Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 763
woeste gronden gerekend mogen worden. Hier
ziet men b.v. met een enkelen blik, hoe nog een
groot deel van het Oosten en Zuiden van ons
land, waar het hooge diluvium ligt, uit woesten
grond bestaat. Legt men er dan de andere kaart,
de boschkaart, naast, dan kan men tevens zien
hoeveel nog door boschcultuur gedaan kan wor
den voor de ontginning dier gronden. Door min
of meer donkere tinten of andere kleuren wordt
aangegeven of er van O tot l, van l tot 5,
van 5 tot 10, van 10 tot 15, van 15 tot 20, van
20 tot 25, van 25 tot 35, van 35 tot 45 of meer
dan 45 pCt. van den bodem woest is. Voor de
boschkaart is dezelfde schaal verdeeling tot 35 pCt.
gevolgd.
Op de kaarten zijn ook de spoor wegen, rivieren
en kanalen geteekend en aan de topographie is
veel zorg besteed, zoodat zy uit velerlei oogpunt
van dienst kunnen zijn.
Dat zulk een omvangrijken arbeid wel eenige
fouten aankleven, is te begrypen. Zoo meenen wij
er nu reeds op te moeten wijzen, dat blijkbaar
niet altijd de laatste kadastrale opgaven geraad
pleegd zijn. Aan de waarde van het werk zullen
echter die enkele fouten weinig afdoen en wy
twijfen dan ook .niet of de uitgever, de heer H.
Gerlings, van Amsterdam, zal met deze uitgave
veel succes hebben.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Het Schy'nconcours voor 's Ryks-Museum.
De waarheid volgehouden tegen Jhr. Mr.
Victor de Stuers, door Mr. N. de Roever.
Amsterdam 1892.
De heer N. de Roever heett thans de eenigen
ty'd geleden beloofde brochure in het licht gezonden,
waarin hy overtuigend bewijst, op welke wijze er bij
den bouw van het Rijks-Museum door belang
hebbenden is comedie gespeeld. Hoe jammer dat
de woorden, door den Hoornschen afgevaardigde
de Jonge in de Kamerzitting van 27 Mei 1878
gesproken: Ik ben overtuigd dat de Regeering
hier tegenover zich had eene macht van bureau
cratie, die gevaarly'k is en eene onzaggelijke
kracht uitoefent" de stem eens roependen in
den woestyn is gebleven. Ik ben een beetje
bang, dat zelfs het betoog van den heer
de Roever, al is er ook geen speld tusschen te
steken, ten minste vooreerst weinig uitwerking
zal hebben, ons ten minste geen bruikbaar mu
seum zal verschaffen. Maar hier is het in dit geval
ook niet om te doen. Er wordt alleen een prag
matische geschiedenis van den bouw van het Rijks
museum gegeven. Men weet wat de aanleiding tot
Met schrijven van d«ze geschiedenis is geweest.
De heer de Stuers heeft het goed gevonden, in de
N, Eott. Courant te smalen op een architect van
wijlen Z. M. Willem III, den heer L. H. Eberson,
en zijn eerlyk karakter verdacht te maken, en
tevens den overleden vorst in een belachelijk dag
licht te stellen. Daar moet nu de referendaris
voor boeten. Hy krijgt een opsomming te lezen
van al de feiten die op het schijnconcours betrek
king hebben, en waarin hijzelf de hoofdrol ge
speeld heeft; en dit niet op losse gronden, maar
gestaafd met onwederlegbare bewijzen. Zooweide
mededingers, als de beoordeelingscommissie en
zelfs de volksvertegenwoordiging werden om den
tuin geleid. Wij worden door onkundigen be
diend of bedrogen" constateerde de heer de
Jonge in de Kamerzitting van 27 Mei 1878, en
Jhr. J. H. Schorer schreef in De Amsterdammer
van l Oct. 1882: Wij gelooven, dat zelden
eigendunkelijker in een beschaafd land door officieele
personen gehandeld is." Ter illustratie van deze
uitspraken leze men thans de brochure van den
heer de Roever.
E. W, MOES.
*
* *
Bij mijnheer Chauchard. Uit Parijs wordt van
17 dezer geschreven: Een der voornaamste aan
deelhouders in de Magasins du Louvre, de heer
Chauchard, bewoont in de Avenue Velasquez een
voornaam hotel in die moderne wijk van het
park Monceau, door den Parijschen rijkdom in
het laatste tiental jaren geschapen en met paleis
aan paleis bezet. In dit hotel komt een deel
van de millioenen, welke de Parijzenaars en de
vreemdelingen jaar uit, jaar in naar de Magasins
du Louvre brengen, weder zichtbaar te voorschijn:
zy staan in al de aristocratische vertrekken van
het gebouw, deze millioenen, of zij hangen tegen
de muren en heeten Meissonier, Corot, Troyon,
Millet, Fromentin, Daubigny, enz. Zooveel zalen
het gebouw van den heer Chauchard bevat, zoo
veel kunst-collecties zijn erin. Voorwerpen, die
midden in de maalstroom van de wereldgeschie
denis gestaan hebben, kunstwerken, wier namen in
ieders mond klinken, zijn tot huismeubelen van
dezen Franschen burgerman geworden en maken
zijne dagelijkschéomgeving uit. Op een der reus
achtige schoorsteenmantels prijkt, uit wit marmer
vervaardigd, met bonte bloemen beschilderd en
met allegorische figuurtjes in goudbrons versierd,
de klok, die de stad Parijs aan koningin
MarieAntoinette als bruiloftsgeschenk aanbood. De slin
ger tikt onvermoeid de uren af met denzelfden
gelijken klank waarmede hij ze op den dag zal
hebben afgelikt, toen de getrouwe stad Parijs
de eigenares van haar bruiloftsgeschenk naar
de guillotine zond. Het Sèvres-servies, waaruit
Chauchard 's middags eet, is hetzelfde, dat
Louis Phiïipps in het kasteel Eu in gebruik had;
al de stukken dragen de koningskroon tot stem
pel; hij zou zeker gaarne nog langer uit dit ser
vies hebben gegeten, de goede Louis-Philippe,
helaas zijn heerschappij bleek broozer dan zijne
borden. Het is onmogelijk al de bijzonderheden
van de inrichting dier kamers na te gaan. Overal
zijn de kostbaarste meubelgarnituren uit alle mo
gelijke eeuwen en stijlsoorten in het origineel
voorhanden: Empire en Rococo, Louis XVI en
Louis XIV. Men heeft alleen een langen tijd
noodig, om zich met de schoonheden van de sota
vertrouwd te maken, waarop men zit, of den
tabouret, waarop men zijn hoed legt. Als bijzonder
heerlijk onder al de heerlijkheden zijn slechts
terloops de oude Vlaamsche gobelins te vermelden,
waarmede de wanden van den eetsalon behangen
zijn; de weefsels stellen scènes uit het Vlaamsche
volksleven naar Teniers voor en zijn verbazend
goed onderhouden en frisch van kleur. In een
afzonderlyke schilderijen-galery zijn de voornaamste
schatten vereenigd. Chauchard heeft, bohalve
eenige Rigauds en Mignards, alleen moderne
schilderyen verzameld, maar ook weder niet zeer
modern; de thans levende grootheden van de
Fransche kunstenaarswereld ontbreken; maar de
schildervorsten der vorige generatie zijn in hun
hoogsten glans en in buitengewoon groot aantal
vertegenwoordigd; het is eene galerij van de
jongst overledenen, eene collectie der modernen
van eergisteren. Ik vermeld slechts, dat Chauchard
22 Corots, 10 Troyons, 16 Diaz, 4 Millets, 12
Daubignys bezit. Het middelpunt der collectie
maakt Millet's beroemde Angelus (?retour de
l'Amérique") uit, het middelpunt, moreel en theo
retisch, zooals het niet andeis zijn kan bij een
schildery, dat 800.000 francs gekost en dat we
kenlang in alle deelen der wereld stof tot gesprek
geleverd heeft. Of echter de oogen van diegenen,
die daar niets van veten,'t allereerst op het kleine
stukje linnen zouden vallen ,welks uitgebreidheid niet
veel grooter is dan die van eene pagina van een ge
woon dagblad, dat is de vraag. De Angelus is een
mooi stuk, maar in Millet's werk kan men nog heel
wat vinden dat den Angelus een sterke concur
rentie kon aandoen, en de lieden, die den moed
van een eigen meening hebben, beweren zelfs, zon
der zich door de 800,000 francs te laten af
schrikken, dat zij Millet's Glaneuses, door me
vrouw Pommery aan het Louvre cadeau gedaan,
boven V Angelus verkiezen. Daarneven hangt
Corot's beroemd schildery Le Matin; nooit weder
sedert dien tijd heeft een schilderspenseel deze
droomachtige zachtheid gevonden en nooit zal
het wellicht weer gelukken, den morgengeur
zoo over een landschap te ademen. Een aantal
kostbare Meissoniers zijn voorhanden, vooral zijn
de geheele wereld door bekend 1814, het droevig
sneeuwlandschap, waarover droevig de overwonnen
Napoleon met zijn staf van droevige generaals
rijdt; 1S14 heeft niet vesl minder gekost dan de
A ngelus.
Over 't algemeen is deze collectie een der schit
terendste die men zich voorstellen kan. Wanneer
bij hare samenstelling een bepaald systeem ge
volgd werd, dan was het misschien dit: steeds
die schilderijen er bij te voegen, die destijds het
hoogst in prijs stonden. Dat is ten slotte ook een
principe; en wanneer menigen verzamelaar enkele
meesters bijzonder dierbaar zijn, waarom moet
dan een verzamelaar ook het recht niet hebben,
van alle meesters te houden, die vooral duur zijn?!
Van Fransch standpunt is het overigens zeer ge
lukkig, dat Chauchard bij den aanleg van zijn
particulier museum waarmede hij terloops ge
zegd, pas twee jaar geleden begonnen is, meer
als nabob dan als kunstverzamelaar heeft gehandeld.
Daardoor zijn alle schilderijen van het bewuste tijd
perk, die tot de meest begeerde behooren, in heiland
gehouden, en zullen wel de een of anderen dag in het
bezit van het Louvre overgaan, wanneer de hoop
van de Parijsche kunstkringen, dat Chauchard
zijne collectie aan den staat zal vermaken, be
waarheid mocht worden. Trouwens de Staat zal
nog lang kunnen wachten, want Chauchard
draagl nog mei ongebogen hoofd, den gouden
lasl van zijn rijkdom, die hij zich, met het eerste
steentje beginnend, zelf bijeengegaard heeft: niet
zijn aangeboren levenslusl bevesligl hij dus de
spreuk vol oude ondervinding, dat in den regel
niets zoo versterkend is als zich een millioen by
elkaar gewerkt te hebben.
Dinsdag en Woensdag 9 en 10 Februari zullen
de HH. Frederik Muller & Co. in de Tentoon
stellingszaal aan het Damrak eene verkooping
houden van schilderijen, porselein, aardewerk en
antiquiteiten, zilver- en glaswerk, meubelen enz.,
afkomstig van de nalatenschappen van den
goeverneur-generaal baron Sloet van de Beele, den
vermaarden expert H. J. van Wisselingh enz. Een
der aantrekkelijkheden van den catalogus vormt
de biographie van Van Wisselingb, door den heer
A. v. S. vol waardeering en warmte geschreven.
TOONEEL EN MUZIEK.
Men weet dat in het Théatre d'Art te Parijs,
het theater van de uiterste linkerzijde van
van het idealisme", de symbolisten, spiritisten,
occultisten en mystici, een samengestelde voor
stelling gegeven is, waarin een deel van een oud
mystère, een drama van Maeterlink, Les aveugles,
en andere korte tooneelstukken vertoond zijn.
Het slot van den avond vormde het Hooglied van
Salomo, symphonie van spiritueele liefde, in acht
mystieke zinnebeeldige devises en drie
paraphrasen," voor het tooneel bewerkt door P. N. Roinard,
muziek van Flament de Labrély.
De acteurs zijn twee werkelijke personen,
eff'ectifs, de herderkoning en de harderkoningin, twee
aanvullingspersonen, explétifs, de gsest van Sa
lomo en de geest Gods, en dan de koren, uitver
korenen van bruid en bruidegom. In het programma
een geheele courant zijn negen kolommen
gewijd aan het uiteenzetten van de symboliek dezer
vertooning, en er mochten er nog wel negen bij
zijn, om die uiteenzetting te verklaren.
Voor elk deel van het werk is de wezenlijke,
de mystieke en de muzikale beteekenis er bij
gevoegd; ieder der devises en ?paraphrasen heeft
haar eigen karakter, om dat goed te doen op
merken, is ieder der acht tableaux verschillend
geïnstrumenteerd, en deze instrumentatie" bedoelt
niet enkel het muzikale, maar alles: woorden,
muziek, kleur en reuk.
Gedurende ieder der tableaux toch ontstroomt
aan brasero's, ter weerszijden van het tooneel
aangebracht, passende geur. In de eerste afdwa
ling bijvoorbeeld is de klank van bijna alle woor
den i en o, het accompagment in c majeur,
de decoratie en verlichting scharlakenrood, en
de geur, die in wolken uit de brüle-parfums op
stijgt, is wierook. Dan komen in het tweede bedrijf
de klanken e en i aan het woord; de muziek is
in d majeur, do kleur is oranje en de geur is
witte ar,jelieren. Eu zoo gaat het verder, alle
klinkers en alle toonaarden door, terwijl de kleu
ren van den regenboog en de geuren van een
Eden er bijgezocht zijn. De volorde der
deeoratié'n is: licht geel, licht groen, licht blauw, licht
indigo, donker indigo, Jicht violet en heel licht
purper; de geuren zijn hyacinthen, leliën, acacia,
leliën-van-dalen, seringen, oranjebloescm en jasiuiji!.
Men begrijpt wat er met deze proef, die in
haar beginsel toch zeker niet zoo ongerijmd is,
gespot wordt. De orchestration du verbe, de la
musique, de la couleur et du parfum," de laatste
door den heer Chardin-Haraucourt geïnstrumen
teerd", moet ongetwijfeld bij degenen die er
zich met volle geloof aan overgeven, eene ver
hoogde sensatie wekken; maar er behoeft al heel
weinig aan te ontbreken om alles te bederven.
Een Duitsch correspondent, Orelli, schrijft, een
beetje grof, aan het Berliner Tageblatt:
De nieuwigheid heeft haar eigenlyk succes
nog niet gehad. Bij den een wekte zij hoofdpyn,
bij anderen nieslust, of verkoudheid, bij velen
ergernis. Maar wat is het een goed idee, om
ook de geuren aan den dramatischen dichter
dienstbaar te maken ! Wat zou de familie
Seelicke gepakt hebben, als het in den gansenen
schouwburg naar borrels en arme lui geroken had l
En, eenmaal op dien weg, waarom niet verder
gegaan? Er zijn immers nog meer zintuigen, smaak
en gevoel ? Aan het bureau kon ieder bezoeker
een pastille ontvangen die zijn gecondenseerde
lievelingsspijs bevatte en het den avond kon uit
houden, en tegelijk kon men hem iets ter hand
stellen dat hij gaarne betastte, den een een lap
pluche, den ander een kraobelborstel, desnoods
tot een bepaalde temperatuur gewarmd. Dan had
men nog wat voor zijn geld; een stuk zien, mu
ziek hooren, odeur ruiken, wat lekkers proeven
en wat aangeaaams voelen. Wij zien reeds in de
toekomst het programma van een nieuw volks
stuk, in vijf bedrijven, met zang en stank van
Leon Treptow junior".
In een exemplaar van de Leipziger Zeitung
van 1782 leest men de volgende verklaring: Een
zeker individu (een gewisser Mensch) genaamd
Mozart, te Weenen, heeft zich verstout mijn drama
Belmonte und Constanze tot een operatekst te
misbruiken. Ik protesteer by deze plechtig tegen
dit inbreukmaken op mijn rechten en behoud mij
voor, andere stappen te doen. Christoph Friedrich
Bretzner." De gewisser Mensch" heeft, op zijn
weg naar de onsterfelijkheid, Belmonte und Con
stanze en hun auteur op sleeptouw genomen.
Men leest in den Trovatore: De viool van
Paganini te Genua is, zooals dat elk j aar gebeurt,
nit de vitrine in het gemeentehuis waar zij bewaard
wordt genomen, opdat de snaren niet te zeer lijden
van de al te lange rust. De beroemde Sivori heeft
nu eenige sonaten op het kostbare instrument uit
gevoerd."
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Zola heeft aan een medewerker van The Albe
marie zijne opinies omtrent Engelsche roman
schrijvers gezegd; hij heeft er natuurlijk slechts
zeer weinige in vertalingen en geen enkelen in
't Engelsch gelezen, en ook zijn landgenoot Taine
er nooit op nageslagen, maar dit weerhield Zola
niet van het uitspreken van zeer besliste meenin
gen. Dickens en Scott werden, naar hij vond,
[ in Frankrijk het meest geapprecieerd", m aar dit
| schrijft hij vooral daaraan toe, dat zij in ieders
l hand kunnen gelegd worden. Dickens beschouwt
hij als een groot dichter in velerlei opzichten.
Hij is ook minder Engelsch dan de meeste Engel
sche schrijvers", hetgeen ieder Engelschman niet
zal toegeven. Maar die auteur van David
Copperfield had, volgens Zola, geen denkbeeld van
's menschen belangrijkste zijde, liefde en de
groote aandoeningen des levens; hij weet niets
van de vrouw". Wat Walter Scott betreft, Zola
verwees hem met een ongeduldig gebaar naar de
kostschoollitteratuur". Toen Thackeray's naam
genoemd werd, haalde Zola de schouders op. Wel
dieper dan Dickens, maar ook veel moeielijker te
begrijpen, zoo echt Engelsch." George Eliot
heeft bij Zola niet de minste bewondering ge
wekt. Zij is in Frankrijk door Brunetière en de
Acadéanciens tot de wolken verheven, maar Zola's
impressie is, dat zij al wat zij van de wereld
vertelt, uit boeken geleerd heeft. Hij was nieuws
gierig of inderdaad in Engeland iemand met The
MUI on the Floss opheeft. Met de stelling dat
Dicken^, Thackeray en Eliot samen niet n der
scheppingen van den grooten Balzac waard zijn, en
een aanbeveling aan zijn ondervrager om geduld
te hebben, daar tout vient a point a qui sait
attendre", besloot Zola de samenkomst.
De Zweedsche romanschrijfster Emilie Flygare
Carlèn is in den ouderdom van 85 jaar overleden.
Een tijdlang waren hare romans zeer gezocht
lectuur; sedert 70 rustte zij op hare lauweren.
Bij de firma J. L. Beijers te Utrecht is een
Gids door het stedelijk museum te Utrecht ver
schenen, van de hand van Mr. S. Muller, den
kundigen archivaris, aan wie Utrecht reeds een
zestal catalogi van zijn archieven, oudheden en
atlas verschuldigd is. Deze Gids is aangenaam
j en geestig geschreven, en met een groot aantal
' illustraties voorzien. Het museum, thans in het
heerenhuis van het voormalige buiten het Hooge
land geplaatst en in Juni van het vorige jaar
geopend, is, blijkens het boekje, een bezoek
overwaard.
Naar wij vernemen zal De Katholieke 6'«/s,
Maandschrift voor het Katholieke Xederlar.dsche
volk, in de Februari-ailevering een eerste gedeelte
bevatten van arlikelen getiteld :
Schacpnianniana" door Robertus Pullus. Deze geleerde
medewerker van genoemd Maandschrift zal eene
reeks artikelen leveren over Dr.J. A. M. Schacpman.
Bij de lirma L J. Veen te Amsterdam komen
voortaan de beide Belgische tijdschriften Le
Mar/atiin Littéraire en Hit Jjd/ort uit; beide vroeger
'bij A. Sstter te Gent uitgegeven. liet eene, onder
een gansenen redactieraad, waarvan de advocaat
Herman de Bacts president en Jean Caricr secre
taris is, bevat novellen en litteraire schetsen van
Jean Suis, Olivier Keron, Mauricc Duilaort (over
Jobó-Maria tic Heredia), Alfred (ie liicider.
verzen en kroniek; van het andere, J Iel Jiilfort,
waarvan de redactie niet vermeld wordt, is bet
eerste artikel eene Aanniirouk fan :./jne
li-.xirl acht ii/t? Jl('0yw/uirtl'"'/htid Mon>scJti!iciir tL'u
hi*sJwji ruit Gent, ter ,;clc</e>tltcid t'nii hit nji<:i;>.n
der Zusters van Liefde naar den Congu. De
overige artikelen zijn geschreven door J. van
Campen, L. Scharpel (Vondels eerstelingen), A. J. M.
Janssens, Guido Gezelle, P. Griseleere en eenige
initialen.
By Het Belfort behoort nog een byblad,
Philologische Bijdragen, waarin over den
Germaanscnen tweeklank au" gehandeld wordt.
Wetenschap.
HET WOORD ALKOHOL.
Onder de vele goede stichtingen van Lavoisier
behoort ook de invoering van bepaalde woorden
voor bepaalde stoffen, want vóór zijn tijd bestond
een onzekerheid in de scheikundige uitdrukkingen,
die het verstand der beschreven onderzoekingen
zeer bemoeilijkte. Het was tegen Lavoisier's me
thode om het produkt van de suikergisting geest
van wijn, of geest van cidre, of geest van gegiste
suiker te noemen o. a., wijl hij uitdrukkingen ver
meed, die vage, aan de wetenschap vreemde denk
beelden konden opwekken, en daarom verkoos hij
aan het belangrijke gistingsprodukt van suiker den
naam alkohol te geven, een naam, die, naar hy
zegt, uit het Arabisch komt. Lavoisier heeft zijn
zin gekregen, want hoewel alkohol niet langer de
naam is van n stof, doch van een gansche klasse,
gebruikt men nog altijd veelvuldig, zonder aan
leiding tot verwarring te geven, dat woord, ter
aanduiding van de stof, die de scheikundigen, als
zij tot elkaar spreken, ook wel aethylalcohol,
aethylhydroxyl heeten, en zoo zij in hun notatie
van de Duitsche school zijn, met de formulen
C2 BeO, Ci H.:, OH, CH3 CH OH aangeven, naar
gelang zij zich in een empirische, in een
rationeele of wel in een structurale stemming bevinden.
Lavoisier heeft zijn zin gekregen hierin, gelijk
in zooveel andere zaken, en in dit opzicht werd
hij geholpen door de omstandigheid, dat velen
reeds in zijn tijd en vóór hem het brandbare
destillaat van de suikergisting alkohol noemden.
Want voor iemand, die er zich over verbazen
mocht, dat Lavoisier dit woord ofdcieel moest
invoeren, diene de mededeeling, dat in vroeger
tijden geenszins eenstemmigheid bestond in de benoe
ming van die ook voor ons Hollanders zoo belangrijke
stof, en dat eeuwen lang de naam alkohol is ge
geven aan lichamen, die niet het minst met onze
vloeistof van dien naam hebben uit te staan. En
nu Berthelot de geschiedenis van geestry'ke
vochten aan het napluizen is geweest, kan het
geen kwaad ook den levensloop van het woord
alkohol op te halen. Het is een zeer vreemde
levensloop en niet in alle deelen bekend.
Dat de eerste syllabe van het woord een Ara
bisch voorvoegsel is, zal men gaarne gelooven,
ook al is men Arabier noch oriëntalist, want ieder
een heeft wel gehoord, dat men een pleonasme
zegt, zeggende de almanacb, en de algebra. Het
grondwoord is eigenlijk kohol, en dit is weder
een verlenging van kohl, en dit laatste woord
beteekent spiessglans, de verbinding van
antimonium en zwavel, die als mineraal voorkomt, en
fijngewreven een zwart poeder vormt, dat reeds
in zeer oude tijden gebruikt werd door de dames
om de wenkbrauwen te verven en wellicht ook om
de oogen schijnbaar te vergrooten. In zeer oude
tijden, want in het Oude Teslament wordt dit
gebruik tweemalen vermeld, en het blijkt uit die
vermelding, dat deze aangezichtsversiering geens
zins goed was in het oog des Heeren. Want het
wordt verhaald van de snoode Izebel, dat zij kort
voor haar rampzalig uiteinde haar oogen met
spiessglans bestreek", en haast onmiddellyk daarop
werd zij het raam uitgeworpen en vertreden.
En in eeii der geweldige s!rafredei en, welke
Jehova bij monde van Ezechiël tot de Israëlieten
richt, vergelijkt hij het volk met ontuchtige vrou
wen, die de oogen met spiessglans verwen.
In de Statenvertaling leest men voor het verwen
met spiessglans alleen iilanketten, doch dat er
spiessglans bij te pas kwam, blijkt uit de Grieksche
vertaling, want daar virnlt men voor blanketten
op de bedoelde plaatsen de woorden stibizomai
en stimmizomai, en deze woorden beteekenen zich
behandelen met stimmi, er, stimmi beteekent weder,
zooals blijkt uit den in c!en a in ang onzer jaar
telling levenden Diotcorides, stimmi beteekent
spiessglans, terwijl Primus het siibium noetnt.
Alkohol beteekende dus aanvankelijk spiessglans
en waarschijnlijk vooral spiessglans in den
poedervorm, en misschien is juist het poeder, dat als
aangezichtsverf diende, de alkohol bij uitnemend
heid geweest. Want sommige oriëntalisten bewe
ren, dat men koltl niet als spiessglans, doch als
loodglans (zwavellood) moet opvatten, en het is
best mogelijk^ dat btide ertsen in fijnen
poedervorm als zwarte verfstof met elkander verward
werden. En het is juist de fijn verdeelde toestand,
die in later tijden aan het woord alkohol is ver
bonden geworden, want in later tijden heeft het
woord niet meer de beteekenis gehad van een
bepaald mineraal, maar duidde aan ieder
poedervormig lichaam, dat iets metaalachtigs had. Zelfs
de wijze waarop de tijne verdeeling was tot stand
gebracht, kwain bij het gel ruik van het woord
niet, in aanmerking. Zoowel mechanische wrijving
als de meer scheikundige sublimatie, konden een
alkohol vormen. En deze beteekenis van het
woord heeft bij velen zich staande gehouden tot
het eit.de der achttiende eeuw, tot den tijd dus
van Lavoisier. Doch in dien tijd, zooals men
van Lavoisier zelven leert, in den tijd werd
ook reeds de wijngeest zco genot ml. Waarom
meu aan hot produkt van de gisting donzeltden
naam gaf als aan een fijn metaalachtig poeder,
is echter niet gemakkelijk te zeggen. Mogelijk is
er een overdracht van beteekenis in het spel ge
weest, en heeft men alkoholiseeren verfijnen gaan
noemen ook in anderen zin, dan iu den zimer
mcchanitchcn, want de wijngeest wordt, zooals
men weet, door destillatie van het zwaardere
en minder vluchtige water, althans grootendeels
bevrijd. Mogelijk heelt de omstandi;.h. id, dat
njne poeders vaak verkregen worden door subli
matie, en sublimatie overeenkomst heeft mot
desiiilatie, aanleiding gegeven tot de gewoonte om
Uet produkt van vele sublimaties en van een zeer
! bela.i.'giijködost.'Jlfiiit; lütt ucnzelfden r.aam te
j iiocmun. Doch ook is mogelijk, dat oen
eenvouI i'iïge kiavu.vcrwamng de oor/aak is ge-wees!, die
| men zot kt, Libavius, een der eersten die
wijn