De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 7 februari pagina 4

7 februari 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 763 woeste gronden gerekend mogen worden. Hier ziet men b.v. met een enkelen blik, hoe nog een groot deel van het Oosten en Zuiden van ons land, waar het hooge diluvium ligt, uit woesten grond bestaat. Legt men er dan de andere kaart, de boschkaart, naast, dan kan men tevens zien hoeveel nog door boschcultuur gedaan kan wor den voor de ontginning dier gronden. Door min of meer donkere tinten of andere kleuren wordt aangegeven of er van O tot l, van l tot 5, van 5 tot 10, van 10 tot 15, van 15 tot 20, van 20 tot 25, van 25 tot 35, van 35 tot 45 of meer dan 45 pCt. van den bodem woest is. Voor de boschkaart is dezelfde schaal verdeeling tot 35 pCt. gevolgd. Op de kaarten zijn ook de spoor wegen, rivieren en kanalen geteekend en aan de topographie is veel zorg besteed, zoodat zy uit velerlei oogpunt van dienst kunnen zijn. Dat zulk een omvangrijken arbeid wel eenige fouten aankleven, is te begrypen. Zoo meenen wij er nu reeds op te moeten wijzen, dat blijkbaar niet altijd de laatste kadastrale opgaven geraad pleegd zijn. Aan de waarde van het werk zullen echter die enkele fouten weinig afdoen en wy twijfen dan ook .niet of de uitgever, de heer H. Gerlings, van Amsterdam, zal met deze uitgave veel succes hebben. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Het Schy'nconcours voor 's Ryks-Museum. De waarheid volgehouden tegen Jhr. Mr. Victor de Stuers, door Mr. N. de Roever. Amsterdam 1892. De heer N. de Roever heett thans de eenigen ty'd geleden beloofde brochure in het licht gezonden, waarin hy overtuigend bewijst, op welke wijze er bij den bouw van het Rijks-Museum door belang hebbenden is comedie gespeeld. Hoe jammer dat de woorden, door den Hoornschen afgevaardigde de Jonge in de Kamerzitting van 27 Mei 1878 gesproken: Ik ben overtuigd dat de Regeering hier tegenover zich had eene macht van bureau cratie, die gevaarly'k is en eene onzaggelijke kracht uitoefent" de stem eens roependen in den woestyn is gebleven. Ik ben een beetje bang, dat zelfs het betoog van den heer de Roever, al is er ook geen speld tusschen te steken, ten minste vooreerst weinig uitwerking zal hebben, ons ten minste geen bruikbaar mu seum zal verschaffen. Maar hier is het in dit geval ook niet om te doen. Er wordt alleen een prag matische geschiedenis van den bouw van het Rijks museum gegeven. Men weet wat de aanleiding tot Met schrijven van d«ze geschiedenis is geweest. De heer de Stuers heeft het goed gevonden, in de N, Eott. Courant te smalen op een architect van wijlen Z. M. Willem III, den heer L. H. Eberson, en zijn eerlyk karakter verdacht te maken, en tevens den overleden vorst in een belachelijk dag licht te stellen. Daar moet nu de referendaris voor boeten. Hy krijgt een opsomming te lezen van al de feiten die op het schijnconcours betrek king hebben, en waarin hijzelf de hoofdrol ge speeld heeft; en dit niet op losse gronden, maar gestaafd met onwederlegbare bewijzen. Zooweide mededingers, als de beoordeelingscommissie en zelfs de volksvertegenwoordiging werden om den tuin geleid. Wij worden door onkundigen be diend of bedrogen" constateerde de heer de Jonge in de Kamerzitting van 27 Mei 1878, en Jhr. J. H. Schorer schreef in De Amsterdammer van l Oct. 1882: Wij gelooven, dat zelden eigendunkelijker in een beschaafd land door officieele personen gehandeld