De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 14 februari pagina 4

14 februari 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 764 7 gravure* naar Rubens, mooie Schonganers, en zoo meer. Er wordt gedacht over een expositie van het Brusselsche gezelschap de T wintigen, in Holland te Kouden, en kompleter dan de vroegere. De Nederlandsche Etsclub is door den Cercle Artistique te Gend uitgenoodigd in Maart een tentoonstelling in hare zalen te arrangeeren. In Arti wacht ons e_en feest: Eerstdaags wordt er een kleine expositie geopend van een vijf-entwintig schilderyen door Jakob Maris, bijeenge bracht uit Amsterdamsche collecties. Van een tentoonstelling van Henri Luijten, die onlangs werd aangekondigd, is in Arti niets be kend. Wel spreekt men van eene tentoonstelling van Jan Toorops werk, die dunkt me zeer aan de orde zjjn zou. Bij Buff* zal men spoedig eenige schilderijen van Vincent van Gogh kunnen zien. In den Eaagschen kunstkring komt misschien een grootere collectie van zijn werk. Breitner kreeg zijn schilderijen van Parijs niet bytijds genoeg terug om ze caar Antwerpen bij de XIII te sturen. By de Amsterdamsche Uitgevers-Maatschappij Elsevier zal omtrent Mei een bundel sprookjes verschenen door Isolue, waarvoor Toorop, Bauer, de Zwart en Akkeringa illustraties hebben ge leverd. Toorop zond naar de Vingt zeven dingen: drie schilderijen ea vier teekeningen Zijn Man in . zee, die in Utrecht was en op de Haagsche Kunst kring, zijn Zwervers, en het Bruidje van de Etsclub in den Haag, zijn hier bekend. Van zyn vier nieuwe dingen in het kort dit te roteeren: Een groot schilderij: TJne génération nouvelle, in felle kleuren, geheel symboliesch gedacht. Een hetaire, een gekompliceerd werk, waarvan vooral het kopje zeer bizonder van expressie. Een schets van een man en een paard in zee, van achter gezien; een ruig geval. Een pastei Vieux songewrs crédules, waarop twee vii-schers met een symfonieken achtergrond, waarin op de krasse uitdrukking van de figuren wordt geparafrazeerd. Te samen dus een zeer belangryke inzending. Bij Buffa kan men een zeldzamen Willem Maris zien, een heel groot schilderij in de breedte, dat de schilder langen tijd onderhanden had, prach tig. Zoo klaar, zoo frisch, zoo gaaf! En wat in zyn mooiste werk Willem Maris vooral zoo sterk heeft: helle schittering in fijne volheid van toon, de kracht daarvan is hier enorm ver gebracht. En het motief? Degas spreekt ergens in de stu dies van Móore over grootheid. W at ik groot vind, zegt hij. wyzend op een krabbel van Ingres, dat is, zijn heele leven telkens en aldoor zoeken naar het mysterie van een enkel ding. Zoo is ook de grootheid van Willem Maris. Hij doet niet anders dan te zoeken naar het geheim der heerlijkheid van zyn welige Hollandsche plassen met koeien, onder ons rijk blanke licht. En in een werk als dit viert de onverstoorbare meester in den strijd om zijn diepliggend mooi een van zijn beste over winningen. Een waar schilderij voor een museum zulk een. Het was aardig de nagelaten collectie van den ouden Heer Van Wisselingh te zien, die deze week in de Loods op het Damrak werd geveild. Het was geen auctie voor wie complete werken .zoekt. Maar men vond er menige verrassende Studie. Als Offermans nooit iets rninders had ge maakt dan dat fijne dorpsgezichtje zou hij een apart meester zyn. Ook van Duchatel en Klinkenberg, van de la Mar en Brugman waren er studies, beter dan het werk waarnaar men hen pleegt te beoordeelen. Boks is een schilder, wiens groot talent, door die hem hebben gekend, nog niet vergeten is, maar men vindt zelden werk van hem in een verkooping. Zoo was er meer dat niet alledaagsch is. De oude heer Van Wisselingh, men weet het, was een man van buitengewonen smaak, wiens ongeluk het slechts geweest is, zijn tijd zoozeer vooruit te zijn. In den laatsten Figaro illustféweet Armand Dayot te vertellen, dat Chéret van plan zou zyn zich buiten Parijs te vestigen en het affiches maken er aan geven wil. 11 Febr. '92. V. TWEE BELLENEN EN PHILHELLENEN. ALEXANDER KHIZOS RAKGAIS en CONSTANTIJN ZAPPAS. Nauwelijks was uit Athene de droevige tijding gekomen dat de meer dan 80-jarige Alexander Rangabé(Rangavis) aldaar overleden is, of een nieuwe slag treft zoowel het Grifksche volk als alle Philhellenen: Constantijn Zappas is niet meer! Het zij mij vergund ter dezer plaatse een kort woord aan de nagedachtenis dier beide onverge telijke mannen te wijden. De naam van Alexander Rhizos Rangabé(vol gens Grieksche uitspraak: Rangavis) behoort aan de letterkunde en aan de geschiedenis. Uit een oud adellijk geslacht gesproten, heeft deze groote Helleen en oprechte Philhelleen zelf gedeeltelijk nog den vrijheidsoorlog medegemaakt, heeft daarna Griekenlands opkomst, herleven en bloei bijge woond, om thans op hoogen maar nog steeds on vermoeid werkzamen leeftijd, bemind en vereerd door zijn geheele volk en door alle beoefenaren der fraaie letteren, in zijn geliefd Athene te ster ven. Als gezant aan verschillende hoven zijn vader land dienende, werd hij alom geacht wegens zijn karakter en bescheidenheid. Geen veld der let terkunde was hem vreemd: wat hem als geleerde hier en daar aan nauwkeurigheid ontbrak, werd ruimschoots opgewogen door zijn veredelden smaak, zyn fijnen, echt Helleenschen geest, en bovenal door zijn bewonderenswaardige veelzijdigheid. Novellist en dramaticus, lyrisch dichter en uitne mend vertaler, zoowel als comicus heeft hij aan de letterkunde van zijn volk onvergankelijke dien sten bewezen. Hij is, na Koraïs, een der scheppers van de moderne schrijftaal, en zonder eenigen twijfel de vader der geheele moderne Grieksche litteratuur. Ook als archaeoloog en geleerde erkent men algemeen zijne verdiensten; en dat hij een uitstekend patriot en Philhelleen was, be wees hij door niet alleen het eere-voorzitterschap onzer Philhelleensche Vereeniging te aanvaarden, maar ook ons met raad en daad ter zijde te staan, en ons tijdschrift Hellas" met menig artikel van zijne hand te verrijken. *) Niet door even schitterende gaven van talent, maar zeker evenzeer door liefde voor zijne lang mishandelde en dikwijls miskende landgenooten, en door een waarlijk vorstelijke milddadigheid muntte de groote Helleen en Philhelleen, de een voudige millionair in humenië, Constantijn Zappas, uit. Niet alleen onze Vereeniging, maar ook de ondergeteekende in het bijzonder, kan daarvan getuigen, en het is mij een diepgevoelde plicht, openlijk van mijne dankbaarheid voor dien edelen man getuigenis af te leggen. Wat Zappas voor het Hellenisme buiten Holland geweest is, dat bewijzen de vele scholen en inrichtingen, te Konstantinopel en elders, door hem in 't leven ge roepen en naar zijn naam genoemd. Maar ook ons klein vaderland mag dien naam, naast den onsterfalijken Rangabé, niet vergeten. Toen de Philhelleensche Vereeniging gesticht was, toonde hij door cene belangrijke gift, het nut dier stich ting te erkennen en haar voortdurenden bloei te willen bevorderen. En toen de ondergeteekende (het zij in bescheidenheid herinnerd) zijne Histo rische Grammatica der Helleensche Taal voltooid had en de druk van het eerste deel eenige moeielijkheden ondervond, was het wederom Constantijn Zappas die, mét een ander vrijgevig landgenoot, onmiddellijk bereid was te helpen. Zulke mannen sterven niet, want, om met den Engelschen wijsgeer te spreken, hunne daden laten sporen achter in het zand des tijds. Eere zij hunne nagedachtenis! Amsterdam, Februari 1892. H. C. MULLIÏK. *) Nog kort vóór zijn dood toonde hij zijne liefde voor onze Vereeniging, door te bewerken dat de Universiteit van Athene een vrij belang rijke som als contributie aan de Soc'.ét Philhellénique" afzond. VARIA. PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP. Curl Weigelt- 150 Jahre. Schlesische Zeitung, 1742-1892. Ein Beitrag zur vaterlandischen Kultur-Geschichte. Breslau, W. G. Korn 1892, gr. 8°. Wat de kennis van de geschiedenis der cou ranten aangaat, verkeeren wij in bijzonder gun stige omstandigheden. We kunnen wel niet op een klassiek werk wijzen, als Hatin voor Frank rijk geleverd heeft, maar in bijna ontelbare ver handelingen heeft Mr. Sautijn Kluit ons de ge schiedenis van zeer vele Hollandsche bladen haar fijn verteld, en zijn nauwkeurigheid zou spreek woordelijk gebruikt kunnen word 'n. Het 150 jarig bestaan van de Schlesische Zeitung was voor den uitgever van die courant de aan leiding, een geschiedenis er van te doen opstellen. Wel heeft zoo een Duiteche courant, die geen patriottentyd gekend heeft, een minder afwisse lenden levensloop gehad dan onze bladen, maar het is den heer Carl Weigelt toch gelukt van de Schlesische Zeitung een interessante en daarbij zeer uitvoerige geschiedenis samen te stellen. Het tijdstip van het verschijnen van het eerste nummer valt samen met het Pruisisch worden van Breslau. In het einde van 1741 deed Frederik de Groote zijn intrede in de stad, en van 3 Jan. 1742 is het eerste nummer van de Sehtesische Privüegirte Staats-Kriegs-und-Friedens-Zeitung. De overwin nende vorst zond onder den titel Schreiben eines vornehmen Königl. Preussischen Olficiers" zelf herhaaldelijk uitvoerige berichten over zijn krijgs bedrijven; en die vriendschappelijke verhouding tusschen koning en uitgever is tot heden blijven bestaan. Vandaar dan ook, dat het jubileum van den tegenwoordigen uitgever door keizer Wilhelm met een ridderorde herdacht is. Kleine Galeriestudiën von Dr. Tbeod. Frimmel. II. Bamberg, C. C. Buchner 1892. 80 Dr. Theod. Frimmel heeft zich de dankbare taak gesteld, het publiek in kennis te stellen met minder bekende verzamelingen van schilderijen, en hij doet dit. op een wijze, dat hij de beoefe naars der kunsthistorie ten zeerste aan zich ver plicht. Het eerste deeltje, waarin hij ons door de galerijen te Pommersfelden, Bamberg en Wiesbaden en door de verzameling van graaf Nostitz te Praag rondleidde, heb ik in den Nederl. Spec tator uitvoerig besproken. Thans is het tweede deel verschenen, dat voornamelijk aan de Hongaarsche hoofdstad gewijd is. Het leeuwendeel krijgt natuurlijk de beroemde verzameling, dooi de vorsten van Esterhazy in de vorige en het eerste kwartaal dezer eeuw bijeengebracht. Tot 18(>5 bleef de collectie in het Kaunitz'sche Palais te Weenen opgesteld. Toen kocht de Ilongaarsche regee ring ze, en sedert vormt ze het hoofdbestanddeel van het Nationalmuseum in Pest. Bij iedere schil derij maakt Dr. Frimmel zijn opmerkingen, die van een verbazende belezenheid getuigenis geven, terwijl de Hollandsche literatuur hem al even bekend is als de Italiaansche. Waarlijk, een tref fend bewijs, hoe onjuist de stelling is, dat een Hollander Fransch of' Duitsch moet schrijven om door studiegenooten gelezen te worden. Een tweede verhandeling Wie die alten (Jemii'de wandern'' geeft den schrijver gelegenheid op tal van werken opmerkzaam te maken, die zich in privaatverzamelingen te Weenen bevinden. Wie zijn studie maakt van de Ilollandsche kunstge schiedenis, zal voortaan met de publicaties van Dr. Frimmel rekening moeten honden. Wij meenen de lezers van dit blad, die eonige weken geleden mijne beoordeeling van den grappigen catalogus van de Haagscbe gomeentc-liibliotheek gelezen bobben, te moeten wijzen op een ingezonden stuk van den heer A. J. Servaas v. Rooien in den Ned. Spectator van 6 Febr. 11., getiteld: Een miskend bibliothecaris."Uitgeknipt en pgeplakt zal dat stukje zeker zijn plaats niet missen in het tweede deel van dien catalogus. Ook aan deze regelen zal die eer waarschijnlijk te beurt vallen. E. W. MOES. * * * Anton Rttbinstein te Weenen Deze gevierde componist en klaviervirtuoos, die zich leeds uit het openbare leven heeft teruggetrokken, is te Weenen opgetreden in een concert ten voordeele van de armen. Het programma bevatte uitsluitend compositiën van Rubinstein nl. Russische Simfonie opus 107 in G mol, Clanerconcert in Es dur, vijf kleinere solostukken voor klavier, benevens een Caprice Russe voor klavier er» orkest. Het publiek liep storm om entréebilletten te koop?n en op den avond van de uitvoering werd de Meester" op entbousiastische wijze begroet en gevierd. De nieuwe sinfonie wordt niet erg geroemd, Hanslick noemt die o. a. zoo onverkwikkelijk als ecne Russische steppe. De motieven van de vier Siitze zijn allen Russische volksmelodieën die soms armoedig, soms triviaal klinken. Ook de doorwer king levert volgens hem niet alleen Lücken, doch bepaald Löcher, terwijl de instrumentatie zelfs bij krachtsontwikkeling nergens glanzend, doch steeds dof en monotoon klinkt. De eerste Satz moet echter de beste zijn. Als pianist werd Rubinstein bijzonder gehuldigd. Zijn spel scheen ondanks zijne leeftijd van 62 jaren niets van zijne kracht, weekheid en glans ver loren te hebben. Een grillig, karakteristiek stuk wordt de Ca price Ru<se genoemd. Het publiek bleef met de grootste spanning en belangstelling tot het einde toe dit concert vol gen van den kunstenaar, die in de laatste tijd vaak als weldoener optreedt en zijne kunst hoofdzake lijk aan de liefdadigheid dienstbaar maakt. Een klaviervirtuoos die schatten op zijn con cert ontvangt is tegenwoordig een groote zeld zaamheid, doch een virtuoos die de geheele re cette aan de armen geeft, is nog zeldzamer. De Comédie Frangaise heeft een nieuw drama van vijf bedrijven, in verzen van Richepin, opge voerd, PM' Ie glaive. Het speelt te Ravenna in de veertiende eeuw en is eene geschiedenis van burgertwisten, avonturiers, moorden, bloedwraken, volksregeering en tyrannie, zelfopofferingen, na tuurlijke zoons, ontdekte erfgenamen, zóó in gewikkeld en verward, met zoo eindeloos veel personen en combinaties, dat zelfs do verslagge vers die bet succes (voor Paul Mounet, Mlle Bartet, Mlle Dudlay, Albert Lambert, en vooral voor den dichter zelven) vermelden, twee kolommen aan een vluchtige uiteen-zetting wijden en zicb ver ontschuldigen dat het nog niet duidelijk is. In het Theater Tivoli, (Nederlandsche tooneelisten, onder directie van den heer Charles de Ia Mar) zal de 4f>jarige jubileum- en tevens afscheidsvoorstelling van den 7;ijarigen tooneelspeler Klaas Vos, plaats hebben op Donderdag 18 Febr. a.s.; een woord van aanbeveling voor den veteraan en voor de directie die hem zoo welwillend tegemoet komt, is overbodig. De Geschiedenis van Darid Grieve door Mrs. Ilumphry Ward, wier eerste roman Robert Eismere weinige jaren geleden in Engeland en Amerika zulk een groot opzien gebaard heeft en ook in Nederland een uitgestrekteu kring van lezers vond, is juist verschenen. Evenals in Robert Eismere maken godsdienst, geloofsverandering en strijd, waarvoor de held rust en verlossing in hetzelfde ideale theïsme vindt, de hoofdgedachte van het weik uit; maar dit conflict strijdt de held niet zoozeer in zijne ziel uit, als dat bij zich door de ondervindingen van het leven, door de tooneelen van ongeluk en ellende, welke voor zijn oogen worden afgespeeld, en door den invloed van andere karakters laat afbrengen van het Anglikaansch geloof. Hij maakt alle stadiën van het vrije Pro testantisme door, de philosophie van Voltaire en Rousseau, het atheïsme, en laat zich eindelijk tot het Elsmerismo terug voeren. Het boek is echter ook nog in een ander opzicht in 't geheel geen herhaling van hetzelfde thema. De schrijfster be proeft blijkbaar er op te wijzen, dat de door haar verdedigde geloofstheorieën niet alleen voor de ide alen van den hoog beschaafde geschikt zijn, maar ook aan de uit nederiger kringen afkomstigen bevrediging verschaften. Is haar deze poging gelukt ? David Grieve, die zijne ouders vroeg verloren heeft, groeit met zijne zuster Louise in het huis van bun oom op, ver in de afgelegen dalen van Derbyshire, en met een meestorHjk poëtische beschrijving daarvan begint de roman. liet con trast tusschen een ernstig-Engelschen vader en eene lichtzinnige Fransche moeder komt reeds vroeg bij den broeder en de zuster uit. Nauwelijks aan de kinderjaren ontwassen, vlucht David uit bet huis van zijn oom naar Manchester en vindt daar een onderkomen als assistent bij een antiqnaarboekbandelaar, te midden van een gezelschap, dat zelfs voor het sectenrijke Engeland uiterst gemengd godsdienstig mag heeten. Hij zelf geraakt achter eenvolgens onder den invloed van de agnostici, de Fransche encyclopedisten en de romantici a la Musset. Zijn patroon is een onbuigzaam dis senter; de onderwijzer, die hem in Latijn en Grieksch les geeft, is een gewezen prediker der congregationalisten, die ten laatste in den schoot van de Katholieke kerk zijn laatste- toe vlucht zoekt. Daarbij komt nog cene afleiding in do gedaante van den eigenaar van een Vcgetarianon-rcstaurant, wiens dochter in den wierook en onder de heiligen van de ritualistischo High Church rust voor baar zie! hoopt te vinden. Geen wonder, dat David eindelijk met ;:ijne ontembare, maar romantisch mooie zuster Louise naar afwisseling verlangt, en, daar hun juist eene aanzienlijke erfenis te beurt valt, begeven ze zicb naar Parijs. De Seinestad is de Vennsberg voor David-Tannhiiuser en de afgrond voor zijne zuster. David valt terstond op den eersten dag van zijne aan komst te Parijs voor eene schilderes op de knieën, die hem in haar kunstenaarskring, de bezoekers van de Brasserie des Trois Rats, binnenvoert. De toonealen van het Parijsche leven zijn ongetwijfeld zeer levendig geschilderd, zonder dat de schrijfster tot de buitensporigheden van het modern realisme vervalt. Nauwelyks veertien dagen later heeft David Grieve al zijne gewetensbezwaren in zoo verre overwonnen, dat bij met zijne schilderes naar Barbizon de wittebroodsweken gaat doorbrengen. Mademoiselle Elise echter, de schilderes, wacht niet eens den toch spreekwoordelijk korten tijd van dezen zoeten liefdedroom af, en gaat op een dag zonder afscheid heen. Na een aanval van wanhoop keert David naar Parijs terug en herin nert zich thans ook dat hij eene zuster heeft, welke intusschen zijn voorbeeld heeft gevolgd en eveneens een lune-de-miel is begonnen in gezel schap van een beeldhouwer, wien zij tot model voor een bacchante gediend heeft. Voor het noodige geld besluit deze dronkaard nu, nadat de wittebroodsweken algeloopen zijn, ook Louise te trouwen. David keert naar Manchester terug. Weder op den bodem van het deugdzame en godsdienstige Engeland aangekomen, wordt hij ook terstond weer een ander mensch. Hij ver dient geld, zeer veel geld, trouwt, hoewel ook niet juist gelukkig, en legt een dagboek aan, uit welks, helaas al te uitvoerige aanteekeningen wij vernemen, dat hij de armen helpt, in arbeiders-vereenigingen belang stelt en na den dood van zijne vrouw en zijne zuster, (die, al dieper en dieper gezonken, ten slotte tot zelf moord gekomen is,) een waar philosoof wordt natuurlijk in den geest van Robert Eismere. Een Nederlandsche Code voor Voedingsmiddelen. Op het laatste te Weenen gehouden congres van scheikundigen en microscopisten is een voorstel van dr. P. F. van Hamel Roos aangenomen, om over te gaan tot het samenstellen van een code voor voedingsmiddelen, d. w. z. een woordenboek, waarin voor ieder artikel en voornamelijk voor de in ieder land geproduceerde artikelen, de samenstelling nauwkeurig wordt aangegeven, daarbij vooral met plaatselijke omstandigheden rekening houdende. Het is duidelijk dat een der gelijk, zoo nauwkeurig en volledig mogelijk.werk, wil het aan het groote doel beantwoorden, als basis zal behooren te dienen bij de beoordeeling van voedingsmiddelen en dranken, zoowel in eventueele vermoedelijke gevallen van vervalsching, als in handelszaken, waar nog maar al te dikwijls zulke vage begrippen heerschen omtrent de samenstelling der waren, die billijkerwijze kan verlangd worden, dat de eerlijke handelaar daar door soms ernstige schade lijdt. liet is nu het voornemen van dr. van Hamel Roos voor ons land, evenals zulks door de aan neming van het voorstel in Oostenrijk geschiedt, een dergelijken code samen te stellen en in een Hollandsche en Fransche bewerking uit te geven. met bet oog op bet gebruik in het buitenland. Dat bij dezen langdurigen en veelornvatteii.len arbeid de medewerking van allen die op het ge bied van levensmiddelen-chemie ervaringen hebben, hoogst wenschelijk ja ontbeerlijk is, spreekt van zelf', en deze beeren worden in de eerste plaats dringend uitgenoodigd den ontwerper hunne ge gevens te doen toekomen. Te Haarlem is den 7den Februari 1.1. in den ouderdom van 84 jaren overleden de heer Dr. Pb. W. Korthals, de oudste der Nederlandsche Rotanici, een man van groote verdiensten, vooral op het gebied der Flora van Nederl. Indië. Kort hals heeft als lid der door Koning Wiliem I be noemde Natuurkundige commissie vo >r Neiierl. Indië, vele jaren in verschillende streken van den Archipel, vooral in Sumatra en Borneo doorge bracht en daar een schat van planten verza meld, die tot materiaal hebben gediend van de bekende groote werken vai Bhime en Miquel over de Xed. Indische Flora. De plantenbeschrijvingen, door hem in het Natuurkundig Tijdschrift en afzonderlijk uitgege ven zijn nog zeer gewaardeerd. Bij alle binnenen buitenlandsche Botanici die zich met cic In dische Flora hebbon beziggehouden, is Korthals met roem bekend. Hij was Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Naar wij vernemen beeft het uitvoerend comit van de Intern, sport-, visscherij- en paardententoonstelling", dit jaar, van l Juni?'M Sept. te Scheveningon te houden, de uitgave' en exploi tatie van den ofticieelun catalogus opgedragen aan de tirma Nijgh & van Ditmar, te Rotterdam. KRANKZINNIGHEID BIJ RATTEN. Een chroniqueur van den 'Jeni)>s vertelt van een bezoek dat hij bij den rattentemmer Djuroil heeft gebracht: Ik kwam bij hem, omstreeks te tien uur in den morgen. Hij v,as op bot half verlichte toor.eel druk aan 'r gei-tieuleeren, en ijverig hezig met een rondloopenden miniatuur-spoorweg, die in orde gemaakt werd. In een Fransch-Russisch charahia jakkerde hij de twee o i' drie werklieden at', die op de rails van de baan den kleinen trein neer zetten, bestaande uit een kleinen locomotief, drie wagons en een bagagewagen. Toen de baan in orile was, werd er een geverfd bouten gebouwtje bij gezet, het station. Langs de baan staan een wachthuisje, een wissel, een schijf; dan worden iu de coulisse de hokjes aangebracht, waarin de ratten van den kunstenaar xittei'. Douroff klapt in de banden : pau-paii. Kit de coulisse komen de iat(ei; op het tooneel stormen en klimmen op het perron van het kleine station; pan-pan: een half dozijn zwarte ratten, diklmikig, gaan in den wagon eerste klasse zitten, een dozijn zwarte, met wit gevlekt, maar boel regelmatig, m^t zwarte koppen, zwarten nok, zoodat men zou zeggen dat ze wit waren niet zwarte kappen en pelerinc's. klimmen haastig de wagons tweede klasse binnen; en eindelijk wordt de derde bestormd door een heele bende jonge artistcn, onregelmatig gevlekt. Op het per ron staat een dikke rat, de stationschef, en wandelt deftig heen en weer, naar het instappen kijkend, terwijl een troep witte ratten, met bun tanden de l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl