De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 31 januari pagina 4

31 januari 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 762 van het leven van den officier in Indië, en slechts zelden schijnt Kipling de lichtzyde van dit leven te hebben waargenomen, waar deze zich vertoont in het rustige garnizoen, op feesten en pic-nics of gedurende een verloftijd amidst the Huls." Des te meer schijnt hij gezien te hebben van den officier te velde, of levende en werkende op afgelegen buitenposten, in een on'gezond klimaat, te midden van menschen en toestanden, die hij niet begrijpt, en die hem steeds doen staan voor raadselen, naar de oplossing van welke hij weldra ophoudt te zoeken. Welke gevolgen dit leven veeltijds heeft voor zwakke of niet zeer sterke naturen, wordt ons treffend geschilderd in verha len als Thrown away", en At the end ot the Passage", welk laatste ons aangrijpt en boeit door zijne ontzettende somberheid gelijk de tales of terror" van Poe. (Slot volgt). " VARIA. PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP. In de vergadering van het Kon. Oudh Genoot schap van 25 Jan. 11. hield Mr. J. E. van Someren Brand een belangwekkende lezing over de heral diek in onze hedendaagsche kunst. Door tal van uit den bloeitijd der conste van blasoene dateereende voorbeelden toonde bij aan, hoe de eerste regelen van deze kunst voortdurend met de voe ten getreden worden. Ook de zoo overvloedig aangebrachte wapens in het Centraalstation en vooral in het Rijksmuseum werden aan een scher pe kritiek onderworpen, en zoowel de uitvoering als de keuze ten strengste gelaakt. Het zal trouwens ieder argeloos bezoeker wel reeds be vreemd habben, dat b.v. in de zoogenaamde eeregallerij, waar de wapens van onze provinciën en hare hoofdsteden prijken, de eereplaats is toege kend aan het wapen van Drenthe! Wat mag hier de reden toch van zijn? Heeft Drenthe zoo veel opgeleverd op het gebied der beeldende kunsten, et' bood de wapenfiguur, de Heilige Moedermaagd, zoo veel aantrekkelijks? Aug. Demmin. Die Kriegswaffen in ihren geschicütlichen Entwickelungen von den altesten Zeiten bis anf die Gegenwart. Mit fiber 4500 Abbildungen. Gera Untermhaus, F. Eug. Koehler 1891. 80. Dit werk is wel een derde druk van een reeds bekend werk, maar het gebruikelijke vermeer derd en verbeterd" is hier zoo weinig maar een Jeus, dat het boek een aankondiging ten volle verdient. In de meer dan 4500 afbeeldingen ligt het zwaartepunt van 's schrijvers arbeid. Ia zijn inleiding bekent hij openhartig, dat hij op zijn vele reizen zelf zoo veel bouwstoffen verzameld heeft, dat het hem overbodig scheen, rekening te houden met de litteratuur over dit onderwerp. Had de schrijver werkelijk alle belangrijke ver zamelingen zelf gezien, dan ware hetnog nietzoo ver werpelijk, eens een resultaat te zien samenstellen, alles uitsluitend uit eigen verzameld materieel. Maar dit is niet het geval, en de merkwaardige ver zameling wapenrustingen, voorheen te zien en te bestudeeren op het Stedelijk Archief te Amsterdam, en nu verzonken in het St. Lucas-cenvent op de Stadhouderskade, heeft hij b.v. niet gekend, dus ook niet de nauwkeurige studie, die Mr. N. de Roe ver hierover in Oad-Holland gepubliceerd h?eft. Boe ken uit andere boeken samen te stellen, wordt wel is waar door den heer Demmin aan de kaak ge steld, maar de door anderen aan het licht gebrachte resultaten opzettelijk te negeeren, is even dwaas als 't eerste overbodig. Erger is het nog, dat de heer Demmin op zijn vele reizen nu en dan erg onnauwkeurig heeft gekeken. Zoo dient hem een van de ruiters uit het gevecht van Breautéen Lekker beetje (1600) tot opheldering van het tijdvak Frederik Hendrik (1625?1647); de plaats waar dit gevecht voorviel was volgens Demmin vor Herzogenbusch auf der Heide von Lskkerbetge". Toch is het boek door zijn overvloed van afbeeldingen een onschatbaar handboek voor verzamelaars en direc teuren van musea, maar ieder die aan dit onder deel van de cultuurgeschiedenis zijn bijzondere aandacht wijdt, zal het met nog veel belangrijke aanteekeningen kunnen vermeerderen. J.t H. Hessels. Registers of the attestations or certificates of membership etc. etc. preserved in the Dutch Reformed Church, London, 1568?1872. Published for the Consistory of the London-Dutch Church. London, Amsterdam 1892. 