is." Ter illustratie van deze uitspraken leze men thans de brochure van den heer de Roever. E. W, MOES. * * * Bij mijnheer Chauchard. Uit Parijs wordt van 17 dezer geschreven: Een der voornaamste aan deelhouders in de Magasins du Louvre, de heer Chauchard, bewoont in de Avenue Velasquez een voornaam hotel in die moderne wijk van het park Monceau, door den Parijschen rijkdom in het laatste tiental jaren geschapen en met paleis aan paleis bezet. In dit hotel komt een deel van de millioenen, welke de Parijzenaars en de vreemdelingen jaar uit, jaar in naar de Magasins du Louvre brengen, weder zichtbaar te voorschijn: zy staan in al de aristocratische vertrekken van het gebouw, deze millioenen, of zij hangen tegen de muren en heeten Meissonier, Corot, Troyon, Millet, Fromentin, Daubigny, enz. Zooveel zalen het gebouw van den heer Chauchard bevat, zoo veel kunst-collecties zijn erin. Voorwerpen, die midden in de maalstroom van de wereldgeschie denis gestaan hebben, kunstwerken, wier namen in ieders mond klinken, zijn tot huismeubelen van dezen Franschen burgerman geworden en maken zijne dagelijkschéomgeving uit. Op een der reus achtige schoorsteenmantels prijkt, uit wit marmer vervaardigd, met bonte bloemen beschilderd en met allegorische figuurtjes in goudbrons versierd, de klok, die de stad Parijs aan koningin MarieAntoinette als bruiloftsgeschenk aanbood. De slin ger tikt onvermoeid de uren af met denzelfden gelijken klank waarmede hij ze op den dag zal hebben afgelikt, toen de getrouwe stad Parijs de eigenares van haar bruiloftsgeschenk naar de guillotine zond. Het Sèvres-servies, waaruit Chauchard 's middags eet, is hetzelfde, dat Louis Phiïipps in het kasteel Eu in gebruik had; al de stukken dragen de koningskroon tot stem pel; hij zou zeker gaarne nog langer uit dit ser vies hebben gegeten, de goede Louis-Philippe, helaas zijn heerschappij bleek broozer dan zijne borden. Het is onmogelijk al de bijzonderheden van de inrichting dier kamers na te gaan. Overal zijn de kostbaarste meubelgarnituren uit alle mo gelijke eeuwen en stijlsoorten in het origineel voorhanden: Empire en Rococo, Louis XVI en Louis XIV. Men heeft alleen een langen tijd noodig, om zich met de schoonheden van de sota vertrouwd te maken, waarop men zit, of den tabouret, waarop men zijn hoed legt. Als bijzonder heerlijk onder al de heerlijkheden zijn slechts terloops de oude Vlaamsche gobelins te vermelden, waarmede de wanden van den eetsalon behangen zijn; de weefsels stellen scènes uit het Vlaamsche volksleven naar Teniers voor en zijn verbazend goed onderhouden en frisch van kleur. In een afzonderlyke schilderijen-galery zijn de voornaamste schatten vereenigd. Chauchard heeft, bohalve eenige Rigauds en Mignards, alleen moderne schilderyen verzameld, maar ook weder niet zeer modern; de thans levende grootheden van de Fransche kunstenaarswereld ontbreken; maar de schildervorsten der vorige generatie zijn in hun hoogsten glans en in buitengewoon groot aantal vertegenwoordigd; het is eene galerij van de jongst overledenen, eene collectie der modernen van eergisteren. Ik vermeld slechts, dat Chauchard 22 Corots, 10 Troyons, 16 Diaz, 4 Millets, 12 Daubignys bezit. Het middelpunt der collectie maakt Millet's beroemde Angelus (?retour de l'Amérique") uit, het middelpunt, moreel en theo retisch, zooals het niet andeis zijn kan bij een schildery, dat 800.000 francs gekost en dat we kenlang in alle deelen der wereld stof tot gesprek geleverd heeft. Of echter de oogen van diegenen, die daar niets van veten,'t allereerst op het kleine stukje linnen zouden vallen ,welks uitgebreidheid niet veel grooter is dan die van eene pagina van een ge woon dagblad, dat is de vraag. De Angelus is een mooi stuk, maar in Millet's werk kan men nog heel wat vinden dat den Angelus een sterke concur rentie kon aandoen, en de lieden, die den moed van een eigen meening hebben, beweren zelfs, zon der zich door de 800,000 francs te laten af schrikken, dat zij Millet's Glaneuses, door me vrouw Pommery aan het Louvre cadeau gedaan, boven V Angelus verkiezen. Daarneven hangt Corot's beroemd schildery Le Matin; nooit weder sedert dien tijd heeft een schilderspenseel deze droomachtige zachtheid gevonden en nooit zal het wellicht weer gelukken, den morgengeur zoo over een landschap te ademen. Een aantal kostbare Meissoniers zijn voorhanden, vooral zijn de geheele wereld door bekend 1814, het droevig sneeuwlandschap, waarover droevig de overwonnen Napoleon met zijn staf van droevige generaals rijdt; 1S14 heeft niet vesl minder gekost dan de A ngelus. Over 't algemeen is deze collectie een der schit terendste die men zich voorstellen kan. Wanneer bij hare samenstelling een bepaald systeem ge volgd werd, dan was het misschien dit: steeds die schilderijen er bij te voegen, die destijds het hoogst in prijs stonden. Dat is ten slotte ook een principe; en wanneer menigen verzamelaar enkele meesters bijzonder dierbaar zijn, waarom moet dan een verzamelaar ook het recht niet hebben, van alle meesters te houden, die vooral duur zijn?! Van Fransch standpunt is het overigens zeer ge lukkig, dat Chauchard bij den aanleg van zijn particulier museum waarmede hij terloops ge zegd, pas twee jaar geleden begonnen is, meer als nabob dan als kunstverzamelaar heeft gehandeld. Daardoor zijn alle schilderijen van het bewuste tijd perk, die tot de meest begeerde behooren, in heiland gehouden, en zullen wel de een of anderen dag in het bezit van het Louvre overgaan, wanneer de hoop van de Parijsche kunstkringen, dat Chauchard zijne collectie aan den staat zal vermaken, be waarheid mocht worden. Trouwens de Staat zal nog lang kunnen wachten, want Chauchard draagl nog mei ongebogen hoofd, den gouden lasl van zijn rijkdom, die hij zich, met het eerste steentje beginnend, zelf bijeengegaard heeft: niet zijn aangeboren levenslusl bevesligl hij dus de spreuk vol oude ondervinding, dat in den regel niets zoo versterkend is als zich een millioen by elkaar gewerkt te hebben. Dinsdag en Woensdag 9 en 10 Februari zullen de HH. Frederik Muller & Co. in de Tentoon stellingszaal aan het Damrak eene verkooping houden van schilderijen, porselein, aardewerk en antiquiteiten, zilver- en glaswerk, meubelen enz., afkomstig van de nalatenschappen van den goeverneur-generaal baron Sloet van de Beele, den vermaarden expert H. J. van Wisselingh enz. Een der aantrekkelijkheden van den catalogus vormt de biographie van Van Wisselingb, door den heer A. v. S. vol waardeering en warmte geschreven. TOONEEL EN MUZIEK. Men weet dat in het Théatre d'Art te Parijs, het theater van de uiterste linkerzijde van van het idealisme", de symbolisten, spiritisten, occultisten en mystici, een samengestelde voor stelling gegeven is, waarin een deel van een oud mystère, een drama van Maeterlink, Les aveugles, en andere korte tooneelstukken vertoond zijn. Het slot van den avond vormde het Hooglied van Salomo, symphonie van spiritueele liefde, in acht mystieke zinnebeeldige devises en drie paraphrasen," voor het tooneel bewerkt door P. N. Roinard, muziek van Flament de Labrély. De acteurs zijn twee werkelijke personen, eff'ectifs, de herderkoning en de harderkoningin, twee aanvullingspersonen, explétifs, de gsest van Sa lomo en de geest Gods, en dan de koren, uitver korenen van bruid en bruidegom. In het programma een geheele courant zijn negen kolommen gewijd aan het uiteenzetten van de symboliek dezer vertooning, en er mochten er nog wel negen bij zijn, om die uiteenzetting te verklaren. Voor elk deel van het werk is de wezenlijke, de mystieke en de muzikale beteekenis er bij gevoegd; ieder der devises en ?paraphrasen heeft haar eigen karakter, om dat goed te doen op merken, is ieder der acht tableaux verschillend geïnstrumenteerd, en deze instrumentatie" bedoelt niet enkel het muzikale, maar alles: woorden, muziek, kleur en reuk. Gedurende ieder der tableaux toch ontstroomt aan brasero's, ter weerszijden van het tooneel aangebracht, passende geur. In de eerste afdwa ling bijvoorbeeld is de klank van bijna alle woor den i en o, het accompagment in c majeur, de decoratie en verlichting scharlakenrood, en de geur, die in wolken uit de brüle-parfums op stijgt, is wierook. Dan komen in het tweede bedrijf de klanken e en i aan het woord; de muziek is in d majeur, do kleur is oranje en de geur is witte ar,jelieren. Eu zoo gaat het verder, alle klinkers en alle toonaarden door, terwijl de kleu ren van den regenboog en de geuren van een Eden er bijgezocht zijn. De volorde der deeoratié'n is: licht geel, licht groen, licht blauw, licht indigo, donker indigo, Jicht violet en heel licht purper; de geuren zijn hyacinthen, leliën, acacia, leliën-van-dalen, seringen, oranjebloescm en jasiuiji!. Men begrijpt wat er met deze proef, die in haar beginsel toch zeker niet zoo ongerijmd is, gespot wordt. De orchestration du verbe, de la musique, de la couleur et du parfum," de laatste door den heer Chardin-Haraucourt geïnstrumen teerd", moet ongetwijfeld bij degenen die er zich met volle geloof aan overgeven, eene ver hoogde sensatie wekken; maar er behoeft al heel weinig aan te ontbreken om alles te bederven. Een Duitsch correspondent, Orelli, schrijft, een beetje grof, aan het Berliner Tageblatt: De nieuwigheid heeft haar eigenlyk succes nog niet gehad. Bij den een wekte zij hoofdpyn, bij anderen nieslust, of verkoudheid, bij velen ergernis. Maar wat is het een goed idee, om ook de geuren aan den dramatischen dichter dienstbaar te maken ! Wat zou de familie Seelicke gepakt hebben, als het in den gansenen schouwburg naar borrels en arme lui geroken had l En, eenmaal op dien weg, waarom niet verder gegaan? Er zijn immers nog meer zintuigen, smaak en gevoel ? Aan het bureau kon ieder bezoeker een pastille ontvangen die zijn gecondenseerde lievelingsspijs bevatte en het den avond kon uit houden, en tegelijk kon men hem iets ter hand stellen dat hij gaarne betastte, den een een lap pluche, den ander een kraobelborstel, desnoods tot een bepaalde temperatuur gewarmd. Dan had men nog wat voor zijn geld; een stuk zien, mu ziek hooren, odeur ruiken, wat lekkers proeven en wat aangeaaams voelen. Wij zien reeds in de toekomst het programma van een nieuw volks stuk, in vijf bedrijven, met zang en stank van Leon Treptow junior". In een exemplaar van de Leipziger Zeitung van 1782 leest men de volgende verklaring: Een zeker individu (een gewisser Mensch) genaamd Mozart, te Weenen, heeft zich verstout mijn drama Belmonte und Constanze tot een operatekst te misbruiken. Ik protesteer by deze plechtig tegen dit inbreukmaken op mijn rechten en behoud mij voor, andere stappen te doen. Christoph Friedrich Bretzner." De gewisser Mensch" heeft, op zijn weg naar de onsterfelijkheid, Belmonte und Con stanze en hun auteur op sleeptouw genomen. Men leest in den Trovatore: De viool van Paganini te Genua is, zooals dat elk j aar gebeurt, nit de vitrine in het gemeentehuis waar zij bewaard wordt genomen, opdat de snaren niet te zeer lijden van de al te lange rust. De beroemde Sivori heeft nu eenige sonaten op het kostbare instrument uit gevoerd." LETTEREN EN WETENSCHAP. Zola heeft aan een medewerker van The Albe marie zijne opinies omtrent Engelsche roman schrijvers gezegd; hij heeft er natuurlijk slechts zeer weinige in vertalingen en geen enkelen in 't Engelsch gelezen, en ook zijn landgenoot Taine er nooit op nageslagen, maar dit weerhield Zola niet van het uitspreken van zeer besliste meenin gen. Dickens en Scott werden, naar hij vond, [ in Frankrijk het meest geapprecieerd", m aar dit | schrijft hij vooral daaraan toe, dat zij in ieders l hand kunnen gelegd worden. Dickens beschouwt hij als een groot dichter in velerlei opzichten. Hij is ook minder Engelsch dan de meeste Engel sche schrijvers", hetgeen ieder Engelschman niet zal toegeven. Maar die auteur van David Copperfield had, volgens Zola, geen denkbeeld van 's menschen belangrijkste zijde, liefde en de groote aandoeningen des levens; hij weet niets van de vrouw". Wat Walter Scott betreft, Zola verwees hem met een ongeduldig gebaar naar de kostschoollitteratuur". Toen Thackeray's naam genoemd werd, haalde Zola de schouders op. Wel dieper dan Dickens, maar ook veel moeielijker te begrijpen, zoo echt Engelsch." George Eliot heeft bij Zola niet de minste bewondering ge wekt. Zij is in Frankrijk door Brunetière en de Acadéanciens tot de wolken verheven, maar Zola's impressie is, dat zij al wat zij van de wereld vertelt, uit boeken geleerd heeft. Hij was nieuws gierig of inderdaad in Engeland iemand met The MUI on the Floss opheeft. Met de stelling dat Dicken^, Thackeray en Eliot samen niet n der scheppingen van den grooten Balzac waard zijn, en een aanbeveling aan zijn ondervrager om geduld te hebben, daar tout vient a point a qui sait attendre", besloot Zola de samenkomst. De Zweedsche romanschrijfster Emilie Flygare Carlèn is in den ouderdom van 85 jaar overleden. Een tijdlang waren hare romans zeer gezocht lectuur; sedert 70 rustte zij op hare lauweren. Bij de firma J. L. Beijers te Utrecht is een Gids door het stedelijk museum te Utrecht ver schenen, van de hand van Mr. S. Muller, den kundigen archivaris, aan wie Utrecht reeds een zestal catalogi van zijn archieven, oudheden en atlas verschuldigd is. Deze Gids is aangenaam j en geestig geschreven, en met een groot aantal ' illustraties voorzien. Het museum, thans in het heerenhuis van het voormalige buiten het Hooge land geplaatst en in Juni van het vorige jaar geopend, is, blijkens het boekje, een bezoek overwaard. Naar wij vernemen zal De Katholieke 6'«/s, Maandschrift voor het Katholieke Xederlar.dsche volk, in de Februari-ailevering een eerste gedeelte bevatten van arlikelen getiteld : Schacpnianniana" door Robertus Pullus. Deze geleerde medewerker van genoemd Maandschrift zal eene reeks artikelen leveren over Dr.J. A. M. Schacpman. Bij de lirma L J. Veen te Amsterdam komen voortaan de beide Belgische tijdschriften Le Mar/atiin Littéraire en Hit Jjd/ort uit; beide vroeger 'bij A. Sstter te Gent uitgegeven. liet eene, onder een gansenen redactieraad, waarvan de advocaat Herman de Bacts president en Jean Caricr secre taris is, bevat novellen en litteraire schetsen van Jean Suis, Olivier Keron, Mauricc Duilaort (over Jobó-Maria tic Heredia), Alfred (ie liicider. verzen en kroniek; van het andere, J Iel Jiilfort, waarvan de redactie niet vermeld wordt, is bet eerste artikel eene Aanniirouk fan :./jne li-.xirl acht ii/t? Jl('0yw/uirtl'"'/htid Mon>scJti!iciir tL'u hi*sJwji ruit Gent, ter ,;clc</e>tltcid t'nii hit nji<:i;>.n der Zusters van Liefde naar den Congu. De overige artikelen zijn geschreven door J. van Campen, L. Scharpel (Vondels eerstelingen), A. J. M. Janssens, Guido Gezelle, P. Griseleere en eenige initialen. By Het Belfort behoort nog een byblad, Philologische Bijdragen, waarin over den Germaanscnen tweeklank au" gehandeld wordt. Wetenschap. HET WOORD ALKOHOL. Onder de vele goede stichtingen van Lavoisier behoort ook de invoering van bepaalde woorden voor bepaalde stoffen, want vóór zijn tijd bestond een onzekerheid in de scheikundige uitdrukkingen, die het verstand der beschreven onderzoekingen zeer bemoeilijkte. Het was tegen Lavoisier's me thode om het produkt van de suikergisting geest van wijn, of geest van cidre, of geest van gegiste suiker te noemen o. a., wijl hij uitdrukkingen ver meed, die vage, aan de wetenschap vreemde denk beelden konden opwekken, en daarom verkoos hij aan het belangrijke gistingsprodukt van suiker den naam alkohol te geven, een naam, die, naar hy zegt, uit het Arabisch komt. Lavoisier heeft zijn zin gekregen, want hoewel alkohol niet langer de naam is van n stof, doch van een gansche klasse, gebruikt men nog altijd veelvuldig, zonder aan leiding tot verwarring te geven, dat woord, ter aanduiding van de stof, die de scheikundigen, als zij tot elkaar spreken, ook wel aethylalcohol, aethylhydroxyl heeten, en zoo zij in hun notatie van de Duitsche school zijn, met de formulen C2 BeO, Ci H.:, OH, CH3 CH OH aangeven, naar gelang zij zich in een empirische, in een rationeele of wel in een structurale stemming bevinden. Lavoisier heeft zijn zin gekregen hierin, gelijk in zooveel andere zaken, en in dit opzicht werd hij geholpen door de omstandigheid, dat velen reeds in zijn tijd en vóór hem het brandbare destillaat van de suikergisting alkohol noemden. Want voor iemand, die er zich over verbazen mocht, dat Lavoisier dit woord ofdcieel moest invoeren, diene de mededeeling, dat in vroeger tijden geenszins eenstemmigheid bestond in de benoe ming van die ook voor ons Hollanders zoo belangrijke stof, en dat eeuwen lang de naam alkohol is ge geven aan lichamen, die niet het minst met onze vloeistof van dien naam hebben uit te staan. En nu Berthelot de geschiedenis van geestry'ke vochten aan het napluizen is geweest, kan het geen kwaad ook den levensloop van het woord alkohol op te halen. Het is een zeer vreemde levensloop en niet in alle deelen bekend. Dat de eerste syllabe van het woord een Ara bisch voorvoegsel is, zal men gaarne gelooven, ook al is men Arabier noch oriëntalist, want ieder een heeft wel gehoord, dat men een pleonasme zegt, zeggende de almanacb, en de algebra. Het grondwoord is eigenlijk kohol, en dit is weder een verlenging van kohl, en dit laatste woord beteekent spiessglans, de verbinding van antimonium en zwavel, die als mineraal voorkomt, en fijngewreven een zwart poeder vormt, dat reeds in zeer oude tijden gebruikt werd door de dames om de wenkbrauwen te verven en wellicht ook om de oogen schijnbaar te vergrooten. In zeer oude tijden, want in het Oude Teslament wordt dit gebruik tweemalen vermeld, en het blijkt uit die vermelding, dat deze aangezichtsversiering geens zins goed was in het oog des Heeren. Want het wordt verhaald van de snoode Izebel, dat zij kort voor haar rampzalig uiteinde haar oogen met spiessglans bestreek", en haast onmiddellyk daarop werd zij het raam uitgeworpen en vertreden. En in eeii der geweldige s!rafredei en, welke Jehova bij monde van Ezechiël tot de Israëlieten richt, vergelijkt hij het volk met ontuchtige vrou wen, die de oogen met spiessglans verwen. In de Statenvertaling leest men voor het verwen met spiessglans alleen iilanketten, doch dat er spiessglans bij te pas kwam, blijkt uit de Grieksche vertaling, want daar virnlt men voor blanketten op de bedoelde plaatsen de woorden stibizomai en stimmizomai, en deze woorden beteekenen zich behandelen met stimmi, er, stimmi beteekent weder, zooals blijkt uit den in c!en a in ang onzer jaar telling levenden Diotcorides, stimmi beteekent spiessglans, terwijl Primus het siibium noetnt. Alkohol beteekende dus aanvankelijk spiessglans en waarschijnlijk vooral spiessglans in den poedervorm, en misschien is juist het poeder, dat als aangezichtsverf diende, de alkohol bij uitnemend heid geweest. Want sommige oriëntalisten bewe ren, dat men koltl niet als spiessglans, doch als loodglans (zwavellood) moet opvatten, en het is best mogelijk^ dat btide ertsen in fijnen poedervorm als zwarte verfstof met elkander verward werden. En het is juist de fijn verdeelde toestand, die in later tijden aan het woord alkohol is ver bonden geworden, want in later tijden heeft het woord niet meer de beteekenis gehad van een bepaald mineraal, maar duidde aan ieder poedervormig lichaam, dat iets metaalachtigs had. Zelfs de wijze waarop de tijne verdeeling was tot stand gebracht, kwain bij het gel ruik van het woord niet, in aanmerking. Zoowel mechanische wrijving als de meer scheikundige sublimatie, konden een alkohol vormen. En deze beteekenis van het woord heeft bij velen zich staande gehouden tot het eit.de der achttiende eeuw, tot den tijd dus van Lavoisier. Doch in dien tijd, zooals men van Lavoisier zelven leert, in den tijd werd ook reeds de wijngeest zco genot ml. Waarom meu aan hot produkt van de gisting donzeltden naam gaf als aan een fijn metaalachtig poeder, is echter niet gemakkelijk te zeggen. Mogelijk is er een overdracht van beteekenis in het spel ge weest, en heeft men alkoholiseeren verfijnen gaan noemen ook in anderen zin, dan iu den zimer mcchanitchcn, want de wijngeest wordt, zooals men weet, door destillatie van het zwaardere en minder vluchtige water, althans grootendeels bevrijd. Mogelijk heelt de omstandi;.h. id, dat njne poeders vaak verkregen worden door subli matie, en sublimatie overeenkomst heeft mot desiiilatie, aanleiding gegeven tot de gewoonte om Uet produkt van vele sublimaties en van een zeer ! bela.i.'giijködost.'Jlfiiit; lütt ucnzelfden r.aam te j iiocmun. Doch ook is mogelijk, dat oen eenvouI i'iïge kiavu.vcrwamng de oor/aak is ge-wees!, die | men zot kt, Libavius, een der eersten die wijn

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl