De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 7 februari pagina 6

7 februari 1892 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 763 VOOR DAMES. Geschiedenis van het kapsel. Nieuw amazonencostuum en heerenzadel. Schrijfstersclub te Londen. Recepten. Onlangs haalden wij het een en ander aan uit het interessante boek van mad. de Villermont, de geschiedenis van het kapsel. Het laatste gedeelte behandelt dit bestanddeel van het toilet sedert Lodewijk XIII. Door de coiffeuse Martin werd het kapsel Eurluberlu ingevoerd, dat weldra steeds hooger werd, zoodat het door een gebouw van ijzer draad moest worden opgehouden, en hierna kwam het r^jk der fontange. Men weet dat dit kapsel werd geïmproviseerd door eene markiezin de Fontange, die, toen de koning ter gelegenheid van eene jachtpartij 's avonds onverwachts aan het kasteel kwam, naar het hek ijlde om hem plicht-tnatig te ontvangen. Zij was niet gekapt, maar rukte onderweg een tak bloemen af en vlocht zich die door het haar; de koning was zoo ver rukt, dat de Fontange weldra de regeerende schoonheid aan het hof was. Deze tijd is ook weer die van de maskers, welke men tot zelfs in de kerk droeg, ondanks de man dementen der bisschoppen. De mouches kwamen weer, de passionnée naast het oog, de baiseuse in het hoekje naast den mond, de coguette op de lip, de effrontée op den neus, de majestueuze op het voorhoofd, de galante midden op de wang. Ver van het hof van Versailles bleven de modes eenvoudiger; toch lieten de vorstinnen in den vreem de zich geheel aangekleede poppen sturen, naar de laatste mode uitgemonsterd, en copiëerden deze met zorg. De achttiende eeuw zag het onredelijkste in zake kapsels. Al de deelen waaruit het gebouw bestond hadden hun namen, de chou, de tignons, de passagere, de crèee-coeurs, de favorite, de bergers; dat alles rustte op een ijzeren onderstel, de commode, met gaas overtrokken en weer steu nende op een palissade, een appui en een montel&-haut, en soms werd, als alles gereed was, boven op het kapsel nog een muts gezet, waarmede men een tijdlang zelfs op soirees verscheen. Saint-Simon spreekt van kapsels van twee voet hoog, welke hoogte plotseling tot volkomen platheid daalde, onder den invloed van de mooie gravin Shrewsbury, die in 1713 te Parijs kwam. Maav het was slechts een o ogenblik. Het kapsel rees weer; tegelijk met het Regentschap werd het poeder ingevoerd. Een aardig intermezzo was de korte tp toen men alles kort gefriseerd en een weinig gepoederd droeg, met een heel klein hoedje en een désespoir, een smal satijnen lint, dat men onder de kin vastknoopte. Met Marie-Antoinette bereikt het kapsel weer zijn vroegere hoogte; in 1772 gaf het kapsel loge d'opéra aan het hoofd een toevoegsel van 72 duim. Dit was de tijd van alle dolheden. De koning (Lodewijk XV) stierf; men droeg een cypres en een hoorn van overvloed op een korenschoof; Marie Antoinette liet zich inenten, men droeg een kapsel d Vinoculation met een slang en knods. een olijfboom en een opgaande zon; in deze symboliek kunnen wy niet recht thuis geraken, een kalf zou misschien duidelijker geweest zijn. De hertogin de Chartres had een pouf au sentiment, waarop verbeeld waren haar drie lievelingen: haar zoontje op den schoot van zijn min, haar papegaai kersen pikkende, en een kleine neger, haar knechtje. Men kent het kapsel met een fregat met volle zeilen. De hertogin de Luynes kwam eens op een hofbal met een hemd op haar kapsel; de mou wen bengelden aan beide zijden. . Toen de Revolutie kwam, en de hofmodes emigreerden, begon ieder te Parijs een tijdlang, om geene vermoedens te wekken, eenvoudig te zijn. De conventie verbande de pruiken en schreef roode phrygische mutsen voor. Het eerste ge schiedde, aan het laatste bevel gehoorzaamden alleen de enkelen wie ze goed stonden, Veel lie ver volgde men de Grieksche modes, die ook in de allegorische feesten der Republiek triomfeer den, en met variaties is tot aan het eind van het Keizerrijk, merveilleuses, athéniennes, Directoire de antieke vorm met diademen, haarbanden en kroes, heerschend gebleven. Het kapsel a la Titus werd ook Joor keizerin Jos pbine begunstigd, maar viel niet met haar; maar er was iets vreeselijks bijgekomen, de tul band, en men kan zeggen, dat van den val van het keizerrijk tot aan keizerin Eugénie, de eene leelijke mode op de andere gevolgd is. Over de latere is het intusschen moeielijk te oordeelen; in menige van deze vormen heeft een gezicht gepast, dat bij het tegenwoordig geslacht een aangename of onaangename herinnering heeft nagelaten en het is met het kapsel als met de mode: de een kan alles dragen, de ander niets. * * De Engelsche paardrijdende dames hebben, na lang beraad en veel geschrijf in de bladen, eene mode aangenomen, waartoe men in het Bois de Boulogne het initiatief had genomen; zij hebben het dameszadel afgeschaft. De ISfew-Yorksche aris tocratie van den stal had het eerst het practische van het Fransche voorstel ingezien; nu toont ook Rotten Row zijne amazones in het nieuwe paardrijdsterscostuum: kleine vilten hoed, forme cham pignon, ruim geplooide rok in den vorm van een hemd, jacquette met brandebourgs, wijde rijbroek en hooge laarzen. * * In Engeland dragen, naar aanleiding van den dood van den hertog van Clarence, tallooze dames, ook die niet tot het hof behooren, zwart, en na eenige weken zullen zij grijs dragen. Toch heeft men een compromis gevonden, en vele dames die op straat overdag zwart dragen, hebben zich voor den avond de schelle kleuren der Engelsche avond toiletten voorbehouden. * * Onlangs deed een verhaal de ronde over een Ganseflocmessen" bij vorst Bismarck. Omtrent de Pommersche delicatesse, genaamd Gansefloom", of flum" vernemen wij het volgende: Het Giinaefloom" wordt soms rauw fijn gesneden, en dan tot een schuimachtige massa geroerd, met uien en zout gekruid en zoo bij peulvruchten ge geten. Een andere manier is het met mariolein, thijm, Borsdorfer appelen, uien en kruiderijen uit te braden, tot het vet bruin wordt; dit vloeibare yet wordt er afgeschept en is iets heel fijns, maar de delicatesse is toch het residu, de kaantjes, die men met gesmoorde aardappels, zeer heet gepeld, gebruikt. * * In Londen is eene schrijfstersclub opgericht, die reeds terstond 200 dames, journalisten en andere schrijfsters, telt. Een paar maanden gele den werd het plan geopperd, en zeer tegengewerkt door de oude romancières, die een invloedrijke positie hebben en niet met genoegen zien, dat er zooveel jongere dames in het vak komen. Toch is de club tot stand gekomen, heeft een mooi lokaal gehuurd in Fleetstreet, en telt onder zijn leden vrouwen als mrs. Hodgson Burnett, mrs. Riddell, Edna Lyall", en andere bekende namen. :f." # * Een paar recepten: Pommes a la Crème. Neem tien mooie appels, schil ze, en als ze groot zijn, snijd ze in vierdeparten, voeg er 125 gram suiker bij en wat water, en laat ze op oen zeer zacht vuur vier uren lang staan. Dan wordt het sap door een zeef gegoten en gebonden met een kwart liter dikke versche room. Wat van de appels niet door de zeef gegaan is, legt men op een schotel, bedekt het met sap, en dient Int koud of warm. Gateau cérenol. Twee pond kastanjes kraist men en kookt ze tot K zacht, naar niet al te week zijn. Dan snijdt men ze door, drukt het meel uit de twee helften, stampt het met een houten stamper, en dawt het door een zeef. Het is het best, niet meer dan drie of vier kastanjes tegelijk door te snijden en te zeven, en zoolang de rest op de kachel te laten, omdat ze, koud wor dend, lastiger te behandelen zijn. Als de kastan jes tot poeder gewreven en door de zeef zijn ge gaan, maakt men een suikerstroop van twee glazen water, een half kilo suiker en een stokje vanille, en laat deze verkeken tot dat een druppel op een koud bord cristalliseert; toch niet langer, want ze moet niet bruin worden. Men giet de stroop kokend op het kastanjepoeder, steeds goed roerend en kne dend met een houten lepel; daarvan hangt de fijnheid van den schotel af. Als het deeg gereed is, maakt men er een bal van, vormt dien tot een krans en laat dien tot den volgenden dag koucl worden. Dan bestrijkt men hem met glazuur van suiker en vanille, en versiert hem met amandelen en geconfijte kersen. Op het bereiden van dezen koek, die een geheele week goed kan blijven en zeer veel moeite kost, zijn de huisvrouwen in de Cévennes zeer trotsch. Er behooren voel voorzor gen bij, men moet een zeef en messen van gegalvaniseerd ijzer gebruiken, omdat anders de kastanjes zwart worden. Men kookt gewoonlijk den eenen dag de kastanjes, zeeft ze, en voegt er pas den volgenden dag de suiker bij. E?e. Allerlei. Lijkverbranding van een Europeaan in Indic. Den 11 December had er te Bombay een voorval plaats, dat no» eenig is, de crematie van een Europeaan op Hindoe-manier. Het was de Hongaar Eduard Rehatsek, die den vorigen dag overleden was; wegens zijn grondige kennis van Oostersche talen, vooral van de Arabische en Perzische, werd hij veel geroemd; hij leidde een zeer afgezonderd leven. Geen Europeaan mocht zijn drempel over schrijden. In 1819 te lilonk geboren, genoot hij zijn opvoeding te Pest en bezocht later de universiteit aldaar, waar hij hoofdzakelijk wiskunde en latijn bestudeerde. Weldra echter greep hem de reislust aan. Eerst zwiert' hij Europa door, hield zich bijna een jaar te Parijs op. ging vervolgens naar Amerika en vier jaar later naar Indië. Te liombay, waar hij in het einde van 1817 aanlandde, ontving hij eene aanstelling als professor in de wiskunde en in het latijn aan Wilson-College. Drie jaar later werd hij professor aan de universiteit te Bombay en was aldaar twaalf jiar met het examineeren in het Arabisch, Perzisch, Latijn en Fransch belast. Reeds in dien tijd begon hij het gezelschap van alle Europeanen te mijden en koos zijne vrienden onder de beschaafde inboorlingen. Nadat hij echter zijne betrekking had opgegeven, trok hij zich geheel van de wereld terug en voerde een klui zenaarsleven in den volsten zin des woords. Zijne woning bestond uit een klein huis (Bungalow); hij ver richtte zelf allen arbeid, wat in Indie zeker de arm ste koelie niet doet. Men kon hem eiken morgen naade markt zien wandelen, waar hij de weinige vruch ten en groenten kocht, waaruit zijne plantenkost bestond. Volgens de Ilindoesche wet was bij vegetariaan. Eén voortbrengsel van Europsesche beschaving, welke hij overigens diep scheen te verachten, had hij echter in de laatste jaren aan genomen, en dat was een driewiel. Zoo zag men te Bombay, hoe hij, half Europeesch, half Oostersch gekleed, langzaam op zijn driewiel met zijn ingekochten voorraad de Queen's lload langs re"ïd. Zsker heeft niemand, die het in 't oog loopend geklecde mannetje voor de eerste maal zag, een glimlach kannen weerhouden, en toch was juist deze man een der grootste geleerden, waarop iedere Europeesche universiteit trotsch had kunnen zijn, Oadanks alle zonderlingheden verdiende deze man bewondering. Al zijne spaarpenningen, zijn salaris, zijn pensioen wijdde hij aan de wetenschap. Zijne werken zijn in de Engelsche taal, wcike hvj meesterlijk schreef, gesteld, en de meesten op zijn kosten uitgegeven. Zoo wijdde deze zonderling allo vruchten van zijn eenzaam leven aan eene maatschappij, die hij angstig vermeed en scheen te verachten. 0;n een begrip van Rehatsek's geleerdheid en veelzijdigheid te geven is het voldoende een blik op de titels van zijn werken te slaan, b.*-. Historical Sketch of Portuguese IiiiU't, Tlic Alexander Mytlt of the Fcruians, Gimtronomical Anecdotes of the earïier Caliphn, Life of Jesits according to the Mahometans, Tlie HcLiliotis of Itlam to CJtri.-itianily, and of Chriatianity to Cn-ilisation, Jioinbity J T> years ago (5 deelen), T,te Diamond Field* of' India, enz. Zijn laatste werk, dat hij kort voor zijn dood voltooide, ge tuigt van stalen vlijt en onvermoeide volharding zoowel als van grondige kennis getuigt, het is eene vertaling van Mirkadhus Wereldgeschie denis uit het Perzisch in het Engelsch. Bij heel enkele gelegenheden trad hij wel eens uit zijne eenzaamheid om persoonlijk de vruchten van zijne rijke kennis uiteen te zetten. Aldus, toen hij in de Anthropological Society te Bomhay boeiende voordrachten over de Vereering der dooden in China" en over Hindostansche beschaving" hield. Maar ook daar was hij ongenaakbaar, hij kwam, sprak en ging, op geen vraag antwoordend, zich met geen gesprek inlatend; ja, het scheen bijna, als vreesde hij als een strenggeloovige Hindoe iedere onreine aanraking met Europeanen. Zijn vlijt was verwonderlijk, daar hij niet alleen aan zijne groote werken arbeidde, maar nooit een week liet voor bijgaan, zonder de binnenlandsche pers met een artikel te verrijken. Drie dagen voor zijn dood, toen zijn vriend Hari Madhay Paranjape, de uitgever van de Native pinion, hem bezocht en hij reeds te zwak was om te spreken, wees hij naar zijn schrijftafel, waar het gewone weekartikel klaar lag. Overeenkomstig zijn geloof wees hij tot het laatste oogenblik iedere hem aangeboden hulp van Europeesche artsen van de hand en bepaalde uit drukkelijk, dat geen Europeaan zijne lijkverbran ding, die volgens Hindoesch gebruik moest voltrok ken worden, bijwonen mocht. Zoo verzamel den zich dan den Uden December om 4 uur 's namiddags de Indische vrienden in het be scheiden, armoedige huisje van den grooten geleerde, waar het lijk, volgens inheemsch gebruik, het gelaat onbedekt, geheel met bloemen overstrooid, tentoongesteld was. In optocht werd het lichaam op een open baar naar Worli, de plaats waar de Hindoes hun brandstapels oprichten, ge bracht en daar onder strenge inachtneming van den Hindostanscheu ritus plechtig verbrand. Door een bijzonder toeval mislukte dezer da gen te Londen een brutale diefstal. Een net gekleed man, die op de stoep van een huis in W*Iton-street stond, waar Lady C. woont, wenkte een boodschapjongen en vroeg hem, of hij een shilling wilde verdienen. De jongen stemde gaarne toe en de mijnheer gaf hem een enveloppe, wenkte een cab, en droeg den knaap op, naar de bankiers W. te rijden, antwoord te vragen, en terstond, met dezelfde cab, waarvan de vracht betaald was, terug te keeren. De knaap bereikte de bank, overhandigde den brief, en ontving ai spoedig eene enveloppe terug, waarin voor 400 pond aan banknoten. De heer had hem gezegd, goed op te letten, welk het huis was, en zoo spoedig hij kon terug te keeren. Toen hij echter Wilton-place bereikte, werd de weg door twee of drie kolenwagens versperd. De jongen sprong uit de cab en ijlde naar het huis waar hij den brief had ontvangen. Hij vond den heer niet meer op de stoep en belde aan. Een bediende deed open; de jongen gaf het pakje af, zeggende, dat dit het bedoelde was. De be diende die opendeed, zeide dat hij, daar Lady C. uit de stad was, niet wist wat de boodschap kon zijn, maar nam toch het pakje aan en sloot de deur. De jongen vertrok ; de straat overstekend vond hij daar den heer, die bij de kolenwagens stond te kijken en wachtte of de cab ook aankwam. Hij vertelde hem wat hij met het pakje gedaan had en de heer, te ongeduldig om den jongen een standje te maken, begaf zich terstond naar het huis en vroeg er het pakje terug, dat er zoo even door een jongen gebracht was; hij had orders van de lady om het haar zelf te brengen. De hofmee ster antwoordde, dat er een pakje gebracht was, maar dat hij geen orders van zijne meesteres had ontvangen en het dus niet aan een onbekende kon afgeven. De mijnheer zeide na eenig aan houden dat hij wel telegrafeeren zou, en kwam inderdaad een half uur later met een telegram terug. De hofmeester had juist vijf minuten vroe ger het pakje, daar er zooveel beweging om ge maakt werd, op de post gedaan naar zijne mee steres. In het huis waar deze logeerde, kwam don volgenden morgen met de andere brieven en couranten een pakje met 400 pond sterling voor de dame aan. Deze verwachtte zooveel geld niet, maar maakte er toch geen beweging over; tot een volgende post haar een brief van haar ban kier bracht. Deze maakte haar opmerkzaam dat haar rekening-courant bij de firma met 150 pond overschreden was; zij hadden een zoo drin gende boodschap en briefje van een oude klant niet willen afwijzen, en daarom den jongen voor de cheque de volle 400 pond meegegeven. Do dame vertrok nu onmiddellijk naar Londen, om een verklaring te hebben, en men ontdekte dat briefje en cheque vernuftig vervalscht waren. De bankiers zouden de som kwijt zijn geweest, als niet de hofmeester der lady zoo voorzichtig geweest was. Volgens de berichten uit Parijs wordt het bal de l'Opéra vervelend. Dezelfde klacht doet zich al eenige jaren hooren, het zal dus wel zoo zijn. Curieus is het, dat het bal de l'Opéra oorspron kelijk een liefdadige en vrome instelling was. Het is ingesteld onder bescherming van Madame de Mainteuon, op haar ouden dag, toen haar de dolheid van het Parijsche carnaval te immoreel scheen voor de straat. Daarom concentreerde zij het op een afgesloten plaats onder oiiidecl toe zicht. Curieus ook, dat het een Augustijner monnik was, die de inrichting verzon, tooneel en parterre met een grooten lossen vloer te bedekken en te vereonigcn, en er zoo een enkele reusachtige zaal van te maken. Maar het bal de l'Opéra, zoo deugdzaam be doeld, gaat weer dienzclfden weg op, omdat de ondeugd zich er gaat vervelen. Twee eeuwen is ook ecu lange tijd voor een modegenot; sinds tientallen van jaren wordt de ijualiteit van het publiek er ook minder. De schoono romantische tijden zijn lang voorbij, toen hertoginnen uit den faubourg Saint-Germain zich in den domino hul den, een aardig jong student uit het Quartier Latin op het bal aanspraken en hem een louis d'or in de hand stopten, dat hij haar zou kunnen te soupeeren vragen. Soupers on louis d'or zijn gebleven, maar de hertoginnen zijn er niet meer. Dames uit de groote wereld komen er nog \>el eenige, maar blijven in haar loges kijken en zich verwonderen over de crea turen die zij zien. Aan de arm van een ver trouwd cavalier wagen zij zich wellicht even in de couloirs, maar meer niet. Zelfs de aristo cratie van den demi-monde, de cocottes de haute marque, komen er niet; alleen de middelstand van doze afzonderlijke wereld komt er voor pleizier, en deze zijn meest nog gecostumeerd in pakken, waar men den costumier aan ziet. Origineele costumen ziet men bijna niet meer. De heeren die daarbij hooren zijn eveneens gecostu meerd; aan hen behooren zaal, foyer, loges en couloirs. De nog mindere soort worden gehuurd om te dansen en grappig te zijn, a 3 francs per uur. Dan worden hier en daar quadrilles gevormd. waar gemaskerd de sterren van den Moulin Kouge haar excentrieke dansen, een soort van acrobatenkunst, die innig leelijk is en niets elegants, heeft, vertoonen. Men komt zoo tot de Turksche gewoonte van voor zich te laten dansen. De eigenlijke vroolijkheid zoekt men in de cou loirs, waar nog wel eens een oorspronkelijke aar digheid en oolijke streek vertoond worden. Ook hier intusschen ontneemt het iets van de bekoor lijkheid, dat al deze intrigeerende gemaskerde dames even gaarne haar masker zouden afdoen en eigenlijk niets te verbergen hebben. Volgens de Chroniele is afzweren" eene ge woonte die op nieuwjaarsdag in Amerika door duizenden in praktijk gebracht wordt. Men zweert een kwade gewoonte af, meestal drinken. Men doet dit soms en familie, maar de laatste jaren ook voor de rechtbank, en looft dan soms een zekere som uit voor wte den afzweerder op ver breking zijner gelofte mocht betrappen. Er komen er in Januari soms tien, twintig op n dag; een rechter te Chicago liet dezer dagen verscheidene duizenden formulieren voor den eed drukken, om het den klanten gemakkelijk te maken. Het is niet enkel drinken dat afgezworen wordt, maar allerlei andere ondeugden eveneens. Reeds sedert eenige dagen werden de berichten omtrent Succi, den vermaarden vaster, die aan genomen had, in het Westminster Aquarium te Londen twee en vijftig dagen te vasten, zeer on gunstig. Hij vermagerde sneller dan met zijne berekening overeenkwam, en had voortdurend een gevoel van misselijkheid, dat hij ten deele aan de met gas overladen asmosfeer van het aquarium toeschreef, maar dat toch verontrustend was. Ein delijk kon hij het niet meer uithouden; hij had 38 pond en 2 ons verloren, en wilde, daar de mensch niet meer dan een derde van zijn oor spronkelijk gewicht verliezen mag, niet verder gaan. Op den vier en veertigsten dag dus zond hij om den dokter, en gaf na eene conferentie met dezen en den directeur, de proef op. Men liet een weinig vruchten komen om de voeding weer mede te beginnen en de Italiaan hoopt ook den slaap, die hem gedurende de laatste nachten ontweken had, weer te kunnen vatten. Ingezonden. Mijnheer de Hoofdredacteur! In den aanhef van uw hoofdartikel in het Weekblad van j.l. Zondag 31 Jan. citeert gij het alom bekende Der Mohr hat seine Schuldigkeit gethan, der Mohr kann t/elien". Veroorloof mij u op te merken dat dit citaat niet juist is en woor delijk luidt: Der Mohr het seine Arbeit gethan, der Mohr kann gehen", zooals ge vinden kunt in Schiller's Die Verscbwörung des Fiesco zu Genua", 3-berlrijf aan het slot van het 4e tooneel, waar Muley Hassan met deze woorden Fiesco verlaat. Het is hoogst bevreemdend hoe in ons land algemeen dn meening heerscht, alsof niet Arbeit maar Selmlrfinkeit gelezen moet worden. In elke aanhaling bij iedere gelegenheid waar het kan worden gebruikt, spreekt de Hollander van Schuldigkeit in plaats van Arbeit. En niet alleen par ticulieren, zelfs litteratoren maken zich aan deze fout schuldig. Ik lees juist Jan ITolland's Willoozen, en vind ook bij hem op pag. 233 dezelfde fout. Nu is het er mij minder om te doen, om op deze vergissing te wijzen, dan wel om te constatoeren. hoe algemeen ten onzent deze fout wordt gemaakt. De Duitscher doet dit niet, zelfs de Element ar-Schiller weet dat hier Arbeit te lezen staa', en wensch ik u daarom te vragen, welke naar uwe meening de oorzaak kan wezen, dat verreweg het meerendeel der Hollanders deze woorden steeds onjuist aanhaalt. Ik heb zelfs her haalde malen ondervonden dat het meerendfiel in de meening verkeert dat deze woorden in Die llduber voorkomen, slechts zeer enkelen weten, dat zij in Fiesco thuis behooren; maar hoe komt men ten onzent zoo algemeen aan deze fout. Kunt n wiij daarop in uwe geachte kolommen een antwoord geven? Met dank voor uwe plaatsruimte Hoogachtend, UEd. T)<c. Dr. J. T. C. Amsterdam, 3 Februari 1892. [De heer J T. C. heeft zijne vraag ten deele reeds zelf beantwoord. Het was ons te doen om hot volgens hem alom bekende" woord: ,,der Mohr hat soine Schuldigkeit gethan" enz., dat inderdaad bij ons oen gevleugeld woord is ge worden. Aan den Fiesco hebben wij daarbij niet pfdacht. waarschijnlijk evenmin als de Duïtsche Flrmentnr-Schiikr. voor wien Schiller's: drama zoker niet fiene cevvono lectuur is Mogelijk zal de Nnrorscher den heer J. T. C. omtrent den oorsprong van liet gevleugeld woord, in zijne bij ons gebruikelijke lezing, nadere inlichtingen kun nen geven: wij bekennen ons, voor het oogenblik althanp, daartoe onmachtig. EED.] Reclames 40 cents per regel Magazijn Keizershof", Nlcmcmdijk. Gmvenxtraat. Groote sorteering STOFFEN, Sorties. Echarpes, Ruches, Handschoenen en Kousen voor Bals en Soirees. SCHADE & OLDENKOTT. tïOOFIJIJEF'OX van Dr. JAEGEB's Oris. Norm. Wolartikelen, K. F. DEUSCHLE-BENGER, Kalverstraat 157, Amsterdam. Eenige specialiteit in deze artikelen in Nederland

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl