Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 763
VOOR DAMES.
Geschiedenis van het kapsel. Nieuw
amazonencostuum en heerenzadel.
Schrijfstersclub te Londen. Recepten.
Onlangs haalden wij het een en ander aan uit
het interessante boek van mad. de Villermont, de
geschiedenis van het kapsel. Het laatste gedeelte
behandelt dit bestanddeel van het toilet sedert
Lodewijk XIII. Door de coiffeuse Martin werd het
kapsel Eurluberlu ingevoerd, dat weldra steeds
hooger werd, zoodat het door een gebouw van ijzer
draad moest worden opgehouden, en hierna kwam
het r^jk der fontange. Men weet dat dit kapsel
werd geïmproviseerd door eene markiezin de
Fontange, die, toen de koning ter gelegenheid van
eene jachtpartij 's avonds onverwachts aan het
kasteel kwam, naar het hek ijlde om hem
plicht-tnatig te ontvangen. Zij was niet gekapt, maar
rukte onderweg een tak bloemen af en vlocht
zich die door het haar; de koning was zoo ver
rukt, dat de Fontange weldra de regeerende
schoonheid aan het hof was.
Deze tijd is ook weer die van de maskers, welke
men tot zelfs in de kerk droeg, ondanks de man
dementen der bisschoppen. De mouches kwamen
weer, de passionnée naast het oog, de baiseuse in
het hoekje naast den mond, de coguette op de lip,
de effrontée op den neus, de majestueuze op het
voorhoofd, de galante midden op de wang.
Ver van het hof van Versailles bleven de modes
eenvoudiger; toch lieten de vorstinnen in den vreem
de zich geheel aangekleede poppen sturen, naar de
laatste mode uitgemonsterd, en copiëerden deze
met zorg.
De achttiende eeuw zag het onredelijkste in
zake kapsels. Al de deelen waaruit het gebouw
bestond hadden hun namen, de chou, de tignons,
de passagere, de crèee-coeurs, de favorite, de
bergers; dat alles rustte op een ijzeren onderstel,
de commode, met gaas overtrokken en weer steu
nende op een palissade, een appui en een
montel&-haut, en soms werd, als alles gereed was, boven
op het kapsel nog een muts gezet, waarmede men een
tijdlang zelfs op soirees verscheen. Saint-Simon
spreekt van kapsels van twee voet hoog, welke
hoogte plotseling tot volkomen platheid daalde,
onder den invloed van de mooie gravin
Shrewsbury, die in 1713 te Parijs kwam.
Maav het was slechts een o ogenblik. Het kapsel
rees weer; tegelijk met het Regentschap werd het
poeder ingevoerd. Een aardig intermezzo was de
korte tp toen men alles kort gefriseerd en een
weinig gepoederd droeg, met een heel klein hoedje
en een désespoir, een smal satijnen lint, dat men
onder de kin vastknoopte. Met Marie-Antoinette
bereikt het kapsel weer zijn vroegere hoogte; in
1772 gaf het kapsel loge d'opéra aan het hoofd
een toevoegsel van 72 duim.
Dit was de tijd van alle dolheden. De koning
(Lodewijk XV) stierf; men droeg een cypres
en een hoorn van overvloed op een korenschoof;
Marie Antoinette liet zich inenten, men droeg
een kapsel d Vinoculation met een slang en
knods. een olijfboom en een opgaande zon; in deze
symboliek kunnen wy niet recht thuis geraken, een
kalf zou misschien duidelijker geweest zijn. De
hertogin de Chartres had een pouf au sentiment,
waarop verbeeld waren haar drie lievelingen: haar
zoontje op den schoot van zijn min, haar papegaai
kersen pikkende, en een kleine neger, haar knechtje.
Men kent het kapsel met een fregat met volle
zeilen. De hertogin de Luynes kwam eens op een
hofbal met een hemd op haar kapsel; de mou
wen bengelden aan beide zijden.
. Toen de Revolutie kwam, en de hofmodes
emigreerden, begon ieder te Parijs een tijdlang, om
geene vermoedens te wekken, eenvoudig te zijn.
De conventie verbande de pruiken en schreef
roode phrygische mutsen voor. Het eerste ge
schiedde, aan het laatste bevel gehoorzaamden
alleen de enkelen wie ze goed stonden, Veel lie
ver volgde men de Grieksche modes, die ook in
de allegorische feesten der Republiek triomfeer
den, en met variaties is tot aan het eind
van het Keizerrijk, merveilleuses, athéniennes,
Directoire de antieke vorm met diademen,
haarbanden en kroes, heerschend gebleven. Het
kapsel a la Titus werd ook Joor keizerin Jos
pbine begunstigd, maar viel niet met haar;
maar er was iets vreeselijks bijgekomen, de tul
band, en men kan zeggen, dat van den val van
het keizerrijk tot aan keizerin Eugénie, de eene
leelijke mode op de andere gevolgd is. Over de
latere is het intusschen moeielijk te oordeelen;
in menige van deze vormen heeft een gezicht
gepast, dat bij het tegenwoordig geslacht een
aangename of onaangename herinnering heeft
nagelaten en het is met het kapsel als met de
mode: de een kan alles dragen, de ander niets.
* *
De Engelsche paardrijdende dames hebben, na
lang beraad en veel geschrijf in de bladen, eene
mode aangenomen, waartoe men in het Bois de
Boulogne het initiatief had genomen; zij hebben
het dameszadel afgeschaft. De ISfew-Yorksche aris
tocratie van den stal had het eerst het practische
van het Fransche voorstel ingezien; nu toont ook
Rotten Row zijne amazones in het nieuwe
paardrijdsterscostuum: kleine vilten hoed, forme cham
pignon, ruim geplooide rok in den vorm van een
hemd, jacquette met brandebourgs, wijde rijbroek
en hooge laarzen.
* *
In Engeland dragen, naar aanleiding van den
dood van den hertog van Clarence, tallooze dames,
ook die niet tot het hof behooren, zwart, en na
eenige weken zullen zij grijs dragen. Toch heeft
men een compromis gevonden, en vele dames die
op straat overdag zwart dragen, hebben zich voor
den avond de schelle kleuren der Engelsche avond
toiletten voorbehouden.
* *
Onlangs deed een verhaal de ronde over een
Ganseflocmessen" bij vorst Bismarck. Omtrent de
Pommersche delicatesse, genaamd Gansefloom",
of flum" vernemen wij het volgende: Het
Giinaefloom" wordt soms rauw fijn gesneden, en dan
tot een schuimachtige massa geroerd, met uien
en zout gekruid en zoo bij peulvruchten ge
geten. Een andere manier is het met mariolein,
thijm, Borsdorfer appelen, uien en kruiderijen uit
te braden, tot het vet bruin wordt; dit vloeibare
yet wordt er afgeschept en is iets heel fijns, maar
de delicatesse is toch het residu, de kaantjes, die
men met gesmoorde aardappels, zeer heet gepeld,
gebruikt.
* *
In Londen is eene schrijfstersclub opgericht,
die reeds terstond 200 dames, journalisten en
andere schrijfsters, telt. Een paar maanden gele
den werd het plan geopperd, en zeer tegengewerkt
door de oude romancières, die een invloedrijke
positie hebben en niet met genoegen zien, dat er
zooveel jongere dames in het vak komen. Toch
is de club tot stand gekomen, heeft een mooi
lokaal gehuurd in Fleetstreet, en telt onder zijn
leden vrouwen als mrs. Hodgson Burnett, mrs.
Riddell, Edna Lyall", en andere bekende namen.
:f."
# *
Een paar recepten: Pommes a la Crème. Neem
tien mooie appels, schil ze, en als ze groot zijn,
snijd ze in vierdeparten, voeg er 125 gram suiker
bij en wat water, en laat ze op oen zeer zacht
vuur vier uren lang staan. Dan wordt het sap
door een zeef gegoten en gebonden met een kwart
liter dikke versche room. Wat van de appels niet
door de zeef gegaan is, legt men op een schotel,
bedekt het met sap, en dient Int koud of warm.
Gateau cérenol. Twee pond kastanjes kraist men
en kookt ze tot K zacht, naar niet al te week
zijn. Dan snijdt men ze door, drukt het meel
uit de twee helften, stampt het met een houten
stamper, en dawt het door een zeef. Het is het
best, niet meer dan drie of vier kastanjes tegelijk
door te snijden en te zeven, en zoolang de
rest op de kachel te laten, omdat ze, koud wor
dend, lastiger te behandelen zijn. Als de kastan
jes tot poeder gewreven en door de zeef zijn ge
gaan, maakt men een suikerstroop van twee glazen
water, een half kilo suiker en een stokje vanille, en
laat deze verkeken tot dat een druppel op een
koud bord cristalliseert; toch niet langer, want ze
moet niet bruin worden. Men giet de stroop kokend
op het kastanjepoeder, steeds goed roerend en kne
dend met een houten lepel; daarvan hangt de
fijnheid van den schotel af. Als het deeg gereed
is, maakt men er een bal van, vormt dien tot een
krans en laat dien tot den volgenden dag koucl
worden. Dan bestrijkt men hem met glazuur van
suiker en vanille, en versiert hem met amandelen
en geconfijte kersen. Op het bereiden van dezen
koek, die een geheele week goed kan blijven en
zeer veel moeite kost, zijn de huisvrouwen in de
Cévennes zeer trotsch. Er behooren voel voorzor
gen bij, men moet een zeef en messen van
gegalvaniseerd ijzer gebruiken, omdat anders de
kastanjes zwart worden. Men kookt gewoonlijk den
eenen dag de kastanjes, zeeft ze, en voegt er pas
den volgenden dag de suiker bij.
E?e.
Allerlei.
Lijkverbranding van een Europeaan in Indic.
Den 11 December had er te Bombay een voorval
plaats, dat no» eenig is, de crematie van een
Europeaan op Hindoe-manier. Het was de Hongaar
Eduard Rehatsek, die den vorigen dag overleden
was; wegens zijn grondige kennis van Oostersche
talen, vooral van de Arabische en Perzische, werd hij
veel geroemd; hij leidde een zeer afgezonderd
leven. Geen Europeaan mocht zijn drempel over
schrijden. In 1819 te lilonk geboren, genoot hij zijn
opvoeding te Pest en bezocht later de universiteit
aldaar, waar hij hoofdzakelijk wiskunde en latijn
bestudeerde. Weldra echter greep hem de reislust
aan. Eerst zwiert' hij Europa door, hield zich bijna
een jaar te Parijs op. ging vervolgens naar Amerika
en vier jaar later naar Indië. Te liombay, waar
hij in het einde van 1817 aanlandde, ontving hij
eene aanstelling als professor in de wiskunde en
in het latijn aan Wilson-College. Drie jaar later
werd hij professor aan de universiteit te Bombay en
was aldaar twaalf jiar met het examineeren in
het Arabisch, Perzisch, Latijn en Fransch belast.
Reeds in dien tijd begon hij het gezelschap van
alle Europeanen te mijden en koos zijne vrienden
onder de beschaafde inboorlingen. Nadat hij
echter zijne betrekking had opgegeven, trok hij
zich geheel van de wereld terug en voerde een klui
zenaarsleven in den volsten zin des woords. Zijne
woning bestond uit een klein huis (Bungalow); hij ver
richtte zelf allen arbeid, wat in Indie zeker de arm
ste koelie niet doet. Men kon hem eiken morgen
naade markt zien wandelen, waar hij de weinige vruch
ten en groenten kocht, waaruit zijne plantenkost
bestond. Volgens de Ilindoesche wet was bij
vegetariaan. Eén voortbrengsel van Europsesche
beschaving, welke hij overigens diep scheen te
verachten, had hij echter in de laatste jaren aan
genomen, en dat was een driewiel. Zoo zag men
te Bombay, hoe hij, half Europeesch, half
Oostersch gekleed, langzaam op zijn driewiel
met zijn ingekochten voorraad de Queen's lload
langs re"ïd. Zsker heeft niemand, die het in 't oog
loopend geklecde mannetje voor de eerste maal
zag, een glimlach kannen weerhouden, en toch
was juist deze man een der grootste geleerden,
waarop iedere Europeesche universiteit trotsch
had kunnen zijn, Oadanks alle zonderlingheden
verdiende deze man bewondering. Al zijne
spaarpenningen, zijn salaris, zijn pensioen wijdde
hij aan de wetenschap. Zijne werken zijn in
de Engelsche taal, wcike hvj meesterlijk schreef,
gesteld, en de meesten op zijn kosten uitgegeven.
Zoo wijdde deze zonderling allo vruchten van
zijn eenzaam leven aan eene maatschappij, die
hij angstig vermeed en scheen te verachten. 0;n
een begrip van Rehatsek's geleerdheid en
veelzijdigheid te geven is het voldoende een
blik op de titels van zijn werken te slaan, b.*-.
Historical Sketch of Portuguese IiiiU't, Tlic
Alexander Mytlt of the Fcruians, Gimtronomical
Anecdotes of the earïier Caliphn, Life of Jesits
according to the Mahometans, Tlie HcLiliotis
of Itlam to CJtri.-itianily, and of Chriatianity to
Cn-ilisation, Jioinbity J T> years ago (5 deelen),
T,te Diamond Field* of' India, enz. Zijn laatste
werk, dat hij kort voor zijn dood voltooide, ge
tuigt van stalen vlijt en onvermoeide volharding
zoowel als van grondige kennis getuigt, het is
eene vertaling van Mirkadhus Wereldgeschie
denis uit het Perzisch in het Engelsch. Bij heel
enkele gelegenheden trad hij wel eens uit zijne
eenzaamheid om persoonlijk de vruchten van zijne
rijke kennis uiteen te zetten. Aldus, toen hij in
de Anthropological Society te Bomhay boeiende
voordrachten over de Vereering der dooden in
China" en over Hindostansche beschaving" hield.
Maar ook daar was hij ongenaakbaar, hij kwam,
sprak en ging, op geen vraag antwoordend, zich met
geen gesprek inlatend; ja, het scheen bijna, als
vreesde hij als een strenggeloovige Hindoe iedere
onreine aanraking met Europeanen. Zijn vlijt was
verwonderlijk, daar hij niet alleen aan zijne groote
werken arbeidde, maar nooit een week liet voor
bijgaan, zonder de binnenlandsche pers met een
artikel te verrijken. Drie dagen voor zijn dood,
toen zijn vriend Hari Madhay Paranjape, de uitgever
van de Native pinion, hem bezocht en hij reeds te
zwak was om te spreken, wees hij naar zijn
schrijftafel, waar het gewone weekartikel klaar
lag. Overeenkomstig zijn geloof wees hij tot het
laatste oogenblik iedere hem aangeboden hulp van
Europeesche artsen van de hand en bepaalde uit
drukkelijk, dat geen Europeaan zijne lijkverbran
ding, die volgens Hindoesch gebruik moest voltrok
ken worden, bijwonen mocht. Zoo verzamel
den zich dan den Uden December om 4 uur
's namiddags de Indische vrienden in het be
scheiden, armoedige huisje van den grooten
geleerde, waar het lijk, volgens inheemsch gebruik,
het gelaat onbedekt, geheel met bloemen
overstrooid, tentoongesteld was. In optocht werd het
lichaam op een open baar naar Worli, de plaats
waar de Hindoes hun brandstapels oprichten, ge
bracht en daar onder strenge inachtneming van
den Hindostanscheu ritus plechtig verbrand.
Door een bijzonder toeval mislukte dezer da
gen te Londen een brutale diefstal. Een net
gekleed man, die op de stoep van een huis in
W*Iton-street stond, waar Lady C. woont, wenkte
een boodschapjongen en vroeg hem, of hij een
shilling wilde verdienen. De jongen stemde gaarne
toe en de mijnheer gaf hem een enveloppe,
wenkte een cab, en droeg den knaap op, naar de
bankiers W. te rijden, antwoord te vragen, en
terstond, met dezelfde cab, waarvan de vracht
betaald was, terug te keeren. De knaap bereikte
de bank, overhandigde den brief, en ontving ai
spoedig eene enveloppe terug, waarin voor 400
pond aan banknoten. De heer had hem gezegd,
goed op te letten, welk het huis was, en zoo
spoedig hij kon terug te keeren.
Toen hij echter Wilton-place bereikte, werd
de weg door twee of drie kolenwagens versperd.
De jongen sprong uit de cab en ijlde naar het
huis waar hij den brief had ontvangen. Hij vond
den heer niet meer op de stoep en belde aan.
Een bediende deed open; de jongen gaf het pakje
af, zeggende, dat dit het bedoelde was. De be
diende die opendeed, zeide dat hij, daar Lady C.
uit de stad was, niet wist wat de boodschap kon zijn,
maar nam toch het pakje aan en sloot de deur.
De jongen vertrok ; de straat overstekend vond
hij daar den heer, die bij de kolenwagens stond
te kijken en wachtte of de cab ook aankwam.
Hij vertelde hem wat hij met het pakje gedaan
had en de heer, te ongeduldig om den jongen een
standje te maken, begaf zich terstond naar het huis
en vroeg er het pakje terug, dat er zoo even door
een jongen gebracht was; hij had orders van de
lady om het haar zelf te brengen. De hofmee
ster antwoordde, dat er een pakje gebracht was,
maar dat hij geen orders van zijne meesteres had
ontvangen en het dus niet aan een onbekende
kon afgeven. De mijnheer zeide na eenig aan
houden dat hij wel telegrafeeren zou, en kwam
inderdaad een half uur later met een telegram
terug. De hofmeester had juist vijf minuten vroe
ger het pakje, daar er zooveel beweging om ge
maakt werd, op de post gedaan naar zijne mee
steres.
In het huis waar deze logeerde, kwam don
volgenden morgen met de andere brieven en
couranten een pakje met 400 pond sterling voor
de dame aan. Deze verwachtte zooveel geld niet,
maar maakte er toch geen beweging over; tot
een volgende post haar een brief van haar ban
kier bracht. Deze maakte haar opmerkzaam dat
haar rekening-courant bij de firma met 150
pond overschreden was; zij hadden een zoo drin
gende boodschap en briefje van een oude klant
niet willen afwijzen, en daarom den jongen voor
de cheque de volle 400 pond meegegeven.
Do dame vertrok nu onmiddellijk naar Londen,
om een verklaring te hebben, en men ontdekte
dat briefje en cheque vernuftig vervalscht waren.
De bankiers zouden de som kwijt zijn geweest,
als niet de hofmeester der lady zoo voorzichtig
geweest was.
Volgens de berichten uit Parijs wordt het bal
de l'Opéra vervelend. Dezelfde klacht doet zich
al eenige jaren hooren, het zal dus wel zoo zijn.
Curieus is het, dat het bal de l'Opéra oorspron
kelijk een liefdadige en vrome instelling was.
Het is ingesteld onder bescherming van Madame
de Mainteuon, op haar ouden dag, toen haar de
dolheid van het Parijsche carnaval te immoreel
scheen voor de straat. Daarom concentreerde zij
het op een afgesloten plaats onder oiiidecl toe
zicht. Curieus ook, dat het een Augustijner monnik
was, die de inrichting verzon, tooneel en parterre
met een grooten lossen vloer te bedekken en te
vereonigcn, en er zoo een enkele reusachtige zaal
van te maken.
Maar het bal de l'Opéra, zoo deugdzaam be
doeld, gaat weer dienzclfden weg op, omdat de
ondeugd zich er gaat vervelen. Twee eeuwen
is ook ecu lange tijd voor een modegenot; sinds
tientallen van jaren wordt de ijualiteit van het
publiek er ook minder. De schoono romantische
tijden zijn lang voorbij, toen hertoginnen uit den
faubourg Saint-Germain zich in den domino hul
den, een aardig jong student uit het Quartier
Latin op het bal aanspraken en hem een louis
d'or in de hand stopten, dat hij haar zou
kunnen te soupeeren vragen. Soupers on louis
d'or zijn gebleven, maar de hertoginnen zijn
er niet meer. Dames uit de groote wereld
komen er nog \>el eenige, maar blijven in haar
loges kijken en zich verwonderen over de crea
turen die zij zien. Aan de arm van een ver
trouwd cavalier wagen zij zich wellicht even
in de couloirs, maar meer niet. Zelfs de aristo
cratie van den demi-monde, de cocottes de haute
marque, komen er niet; alleen de middelstand
van doze afzonderlijke wereld komt er voor
pleizier, en deze zijn meest nog gecostumeerd in
pakken, waar men den costumier aan ziet.
Origineele costumen ziet men bijna niet meer. De
heeren die daarbij hooren zijn eveneens gecostu
meerd; aan hen behooren zaal, foyer, loges en
couloirs. De nog mindere soort worden gehuurd
om te dansen en grappig te zijn, a 3 francs per
uur. Dan worden hier en daar quadrilles gevormd.
waar gemaskerd de sterren van den Moulin Kouge
haar excentrieke dansen, een soort van
acrobatenkunst, die innig leelijk is en niets elegants,
heeft, vertoonen. Men komt zoo tot de
Turksche gewoonte van voor zich te laten dansen.
De eigenlijke vroolijkheid zoekt men in de cou
loirs, waar nog wel eens een oorspronkelijke aar
digheid en oolijke streek vertoond worden. Ook
hier intusschen ontneemt het iets van de bekoor
lijkheid, dat al deze intrigeerende gemaskerde
dames even gaarne haar masker zouden afdoen en
eigenlijk niets te verbergen hebben.
Volgens de Chroniele is afzweren" eene ge
woonte die op nieuwjaarsdag in Amerika door
duizenden in praktijk gebracht wordt. Men zweert
een kwade gewoonte af, meestal drinken. Men
doet dit soms en familie, maar de laatste jaren
ook voor de rechtbank, en looft dan soms een
zekere som uit voor wte den afzweerder op ver
breking zijner gelofte mocht betrappen. Er komen
er in Januari soms tien, twintig op n dag; een
rechter te Chicago liet dezer dagen verscheidene
duizenden formulieren voor den eed drukken, om
het den klanten gemakkelijk te maken. Het is
niet enkel drinken dat afgezworen wordt, maar
allerlei andere ondeugden eveneens.
Reeds sedert eenige dagen werden de berichten
omtrent Succi, den vermaarden vaster, die aan
genomen had, in het Westminster Aquarium te
Londen twee en vijftig dagen te vasten, zeer on
gunstig. Hij vermagerde sneller dan met zijne
berekening overeenkwam, en had voortdurend een
gevoel van misselijkheid, dat hij ten deele aan
de met gas overladen asmosfeer van het aquarium
toeschreef, maar dat toch verontrustend was. Ein
delijk kon hij het niet meer uithouden; hij had
38 pond en 2 ons verloren, en wilde, daar de
mensch niet meer dan een derde van zijn oor
spronkelijk gewicht verliezen mag, niet verder
gaan. Op den vier en veertigsten dag dus zond
hij om den dokter, en gaf na eene conferentie
met dezen en den directeur, de proef op. Men
liet een weinig vruchten komen om de voeding
weer mede te beginnen en de Italiaan hoopt ook
den slaap, die hem gedurende de laatste nachten
ontweken had, weer te kunnen vatten.
Ingezonden.
Mijnheer de Hoofdredacteur!
In den aanhef van uw hoofdartikel in het
Weekblad van j.l. Zondag 31 Jan. citeert gij het
alom bekende Der Mohr hat seine Schuldigkeit
gethan, der Mohr kann t/elien". Veroorloof mij u
op te merken dat dit citaat niet juist is en woor
delijk luidt: Der Mohr het seine Arbeit gethan,
der Mohr kann gehen", zooals ge vinden kunt in
Schiller's Die Verscbwörung des Fiesco zu
Genua", 3-berlrijf aan het slot van het 4e tooneel,
waar Muley Hassan met deze woorden Fiesco
verlaat. Het is hoogst bevreemdend hoe in ons land
algemeen dn meening heerscht, alsof niet Arbeit
maar Selmlrfinkeit gelezen moet worden. In elke
aanhaling bij iedere gelegenheid waar het kan
worden gebruikt, spreekt de Hollander van
Schuldigkeit in plaats van Arbeit. En niet alleen par
ticulieren, zelfs litteratoren maken zich aan deze
fout schuldig. Ik lees juist Jan ITolland's Willoozen,
en vind ook bij hem op pag. 233 dezelfde fout.
Nu is het er mij minder om te doen, om op
deze vergissing te wijzen, dan wel om te
constatoeren. hoe algemeen ten onzent deze fout wordt
gemaakt. De Duitscher doet dit niet, zelfs de
Element ar-Schiller weet dat hier Arbeit te lezen
staa', en wensch ik u daarom te vragen, welke
naar uwe meening de oorzaak kan wezen, dat
verreweg het meerendeel der Hollanders deze
woorden steeds onjuist aanhaalt. Ik heb zelfs her
haalde malen ondervonden dat het meerendfiel in
de meening verkeert dat deze woorden in Die
llduber voorkomen, slechts zeer enkelen weten,
dat zij in Fiesco thuis behooren; maar hoe komt
men ten onzent zoo algemeen aan deze fout.
Kunt n wiij daarop in uwe geachte kolommen
een antwoord geven?
Met dank voor uwe plaatsruimte
Hoogachtend, UEd. T)<c. Dr.
J. T. C.
Amsterdam, 3 Februari 1892.
[De heer J T. C. heeft zijne vraag ten deele
reeds zelf beantwoord. Het was ons te doen om
hot volgens hem alom bekende" woord: ,,der
Mohr hat soine Schuldigkeit gethan" enz., dat
inderdaad bij ons oen gevleugeld woord is ge
worden. Aan den Fiesco hebben wij daarbij niet
pfdacht. waarschijnlijk evenmin als de Duïtsche
Flrmentnr-Schiikr. voor wien Schiller's: drama
zoker niet fiene cevvono lectuur is Mogelijk zal
de Nnrorscher den heer J. T. C. omtrent den
oorsprong van liet gevleugeld woord, in zijne bij
ons gebruikelijke lezing, nadere inlichtingen kun
nen geven: wij bekennen ons, voor het oogenblik
althanp, daartoe onmachtig.
EED.]
Reclames
40 cents per regel
Magazijn Keizershof",
Nlcmcmdijk. Gmvenxtraat.
Groote sorteering STOFFEN, Sorties.
Echarpes, Ruches, Handschoenen en Kousen voor
Bals en Soirees.
SCHADE & OLDENKOTT.
tïOOFIJIJEF'OX van
Dr. JAEGEB's Oris. Norm. Wolartikelen,
K. F. DEUSCHLE-BENGER,
Kalverstraat 157, Amsterdam.
Eenige specialiteit in deze artikelen in Nederland