Historisch Archief 1877-1940
No. 764
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
vroolyke en oprecht grappige van hun voordracht
de aandacht.
In het Paleis voor Volksvlijt kwam met het nieuwe
blijspellet je De burchtruïne, naar het Duitsch vanCarl
Caro, Zijn meisje komt Mrt,tooneelspel in 3 bedrijven
door Mr. P. Brooshooft, voor het voetlicht. Zeven
of acht jaar geleden behaalde het veel succes; enkele
gedeelten maakten ook thans nog indruk. Dat de
geestdrift van voorheen ontbrak,8chijntmij niet meer
dan billijk. Het tooneelspel van den heer
Brooshooft heeft enkele deugden en vele gebreken. Het
is thans misschen gemakkelijker dan toen dit op te
merken; in ieder succes spreekt voor een niet
gering gedeelte de mode mede; de niet gemak
kelijke taak van den criticus is de mode de baas
te blijven, het tijdelijk bekorende van het onver
gankelijk goede en schoone te onderkennen en
of te scheiden. Het bankroet van het naturalisme,
door eminente critici als Brunetière reeds voor
jaren voorspeld, is leerzaam en vermakelijk te
geluk; haar geestdriftvolle apostelen zitten met
de handen in het haar, die althans, welke den
moed missen of te oprecht zijn, om van kleur te
veranderen (hetzij dan slim en listigjes, met
hortjes en slootjes, of brutaal en zonder omwegen,
bot- en boutweg) en hun diensten met dezelfde
overtuiging, waarmede zij het naturalisme aanhin
gen, aan het symbolisme te wijden. Zijn meisje komt
uit vertelt in niet stijve, doch armoedige en banale
volzinnetjes een geschiedenisje, dat ons niet boeit,
omdat wy er niet aan gelooven, omdat de schrijver
het ons niet waarschijnlijk wist te maken. De van
ouds bekende fooneelpoppen maken de van ouds
bekende gebaren, stamelen de van ouds bekende
waarheden en wijsgeerigheden; een eenvoudig jong
meisje spreekt in het tweede bedrijf in holle en
bolle frazen als de eerste de beste melodrama
heldin ; datzelfde meisje wordt valschelijk van
allerlei leelijks beticht; ieder begrijpt dat een
vergissing in het spel is, toch doet noch zij, noch
een mevrouw, die zich harer aantrekt en die a's
een goede, degelijke ziel wordt geschilderd, iets
om de waarheid te ontdekken, het geheim te
ontsluieren. De beschuldiger is vertrokken; het
onderzoek is dus verre van gemakkelijker; toch
is het mij onbegrijpelijk hoe de jonge vrouw kan
rusten voor het raadsel is opgelost; zij weet toch
zelve dat zij onschuldig is. Het betere deel van
het tooneelspel zijn de komische figuren en het
exotisch tintje, dat de plaats der handeling,
Soerabaia, noodzakelijker en gelukkiger wijze mede
brengt. De vertolking was goed, doch soms een
weinig te oncegeneerd en verward, te vrij en
rumoerig. Mevrouw Holtrop wist in de hoofdrol
enkele oogenhlikken te boeien; een aangrijpende
figuur wist zij niet in het leven te roepen; de
schrijver heeft hieraan meer schuld dan zij. De
burchtruïne, een fatsoenlijk blijspslletje met een
paar niet onaardige tooneeltjes, boeide hoofdzake
lijk door het allergelukkigst spel en samenspel
van de dames Stoetz en van Ollefen en de
heeren Morin, Tourniaire, Clous en van der Ililst.
De heer Veltman had voor zijn benefiet op 10
dezer het oog laten vallen op Jane Shore, drama
in 5 bedrijven van den Belg Frans Gittens. Het
spel van den beneficiant boeide mij meer dan
het drama: het is CDU tot in den treure uit
gesponnen gruwel- en jammermelo, met de figuur
van Richard Glocester, de latere Ricbard III, tot
middelpunt. Enkele glïmpjes, bij Shakespeare
gestolen, doen het geheel nog armoediger schijnen.
De heer Veltman toonde zich opnieuw een der
steeds schaarscher wordende acteurs, die op de
eenig goede, ouderwetsche wijze uit duizend
trekken en trekjes, met scherpe karakteristiek,
in krachtige, forsche lijnen, een historische figuur
weten op te bouwen. De stampvolle zaal, de
stroom van bloemen en kransen bewezen op
nieuw hoeveel vrienden en bewonderaars de heer
Veltman telt.
Met een enkel woord wil ik mijn lezers er aan
herinneren, dat zij dezer dagen in de gelegenheid
zijn op de meest aangename wijze van hun ge
negenheid voor en dankbaarheid jegens den
tooneelspeler blijk te geven. Klaas Vos, de bescheiden
en beschaafde acteur, wiens degelijke creaties in
Ferréol", Lena" en Zege na strijd", ik noem
slechts enkele, velen zich zonder twijfel herinne
ren, neemt Donderdag a.s. afscheid van het toor.eel.
En dan en bij de voorstellingen, die in andere
schouwburgen te zijnen bate zullen gegeven wor
den, stroome het publiek in breede scharen toe.
De voorstelling, door een Fransch gezelschap, met
Talbot en Durnaine aan bet hoofd, ten bate van een
monument op het graf van A»ar gegeven, heeft
zeer voldaan; men kreeg een goede verfoom'ng
van Tartuffe en een zeer goede van Le malade
imaginaire te genieten.
Het zou mij niet verwonderen, indien de
Fransche artisten hier nog eens optraden; het publiek j
kan en zal ook dan, hoop ik, van de gelegenheid
om het nuttige met het aangename te verbinden
ruimschoots gebruik maken.
H. J. M.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
llurolil en Italië! Deze sintonie, door Berlioz
gecomponeerd onder den indruk van zijn verblijf
onder Italië's schoonen, zonnigen hemel, waar hij
te vergeefs hoopte aan zich zelven en aan zijn
gedrukte stemming te ontsnappen, geeft een beeld
van bet karakter van Byron's held, die evenals
Berlioz. rusteloos dwalend, levensmoe, ten doode
bedroefd, nergens het geluk vond of grijpen kon.
Ook B'irlioz vond in <lie eeuwiglachende natuur
een schril contrast met den (luisteren nacht, die
vaak in zijn binnenste heerschte.
In tonen beeft hij die stemmingen uitgedrukt met i
een kleurengloed, zooals men dien slechts onder den
zuidelijken hemel leert konren.
In de Neue Zeit-schrift ;ilr Mimik, Band 4.'!,
heeft Liszt eene zeer schoone analyse van dit j
werk gegeven, waarin hij o. a. het machtige
coloriet van den Franschen meester bij de heerlijke
schilderijen van Rembrandt vergelijkt.
Hauptmann, die vooral tafereelen zooals de fi
nale Orgie onder de bandieten in de Aliruszen'
niet aantrekkelijk vond. noemde hem: Kin
musikalischer ILïllenUreughel.
Door de Ilarokl Sinfonie (die veel minder van
den ouden vorm afwijkt dan de Symphonie
Fantastique) loopt als een draad een alt-solo, waarin
Berlioz hoofdzakelijk het karakter en de stemmin
gen van den held heeft geschilderd.
De aanleiding tot het denkbeeld van deze
sinfonie heeft Paganini gegeven. Hij had Berlioz;
wiens muziek bij zeer bewonderde (zooals zijne
woorden: Monsieur vous contmencez par oït les
autres ont fini getuigen) opgedragen een
virtuozenstuk voor alt te componeeren. Berlioz, die zich
hiertoe niet opgewekt voelde, ontwierp het plan
voor bovengenoemd werk, dat echter Paganini
volstrekt niet aantrok. Toen Paganini vier jaar
later te Parijs een concert in het Conservatoire
bijwoonde, waar Berlioz zijne llarold-Sinfonie diri
geerde, was hij zoo getroffen door die muziek,
dat hij het orkest beklom en ten aanzien van de
orkestleden en een publiek dat Berlioz' waarde
als componist nog sterk in twijfel trok, voor Berlioz
de kr,ie boog en hem de hand kuste.
Daarna zond hij hem (zijne moeielijke gelde
lijke omstandigheden vernemende) als hulde eene
som van twintig duizend frar.cs, waardoor Berlioz
in staat was zich geheel aan eene nieuwe com
positie te wijden en voorloopig van alle zorg
ontheven was ; zoo ontstond Romeo et Jiiliette, die
hij aan zijn weldoener wilde opdragen. Paganini
stierf echter vóórdat dit werk kon worden uitge
voerd.
De Harold-Sinfonie werd thans in het Paleis
voor Volksvlijt onder leiding van Richard Hol
opgevoerd, terwijl de heer Hofmeester de alt-solo
uitvoerde.
Met groote ingenomenheid ontwaarde ik weer,
dat het orkest onder Hol's bezielende deskundige
leiding rustig maar zeker voorwaarts schrijdt.
Niet alle werken komen in deze groote ruimte
voldoende tot hun recht en hiermede moet na
tuurlijk rekening gehouden worden, doch het is
aangenaam te kunnen constateeren dat, ondanks
de bezwaren waarmede dit orkest te worstelen
heeft (ik heb hier op het oog de wat het orkest
betreft vele onvoldoend voorbereide uitvoeringen
met name bij de Fransche Opera voorstellingen
waarin zij moeten medewerken;) de klassieke
concerten van zeer veel ernstige studie en toe
wijding getuigen, zoodat werken als het bo
vengenoemde op zeer loffelijke wijze kunnen wor
den uitgevoerd.
De heer Hofmeester heeft de omvangrijke en
interessante alt-partij op schoone wijze vertolkt.
Hij is een kunstenaar waarop dit orkest trotsch
mag zijn. Hoewel zijn stijl meer Duïtsch dan
Fransch is, gelukte het hem toch in den geest van
dit werk door te dringen.
Over de Fransche Opera's heb ik in den
laatsten tijd gezwegen, daar de directie het
répertoire van de Groote Opera nog eens door
loopt. De heer Mertens heeft dan steeds volle
zalen en dus heeft bij van zijn standpunt
gelijk. Ik voor mij betreur het wel, dat er zoo
weinig opéras-comiques worden gegeven, waardoor
wij werken zooals Mireille e. a. die in den Haag
zeer voldeden, nog niet te hooren kregen, doch
ik vertrouw dat de spoedig ophanden zijnde op
voering van Lohsngrin door dit gezelschap veel
schoons kan geven, (als ten minste dan het or
kest bij uitzondering eens zeer degelijk wordt
voorbereid).
Zaterdagavond was het op de vijfde
Kamermuziek-soirée van de Maatschappij t. b. d. Toon
kunst, in de kleine zaal van het Concertgebouw,
zoo vol, dat vele gangpaden, ja zelfs het orkest,
met hoorders was bezet. Die groote toeloop werd
verklaard door het feit, dat het de avond was
die altijd eenmaal in het seizoen aan de heeren
Messchaert en Róntgen wordt afgestaan, terwijl
bovendien de uitvoering van Scbubert's geheelen
Liedercyclus: Die schone Müllerin, door ieder ge
kend en geliefd, op allen groote aantrekkingskracht
uitoefende.
Twee zangers hebben zich tijdens Schubert's
leven vooral ten doel gesteld de liederen van dezen
meester bekend te maken, het waren Michael
Vogl, de eerste bariton van de Weener Hofopera
(die vooral Erlkönig meesterlijk voordroeg) en Carl
von Schönstein, een voortreffelijk lyrisch zanger,
aan wien de M/illerlieder zijn opgedragen.
Schubert was steeds vol bewondering over beide
zangers. Ik durf gerust beweren dat hij ook Mes
schaert bewonderd zou hebben, indien hij diens
artistieke en kleurriïke wedergave had kunnen
hooron. Wij zijn den consequenten coupletvorm wel
een weinig ontwend, vooral wanneer de melodie
(zooals in : Des Tlaches Wiegenlied) zesmaal her
haald wordt; ook komen ons sommige herhalingen
niet altijd gemotiveerd voor, doch de verschillende
nuances, die de Heer Messchaert weet aan te
brenger, doen dit niet opmerken.
Schoon vooral was het, zooals de Heer Mes
schaert en Rtintgen elkander begrepen en te zamen
gingen.
Schubert schreef eens: Die Art und Weise
wie Vogl singt ttnd ich accom/xignire. wie ir ir
in e'mem aolcifn Augenlilicke Eins ZH «ein
fdtciwe», tst iliesen Inenten eiwas ganz nciies, -iinerhörtes.
Ditzelfde mag ook van Messchaert en Riintgen
getuigd worden. Zij zijn steeds geheel ren.
Kon de heer Messchaert ook in het begin niet
over al zijne stemmiddclen beschikken door te
hooge temperatuur die in de zaal heerschte, dit
was van voorbijgaandcn aard en had allerminst
invloed op de artistieke wedergave. In bet j
tweede gedeelte Xo. 11?'20 gat' hij echter het
schoonste te hooren, toon klonk ook zijne stem j
als verfrischt.
Stem is bij hem echter rooit hoofdzaak. Hij
beschouwt dit als middel om zich op artistieke j
wijze uittedrukken, doch nooit volgt hij het voor
beeld van zoorelen die mecncn dat als zij slechts ;
oenige mooie klankvollo tonen laten hooren,
zij dan ook kunstenaars zijn. j
Ieder heeft voorzeker genoten van de kleurrijke
declamatie, zoo vol uitdrukking en lyrische ;
innigheid, terwij' allen die wat meer in do tech
niek van flor, zang zijn doorgedrongen, Mos- l
schaert's virtuositeit in stembuiging en decla
matie zullen hebben bewonderd.
(Ik herinner o.a. aan D>.r Jii'/er, J-'ifersucht
uti tl /S/o/.;, IVoJtin? Am Ftierttbeni/ en vele {
anduren. l
De heer Rünlgen opende dit cor.cort met de |
voordracht van Schumann's heerlijke Phantasie
opus 17 C-dur, aan Liszt opgedragen.
Dit werk hoewel uit Schumann's jongere
periode afstammende, is bij de enorme virtüose
eischen die gesteld worden, zoo diep van ge
dachte en inhoud, dat bet van den speler zeer
hooge artistieke ontwikkeling vordert. Onbepaald
heb ik genoten van Ró'ntgen's echt künstlerhch"
spel; want hoewel zijne techniek ook zeer sterk
ontwikkeld is, staat hij in artistiek opzicht nog
hooger.
Trouwens het tweede gedeelte: Durchaus
energisch zal -voor den grootsten virtuoos gevaarlijk
blijven. (Ik heb zelfs Rubinstein in dit gedeelte
wel eens geducht mis hooren slaan.) Het is dan
ook een groote lofspraak, dat de heer Röntgen
over het geheel ook de techniek wist te beheerschen,
VAN
DERKINDEREN EN ZIJN PROFEET,
door
A. G, C. VAN D'l'YL.
AVat baeten Kaers of bril, als van
Dnyl niet zien en wil?
Derkinderen en zijn Profeet.
Hoe pompeus" meneer van Duyl, hoe pompeus,
een vuurwerk te beloven en alleen wat natte
donderbussen te laten eclateeren.
Uw jaren lang opgezaraelde gramschap schijnt
zijn explosie-kracht verloren te hebben.
De heer van Duyl wil in deze kleine brochure
door citaten bewijzen, dat de heer Veth zeer on
eenvoudig schrijft. Dit nu is een zaak die noch
aan den heer van Duyl, noch aan mij te
beoordeelen staat, om de eenvoudige rede dat het
een literaire kwestie is, die alleen door literato
ren kan uitgemaakt worden ; maar nu komt zoo'n
literaire aanmerking nog minder te pas, wanneer
de aanvaller zelf in het begin van zijn brochure
een zin schrijft als die op pag. l de 5 laatste
regels tot pag, 2 de drie bovenste ; een zin die
ik hier laat volgen :
Of, als men daarbij zijne gevoelens wil te
kennen geven en vreest voor de meening, dat de
uitgever zich zoo iets zou hebben durven onder
staan : (wie anders dan hij of de schrijver zou
kunnen opdragen?) Eerbiedig opgedragen door
den schrijver?
Ieder zal dan vatten dat de beer Jan _.Veth
aan mevrouw Derkinderen het boekje opdraagt,
waarvoor de opdracht staat, en niet eenig ander
boek, eene schilderij, of wat ook."
Wat dus de eerste bewering van den beer van
Duyl aangaat, die kunnen wij gerust voorbijgaan.
Maar des heeren van Duyls verdere bewerin
gen te weerleggen, zou een te groote eer aan die
beweringen bewijzen, immers iemand die alleen
dat met kunst te maken heeft gehad, dat hij een
blauwen maandag een reeks tamme kritiekjes vol
rare persoonlijke sympathieën heeft geschreven,
zoo iemand kan zeer schadeloos rare brochures
de wereld inzenden vol boute beweringen, maar
een ieder zal het er over eens zijn, dat bij in
kunstzaken alleen in de lagere journalistiek zijn
partij kan vinden, en dat zijn optreden tegen
d^n heer Vetb even mal als pretentieus is.
Wanneer iemand uit gramschap uit het motto
door den heer Veth boven diens brochure ge
plaatst : De menschen zijn zoo, zij zien won
derdadige pogingen zonder bewogen te worden,
en nog vragen zij wonderen" concludeert dat de
heer Veth van uit zijn wolk wel de
aardwurmen wil beduiden in de schepping van den beer
Derkinderen een wonder te zien ;" dan bewijst
die persoon dat hij noch lezen, noch begrijpen
kan.
Wonderdadige pogingen, meneer van Duyl, be
grepen ? pogingen.
Wanneer iemand den volgenden zin schrjf t: Want
een schilder behoeft geen geleerde te zijn. Ik zou
haast zeggen, moet het maar liever niet zijn" en
hij laat dien zin volgen door een raad aan den
heer Derkinderen, om niet in oude boeken te
snuffelen, teneinde de historische gegevens die hij
noodig heeft te leeren kennen, maar onder leiding
van een bekwamen gids die gegevens over te ne
men; zoo iemand bewijst een bekrompen man te
zijn door in het intellect van een artist iets ge
vaarlijks te zien, en door niet te begrijpen dat
juist de wetenschap bij een artist zeer subtiel
in verband moot staan met zijn artistiek senti
ment, en dus die wetenschap ook door den
artist zelf moet verwerkt en doorvoeld worden.
Maar wat den heer van Duyl wel het allerminst
past is het schrijven van dezen zin :
Ik vat alleen, dat er, gelijk bij ieder nieuw
kunstwerk der jongeren, hoe dan ook, kabaal moet
worden gemaakt. Waarom vat ik niet?"
De heer van Duyl dan. heeft zooals ik reeds
zeide, vroeger kunstkritiekjes geschreven: bij is
heel even een komeet geweest aan den
kunsthemel, een komeet met een zeer kort i-taartje ;
bij beeft even een aureool gelicht, om bet hoofd
van een populair maar weinig diepgaand talent;
hij beeft geschreeuwd, hij beeft kabaal" ge
maakt. hij heeft genie! geroepen, en in snelle
vaart is bij ouder den horizon verdwenen in het
nie', weg, weg, weg: hij heeft vele menscben op
de belachelijke scène onthaald, dat een blaagje
als hij te veel beweert, eenvoudig van tatel naar
de kinderkamer wordt gestuurd.
Maar eerder dan iets ongepasts, wil ik in dezen
zin van den heer van Duyl iets royaais zien. ecu
kostelijken raad van hem, die al de pijnlijkheid
beeft gevoeld van zijn door dik en dun reclame
maken; en nu de jorgcren dit pijr.iijk gevoel wil
besparen.
Maar hij vergete niit. dat bij Veth de kunst
alleen de drijfveer is; de kunst, en de knust
alleen.
flit liet optreden van den Heer van Diiyl en
eenigo andere oude heeren in
schilderkunstzaken kunnen de jongeren in den laatsten tijd
wel leeren. hoc zij. wanneer zij oud geworden
zijn, niet moeten handelen. om als waardige fi
guren in de herinnering van de dan jongeren
J;LI te leven.
Tot excuus voor den weinig belangrijken in
houd van /ijii vlugschrift kan gezegd worden,
dat het. volgens de bekentenis van den heer
\\m Duyl zult, in tün avond geschreven is, en dat
nog wel op een avond, vóór hij een flinken aanval
van influenza kreeg (Ook dit volgens de heer
van Duyls eigen bekentenis) Dat iemand zoo'n
vluchtschriftje opstelt, en dan influenza krijgt,
hoe dan ook, als oorzaak of gevolg, is zeer be
grijpelijk; maar dat hij eens weer beter zoo iets
laat drukken, ca m'est, om ook eens een Fran
sche uitdrukking bij de bespreking van dit
brochuretje te gebruiken, trop fort.
Mijnheer van Duyl moet maar liever over de
Rochefort schrijven, dat is minder pijnlijk ea
wel zoo vermakelijk.
WlLLEM DU TOUB.
Waarde du Tour!
Toen ik aan het Bureau van de Amsterdammer
kwam om een plaatsje te bespreken voor een heel
klein stukje ter eere van mijnheer van Duyl,toen
was 't uwe al gezet en ik heb 't gelezen.
Ik heb er niets aan toe te voegen; want ik zou
niets geschreven hebben dan een paar regels om
te zeggen boe verbaasd ik ben dat iemand, die
mij alleen bekend is door een vrij amusante ver
maardheid en door een alleronbeduidendste
brochure zich komt bemoeien met mijn parti
culiere connecties.
De heer van Duyl waarschuwt me tegen mijn
vrienden! !
C'est Ie comble" is 't niet?
En Veth verdedigt men natuurlijk niet tegen
over van Duyl.
Wil je dit onder je stukje doen afdrukken?
t. t,
A. J. DEKKINDEEEIf.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
Het zou tegen de simpelste begrippen van
goeden smaak zijn. de vluchtige berichten, opmer
kingen, knipsels, notities, die wekelijks in deze
rubriek worden gegeven, en die, zooals eenieder
duidelijk zal zijn, voor den schrijver geheel bij
werk blijven, met den naam voluit van den op
steller te onderteekenen. De heer Spielmann die
in den Pall Mail een dergelijk werk doet, en
allen die de kunstnotities van de groote bladen
redigeeren, begrijpen dit ook zoo. Vooral in een
klein land, weten als het er op aankomt, de ge
nteresseerden uit den naamletter toch wel met
wien zij te doen hebben. Dat dit ook in mijn.
geval zoo is, blijkt o. a. hieruit, dat de dagbladen
meermalen uit deze rubriek iets overnamen, mijn
naam als berichtgever er bij vermeldende (wat
dan wel eens wat te weidscli slaat, omdat die
berichtjes juist niet altijd zoo belangrijk zijn)
Maar van dat geheel redelijke gebruik heeft de
heer Van der Keilen, die het er nu eenmaal zoo
naar maken wil, dat hij wel eens een bittere pil
te slikken moet krijgen, en die zich ook deswege
gaarne jegens ons onhcusch betoont, misbruik
gemaakt door mij in het Nieuw* een gemaskerde
te roemen. De vondst is, al blijkt zij onloyaal,
voor zijn doen misschien komiek. Maar bet komiekst
is dan toch dat bij, in datzelfde stukje waarin
het rnij wordt verweten dat ik gemaskerd zou
zijn, de werkende leden van Arti onaantastbaar
verklaart, ongeveer omdat zij hun stem gemaskerd
uitbrengen. Dit nu is een geven en nemen waar
het eind van weg is. En bet kan dan ook over
bodig worden geacht het gekeuvel van den heer
v. d K. verder te weerleggen, vooral nadat Breitner
en de berichtgever van het Handelsblad hem in
het Nieuwst zoo afdoend te woord stonden.
Alleen kan ten overvloede, meer wat bet
principiecele van die Arti-kwestie aangaat, dit hier
nog eens worden aangeteekend:
De heer Van der Keilen wenscht den willekeur
en de onwetendheid der afstemmers in Arti te
dekken met te zeggen :
dat de Maatschappij Arti en Amicitiae" geen.
publieke zaak is."
Dit nu is een argument dat op bedenkelijke
wijze het karakter van een onwaarheid blijkt te
benaderen, wanneer men kennis genomen heeft
van bet eerste artikel van de Wet (Ur Maat
schappij, waarin allereerst wordt gezegd dat de
Maatschappij zich ten doel stelt :
Den bloei der Beeldende Kunnti'n te Invorderen
en den, kunstzin in hei algemeen te on l wikkelen."
Moet ik gaan denken dat deze gewezen schil
der, die met de pen nog wel eens last heeft, ook
van lezen niet te best thuis is?
In The Ai t int van Februari geeft onze te Parijs
gevestigde landgenoot Charles Destree een bondig
zakelijke notitie over Jacob Maris.
In hetzelfde blaadje vind ik een bericht over
de tentoonstelling van eenigen der nieuwe Fran
schen bij Collie in Old-B >nd-street te Londen.
l'issaro wordt er kortweg gezegd van de school
der decadenten te zijn, terwijl Sisley en Degaa
eenvoudig impressionisten beeten, en Clatida ?.Ionet
niet tot eenige school te brengen geacht wordt,
omdat hij even dikwijls zich impressionist als
naturalist betoont. Me dunkt dat waar woordeu,
die dan moeten dienen om te onderscheiden, zoo
onmogelijk worden verpast. de terminologie bovenal
tot verwarring dienst zal doen.
Holman Hunt, de Engelsche prerafaëliet. vertoeft
op bet oogenblik in Jeruzalem, waar bij studies
maakt vour een nieuw schilderij van religieuzen
aard.
liet Koolland" van Thorn Prikker, waarover
veel bezoekers van do laatste
l'ulchri-te:itooustcüing, zicii zoy vermaakten, is na de sluiting
nog verkocht, naar het buitenland.
De prachtige Ciiarge van Breitner werd (even
eens na d e sluiting) a. vu gele och t doar den beer
lliddc Nijland. " i
Op 15 Maart en vol
kende ktirstauetionarb
belangrijke collectie pr
eeuw. Do catalogus n
vers, verscheiden Callo
door van Dijck, een
tean, een pagina vol
delijk contingent der
verzameling Lucas van
___
ende dagen verkoopt de be
Gutekunst in ShU.tgart oen.
ente-i uit de 1 5 e tot do 183
oemt een vracht Ab.
ogrets, ? '>"> Diirers, 15 nurrtnnr
aantal prenten naar
WatGultziiissen, het onvermij
zo.) prijzige Hollars, een
L'-ydens, .r)0 llcmbrandts,