4o. Reeds meermalen zijn uit de archieven van de Dutch Reformed Church, Austin Friars te Londen belangrijke schriftstukken gepubliceerd. Een nieuwe vondst stelde onzen landgenoot, den heer J. H. Hessels te Cambridge in staat weer een bundel bescheiden in het licht te zenden. Nu zyn het niet minder dan 3300 kerkelijke attes taties, waarvan de oudste van 1568 is, en die een geheel vormen met The Marriage, Baptismal and Burial Registers" in 1884 uitgegeven door den heer W. J. C. Moens. Houdt men reke ning met de hoeveelheid handteekeningen die hier ontcijferd moesten worden, dan zijn het ge duld en het scherpe oog van den heer Hessels niet genoeg te bewonderen. Ja, dikwijls moesten alle mogelijke hulpmiddelen te baat genomen worden, om de juiste lezing uit te vinden, iets wat den geleerden uitgever bijna altijd gelukt is. Door beoefenaars der familiegeschiedenis in de eerste plaats, maar ook door anderen zal het boek met belangstelling ontvangen zijn. E. W. MOES. # De overgang van de galerij Torlonia aan den Italiaanschen Staat. Uit Rome wordt van 12 dezer geschreven: Eene zaak van het hoogste belang voor het kunstleven te Rome is gisteren in orde gebracht; in eene zaal van het palazzo Torlonia aan de Piazza Venezia heeft de overgang van den door hertog Giovanni Torlonia opgerichte kunst galerij aan den Staat plaats gehad. Prins Giulio en prinses Anna Maria, eene kleindochter van den stichter, vertegenwoordigden de familie. Paequale Villari, de geleerde minister van onderw\js van Italië, nam als ambtenaar van den Staat de collectie over, welke volgens zijn wensch de kern van een nationale galerij te Rome moet uitmaken. Villari had de zaak met ijver geleid en bij de vorstelijke familie de bereidwilligste ondersteuning gevonden; zoodra de juridische bezwaren, die zich bij den aanvang tegen de uit voering van het plan schenen te verzetten, uit den weg geruimd waren, verklaarde de familie Torlonia ten gunste van den Staat van het bezit der galerij afstand te willen doer. Deze werd, zooals gezegd is, door Giovanni Torlonia gesticht, die in zijn testament in 1829 bepaald had, dat de galerij met alle schilde rijen, andere kunst-voorwerpen en alle zich daarin bevindende meubelen door zijne nakomelingschap ten allen tijde als vrij eigendom zou behouden en voor inboorlingen zoowel als voor vreemde lingen moest worden opengesteld. Deze bepa ling is niet opgevolgd en de galerij bijvoorbeeld sedert den dood van prins Alessandro in het jaar 1886 geheel ontoegankelijk geweest. Eenigen tijd geleden liet Villari, naar aanleiding der zaakBorghese, prins Giuüo mededeelen, dat hij op strenge nakoming van de testamentaire bepa lingen moest aandringen en dd prins verklaarde zich daartoe terstond bereid, hoewel deze bepa ling van het testament sinds lang verjaard was. Daarop liet Villari den prins polsen omtrent eventueele afstand van de collectie aan den Staat en verkreeg ook daarvoor in principe de toestem ming der familie Torlonia. Hun daad is minder grootmoedig, dan zij op het eerste gezicht schijnt, want de collectie nam de geheele eerste tage van het palazzo Torlonia in, welke eene jaarlijksche huurwaarde van eenige duizenden lire vertegenwoordigt, en vereischte aanzienlijke som men voor conserveering der kunstwerken. Van dezen last is nu prins Torlonia na verloop van twee jaar ontslagen; tot zoolang blijft de, galerij aan zijne bescherming toevertrouwd en moet twee maal per week voor het publiek geopend büjven. Wanneer zij uit het palazzo Torlonia in het haar door de regeering aangewezen lokaal wordt over gebracht, blijft haar toch ten allen tijde de naam Collezione Torlonia" verzekerd. Luiyi da Bios. De Venetiaansche schilder Luigi da Rios, ook in verder Europa welbekend en hoog op prijs gesteld, is aan de influenza overleden. Da-kios schilderde bij voorkeur scènes uit het onuitputtelijke Venetiaansch volksleven, welke in Duitsche bladen veel zijn gereproduceerd. Het grootste gedeelte van zijne fraai bewerkte schil derijen en aquarellen ging, nauwelijks voltooid, naar Londen, waar hij er een vasten kooper voor had. Da Rios stierf in de kracht van zijn leven en te midden zijner volle scheppingskracht. Uit Belgiëia dezer dagen het overlijden ge meld van den ook bij ons zeer bekenden compo nist Francais Riga Hoewel hier bijna uitsluitend zijne meest bekende mannenkoren zonder bege leiding, zooals Les Esprits de la nuit, werden uitgevoerd, bestaat het grootste aantal zijner compositiën uit kerkelijke werken, waaronder de vier stemmige Mis voor mannenkoor en orkest, het Te Deum, en twee werken voor soli, koor en orkest, getiteld Noël, de belangrijkste plaats in nemen. Zijn hartstocht voor muziek openbaarde zich reeds toen hij op het Seminarie les ontving, waar hij in plaats van rekensommen noten zat te schrijven. Later kreeg hij in harmonieleer onder richt van Bosselet, in conpositieleer van Fétis, in orgelspel van Lemmens en in instrumentatieleer van Ch. Hanssens. Tot zijn dood toe heeft hij zich aan het mu ziekonderwijs gewijd Hij deed dit steeds met den grootsten ernst en picteit, van 's morgens 9 tot 's avonds 5 of 6 ure. Earst na het diner stak hij zijn pijp op en ging voor zijn lessenaar zitten om zich aan de compositie te wijden, terwijl zijne echtgenoote Clotilde Florence, een begaafde pianiste, zich in zijn kamer met een boek of handwerk onledig hield. ledere avond waarop hij geen uitvoering van een zijne werken bijwoonde, werd op deze wijze besteed. Om zijn beminnelijk en opofferend karakter was hvj algemeen geliefd. Zijn krachtige en karakte ristieke figuur trok steeds ieders aandacht. Zondag 17 Jan. zakte hij te huiskomende plot seling ineen, terwijl hij kort daarop den geest gaf. Op den 21 Jan. 1831 te Luik geboren, werd hij den 21 Jan. 1892 begraven. Tal van vrienden en vereerders woonden de begrafenis bij, terwijl menige traan getuigde dat men niet alleen den kunstenaar doch ook den mensch diep betreurde. v. M. De schrijver van Les surprises du divorce, Feu Toupinel en Madame Mongodin, de vroolijke Alexandre Bisson, heeft in den Vaudeville een nieuw blijspel doen opvoeren, La familie PontBiquet. Het hoofd der familie is de onie heer Pont-Biquet, rechter van instructie in een klein stadje in Normandië. Hij is natuurlijk een man van vlekkelooze correctheid, aan wien slechts n kleine en heel intieme eigenaardigheid opmerkelijk is, namelijk dat hij, zoodra een vrouw hem iets meer dan vriendschap heeft ingeboezemd, eenige dagen achtereen doof wordt. Dit is ook de reden dat tot dusverre zijne trouw aan Madame Pont-Biquet niets te wenschen heeft overgelaten; van zijne doofheid, wanneer die eens voorkwam, wist zij altoos de reden. Het waardige paar heeft een schoonzoon, monsieur La Raynette, die ook rechter is en zijn schoonvader zoo noodig vervangen moet. La Raynette heeft een manie, de schedel leer ; hij heeft door phrenoIogiseVe proeven aan het hoofd zijner schoonmoeder de losse ontdekt, die de neiging tot galante avonturen verraadt, en wil nu door een practische proef op de som de juistheid van zijn diagnose uitmaken. Hij knoopt, onder het pseudoniem Robert, met haar een ano nieme correspondentie aan; de dame antwoordt met vurige brieven haren onbekenden aanbidder. Een tweede dochter van het echtpaar Pont-Biquet is juist verloofd, haar aanstaande is de beminne lijke Jacques Dubois. In de zaligheid van dezen jongen gentleman valt plotseling als een bom het bericht, dat Carmen, eene trapi-ze-kunstenares, zijn laatste vlam, in het stadje is aangekomen, woedend op hem is, en gezworen heeft zich te wreken. In zijne wanhoop vertelt hij alles aan La Raynette, en smeekt dezen, in het hol van de leeuwin te gaan, en haar tot rede te brengen. Na lang weifelen besluit de gaedhartige rechter plaatsvervanger van instructie het offer te brengen; hij begeeft zich \ avonds op weg naar het hotel, waar de kunstenares is aigestapt. Intusschen laat zich bij den rechter van in structie Pont Biquet een vreemd hoer aandienen. In het gesprek blijkt, dat deze heer de hommepoisson" is, de duiker, die in de Folies-Bergères iederen avond vijf minuten onder water blijft. De vischmensch is niemand anders dan Carmen's man, die zich van haar wil laten scheiden, en haar is nagereisd om een flagrant délit te doen constateeren. Dit zijn dus de draden van het stuk; Bisson gaat ze dan schijnbaar onontknoopbaar door elkaar warren. La Raynette heeft het verlangde onderhoud met Carmen, maar op het oogenblik dat hij, om haren toorn te kalmeeren, voor haar knielt, klopt de homme-poisson aan de deur. Carmen laat La Raynette in de kamer links vluchten; in de kamer rechts vlucht zij zelf. Maar da'ar logeert een Normandische boer, die nu door den visch mensch van medeplichtigheid beschuldigd wordt, den commissaris van politie, die het flagrant délit constateert, een pak slaag geeft, en eindelijk ge arresteerd wordt. La Raynette durft niet 's nachts thuiskomen ; als zijne vrouw, bij haar schoonouders aan huis, dit te weten komt, gaat hij aan het liegen, praat zich vast en wordt door do gebeurtenissen telkens gedwongen nog meer te liegen Eindelijk weet hij er niets meer op; hij zendt zijn schoon vader op jacht, en leidt, als diens plaatsvervanger, de instructie van de zaak: homme-poisson contra Carmen en den Normandischen boer. Op het laatste oogenblik dreigt de schoonmama alles uit te bren gen, maar La Raynette heeft haar in zijn macht, hij zingt: Robert, Robert, toi qui j'aime," en zij denkt aan hare correspondentie en zwijgt. In de laatste acte, de dolste van allen, is La Raynette rechter van instructie en weet de zaak daarheen te leiden, dat hij den Normandischen boer Iaat ontslaan, den homme poisson in hechtenis nemen en zijne schoonmoeder een heilzamen schrik aanjaagt. Maar in het beslissend oogenblik keert schoonpapa Pont-Biquet terug, neemt zelf het onderzoek in handen, en begeeft zich naar Carmen's kamer om deze persoonlijk te hooren. Na geruimen tijd keert hij terug, stokdoof Het publiek heeft pret. Madame Pont-Biquet is woedend; nog rooit heeft zij hem zoo doof gezien. Natuurlijk komt alles terecht. Het aardigste van het stuk is de dolle dialoog, de kleine grap pen en geestigheden. De homme-poisson bij voorbeeld, (Galipaux) vertelt telkens zoo losweg, van de tevredenheid van vorstelijke personen over zijne kunststukken. Zijne Majesteit de koning van Belgiëzeide mij nog onlangs: mijnheer, ik heb vele kunstenaars gezien, groote kunstenaars, maar nooit heb ik er een zoolang als u onder water zien blijven". De rol van La Raynette wordt vervuld door Dupuis, die van de operette naar de vaudeville gegaan is, en een der meest geliefde acteurs is geworden. Op de a.s. kamermuzieksoirée van de Maat schappij t. b. d. Toonkunst op 7 Februari zullen de heeren Messchaert en Röntgen o. a. den geheelen cyclus: Die schoneMüllerin" van Schubert uitvoeren. Zelden krygt men dezen cyclus geheel te hooren. Op een concert te Gladbach heeft de heer Messchaert voor eenige dagen, ter vervanging van een baritonzanger die ongesteld werd, geheel on voorbereid in een hem onbekend werk van Gernsheim getiteld Han's" de baritonsoli op meester lijke wijze van het blad gezongen. Uit Gladbach wordt met de grootste waardeering van de voortreffelijke vertolking, die onder zulke omstandigheden dubbele waarde heeft en bij zangers zelden voorkomt, gewag gemaakt. Naar aanleiding van het 25-jarig jubilf5 van den heer Willem Potharst, dat op l Februari in den schouwburg van Gebr. van Lier zal gevierd wor den, is een aardig boekje verschenen, denleiensloop van den populairen acteur bevattende, en daarenboven eenige karakteristieke brieven van Louis Bouwmeester, Judels, Eduard Bamberg, Rosier Faassen, Em. Hendrikx en de Gebr. van Lier. Willem' Potharst behoort tot een kunstenaars familie; zijn vader speelde bij Stoete, Jacqui en Schreuder. De zoon, voor de viool bestemd, trad uit gedienstigheid eenmaal op in Alallino en bleef sedert in het vak. Bij de gezelschappen Hartloopcr, Louis Bouwmeester en Bamberg, Valois, Het Nederlandsch Tooneel, Van Lier trad hij achtereen volgens op, en is tegenwoordig voor de groote dramatische rollen daar een der beste krachten. Als de moderne Paganini" wordt in Londen op dit oogenblik vereerd César Thomson, een ge boren Luiken aar, die tegelijk met Ysaye te Luik bij Dupuis viool studeerde, en een tijdlang eerste violist bij Bilse was. The MountebanJcs, de nieuwe operette van het Savoy Theatre, waarvan weer Gilbert den tekst, maar ditmaal Cellier de muziek leverde, heeft succes, ofschoon do eerste indruk niet zoo beslis send was als die van The Mikado, U. Ms. Ftnafore en The Gondoliers. De Parijsche Groote Opera, onder de nieuwe directie van Bertrand, zal in Maart de Ilcrodiade van Massenet geven, met Mad. Melba in de hoofdrol. Wetenschap. ARCII1MEDES EN DE KROON VAN HIKRON. Weinigen zullen de Hollanders van tusschen de dertig en veertig jaren wezen, die zich niet her inneren hoe zij op de lagere school dat mooie verhaal hoorden van Archimedes, die voor den tyran van Syrakuse een kroon onderzocht, en aantoonde, dat het niet alleen goud was, wat zoo blonk, doch goud en zilver door elkaar. Bij deze gelegenheid deed Archimedes twee zeer belang rijke dingen: ten eerste ontdekte hij de wet van Archimedes, en ten tweede liep hij poedelnaakt door de straten van Syrakuse naar zijn huis, roepende: heureka, ik heb het gevonden. Zulk een geschiedenis van een deftigen meneer, die onbevreesd voor de agenten, de publieke opinie, de straatjongens en kouvatten, in zijn meest na tuurlijke gedaante over straat loopt, zulk een verhaal vergeet een jongen niet, en gemakkelijker valt het hem daardoor de natuurwet in de legende vermeld, te onthouden. En men zou haast wen schen, dat alle stellingen uit de natuurkunde aan zoo'n vertelseltje gebonden waren, want zeker zouden zij beter in het geheugen blijven, niet van de geboren geleerden, doch van die grootere schare van goed middenslag, voor welke vooral de hand boeken geschreven z\jn, en het vak onderwezen wordt. De appel van Newton bewijst reeds goede diensten, doch de hypothese van Avogadro en zooveel andere hoofdbrekende leerstukken wachten nog op hun legende. Maakt ze, heeren pedagogen; de goeden zullen er niet onder lijden; de middelmatigen er van profiteeren, en de armeren van geest zullen althans een beetje plezier hebben op de banken. Doch om op Archimedes terug te komen, de legende, zoo als wij ze hoorden, stelt den ge leerde van Syrakuse voor als den stichter van de hydrostatica; van het vak, dat handelt over de voortplanting van druk in een vloeistof, over de drukwerking van een vloeistof op een ingedompeld vast lichaam Want toen Archimedes, peinzende over den koningskroon, in het bad stapte, toen. zegt het verhaal, toen voelde bij zijn lichaam lichter worden; toen viel op hem de gedachte van een opwaartschen druk door het water uitgeoefend; toen concipieerde hij de wet: een lichaam in een vloeistof ondergedompeld, ver liest evenveel aan gewicht als de hoeveelheid verplaatste vloeistof weegt; en het was het vizioen van deze wet, dat hem zijn bedaardheid deed verliezen, dat hem naar huis deed rennen, en de hydrostatische balans construeeren, waarmede hij aan de opdracht van den Koning voldeed. Zoo ongeveer was onze schoollegende, waarbij Archimedes als de stichter van de hydrostatióa werd voorgesteld. Er bestaat echter een tweele verhaal en het belangrijke van die lezing is, dat Archimedes daarin het vraagstuk van de kroon oplost, zonder zijn wet te gebruiken; de oplossing heeft met hydrostatica niets te maken en gebruikt, geen andere fysische stelling, dan het bekende axioma, dat twee lichamen niet te gelijk op dezelfde plaats kunnen wezen. Tot geluk van de jeugd evenwel is de aantrekkelijke romantiek ongeschoi den ge bleven. Dit tweede verhaal luidt als volgt: Toen Hiëron heerscher te Syracuse was gewor den, wilde hij in een tempel een gouden kroon aan de onsterfelijke goden wijden. Te dien einde verschafte hij zich een bepaald gewicht zuiver goud en liet daarvan een groote kroon maken. Toen de leverancier op behoorlijken tijd het werk voor den koning vervaardigd had, scheen het goed van gewicht te wezen, l'oi kort daarna werd gezegd, dat voor een deel van het goud een even groot gewicht zilver was bijgemengd, en Hiëron was toornig, dat men hem bedrogen had. Daar hij niet wist hoe hij den diefstal zou bewijzen, verzocht hij Archimedes er over na denken. En deze, toen hij de zaak in overweging had geriomen, kwam eens in een badhuis, en toen hij daar in het bad stapte, zag hij in, dat evenveel als van zijn lichaam in den kuip was geplaatst, evenveel water er uit was gevlooid. Toen de zaak hem duidelijk was geworden, talmde hij niet, doch sprong vol vreugde uit den kuip, en naakt naar huis schrijdende gaf hij met luider s'emme te kennen, dat hij gevonden had wat hij zocht. Want onder het loopen riep hij herhaaldelijk: heureka, heureka! Toen heeft hij, naar men zegt, na die ontdekking twee blokken gemaakt, van hetzelfde gewicht dat de kroon had: een rar goud, en een van zilver. Nadat hij aldus had gedaan, vulde hij een wijden beker tot den rand met water, en liet daarin het zilveren blok zinken, en evenveel ruimte water vloeide er uit, als het zilver verplaatst bad- Daarna, het blok uit den beker nemende goot hij uit een maal water bij, tot het vocht weder aan den rand stond. En zoo vond hij de maat van het water, dat aan een bepaald gewicht zilver beant woordde. Daarop bracht hij eveneens het blok goud in den beker, en het er weder uitne mend, en wederom water tot den rand gi tend uit een maat, bevond hij dat ditmaal niet even. veel water was uitgevloeid, doch zooveel minder, als er minder lichaam aan een brok goud van gelijk gewicht was. Voor de derde maal ein delijk don beker vullend, liet bij er de kroon in zinken, en bevond dat er laeer water was uit gevloeid bij de kroon, dan bij oen gouden blok van hetzelfde gewicht. En zoo berekenende naar hot water dat bij de kroon mér was uitgevloeid dan bij het gou den blok, toonde hij het bijgemengde zilver in het gou:! aan en maakte het bedr.>g van don leierancier duidelijk." Deze lezing van bet verhaal is te vinden in een bijvoegsel van de latijnsche vertaling van Archi medes' overgebleven werken, door Maurolicus en anderen, uitgegeven te Palermo in 1685. Hoewel de methode door Archimedes ook volgens dit ver haal gebruikt tot de bepaling van het soortgelijk gewicht voert, en in staat stelt de samenstelling van de mengsels van goud en zilver te bepalen ; hoewel de proef zelf een uitstekend hulpmiddel is voor den rechter, die een verdachte van schuld wil overtuigen en in zoover aan Hiëron beter dienst kou bewijzen dan de ontdekking van het hydrostatische beginsel; hoewel het altijd groot is een belangrijk vraagstuk flink op to lossen, ver toont de groote natuurkundige in deze lezing van het verhaal zich niet zoo zeer als in de gewone anekdote. Voor de schooljeugd is het echter gelukkig, dat beide legenden in zulk een uiterst belangrijk punt samenvallen. DE TROUWJAPON. Naar GEOISCES I/ESPAWSÈS. De première" kwam het atelier binnen, met een stuk wit satijn, op den arm. Wie wil een mooie trouwjapon maken?"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl