De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 7 februari pagina 1

7 februari 1892 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 763 DE AMSTERDAMMER A'. 1892. WEEKBLAD YOOK NEDEELAND Onder Redactie van J, DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag? Februari. Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar ....?mail 12. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12' Advertenliën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel 0.20 0.49 B K KI C H T. PEN- en POTLOODKRASSEN Album van 58 teeke nin gen door JOHAN BRAAKENSIEK. De bestelde Exemplaren z{fn verzonden. flog Bteed» xQn exemplaren te bekomen ad 85 cents, mits aan ons barean, Singel bij de Vijzelstraat 542, afgehaald. Wenaclit men toezending per post, dan wordt de prjjs 35 cents. VAN HOLKEMA & WARENDORF, INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON : Moeder's Portret, schets uit het Zweedsch van Selraa Lagerlöf. KUNST EN LETTEREN: Modern Tooneel, door Frans Netscher. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Aanteekeningen Schilderkunst, door V. Een nieuwe ets, door Dr. A. Bredius. Charles Haddon Spurgeon. Rudyard Kipling, (Slot), door D. J. Eene nuttige uitgave. VARIA. SCHAAK SPEL. WETENSCHAP : Het woord Alkohol. De gelegenheidsdichter, door M. J. B. Klan ken en kleuren, proeve van verklaring door W. Otto (Slot). Voor Dames, door E-e. AL LERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES. PEN EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTEEN. Van verre en van naby. Eindelijk, na maandenlang uitstel, zijn in Belgiëde discussiën over de grondwetsher ziening begonnen. Eene constitutie, die haar vijftigjarig jubileum reeds lang achter den rug heeft, kan in onzen tijd niet anders dan verouderd zijn. Het is dan ook al meer dan twintig jaren geleden, dat het eerste voor stel tot grondwetsherziening in Belgiëwerd gedaan. Indien de strooming ten gunste van die herziening zoo krachtig is geworden, dat de regeering daaraan geen weerstand durfde bieden, dan ligt dit in de eerste plaats aan de duidelijk gebleken noodzake lijkheid der uitbreiding van het kiesrecht. Met zijn hoogen census neemt Belgiëop dit oogenblik nog, wat het aantal kiezers in verhouding tot het bevolkingscijfer betreft, de allerlaatste plaats in onder de Europeesche staten. Het voorstel tot grondwetsherziening be treft daarom allereerst de artikelen 47, 53 en 56 der constitutie. Art. 47 luidt: De Feuilleton. Moeder's Portret. (Schets uit het Zweedsch) van SELMA LAGERLÖF. In een der honderd huizen van het vis schersdorp, die allen naar grootte en vorm op elkander geleken,die allen evenveel vensters en even hooge schoorsteenen hadden, woonde de oude Mattsson, de loods. In alle kamers van het visschersdorp vond men dezelfde soort meubelen, op al de vensterbanken stonden dezelfde soort bloe men, in al de hoekkasten vond men dezelfde soorten schelpen en koralen, aan alle wan den hingen dezelfde platen. En, zooals de oude zeden dit hadden vastgesteld, leefden alle menschen in het visschersdorp hetzelfde soort leven. Sedert Mattsson, de loods, oud geworden was, richtte hij zich nauwgezet naar de oude zeden en gewoonten; zijn huis, zijn kamers en zijn levenswandel waren ge lijk die van al de anderen. Aan den wand boven het bed van de oude Mattsson hing het portret van zijne moeder. Op een nacht droomde hij, dat dit portret uit zijn lijst nederdaalde, zich vlak voor hem plaatste en met luider stem zeide: »Je moet trouwen, Mattsson." De oude Mattsson begon daarop dadelijk aan moeder's portret duidelijk te maken, dat dit onmogelijk was. Hij was immers zeventig jaren oud. Maar moeder's portret Kamer van Afgevaardigden bestaat uit af gevaardigden, rechtstreeks gekozen door de burgers, die den door de kieswet vast te stellen census betalen. Deze census mag niet meer bedragen dan 100 (Nederlandsche) guldens en niet minder dan 20 guldens. (Bij besluit van 1G Mei 1878 is de census vastgesteld op 42.32 francs, dus op het in art. 47 genoemde minimum). Art. 53 zegt: »De leden van den Senaat worden gekozen in evenredigheid met het bevolkingscijfer van elke provincie, door dezelfde burgers, die de leden der Kamer van Afgevaardigden ver kiezen". Volgens art. 5G moet men om tot lid van den Senaat te kunnen worden be noemd of om dit te kunnen blijven lo. Belg van geboorte zijn, of als zoodanig genatura liseerd; 2o. in het bezit zijn van de poli tieke en burgerlijke rechten; 3o. in Belgi gedomicilieerd zijn; 4o. meer dan 40 jaren oud zijn; 5o. in Belgiëminstens 1000 gulden betalen aan directe belastingen, tot welke ook de patentbelasting wordt gerekend. Verder bepaalt het artikel, dat in die pro vinciën, in welke het aantal personen, die onder de sub 5o genoemde catagorie vallen, niet minstens l op de 6000 inwoners is, dit aantal wordt aangevuld met de hoogst aangeslagenen, totdat de bedoelde verhou ding is bereikt. De regeering wil echter nog andere arti kelen herzien, en wel art. 48 (verkiezing volgens provinciale districten); art. 4'J (op elke 40,000 inwoners komt n afgevaardigde voor de Kamer); art. 54 (het aantal Senaats leden is half zoo groot als dat der Kamer leden); art, 58 (de troonsopvolger heeft na zijn 18de jaar zitting in den Senaat, doch tot zijn 25ste jaar alleen met adviseerende stem); art. l (vermelding, bij de omschrijving van het grondgebied, van het groothertog dom Luxemburg als deel van den Duitschen Bond); art. 60 (troonsopvolging met uitslui ting van de vrouwelijke lijn); art. 61 (toe kenning van het recht aan koning Leopold I om, bij ontstentenis van mannelijk oir, zijn opvolger aan te wijzen); art. G3 (onschend baarheid van de persoon des konings; ministerieele verantwoordelijkheid). De bedoeling van de regeering is, den Senaat op eene andere wijze te doen kiezen dan de Kamer; wellicht zal gestreefd wor den naar eene vertegenwoordiging van groe pen van belangen. Voorts wil men ook aan de afgevaardigden die in de hoofdstad wo nen eene geldelijke schadeloosstelling toe kennen. Voor de Kamer zal eene wijziging van de indeeling der kiesdistricten worden herhaalde alleen met nog meer nadruk de woorden: »Je moet trouwen, Mattsson." De oude Mattsson had bijzonder grooten eerbied voor moeder's portret. Het was zijn raadgever geweest bij voorkomende twisten of oneenigheid, en hij was er altijd wél bij gevaren als hij het had gehoorzaamd. Maar ditmaal begreep hij de handelwijze van het portret niet goed. Het scheen hem toe, dat het portret geheel in strijd handelde met vroeger te kennen gegeven meeningen. Hoe wel hij daar iiederlag en droomde, herin nerde hij zich helder en duidelijk, hoe het geweest was den eersten keer toen hij wilde trouwen. Juist op het oogenblik toen hij zich als bruidegom aankleedde, liet de spijker los, waaraan het portret hing en het viel op den grond. Hij begreep toen, dat. het portret hem wilde waarschuwen voor het huwelijk, maar hij gehoorzaamde het niet. Doch hij moest spoedig ondervinden, dat het portret gelijk had gehad. Zijn kort huwelijksleven was zér ongelukkig geweest. Den volgenden keer dat hij zich tot bruide gom aangordde, ging het op dezelfde wijze. Het portret viel op den grond, evenals de eerste maal, en deze keer waagde hij het niet weder ongehoorzaam te zijn. Hij ont vluchtte bruid en bruiloft, verhuurde zich als matroos en reisde verscheidene malen de wereld rond, alvorens hij zich weer thuis durfde vertoonen En nu daalde dit por tret weder van den wand en beval hem te trouwen! Zoo goed zoon als hij was, hij moest toch onwillekeurig denken, dat het hem voor den gek hield. Maar moeder's portret, dat het meest barsche gelaat vertoonde, dat scherpe winden en zout zeeschuim kunnen uitbeitelen, keek ernstig als altijd. En met een stem, lange voorgesteld. Niet slechts de troonsopvolger, maar ook de overige prinsen van het ko ninklijk Huis (er zijn er slechts twee, die in de termen vallen) zouden volgens de re geering zitting moeten nemen in den Senaat. Ook aan koning Leopold II zou het recht worden toegekend om, bij ontstentenis van mannelijke nakomelingschap, zijn opvolger te benoemen, behoudens de goedkeuring der ver tegenwoordiging. Aan de Kamer zou volgens den eisch der commissie van rap porteurs de toestemming moeten worden gevraagd voor de huwelijken der prinsen; hadden zulke huwelijken zonder die toestem ming plaats, dan zouden de prinsen daardoor van de troonsopvolginguitgesloten zijn. Nieuwe bepalingen in de grondwet zouden het annexeeren van overzeesche gewesten (het Congo-gebied) als koloniën mogelijk moeten ma ken. Eindelijk zou het zoogenoemd konink lijk referendum worden ingevoerd. Deze laatste instelling stuit zoowel bij de rechterzijde als bij de linkerzijde op groot verzet, ofschoon zij door leden van beide partijen, bijvoorbeeld door den conservatief Nothomb en den radicaal Paul Janson, wordt verdedigd. De koning zelf schijnt er bij zonder op gesteld te zijn. De bedoeling is dat de koning bevoegd zou zijn om rechtstreeks het volk te raadplegen, hetzij over een door de regeering ingediend wets ontwerp, hetzij over een reeds door de Ka mers goedgekeurde wet, voordat daaraan nog de koninklijke sanctie is verleend. Ook zon der Kamerontbinding zou de koning zich dus kunnen vergewissen, of de meerderheid der natie zich met het regeeringsbeleid vereenigt, t.-i of .'e vertegenwoordiging nog de juiste uHdrukking is van het gevoelen dier meer derheid op een bepaald punt. Er is voor en tegen een dergelijk referendum veel te zeggen. Het kan zijn nut hebben, het volk te raadplegen, zonder tot den uitersten stap eener Kamerontbinding en de daaraan onvermijdelijk verbonden verkie zingsagitatie over te gaan. Een der groote gebreken van het parlementair régime zou op die wijze zoo al niet weggenomen, dan toch verbeterd kunnen worden. De omstan digheid echter, dat een dergelijk beroep op de natie slechts zou kunnen plaats hebben met toestemming en medewerking der aan het bewind zijnde ministers, maakt het nut daar van weder tamelijk twijfelachtig. Ook is de onderstelling niet uitgesloten, dat men in dit referendum »een correctief voor de afdwalin gen van het algemeen sfemrecht" wil zoeken. Toch komt het ons voor, dat de Belgen, als jaren geoefend en gesterkt door het venten van visch op de stadsmark t, herhaalde het: »Je moet trouwen, Mattsson." De oude Mattsson verzocht toen moeder's portret om toch te bedenken, in wat voor eene samenleving hij leefde. Al de honderd huizen van het visschersdorp hadden spits toeloopende daken en met witte kalk be streken muren, al de booten van het vis schersdorp hadden denzelfden bouw, het zelfde staand want. Niemand deed er ooit iets ongewoons. Moeder zelve zou de eerste geweest zijn zich tegen een dergelijk huwe lijk te verzetten, als ze nog in leven ge weest was. Moeder had altijd scherp op de zeden en gebruiken gelet. En het was iu strijd met de zeden en gebruiken daar in het visschersdorp, dat zeventigjarige oude mannen gingen trouwen. Toen strekte moeders portret de met ringen versierde hand uit en beval hem kort en goed te gehoorzamen. Er was altijd iets onbegrij pelijk eerbiedwekkends in moeder geweest ; als zij zich zoo in haar kleed van zwarte taf met veel volants vertoond had. De groote, blin kende, gouden borstspeld, de zware, rinke lende gouden ketting hadden hem altijd ont zag ingeboezemd, Als zij gekomen was in hare marktplunje, met den geruiten hoofd doek en het wasdoek boezelaar met visch schubben en vischoogen bezet, zou hij mo gelijk niet zooveel respekt voor haar gehad hebben. Maar nu werd het slot van de ge schiedenis, dat hij beloofde te zullen trouwen en zoo kroop moeders portret weer in zijn lijst terug. Den volgenden morgen ontwaakte de oude Mattsson in grooten angst. Het viel hem niet in om moeders portret ongehoorzaam te wezen. Dat wist natuurlijk wat het best zij door hunne toestemming te geven tot het koninklijk referendum, zich de invoering van algemeen kiesrecht kunnen verzekeren, de eerste, twijfelachtige hervorming gerust op den koop toe kunnen nemen. Herhaaldelijk is beweerd, dat de regeeritrg al deze hervormings- en herzieningsvoorstellen aan het »éne noodige", het voorstellen tot aanzienlijke uitbreiding van het kiesrecht, heeft vastgeknoopt, om de aanneming van het laatste te verhinderen. Voor die bewe ring zijn echter geen bewijzen in te brengen; integendeel, de heer Beernaert heeft dezer dagen verklaard, dat de Kamer ontegenzeg gelijk het recht had, een of meer dezer voor stellen te verwerpen en de overige aan te nemen. Eene duidelijker poging, om het herzieningswerk op de lange baan te schui ven, was het door het kabinet verdedigde denkbeeld om eerst, bij wijze van proefne ming, een uitgebreider kiesrecht toe te passen voor de provinciale en de gemeentelijke ver kiezingen, voor welke hervorming geen grond wetsherziening zou noodig zijn. Dit denk beeld is echter door de regeering, naar het schijnt, geheel opgegeven. Het veelbesproken Pruisische schoolwetontwerp is, na eerste lezing, gesteld in han den eener commissie van rapporteurs van 28 leden. Rekent men de vrij-conservatieven tot de tegenstanders van het ontwerp, dan telt de commissie toch nog 15 voorstanders en 13 tegenstanders. Eene belangrijke wijziging is dus niet te verwachten, tenzij de regeering zelve daarvan de noodzakelijkheid inziet en op hare conservatieve vrienden pressie uit oefent om niet plus royalisies que Ie roi te zijn. Het hoofddoel van het ontwerp blijkt meer en meer te zijn, een kunstmatigen dam op te werpen tegen den stroom der sociaal democratie. Het is bijzonder onwaarschijnlijk, dat dit doel door de invoering van een ergerlijken gewetensdwang zal worden bereikt. Den keizer zal men deze illusie zeker niet gemakkelijk ontnemen, maar het begint toch reeds duidelijk te worden, dat de raadslieden van den jongen monarch de coalitie van de nationaal-liberalen met de linkerzijde tegen het ontwerp voor een niet gering te schatten gevaar houden. De heer Von Caprivi heeft dan ook getracht, den indruk van zijn heftigen aanval op de nationaal-liberalen zooveel mogelijk weg te nemen. Er wordt weer veel over concessiën gesproken : »het ontwerp heeft immers 200 paragrafen !" zeide de rijkskan voor hem was. Maar hij schrikte toch terug voor den tijd, die nu volgen zou. Denzelfden dag deed hij aanzoek om de hand van de leelijkste dochter van den armsten visscher, een klein onaanzienlijk schepsel, met hooge schouders en vooruitstekenden onderkaak. De ouders zeiden ja, en de dag werd vastgesteld, waarop men naar de stad zou gaan ter openlijke afkon diging. Over winderige strandvlakten en moeras sige gemeenteweiden loopt [de weg van het visschersdorp naar de stad. Hij is een kwart mijl lang en het praatje loopt, dat de in woners van het visschersdorp zóó rijk zijn, dat zij hem zouden kunnen beleggen met blanke, zilveren schijven. Eene eigenaar dige bekoorlijkheid zou dit aan den. weg geven. Glimmend als een vifichbuik, zou hij met zijn blanke schubben heenslingeren tusschen rietgras en poelen, vol kleine vischjes en kikvorschen. Duizendschoonen en amandelbloemen, die dezen van de menschen verlaten grond versieren, zouden zich spie gelen in de blanke zilveren munten, de dis tels zouden hunne schcrpgetande takjes be schermend over hen uitstrekken en de wind zou een welluidenden klankbodem vinden als hij speelt op de riethalmen en telefoon draden van de gemeentegronden. De oude Mattsson zou er ook nog eem beetje meer aardigheid van gehad hebben, als hij zijn zware zeelaarzen had mogen ne derzetten op klinkend silver, want zeker is het, dat hij nu gedurende eenigen tijd diefi weg vaker te beloopen kwam, dan hij wel zou gewenscht hebben. Zijn »papieren" waren niet in orde ge weest. Er had geen afkondiging kunne»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl