De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 14 februari pagina 3

14 februari 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 764 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. vroolyke en oprecht grappige van hun voordracht de aandacht. In het Paleis voor Volksvlijt kwam met het nieuwe blijspellet je De burchtruïne, naar het Duitsch vanCarl Caro, Zijn meisje komt Mrt,tooneelspel in 3 bedrijven door Mr. P. Brooshooft, voor het voetlicht. Zeven of acht jaar geleden behaalde het veel succes; enkele gedeelten maakten ook thans nog indruk. Dat de geestdrift van voorheen ontbrak,8chijntmij niet meer dan billijk. Het tooneelspel van den heer Brooshooft heeft enkele deugden en vele gebreken. Het is thans misschen gemakkelijker dan toen dit op te merken; in ieder succes spreekt voor een niet gering gedeelte de mode mede; de niet gemak kelijke taak van den criticus is de mode de baas te blijven, het tijdelijk bekorende van het onver gankelijk goede en schoone te onderkennen en of te scheiden. Het bankroet van het naturalisme, door eminente critici als Brunetière reeds voor jaren voorspeld, is leerzaam en vermakelijk te geluk; haar geestdriftvolle apostelen zitten met de handen in het haar, die althans, welke den moed missen of te oprecht zijn, om van kleur te veranderen (hetzij dan slim en listigjes, met hortjes en slootjes, of brutaal en zonder omwegen, bot- en boutweg) en hun diensten met dezelfde overtuiging, waarmede zij het naturalisme aanhin gen, aan het symbolisme te wijden. Zijn meisje komt uit vertelt in niet stijve, doch armoedige en banale volzinnetjes een geschiedenisje, dat ons niet boeit, omdat wy er niet aan gelooven, omdat de schrijver het ons niet waarschijnlijk wist te maken. De van ouds bekende fooneelpoppen maken de van ouds bekende gebaren, stamelen de van ouds bekende waarheden en wijsgeerigheden; een eenvoudig jong meisje spreekt in het tweede bedrijf in holle en bolle frazen als de eerste de beste melodrama heldin ; datzelfde meisje wordt valschelijk van allerlei leelijks beticht; ieder begrijpt dat een vergissing in het spel is, toch doet noch zij, noch een mevrouw, die zich harer aantrekt en die a's een goede, degelijke ziel wordt geschilderd, iets om de waarheid te ontdekken, het geheim te ontsluieren. De beschuldiger is vertrokken; het onderzoek is dus verre van gemakkelijker; toch is het mij onbegrijpelijk hoe de jonge vrouw kan rusten voor het raadsel is opgelost; zij weet toch zelve dat zij onschuldig is. Het betere deel van het tooneelspel zijn de komische figuren en het exotisch tintje, dat de plaats der handeling, Soerabaia, noodzakelijker en gelukkiger wijze mede brengt. De vertolking was goed, doch soms een weinig te oncegeneerd en verward, te vrij en rumoerig. Mevrouw Holtrop wist in de hoofdrol enkele oogenhlikken te boeien; een aangrijpende figuur wist zij niet in het leven te roepen; de schrijver heeft hieraan meer schuld dan zij. De burchtruïne, een fatsoenlijk blijspslletje met een paar niet onaardige tooneeltjes, boeide hoofdzake lijk door het allergelukkigst spel en samenspel van de dames Stoetz en van Ollefen en de heeren Morin, Tourniaire, Clous en van der Ililst. De heer Veltman had voor zijn benefiet op 10 dezer het oog laten vallen op Jane Shore, drama in 5 bedrijven van den Belg Frans Gittens. Het spel van den beneficiant boeide mij meer dan het drama: het is CDU tot in den treure uit gesponnen gruwel- en jammermelo, met de figuur van Richard Glocester, de latere Ricbard III, tot middelpunt. Enkele glïmpjes, bij Shakespeare gestolen, doen het geheel nog armoediger schijnen. De heer Veltman toonde zich opnieuw een der steeds schaarscher wordende acteurs, die op de eenig goede, ouderwetsche wijze uit duizend trekken en trekjes, met scherpe karakteristiek, in krachtige, forsche lijnen, een historische figuur weten op te bouwen. De stampvolle zaal, de stroom van bloemen en kransen bewezen op nieuw hoeveel vrienden en bewonderaars de heer Veltman telt. Met een enkel woord wil ik mijn lezers er aan herinneren, dat zij dezer dagen in de gelegenheid zijn op de meest aangename wijze van hun ge negenheid voor en dankbaarheid jegens den tooneelspeler blijk te geven. Klaas Vos, de bescheiden en beschaafde acteur, wiens degelijke creaties in Ferréol", Lena" en Zege na strijd", ik noem slechts enkele, velen zich zonder twijfel herinne ren, neemt Donderdag a.s. afscheid van het toor.eel. En dan en bij de voorstellingen, die in andere schouwburgen te zijnen bate zullen gegeven wor den, stroome het publiek in breede scharen toe. De voorstelling, door een Fransch gezelschap, met Talbot en Durnaine aan bet hoofd, ten bate van een monument op het graf van A»ar gegeven, heeft zeer voldaan; men kreeg een goede verfoom'ng van Tartuffe en een zeer goede van Le malade imaginaire te genieten. Het zou mij niet verwonderen, indien de Fransche artisten hier nog eens optraden; het publiek j kan en zal ook dan, hoop ik, van de gelegenheid om het nuttige met het aangename te verbinden ruimschoots gebruik maken. H. J. M. MUZIEK IN DE HOOFDSTAD. llurolil en Italië! Deze sintonie, door Berlioz gecomponeerd onder den indruk van zijn verblijf onder Italië's schoonen, zonnigen hemel, waar hij te vergeefs hoopte aan zich zelven en aan zijn gedrukte stemming te ontsnappen, geeft een beeld van bet karakter van Byron's held, die evenals Berlioz. rusteloos dwalend, levensmoe, ten doode bedroefd, nergens het geluk vond of grijpen kon. Ook B'irlioz vond in <lie eeuwiglachende natuur een schril contrast met den (luisteren nacht, die vaak in zijn binnenste heerschte. In tonen beeft hij die stemmingen uitgedrukt met i een kleurengloed, zooals men dien slechts onder den zuidelijken hemel leert konren. In de Neue Zeit-schrift ;ilr Mimik, Band 4.'!, heeft Liszt eene zeer schoone analyse van dit j werk gegeven, waarin hij o. a. het machtige coloriet van den Franschen meester bij de heerlijke schilderijen van Rembrandt vergelijkt. Hauptmann, die vooral tafereelen zooals de fi nale Orgie onder de bandieten in de Aliruszen' niet aantrekkelijk vond. noemde hem: Kin musikalischer ILïllenUreughel. Door de Ilarokl Sinfonie (die veel minder van den ouden vorm afwijkt dan de Symphonie Fantastique) loopt als een draad een alt-solo, waarin Berlioz hoofdzakelijk het karakter en de stemmin gen van den held heeft geschilderd. De aanleiding tot het denkbeeld van deze sinfonie heeft Paganini gegeven. Hij had Berlioz; wiens muziek bij zeer bewonderde (zooals zijne woorden: Monsieur vous contmencez par oït les autres ont fini getuigen) opgedragen een virtuozenstuk voor alt te componeeren. Berlioz, die zich hiertoe niet opgewekt voelde, ontwierp het plan voor bovengenoemd werk, dat echter Paganini volstrekt niet aantrok. Toen Paganini vier jaar later te Parijs een concert in het Conservatoire bijwoonde, waar Berlioz zijne llarold-Sinfonie diri geerde, was hij zoo getroffen door die muziek, dat hij het orkest beklom en ten aanzien van de orkestleden en een publiek dat Berlioz' waarde als componist nog sterk in twijfel trok, voor Berlioz de kr,ie boog en hem de hand kuste. Daarna zond hij hem (zijne moeielijke gelde lijke omstandigheden vernemende) als hulde eene som van twintig duizend frar.cs, waardoor Berlioz in staat was zich geheel aan eene nieuwe com positie te wijden en voorloopig van alle zorg ontheven was ; zoo ontstond Romeo et Jiiliette, die hij aan zijn weldoener wilde opdragen. Paganini stierf echter vóórdat dit werk kon worden uitge voerd. De Harold-Sinfonie werd thans in het Paleis voor Volksvlijt onder leiding van Richard Hol opgevoerd, terwijl de heer Hofmeester de alt-solo uitvoerde. Met groote ingenomenheid ontwaarde ik weer, dat het orkest onder Hol's bezielende deskundige leiding rustig maar zeker voorwaarts schrijdt. Niet alle werken komen in deze groote ruimte voldoende tot hun recht en hiermede moet na tuurlijk rekening gehouden worden, doch het is aangenaam te kunnen constateeren dat, ondanks de bezwaren waarmede dit orkest te worstelen heeft (ik heb hier op het oog de wat het orkest betreft vele onvoldoend voorbereide uitvoeringen met name bij de Fransche Opera voorstellingen waarin zij moeten medewerken;) de klassieke concerten van zeer veel ernstige studie en toe wijding getuigen, zoodat werken als het bo vengenoemde op zeer loffelijke wijze kunnen wor den uitgevoerd. De heer Hofmeester heeft de omvangrijke en interessante alt-partij op schoone wijze vertolkt. Hij is een kunstenaar waarop dit orkest trotsch mag zijn. Hoewel zijn stijl meer Duïtsch dan Fransch is, gelukte het hem toch in den geest van dit werk door te dringen. Over de Fransche Opera's heb ik in den laatsten tijd gezwegen, daar de directie het répertoire van de Groote Opera nog eens door loopt. De heer Mertens heeft dan steeds volle zalen en dus heeft bij van zijn standpunt gelijk. Ik voor mij betreur het wel, dat er zoo weinig opéras-comiques worden gegeven, waardoor wij werken zooals Mireille e. a. die in den Haag zeer voldeden, nog niet te hooren kregen, doch ik vertrouw dat de spoedig ophanden zijnde op voering van Lohsngrin door dit gezelschap veel schoons kan geven, (als ten minste dan het or kest bij uitzondering eens zeer degelijk wordt voorbereid). Zaterdagavond was het op de vijfde Kamermuziek-soirée van de Maatschappij t. b. d. Toon kunst, in de kleine zaal van het Concertgebouw, zoo vol, dat vele gangpaden, ja zelfs het orkest, met hoorders was bezet. Die groote toeloop werd verklaard door het feit, dat het de avond was die altijd eenmaal in het seizoen aan de heeren Messchaert en Róntgen wordt afgestaan, terwijl bovendien de uitvoering van Scbubert's geheelen Liedercyclus: Die schone Müllerin, door ieder ge kend en geliefd, op allen groote aantrekkingskracht uitoefende. Twee zangers hebben zich tijdens Schubert's leven vooral ten doel gesteld de liederen van dezen meester bekend te maken, het waren Michael Vogl, de eerste bariton van de Weener Hofopera (die vooral Erlkönig meesterlijk voordroeg) en Carl von Schönstein, een voortreffelijk lyrisch zanger, aan wien de M/illerlieder zijn opgedragen. Schubert was steeds vol bewondering over beide zangers. Ik durf gerust beweren dat hij ook Mes schaert bewonderd zou hebben, indien hij diens artistieke en kleurriïke wedergave had kunnen hooron. Wij zijn den consequenten coupletvorm wel een weinig ontwend, vooral wanneer de melodie (zooals in : Des Tlaches Wiegenlied) zesmaal her haald wordt; ook komen ons sommige herhalingen niet altijd gemotiveerd voor, doch de verschillende nuances, die de Heer Messchaert weet aan te brenger, doen dit niet opmerken. Schoon vooral was het, zooals de Heer Mes schaert en Rtintgen elkander begrepen en te zamen gingen. Schubert schreef eens: Die Art und Weise wie Vogl singt ttnd ich accom/xignire. wie ir ir in e'mem aolcifn Augenlilicke Eins ZH «ein fdtciwe», tst iliesen Inenten eiwas ganz nciies, -iinerhörtes. Ditzelfde mag ook van Messchaert en Riintgen getuigd worden. Zij zijn steeds geheel ren. Kon de heer Messchaert ook in het begin niet over al zijne stemmiddclen beschikken door te hooge temperatuur die in de zaal heerschte, dit was van voorbijgaandcn aard en had allerminst invloed op de artistieke wedergave. In bet j tweede gedeelte Xo. 11?'20 gat' hij echter het schoonste te hooren, toon klonk ook zijne stem j als verfrischt. Stem is bij hem echter rooit hoofdzaak. Hij beschouwt dit als middel om zich op artistieke j wijze uittedrukken, doch nooit volgt hij het voor beeld van zoorelen die mecncn dat als zij slechts ; oenige mooie klankvollo tonen laten hooren, zij dan ook kunstenaars zijn. j Ieder heeft voorzeker genoten van de kleurrijke declamatie, zoo vol uitdrukking en lyrische ; innigheid, terwij' allen die wat meer in do tech niek van flor, zang zijn doorgedrongen, Mos- l schaert's virtuositeit in stembuiging en decla matie zullen hebben bewonderd. (Ik herinner o.a. aan D>.r Jii'/er, J-'ifersucht uti tl /S/o/.;, IVoJtin? Am Ftierttbeni/ en vele { anduren. l De heer Rünlgen opende dit cor.cort met de | voordracht van Schumann's heerlijke Phantasie opus 17 C-dur, aan Liszt opgedragen. Dit werk hoewel uit Schumann's jongere periode afstammende, is bij de enorme virtüose eischen die gesteld worden, zoo diep van ge dachte en inhoud, dat bet van den speler zeer hooge artistieke ontwikkeling vordert. Onbepaald heb ik genoten van Ró'ntgen's echt künstlerhch" spel; want hoewel zijne techniek ook zeer sterk ontwikkeld is, staat hij in artistiek opzicht nog hooger. Trouwens het tweede gedeelte: Durchaus energisch zal -voor den grootsten virtuoos gevaarlijk blijven. (Ik heb zelfs Rubinstein in dit gedeelte wel eens geducht mis hooren slaan.) Het is dan ook een groote lofspraak, dat de heer Röntgen over het geheel ook de techniek wist te beheerschen, VAN DERKINDEREN EN ZIJN PROFEET, door A. G, C. VAN D'l'YL. AVat baeten Kaers of bril, als van Dnyl niet zien en wil? Derkinderen en zijn Profeet. Hoe pompeus" meneer van Duyl, hoe pompeus, een vuurwerk te beloven en alleen wat natte donderbussen te laten eclateeren. Uw jaren lang opgezaraelde gramschap schijnt zijn explosie-kracht verloren te hebben. De heer van Duyl wil in deze kleine brochure door citaten bewijzen, dat de heer Veth zeer on eenvoudig schrijft. Dit nu is een zaak die noch aan den heer van Duyl, noch aan mij te beoordeelen staat, om de eenvoudige rede dat het een literaire kwestie is, die alleen door literato ren kan uitgemaakt worden ; maar nu komt zoo'n literaire aanmerking nog minder te pas, wanneer de aanvaller zelf in het begin van zijn brochure een zin schrijft als die op pag. l de 5 laatste regels tot pag, 2 de drie bovenste ; een zin die ik hier laat volgen : Of, als men daarbij zijne gevoelens wil te kennen geven en vreest voor de meening, dat de uitgever zich zoo iets zou hebben durven onder staan : (wie anders dan hij of de schrijver zou kunnen opdragen?) Eerbiedig opgedragen door den schrijver? Ieder zal dan vatten dat de beer Jan _.Veth aan mevrouw Derkinderen het boekje opdraagt, waarvoor de opdracht staat, en niet eenig ander boek, eene schilderij, of wat ook." Wat dus de eerste bewering van den beer van Duyl aangaat, die kunnen wij gerust voorbijgaan. Maar des heeren van Duyls verdere bewerin gen te weerleggen, zou een te groote eer aan die beweringen bewijzen, immers iemand die alleen dat met kunst te maken heeft gehad, dat hij een blauwen maandag een reeks tamme kritiekjes vol rare persoonlijke sympathieën heeft geschreven, zoo iemand kan zeer schadeloos rare brochures de wereld inzenden vol boute beweringen, maar een ieder zal het er over eens zijn, dat bij in kunstzaken alleen in de lagere journalistiek zijn partij kan vinden, en dat zijn optreden tegen d^n heer Vetb even mal als pretentieus is. Wanneer iemand uit gramschap uit het motto door den heer Veth boven diens brochure ge plaatst : De menschen zijn zoo, zij zien won derdadige pogingen zonder bewogen te worden, en nog vragen zij wonderen" concludeert dat de heer Veth van uit zijn wolk wel de aardwurmen wil beduiden in de schepping van den beer Derkinderen een wonder te zien ;" dan bewijst die persoon dat hij noch lezen, noch begrijpen kan. Wonderdadige pogingen, meneer van Duyl, be grepen ? pogingen. Wanneer iemand den volgenden zin schrjf t: Want een schilder behoeft geen geleerde te zijn. Ik zou haast zeggen, moet het maar liever niet zijn" en hij laat dien zin volgen door een raad aan den heer Derkinderen, om niet in oude boeken te snuffelen, teneinde de historische gegevens die hij noodig heeft te leeren kennen, maar onder leiding van een bekwamen gids die gegevens over te ne men; zoo iemand bewijst een bekrompen man te zijn door in het intellect van een artist iets ge vaarlijks te zien, en door niet te begrijpen dat juist de wetenschap bij een artist zeer subtiel in verband moot staan met zijn artistiek senti ment, en dus die wetenschap ook door den artist zelf moet verwerkt en doorvoeld worden. Maar wat den heer van Duyl wel het allerminst past is het schrijven van dezen zin : Ik vat alleen, dat er, gelijk bij ieder nieuw kunstwerk der jongeren, hoe dan ook, kabaal moet worden gemaakt. Waarom vat ik niet?" De heer van Duyl dan. heeft zooals ik reeds zeide, vroeger kunstkritiekjes geschreven: bij is heel even een komeet geweest aan den kunsthemel, een komeet met een zeer kort i-taartje ; bij beeft even een aureool gelicht, om bet hoofd van een populair maar weinig diepgaand talent; hij beeft geschreeuwd, hij beeft kabaal" ge maakt. hij heeft genie! geroepen, en in snelle vaart is bij ouder den horizon verdwenen in het nie', weg, weg, weg: hij heeft vele menscben op de belachelijke scène onthaald, dat een blaagje als hij te veel beweert, eenvoudig van tatel naar de kinderkamer wordt gestuurd. Maar eerder dan iets ongepasts, wil ik in dezen zin van den heer van Duyl iets royaais zien. ecu kostelijken raad van hem, die al de pijnlijkheid beeft gevoeld van zijn door dik en dun reclame maken; en nu de jorgcren dit pijr.iijk gevoel wil besparen. Maar hij vergete niit. dat bij Veth de kunst alleen de drijfveer is; de kunst, en de knust alleen. flit liet optreden van den Heer van Diiyl en eenigo andere oude heeren in schilderkunstzaken kunnen de jongeren in den laatsten tijd wel leeren. hoc zij. wanneer zij oud geworden zijn, niet moeten handelen. om als waardige fi guren in de herinnering van de dan jongeren J;LI te leven. Tot excuus voor den weinig belangrijken in houd van /ijii vlugschrift kan gezegd worden, dat het. volgens de bekentenis van den heer \\m Duyl zult, in tün avond geschreven is, en dat nog wel op een avond, vóór hij een flinken aanval van influenza kreeg (Ook dit volgens de heer van Duyls eigen bekentenis) Dat iemand zoo'n vluchtschriftje opstelt, en dan influenza krijgt, hoe dan ook, als oorzaak of gevolg, is zeer be grijpelijk; maar dat hij eens weer beter zoo iets laat drukken, ca m'est, om ook eens een Fran sche uitdrukking bij de bespreking van dit brochuretje te gebruiken, trop fort. Mijnheer van Duyl moet maar liever over de Rochefort schrijven, dat is minder pijnlijk ea wel zoo vermakelijk. WlLLEM DU TOUB. Waarde du Tour! Toen ik aan het Bureau van de Amsterdammer kwam om een plaatsje te bespreken voor een heel klein stukje ter eere van mijnheer van Duyl,toen was 't uwe al gezet en ik heb 't gelezen. Ik heb er niets aan toe te voegen; want ik zou niets geschreven hebben dan een paar regels om te zeggen boe verbaasd ik ben dat iemand, die mij alleen bekend is door een vrij amusante ver maardheid en door een alleronbeduidendste brochure zich komt bemoeien met mijn parti culiere connecties. De heer van Duyl waarschuwt me tegen mijn vrienden! ! C'est Ie comble" is 't niet? En Veth verdedigt men natuurlijk niet tegen over van Duyl. Wil je dit onder je stukje doen afdrukken? t. t, A. J. DEKKINDEEEIf. AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST. Het zou tegen de simpelste begrippen van goeden smaak zijn. de vluchtige berichten, opmer kingen, knipsels, notities, die wekelijks in deze rubriek worden gegeven, en die, zooals eenieder duidelijk zal zijn, voor den schrijver geheel bij werk blijven, met den naam voluit van den op steller te onderteekenen. De heer Spielmann die in den Pall Mail een dergelijk werk doet, en allen die de kunstnotities van de groote bladen redigeeren, begrijpen dit ook zoo. Vooral in een klein land, weten als het er op aankomt, de ge nteresseerden uit den naamletter toch wel met wien zij te doen hebben. Dat dit ook in mijn. geval zoo is, blijkt o. a. hieruit, dat de dagbladen meermalen uit deze rubriek iets overnamen, mijn naam als berichtgever er bij vermeldende (wat dan wel eens wat te weidscli slaat, omdat die berichtjes juist niet altijd zoo belangrijk zijn) Maar van dat geheel redelijke gebruik heeft de heer Van der Keilen, die het er nu eenmaal zoo naar maken wil, dat hij wel eens een bittere pil te slikken moet krijgen, en die zich ook deswege gaarne jegens ons onhcusch betoont, misbruik gemaakt door mij in het Nieuw* een gemaskerde te roemen. De vondst is, al blijkt zij onloyaal, voor zijn doen misschien komiek. Maar bet komiekst is dan toch dat bij, in datzelfde stukje waarin het rnij wordt verweten dat ik gemaskerd zou zijn, de werkende leden van Arti onaantastbaar verklaart, ongeveer omdat zij hun stem gemaskerd uitbrengen. Dit nu is een geven en nemen waar het eind van weg is. En bet kan dan ook over bodig worden geacht het gekeuvel van den heer v. d K. verder te weerleggen, vooral nadat Breitner en de berichtgever van het Handelsblad hem in het Nieuwst zoo afdoend te woord stonden. Alleen kan ten overvloede, meer wat bet principiecele van die Arti-kwestie aangaat, dit hier nog eens worden aangeteekend: De heer Van der Keilen wenscht den willekeur en de onwetendheid der afstemmers in Arti te dekken met te zeggen : dat de Maatschappij Arti en Amicitiae" geen. publieke zaak is." Dit nu is een argument dat op bedenkelijke wijze het karakter van een onwaarheid blijkt te benaderen, wanneer men kennis genomen heeft van bet eerste artikel van de Wet (Ur Maat schappij, waarin allereerst wordt gezegd dat de Maatschappij zich ten doel stelt : Den bloei der Beeldende Kunnti'n te Invorderen en den, kunstzin in hei algemeen te on l wikkelen." Moet ik gaan denken dat deze gewezen schil der, die met de pen nog wel eens last heeft, ook van lezen niet te best thuis is? In The Ai t int van Februari geeft onze te Parijs gevestigde landgenoot Charles Destree een bondig zakelijke notitie over Jacob Maris. In hetzelfde blaadje vind ik een bericht over de tentoonstelling van eenigen der nieuwe Fran schen bij Collie in Old-B >nd-street te Londen. l'issaro wordt er kortweg gezegd van de school der decadenten te zijn, terwijl Sisley en Degaa eenvoudig impressionisten beeten, en Clatida ?.Ionet niet tot eenige school te brengen geacht wordt, omdat hij even dikwijls zich impressionist als naturalist betoont. Me dunkt dat waar woordeu, die dan moeten dienen om te onderscheiden, zoo onmogelijk worden verpast. de terminologie bovenal tot verwarring dienst zal doen. Holman Hunt, de Engelsche prerafaëliet. vertoeft op bet oogenblik in Jeruzalem, waar bij studies maakt vour een nieuw schilderij van religieuzen aard. liet Koolland" van Thorn Prikker, waarover veel bezoekers van do laatste l'ulchri-te:itooustcüing, zicii zoy vermaakten, is na de sluiting nog verkocht, naar het buitenland. De prachtige Ciiarge van Breitner werd (even eens na d e sluiting) a. vu gele och t doar den beer lliddc Nijland. " i Op 15 Maart en vol kende ktirstauetionarb belangrijke collectie pr eeuw. Do catalogus n vers, verscheiden Callo door van Dijck, een tean, een pagina vol delijk contingent der verzameling Lucas van ___ ende dagen verkoopt de be Gutekunst in ShU.tgart oen. ente-i uit de 1 5 e tot do 183 oemt een vracht Ab. ogrets, ? '>"> Diirers, 15 nurrtnnr aantal prenten naar WatGultziiissen, het onvermij zo.) prijzige Hollars, een L'-ydens, .r)0 llcmbrandts,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl