger manier een plan voor de toekom stige regeling van den arbeid heeft willen ont werpen." Volgens de verklaring van Annie Besant zelf zoekt deze manier, uitgaande van den tegenwoordigen stand der maatschappij, te ontdekken . welke neigingen in haar werkzaam zijn; aan te toonen tot welke instellingen deze neigingen langs natuurlijken weg moeten leiden; en aldus voor uit te zien, niet de verre toekomst, doch de naaste schrede op den weg van den maatschappelyken vooruitgang. Zij richt haar oog op de groote veranderingen, die door evolutie zijn tot stand gebracht, niet op de kleine afwijkingen, die het. gevolg zijn van plotselinge opstanden; op de revoluties die de maatschappy hervormen, niet op de voorbijgaande oproeren die enkel maar tronen omverwerpen en koningen ont hoofden." Inderdaad; wat kan men meer van een manier verlangen? Het is hoogst interessant te weten, wat deze manier om de zaken te beschouwen ons leert over de wijze van uitgave van boeken, brochures, couranten enz. in een socialistischen staat. Mrs Annie Besant aarzelt gelukkig niet het ons te vertellen. Hoe zullen er boeken en couranten komen," zoo vraagt zy, zoodra alle bedrijven worden uit geoefend door de Gemeente of door de Natie?" Of het door haar op die vraag gegeven ant woord werkelyk kan doorgaan voor een voorbeel dige toepassing der in de boven aangehaalde pas sage door haar aangenomen evolutionistische methode, laat ik ter beoordeeling aan den lezer over." Ik wil," zoo gaat zij voort, slechts het vol gende in overweging geven ') (al. aan de toe komstige bestuurders van den utopisüsclien staat): Drukken evenals bakken, kleermaken en schoenmaken is een gemeentelijk bedrijf eerder dan een nationaal. Stel nu dat we drukkerijen hadden onder het bestuur der gemeenteraden. De com missie over de drukkerij zou de bevoegdheid heb ben om de uitgave te aanvaarden van alles, wat zij meende, dat verdiende ') uitgegeven te worden, evenals een particulier uitgever thans de risico eener uitgave kan loopen, en om met den schrij ver een overeenkomst te maken voor uitkoop in eens, of voor auteursrecht per verkocht exemplaar, en in beide gevallen het 'overeengekomen bedrag in de Gemeentelijke Bank in zijn credit doen stellen. Doch er zijn wel schrijvers, wier hoeken niemand begeert, en het zou onzinnig zijn de ge meenschap alle slechte verzen te doen drukken. Waarom zou men dan niet als beginsel aannemen dat steeds wanneer de commissie over de drukkery weigert voor rekening der gemeente te doen drukken, de schrijver zijn boek toch gedrukt kan krijgen, wanneer hij van zijn rekening bij de gemeentelijke bank het bedrag der drukkosten laat overschrijven in het credit der rekening van de drukkerij-commissie. Deze commissie zou nooit het drukken mogen weigoren, zoo de kosten wor den gedekt. Zoo zou vrijheid van uiting gewaar borgd worden als een grondwettig recht, en de gemeenschap zou niet de kosten hebben te dragen voor het drukken van de eerste de beste zotte groote, breede hand toestak. Hij was juist aan 't vertellen van den veldwachter, die ook een jaar of zes daar ginder geweest was. En van nature geen prater, zei hij de lange verhalen na, met brommende stem bij kleine brokken van zinnen, telkens stok kend en dan trekkend aan zijn sigaar. Het waren verwarde, half begrepen verhalen van marschen door bosschen en klauteren tegen bergen, maar het [volk, de zwartjes, die moesten goed zijn als je ze wist te vatten. In elk geval, als je wou, kon je der best vooruitkomen en wie weet of het Willem zijn geluk niet was. Zijn moeder zat starend te luisteren, haar breiwerk in den schoot; ze was niet aan 't spreken te krijgen en zoo nu en dan zuchtte ze eens, lang en diep. Ant, met haar rood, verhuild gezicht, knapte haar broertje wat op, die met een vuil gezicht en smerige knuistjes thuis ge komen was. Ze lag op haar knieën en wiesch hem, wat hij geduldig toeliet. Toen ze klaar was j kwam ze ook aan de tafel zitten, haar natten verfrommelden zakdoek in de hand, en zoo zaten ze een poosje zwijgend bij elkaar in het dompige, schemerduistere kamertje. Het winkeltje bleef leeg dien morgen, de menschen meden het als een sterfhuis. Tegen half twaalf begon oom op zijn horloge te kijken en zei, dat het zoetjes aan tijd zou gaan worden. Moeder ging zacht snikkend naar achter om haar goed aan te doen en Ant volgde haar luid, onbedaarlijk huilend. Laten we maar vast wat oploopen, had oom gezegd, en toen waren beiden in de straat op en neer gegaan. Moeder sloot de deur en zij gingen langzaam stappend, de mannen vooraan, den weg op naar het station. ontboezeming, die de ijdele auteur waardig achtte om te worden openbaar gemaakt. Couranten konden op dezelfde wyze worden uitgegeven; en het zou ieder persoon of iedere groep van personen vrijstaan alles uit te geven, wat zij verlangden, zoo de kosten der uitgave werden gedekt." Als men dit gelezen heeft, rijst onmiddelijk de vraag, of deze schrijvers en redacteurs ingedeeld zijn in het arbeidsleger van den socialistischen staat, ja of neen. En de overweging, dat zy vol gens de onderstelling een credit bij de gemeen telijke bank hebben, doet ons die vraag onmid delijk bevestigend beantwoorden. Ze zouden dus moeten schrijven en redigeeren in hun vrijen tijd. Voor boeken en brochures zou dat gaan; maar voor couranten? Mij dunkt, dat deze een geheel mensch eischen. Een van beiden dus: de uitgave van couranten wordt gestaakt, omdat er geen redactie te vinden is, of ze worden van staatswege uitgegeven. Hoogstwaarschijnlijk het laatste, omdat het in onzen tijd een behoefte is dagelyks een krant te lezen en deze behoefte nog voortdurend sterker wordt. We krijgen dus een officieele dag bladpers met door de regeering aangestelde redactiën, die dagelijks aan het volk ofticieele waarheid verkondigen. Men begrijpt, hoe groot in zulk een toestand de vry'heid zou zijn om in de dagbladpers zijn gedachten uit te spreken. Heterodoxe redacteurs zouden niet benoemd worden en hun, die gedurende de uitoefening van hun ambt heterodoxe meeningen kregen, zou men spoedig het zwygen opleggen. In het ondenkbare geval zelfs, dat de moreele ontwikkeling der re geerders zoo groot was, dat ze zich van iederen invloed op da redacteurs, hoe gering ook, ont hielden, zouden heterodoxe meeningen in de of ficieele dagbladpers slechts toevallig en bij hooge uitzondering tot haar recht komen. Men kan zich voorstellen, welken invloed dit zou hebben op de denkbeelden der groote meerderheid en daardoor op de staatkundige vrijheid. Het zou niet lang duren of iedere afwijkende meening zou algemeen als ketterij gebrandmerkt worden. Men zou met aandrang haar onderdrukking eischen. En het einde zou zijn, dat alle afwijkende meeningen verdwenen en met haar de behoefte aan staat kundige en iedere andere soort van vrijheid. En dit zou leiden tot een toestand van verslapping, waarin slechts een maatschappij kan verkeeren, die niet ver is van haar ondergang. Met de uitgave van boeken en brochures zou het niet veel beter gaan. Stel, dat deze op de door mrs. Besant aangegeven wijze mogelijk was. Ze zou toch voor alle afgekeurde en daardoor voor alle met de orthodoxe leer der regeering strijdende werken hoogst moeielijk wezen. Allen, die geen voldoende credit bij de gemeentelijke bank be zaten en allen, die dit niet wilden wagen, zouden niets kunnen uitgeven. Van een bewerken der publieke opinie op groote schaal zou geen sprake kunnen zijn, des te minder naarmate de meenin gen der groote menigte volkomener kwamen onder den invloed der officieele dagbladpers. De enkele personen, in wier hoofd oorspronkelijke denk beelden opkwamen met genoegzame kracht om hen te bewegen hun spaarpenningen er aan te wagen, zouden geruïneerd zijn lang voordat zij eenigen invloed hadden kunnen krijgen bij het hun an'ipathische publiek. Het voorbeeld van hun ondergang zou anderen afschrikken. En mocht er ten slotte nog een enkel fanaticus gevonden worden, die alles meende te moeten wagen om de hem persoonlijk dierbare meeningen bekend te maken en te verspreiden, dan zou er onder het groote publiek zulk een kreet van veront waardiging opgaan, dat de regeering bij het on derdrukken der kettersehe meeningen en het straffen van den kotter op aller instemming zou kunnen rekenen. Waarschijnlijk echter zou reeds lang vóór dien tijd de drukkerij-commissie veranderd zijn in een commissie van censuur, wier weigering om uit te geven voor rekening van den staat de beteekenis zou hebben van een volslagen verbod tot uitgaaf en die een veel krachtiger breidel voor alle vrij Willem keek strak naar den grond en zag maar aldoor de gele tressen op zijn borst. Terwijl hij de groote passen bijstapte van oom Klaas, in 't zwart naast hem, dacht hij er voortdurend aan, hoe ze verleden jaar evenzoo liepen, toen ze zijn vader gin gen begraven. »Je moet je moeder nu maar eens gauw een brief schrijven en maar denken, dat je over een jaar of wat weer weerom bent," zei oom Klaas, dan gingen ze weer zwijgend voort. In de wachtkamer waren ze alleen met een paar boerinnen, die op de bank bij de kachel zaten en keken of het haar niet aanging. Willem wou zoo graag nog eens met zijn moeder spreken, maar telkens, als hij wilde beginnen, voelde hij, dat hij zou moeten hui len en hij wilde zich goed houden tot het laatste toe. Een spoorwachter deed de glazen deur open en riep wat namen naar binnen. Oom Klaas duwde de kinderen zachtjes naar de deur en toen ze allen buiten stonden kwam de trein groot en zwaar aanstoomeii. 't Was tijd, Willem boog zich naar zijn moeder en zoende haar ; hij voelde haar mond vast en snel zich drukken op zijn mond en zijn wan gen, haar armen klemmen om zijn bals. Oom trok ze zachtjes weg. Xu wilde Willem Ant göndag zoenen, maar ze huilde en snikte zoo hevig, dat hij haar snel een kus gaf op haar heete, roode gezicht, toen de kinderen, oom een handdruk en dan haastig de rails over naar de derde klas, waarvan de con ducteur de deur openhield, 't Portier werd dicht gesmeten en nog enkele seconden stond de trein. De eenvoudige menschen stonden in een rij op het perron, bescheiden in hun stille smart. Willem trilde over zijn heele lijf. heid van gedachte en daardoor voor alle staat kundige vrijheid zou zijn dan eenige commissie van censuur tot nu toe geweest is. Inderdaad, niets schijnt de evolutie der door mrs. Besant in overweging gegevene drukkerij-commissie tot een commissie van censuur te kunnen beletten, behalve de moreele volmaaktheid van hare leden, een moreele volmaaktheid, die, zooals wij zagen, door het socialistisch systeem ook voor andere bestuur ders in den socialistischen staat ondersteld wordt. Het zij mij geoorloofd daaruit de conclusie te trekken, dat men evenzeer als met de invoering van het socialistische systeem, ook met de instel ling van de door mrs. Besant beschrevene druk kerij-commissie nog enkele eeuwen moet wachten tot de moreele ontwikkeling der menschheid zoo ver gevorderd is, dat men voor die commissie leden van de vereischte moreele volmaaktheid niet alleen kan, maar ook moet vinden. D. G. JELOEESMA. ') Ik cursiveer. Kunst en Letteren. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. Grand Théatre : Etst Lynne. Théatre Tivoli: De kliins lady. Door het gezelschap van Lier wordt sedert onge veer een maand vertoond JK>j.st Lynne of een misstap uit jaloezie, groot sensatiedrama in 9 tafereelen naar het Engelsch, dat ik onbesproken liet, omdat ik hoop had dat het spoedig zy'n welverdiende:! dood zou sterven, omdat, waar het een tooneelstuk betreft, stilzwijgen soms doeltreffender is dan veroordeeling. In het Théatre Tivoli kwam Don derdagavond voor het voetlicht De kleine Lady, tooneelspel in 5 bedrijven, naar den roman van Theodora Elmslie voor het tooneel be werkt door J. D. de Kuyter en S. J. Samson Jr. Het laatste biedt met het eerste zooveel punten van overeenkomst aan, dat het bijna onmogelijk, in ieder geval te verleidelyk is, ze niet in verband met elkander te besproken. Beide zijn van Engelschen oorsprong, het eerste de vertaling van een Engelsch drama, het laatste de bewerking van een Engelschen roman; beider inhoud komt elkander zeer nabij, raakt elkander in onderdeelen herhaaldelijk; beider hoofdpersoon is een kind. Het laatste had misschien het eerst ge noemd moeten worden; voor velen zegt het mis schien het meest, tot velen spreekt het misschien het duidelijkst; tooneelspelen, waarin een kind de hoofdpartij vervult, hebben per se iets gekunstelds, gewrongens en verbogens; in een goed drama is een kind nooit de eerste persoon, moet en mag als axioma worden vastgesteld! Het karakter en de waarde van East Lynne en De kleine lady laten zich gemakkelijk aanwijzen. Het genre staat vast, heeft zijn gebied, zijn gren zen, zijn eischen. in de snoezige Lilliputters is het te doen, het drama als zoodanig is eerst in de tweede plaats van belang; men komt om de lieve stemmetjes en gezichtjes, om de kinder lachjes en kindertraantjes, om het half komisch, halt aandoenlijk gesnap en gestamel, om de keurig van buiten geleerde volzinnetjes, die zoo bekoorlyk van de kinderlippen kunnen golven, trippelen en huppelen. Voldoen East Lynne en De'kleine lady in dezelfde mate aan de eischen van het genre ? Bijna ieder kent de geschiedenis van het be dorven kindje Frou-Frou, de vroolijke, lachende, lichtzinnige Parmenne, het vreemde schepseltje, dat noch de wereld, noch zich zelf kent, dat alleen om het naïove van haar verdorvenheid en wreedheid deernis wekt en vergiifenis verkrijgt. Ontdoe de figuur van do van deze onafscheidbare Parijsche gifpoësie, ontneem haar karakter alles, wat dit verklaart, maak haar gemoedsbewegingen en handelingen zoo ongemotiveerd en onwaarschijn lijk mogelijk, lijm daaraan en daartusschen een Engelsch melodramamotief, een jonge man, schuldeloos als het daglicht, wordt van moord Hij zag het raam uit naar zijn moeder, vreemd met haar strakke, wat verwrongen trekken in die omgeving. Hij hoorde iets van een bel en gefluit en toen ging hij lang zaam weg. Zijn moeder, met haar bleek ge laat, stond recht overeind, en wuifde, haar hand nauw bewegend, met haar zakdoek. Ant stond hevig te snikken, haar witten zakdoek voor het gezicht, en de kinderen hielden haar bedremmeld vast aan haar rok. Oom Klaas lichtte plechtig zijn hooge pet af, alsof een lijkstatie voorbij ging. Willem zag dit alles duidelijk, maar toen zijn moeder zich omdraaide, wankelend tegen oom aan viel, en de stationschef haar mede steunend wegleidde, toen kreeg hij een gevoel of zijn zijn hoofd zou bersten en zijn keel opzwol, een roode gloed kwam voor zijn oogeu, die vol waren van tranen, en een woest verlan gennaar zijn moeder drong in hem op. Hij wreef zich de oogeu uit en keek naar bui ten ; nog even, door het gele hek heen zag hij haar witte mutsje en haar grijzen om slagdoek, toon schoof' hot station er voor. Hij viel terug op de bank en kreunde van. smart, als een dier, dat gemarteld wordt; zijn handen kneep hij krampachtig samen, de nagels in 't vlcesch, en een ondragelijk leedgcvoel doorvlijmde zijn borst. Alles, alles, wat hij liefhad, was voor goed weg; hopeloos alleen werd hij wegge voerd. Hij zag naar buiten, naar de be kende streek en alles wilde hij vasthouden met zijn blikken, maar het kwam en het ging, het ging, on hij zag zijn heelen jon genstijd voorbijgaan, die molen waar hij altijd vischte, daar dat bekende wegje door het land en dat boschje, alles kwam in hem op met pijnigende helderheid. Toen kwamen er huizen, die hij niet kende, het land werd hem vreemd en hij begreep, dat alles voorbij beticht, wegens moord veroordeeld, weet te ont vluchten en zwerft als bedelaar rond zoek tusschen dit alles nog plaats voor een paar Kngelsche kluchtspeltypen, een kribbige, eigenwijze oudejongejuffrouw en een verliefde oude jonge heer, en gij hebt den inhoud van East Lynne in zijn meest eenvoudigen vorm. De kern, de pit, het origineele van het drama is echter het volgende. Lady Isabel CarlMe, de jonge vrouw, die in een vlaag van jalouzie de echtelijke woning ontvlood, weet als ziekenverpleegster, onder een valschen naam daar weder toegang te verkrijgen, en wordt nu gedwongen het langzaam verzwak ken en wegkwijnen, ten slotte den langen doods strijd van haar kind gade te slaan, zonder door blik, gebaar of kreet te mogen verraden wie zij is. Bijna een half uur lang zien wij het kind met den dood worstelen; het tooneel is stuitend en weerzinwek kend ; pijnlijker en smakeloozer nog schijnt het my, dat de kleine Willy met gelukkig aan het belachelyke grenzende kalmte en overtuiging over den hemel, het weerzien in betere gewesten, het hiernamaals, God en de engelen redeneert en phantaseert; voeg hierby' dat het jonge meisje Braakensiek, dat dit zware tooneel te spelen heeft, een aanvallig, tenger schep seltje is, dat men liever veilig en wel in slaap zou wenschen dan het zulke fratsen te zien verkoopen, zooveel holle klanken en phrasen, die het zeker met veel moeite in haar hoofdje heeft moeten proppen, te hooren nabeuzelen en nastamelen, wie kan het mij dan kwalijk nemen, dat mijn oordeel over East Lynne weinig opwekkend, stroef en somber moet zijn ? Voor sommige onderwerpen is het tooneel de laatst aangewezen plaats, een derdehandsch melodramaschrijver de minst gewenschte persoon. Het goede spel van mevrouw Andr (Lady Cariisle) kon het stuitende van de situatie iets verzwakken, niet verbloemen. De kinderrol bedierf het drama, dat juist daaraan zyn waarde hoopte en dacht te ontleenen. De kleine lady, verre van een meesterstuk, zelfs in zijn genre, heeft het voorrecht en de verdienste de stof van JLast Lynne, althans een gelijksoor tige, met kieschheid, in enkele gedeelten met smaak en bekoorlijkheid verwerkt te hebben. Het geluk van De kleine lady is, dat het een blij-eindend treurspel is, dat de wolken zich wel samentrekken, doch weer uiteengedreven worden, dat ten slotte het zonlicht alles met zijne wel doende stralen beschijnt. Geoffrey Herbert heeft zijn vrouw op de, zooals later blijkt valsche aan tijgingen van kapitein Ransom, een harer aanbidders, dien zij had afgewezen, als schuldig aan echtbreuk uit de gemeenschappelijke woning ver jaagd. Als een onbekende, als mevrouw Smith gelukt het haar de liefde van haar dochtertje te winnen en aldus daar weder toegang te verkrijgen. Ook zy wordt gedwongen aan het ziekbed van haar kind te waken, doch het ziekbed wordt geen sterfbed; de kleine herstelt; de onschuld van de moeder wordt bewezen, het kind brengt de ouders, die wederzijds te streng of te trotsch zijn om te vergeven en vergeten, tot elkander terug. De heeren de Ruyter en Samson hebben den roman op Biet onverdienstelijke wijze gedramati seerd; het eerste bedrijf is zwak en had eigenlijk achterwege kunnen blijven; de vier overige loopen goed; het opkomen en afgaan der personen was niet steeds even gelukkig gemotiveerd; ook werd er soms wat al te vorstelijk met den tijd gegoocheld. Taal en dialoog lieten zich goed hooren, doch hadden strakker, steviger, forscher, kunnen zijn. Het rol letje van de kleine lady is met smaak en overleg geschreven; tegen de denkbeelden van de jonge dame had ik slechts zelden, tegen de neus wijze woorden, zinnetjes en zinswendingen, haar in den mond gelegd, herhaaldelijk bezwaar. Wie een kinderrol schrijft kan niet beter doen dan Molière's Malade imaginaire" met vlijt en ijver bestudeeren. Argan klaagt reeds, dat er geen kinderen meer zijn; hij kende onze negentiende-eeuwsche niet. De kleine Louison is de keurigste kinderfiguur van het moderne too neelspel ; Goethe, niet minder groot kritikus dan dichter, was van oordeel dat uit het kleine tooneeltje tusschen Louison en Argan voor den too was. K u keek hij den wagen rond en zag, dat er nog twee reizigers waren, een boer, die met den rug naar hem toe zat en een jood, die sliep in een hoek. Er kwam een doffe moeheid in zijn hoofd, hij kon niet meer denken en keek doelloos naar buiten in de grauwe stoomwolken, die langs het portierraam dwarrelden. Toen de trein stil hield stapte hij uit. »We staan hier tien minuten," zei hem de conducteur. Willem was koud en rillerig geworden en liep nu gedachteloos de wachtka mer binnen, 't Was er warm en druk; bij het buffet een heen en weer geloop van haastige, dringende menschen. Hij ging er ook heen en vroeg een glas klare. In n teug dronk hij het leeg en knikte de juf frouw toe, dat hij er nog een verlangde. 't Was toen weer tijd om in te stappen. Den trein langs zoekend, drong hem uit een waggoii derde klas een gegons van ver ward gepraat en gelach in de ooren. In de blauwe rookwalm zat het er vol meuschen. Willem stapte in en ging zitten tegenover een matroos van de Ned. marine, die een bruin bevaren gezicht en een blooten nek had en hem brutaal opnam. Dienzclfden avond strompelde Willem aan den arm van den matroos over de Hoog straat to Rotterdam. Zijn hoofd bengelde knikkend heen en weer, zijn oogen stonden mat en glazig in zijn bleek gelaat; vloekend en brommend sjokten ze voort. Als ze haar kant uitzwaaiden ontweken de meiden hen gillend en giegeletid en net gekleede heeren traden hen uit den weg, ble ven het tweetal staan nakijken, en mompel den tegen elkaar iets van: »wat een rappalje, goed voor de slachtbank.''

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl