Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Na. 764
Friedrich tot gebruik had aangeboden. Mackenzie
moest beslissen, waar men het kwartier zou kun
nen opalaan. Hoogst zelden kwam Mackenzie te
Berlijn, waar hjj, wanneer hij herkend werd, niet
zeker was op straat Biet beleedigd te zullen
?worden. Hu glimlachte dan gelaten en begaf zich
in geen conflict, want steeds klonk hem de
waarschuwing der keizerin in de ooren: Niet lang uit
blijven, Mackenzie! Laat ons niet te lang met
onze armen patiënt alleen l" Wanneer hij dan
thuiskwam, vond hu zijn kamers met bloemen
versierd door de handen der prinsessen, dikwijls
door de keizerin zelf. Zijne schilderingen der laatste
droevige tooneelen in het sterfvertrek was tref- '
fend. Mackenzie stond aan de rechterzijde van
het geel-koperen ledikant, waarop de keizer
weldra zou sterven. HU hield in zijn rechterhand
de hand van den lijder en steunde met de linker
diens hoofd, daarbij hield hij het oor over den
mond van den zieke gebogen. Naast hem stond
de kroonprins Wilhelm, krachtige pogingen doende,
om z^ne ontroering te verbergen. Aan het voeten
einde van het bed stond prins Heinrich, en bedwong
krampachtig z|jn snikken. Aan den overkant, aan
den linkerkant van het bed, knielde keizerin Vic
toria, bet gelaat over de linkerhand van den keizer
gebogen. Nevens haar stond Dr. Howell. Deze
toestand had een kwartier geduurd, toen Macken
zie het hoofd van den keizer zacht op het
kussen leidde, zich oprichtte, het horloge uit
zijn vestzak haalde en. het den kroonprins
voorhoudend, zeide: Wellicht wil Uwe Majes
teit het oogenblik onthouden?" Deze woorden
gaven aanleiding tot een ontzettende losbarsting
der teruggehouden gevoelens van de beide broeders,
terwijl de keizerin slechts het gelaat vaster op
de hand van den doode drukte. De jonge keizer
Wilhelm wischte vervolgens zijn tranen af, die
zyn gezicht overstroomden, en trad aan het
venster, om met den zakdoek te wenken, waarop
de dragonders, die met den voet in den stijgbeu
gel gereed stonden, naar alle richtingen
voortrenden en de hekken van het slot Friedrichskron ge
sloten werden. Prins Heinrich was zoo aangedaan
en weende zoo bitter dat men hem, om zijne gedach
ten af te leiden, opdroeg den lauwerkrans te gaan
zoeken, dien keizerin Friedrich haar gemaal na
den veldslag van Wörth had gezonden en waarmede
men hem de borst wilde versieren. Mackenzie
hielp de keizerin de handen van den doode over
den knop van het zwaard vouwen, bond hem op
haar verlangen een zijden doekje en een klein
medaillon om den gewonden hals, vervolgens liep
de keizerin schuin door het vertrek op den dok
ter toe, greep zijne hand en sprak in het gezicht
van den doode plechtig haren dank uit, voor al wat
hy aan dezen gedaan had. Volgens zijn eigen
verklaring was een der grootste vreugden, die
Mackenzie in zijn later leven ondervond, het schoone
woord, dat professor Billroth over hem en zijn
gedrag in dezen moeielijken tijd van beproeving
heeft uitgesproken. Billroth had waardeering voor
den moeielijken toestand van Mackenzie. die den
zieke uit menschelijkheid het ongeneeslijke van de
kwaal niet kon mededeelen; de leugen," zeide hij,
wordt in zulke gevallen een zedelijke daad, en
Mackenzie heeft als arts en mensch gedaan, wat
nog te doen mogelijk was, nadat het ongelukkige
woord kanker was uitgesproken."
Ooer honderd jaar. Wat zal de wereld over
honderd jaar zijn? De heer Richet heeft zich in
de Revue Sose deze vraag gesteld. Hij maakt
zich geen illusie omtrent het onzekere van het
pieerendeel zijner vooronderstellingen, maar hij
heeft/ beproefd uit de tegenwoordige feiten vol
gens eene zoo nauwkeurig mogelijke methode,
de toekomst afleiden. Hij neemt den boog der
groote maatschappelijke verschijnselen1' en
verJengt dien volgens de meest waarschijnlijke rich
ting. Hij ontveinst zich niet dat de graphische
statistiek der toekomst op te maken" iets heel
gewaagils is.
Allereerst geeft de heer Richet de verzekering
dat over honderd jaar de physiologische en, om
zoo te zeggen zoölogische toestanden der
menschheid niet zullen veranderd zijn. De
sterrekundigen en geologen hebben ons schrik aangejaagd
door ons te bewijzen dat de afkoeling der aarde
steeds verder gaat. Maar deze afkoeling is zeer
langzaam. Stelt men maar een duizendste graad
per jaar (en deze breuk is nog heel groot), dat
maakt n graad in duizend jaar, anders gezegd
twee graden sedert de christelijke tijdrekening.
Er zouden dus acht duizend jaar noodig zijn, op
dat de temperatuur van Parijs die van Moscou
werd.
Over honderd jaar dus zullen aarde, lucht en
water zijn, zooals nu; en de mensch ook. Wat
zullen intusschen de naties worden, die de aarde
bevolken ?
Als men de toeneming der bevolking van ver
schillende landen volgens de tegenwoordige schat
ting van de gewone toenemnig berekent, zullen
?wij vinden dat Europa, van 375 millioen inwoners,
in 1992 tot ongeveer 778 millioen inwoners zal
zijn gestegen; Aziëvan 775 millioen tct 1,00)
millioen, dat is te zeggen l milliard; Amerika
van 120 millioen tot 685 millioen; Australiëvan
5 millioen tot 30 millioen; Afrika (hier zijn de
cijfers in 't geheel niet vast) van 75 millioen tot
100 millioen.
Dus in Amerika eerst en vervolgens in Eu
ropa is de toeneming het aanzienlijkst. Vooral
in Spaansch Amerika openbaart zich deze toe
neming. Het geboortecijfer is er zeer sterk ; dan
komen er elk jaar stroomen immigranten aan,
zoodat van den eenen kant daardoor Europa's toe
neming vermindert, en van den anderen kant
die van Amerika zich versnelt.
Het is overigens natuurlijk, dat de beschaafde
volken, wier oppervlakte op aarde niet zeer «root
is (bebalve Rusland) ten opzichte van de bevolking
eene toeneming hebben die elk jaar vermindert.
Dus, het jammerlijk verschijnsel dat in Frankrijk
bij elke volkstelling weer wordt geconstateerd, zal
weldra ook in Duitschland, in Engeland, in Itali
voorkomen. Rusland, dat thans 110 millioen inwo
ners telt, zal er over honderd jaar 340 millioen
bevatten; Duitschland, van 49 millioen, zal tot 115
millioen gestegen zijn; Frankrijk, van SSmillioen,
tot 50 millioen.
Behalve Europa, moet nog worden genoemd
-"China, dat van 400 millioen, tot ruim 550 millioen
zal z\jn gestegen. In Amerika zijn alle cijfers
van beteekenis, door de enormiteit van de
verlouding van toeneming. De Vereenigde Staten van
34 millioen tot 400 millioen. Mexico van 12
:ot 50, Braziliëvan 14 tot 50, Canada van 5
;ot 40. De Argentijnsche Republiek van 3 tot
30, Chili van 3 tot 20. De twee beschaafde naties
die dus het grootste aantal in 1992 zullen heb
ben, zullen zijn de Vereenigde-Staten aan den
senen kant en Rusland aan den anderen kant.
Bunne bevolking zal ongeveer 600 millioen men
schen bedragen.
Welke taal zullen deze volkeren spreken?
De Engelsche taal zal door 500 millioen indivi
duen gesproken of verstaan worden; de Russische
taal door 350 millioen; de Spaansche of
Portugeesche door 235 millioen; de Fransche taal door
100 millioen (als men Chineesch-lndiëen Canada
en Algeriëvoor 15 millioen er bij rekent); de
Duitsche taal ook door 100 millioen.
De Chineesche taal zal voor haar gebied 550
millioen Chineezen hebben, maar deze meerderheid
van het cijfer zal niet aan eene absolute meerder
heid beantwoorden. Als er geen onverwachte
en zelfs onwaarschijnlijke revolutiën plaats hebben,
zal China buiten de algemeene beschaving blijven.
Zijne taal toch is onbruikbaar, zijn alphabet
zonderling, zijn letters wonderlijk en zijn woor
denlijst oneindig.
Alle voordeelen zullen dus voor de Engelsche
taal zijn: vooreerst het voordeel dat door het
cijfer der individuen ontstaat die haar gebruiken,
vervolgens hare eenvoudigheid, eindelijk haar
Romeinsch alphabet.
Het is waar dat het Gothische alphabet van
de Duitsche taal bestemd schijnt om te verval
len, maar het Russische alphabet blijft en zal
zonder twijfel voor de Westersche volkeren bui
ten de gewone litteratuur blijven.
Na deze statistieke opteekeningen, zoekt Richet
te weten te komen hoe over honderd jaar de
groepeering van de nationaliteiten zal zijn. Dit
is natuurlijk geheel bespiegeling; omtrent de poli
tieke toekomst der naties kan men alles onder
stellen en alles voorspellen.
Een boek van Mercier, in 1770 verschenen,
onder den titel: l'An deux mille quatre cent
quarante, bevatte dingen als: ...." De jonge
prins die van het jaar 2440 bewogen,
peinzend, het voorhoofd met schroomvallige be
deesdheid bedekt, durft de oogen niet op te slaan
tot die groote vergadering, wier blikken hem om
ringen en op hem aündringen. Hij stort tranen en
weent, hij beschouwt den omvang van zijn plichten,
maar weldra handelt hij als een held: men heeft
hem geleerd dat de groote man zich moet op
offeren voor zijne medemenschen. Dit edel denk
beeld doordringt hem, verwarmt hem, ontsteekt
hem in vuur; hij legt in handen van zijn
vader den eed af; hij zweert bij de heilige asch
zijner voorvaderen, hij kust den scepter, dien hij
het eerst moet eerbiedigen, hij aanbidt het Opper
wezen." Wat zijn wij reeds ver van die gevoelige
zeden. En dat zou eerst na 450 jaar moeten
gebeurd zijn.
Als blijk van ingenomenheid met het streven der
Dooistommen-Vereeniging Door liefde
Saamgebracht" heeft H. M. de Koningin f 100 en H.M.
de Koningin-Regontes f 100 aan genoemde
Vereeniging geschonken.
Ingezonden.
Aan de redactie van den Amsterdammer
Weekblad voor Nederland.
Mijn praatje over wapenkunst, gehouden in de
jongste vergadering van het Kon.
Oudh.-Genootschap hebt gij der vermelding waardig gekeurd.
Zeer onaangenaam heeft het mij getroffen, dat
daaraan eenige opmerkingen betreffende het wapen
van Drenthe zijn vastgeknoopt, die den argloozen
lezer in den waan moeten brengen dat ik deze
oudbakken kinderachtigheden op nieuw aan den
man heb trachten te brengen.
Het wapen van Drenthe is door mij alleen ge
noemd in een aanhaling uit uw eigen blad van
20 Dec. 1885, waar de heer J. A. Koopmans
schrijft:
Waarom de provinciën zoo willekeurig en niet
naar de officieele volgorde zijn gerangschikt en
aan de eene zijde de hoofdsteden vóór de pro
vinciën gaan, vat ik ook niet. De ooievaar van
Den Haag is volstrekt niet gothisch en het wapen
van Drenthe Assen (mot de Heilige Maagd) een
pure fantasie, daar de officieele afbeelding van
beide echt gothisch is, dus hier had behooren te
worden gevolgd."
Bij het voorlezen van deze regels zijn de
woorden: (met de Heilige Maagd)" met voordacht
door mij overgeslagen, omdat ik zelfs den schijn
niet wil hebben, dat ook ik het werk van
dr. Cuypers ijverig doorsnuffel, om overal
,.paepsche stoutigheden endo superstitié'n" te vinden,
die, zoo zij er zijn, niij persoonlijk als zoodanig
in het geheel niet hinderen.
Het doet mij bijzonder leed dat uw verslaggever
van mijne bijdrage, die hij een belangwekkende
lezing" belieft te noemen, niets weet te vertellen
dan alleen hetgeen ik niit gezegd heb.
Mr. J. 'E. VAX SO.MEUEN BUA.ND.
Amice l
Ik raad u in gemoedc aan, in het vervolg liet
weekblad de AiiiftL-rdttininer '."t 't meer oplettend
heid te lezen. Gij hebt in mijn berichtje een
rertlag r/an uwe voordracht over wapenkunst ge
zien, terwijl het slechts eenige opmerkingen uuur
aiuiieidiny erin uwe werkelijk zeer belangwekkende
bijdrage waren. Ha.l ik werkelijk een volledig
verslag geleverd, dan had ik immers ook moeten
wijzen op de scherpe kiitiek die ge, trouwens
zeer terecht, hebt uitgesproken o ver het
fantasiewapen dat in de zaal voor vreemde kunst het
koninkrijk Italiëmoet voorstellen. Dat hier Let
wapen van het stamhuis Havove is weggelaten,
heeft evenzeer uwe ergernis opgewekt, ais inder
tijd van den hoer J. A. Koopman:.. Eene
opmerj king van mijne zijde (let wel: dit is geen verslag
van uwe voordracht) diene echter tot verklaring.
liet zou toch ongerijmd zijn, wanneer in het
Nederlandsen Rijka Museum het wap?:i gevonden
werd van een vorst, wien de pauselijke ban ge
troffen heeft. ' E. W. MOES.
SCHULDIGKEIT."
Het ingezonden stuk van den heer J. T. C.
over Fiesco's Mohr heeft ons een aantal brieven
over het onderwerp bezorgd, allen, naar verschil
lende bronnen, hetzelfde getuigend. H. S. uit
Almelo schrijft:
De heer J. T. C. schijnt te meenen, dat wij
Nederlanders ons alleen schuldig maken aan het
onjuist citeeren van hetgeen de Moor in Schiller's
Fiesco (III, 4) zegt: Der Mohr hat seine Arbe.it
gethan, der Mohr kann gehen."
Uit een artikel van dr. Söhns in No. 33 van
den vorigen jaargang der Gartenlaube, getiteld:
Kleine Falschungen", blijkt, dat het citaat in
Duitschland op dezelfde wijze als bij ons door den
volksmond veranderd is. Dr. Söhns zegt: Uw
ganz zu schweigen von dem allgemein bekannten
Schillerschen Mohren, der in der ganzen Welt
seine Schuldigkeit", bei Schiller dagegen seine
Arbeit gethan hat und dann gehen kann, etc. etc.
Als de heer J. T. C. in de gelegenheid is, het
genoemde nummer der Gartenlaube in handen te
krijgen, kan hij daar nog heel wat voorbeelden
vinden van kleine veranderingen in dikwijls ge
bezigde citaten. Hij zal dan moeten toegeven, dat
hij wel wat stout is in zyne bewering: De
Duitscher doet dit niet"; uit het bedoelde artikel
blijkt duidelijk, dat hij het wel doet en dat hij
zich zelfs zeer vaak bezondigt aan kleine Fal
schungen" van veel gebruikte zegswijzen, citaten
en gevleugelde woorden.
Eén van de vele voorbeelden door dr. Söhns
genoemd is het ook door Willem Otto in uw
nummer van heden onjuist aangehaalde uit Tasso
(II, 1): Man merkt die Absicht und (man) wird
verstimmt"; terwijl Göthe zijn held de woorden
in den mond legt: So fühlt man Absicht und
man ist verstimmt."
Als een aardig bewijs overigens, dat velen
citeeren, zonder juist te weten, waar ze het citaat
van daan halen, deel ik u nog mede, dat een
mijner kennissen in de vaste meening verkeerde,
dat de door den heer C. genoemde woorden voor
kwamen in Shakespeare's Merchant of Venice." "
De heer De B. te A. schrijft:
Dat de Elementar-Schuier" wel weet, dat men
moet citeeren (of citeert): Der Mohr hat seine
Arleit (in plaats van Schwldigheit) gethan enz.
is zeer stellig niet waarschijnlijk. Althans B
chmann geeft in Gcflügelte Worte (vijitiende druk
1887 hl, 115) de mededeeling, dat men gtwoon is
te citeeren Schuldigkeit" in plaats van Arbeit."
De heer Melissens te B. zendt ons ook het
citaat uit Büchmann en voegt er bij:
Zou hier ook niet de verklaring zijn, waarom
de Hollanders het zoo gebruiken? Zij hebben
toch dit woord niet tot een gevleugeld woord"
gemaakt uit Schillers Fietko, maar uit mond of
pen van Duitschers opgevangen, die het reeds als
zoodanig gebruikten."
De heer M. vervolgt:
Nog iets (een kleinigheid): in Payne's
f'amilien-Kalender voor het jaar 1875 komt voor, op
bl. 47, eene humoristische: Illustration zu den
deutsehen Classikern" met dit onderschrift (in
versvorm):
Der Mohr hat seine Schuldigkeit gethan,
Der Mohr kan gehen!"
(O t h el l o.)
Misschien weet de een of andere
Elementarschüler den heer J. T. C. te zeggen waar en
door welken Classiker" dat geschreven is."
De heer A. Rengersen te H. vindt dezelfde op
gave in Fnjlink's Gevleugelde Woorden, Hoofdstuk
III. en voegt er de opmerking aan toe:
Trouwens, ik geloof, dat men nu bepaald
geene aanhalingen uit het Duitsch of eenige
andere taal behoeft te nemen, die in de gewone
spreektaal eenige wijzigingen hebben ondergaan ;
en welker gewijzigde vorm ook wordt gebezigd
door hen, die beter weten. Zouden er in ons
Nederlandsch ook geene voorbeelden aan te wij
zen zijn?"
Ook Me j. Henriette van der Mey te Middelburg
heeft Büchmann nageslagen en zendt ons hare
bevinding; en de heer J. Leopold Hzn. te Breda
voegt aan zijn schrijven toe :
Zóó algemeen is de gewijzigde vorm volkseigen
dom geworden, dat men gerust kan aannemen,
dat onder tien beschaaide Duitschers nauwelijks
n wordt gevonden, die zich van de wijziging
bewust is, en de overige negen zijn toch ook
Elementarschüler geweest. En waarom (mag
men vragen) waarom zich geërgerd over 't aan
brengen van onbeduidende veranderingen, die eene
spreekwijze geschikter maken voor het doel van
hen, die er zich van bedient?
Een ander aanzien krijgt de (juaestie allicht,
wanneer wijzigingen van eenig citaat 't gevolg
zijn van misverstand, onkunde of moedwil. In
't onderhavige" geval evenwel kan van
onthoiliging geen spraak zijn: Schuldi<ikeit heelt eene
scherper omlijnde beteekenis dan 't kleurloo/e
Arlicit.
Trouwens hot aantal gewijzigde citaten is aan
zienlijk. Ten bewijze moge het volgende zestal
strekken:
Schiller legt Ma.x Piccolomini volgende woor
den in den mond: J)ie Uhr ncltliii/t ktiucm
(ïliickrclic»: als citaat hoort men doorgaan j;
DI;I:> (Ititcklichcn nt'h/iïgt keine Stiinde..
Wailensteiüs nitrosp: Dn h:i^l'nerreichf. Octario.'
wordt gewoonlijk aldus geciteerd: Dn /<;i.s('s
ijr.ii-ollt. Octitrio ! [Misschien onder invloed van 't
overbekende: 'Ju C af, runlii, Gcorr/e Dandi», wat
alweer vervalscht is; Molière gebruikt ru».s|.
liet eerste vers van Die Braut von Me-bsina"
luidt: Der lïot r/chorclicniï. nicJit dem cif/neii
i Trich; hot citaat verandert meestal Tridi in Willen.
j De slotverzen van Langbcin's gedicht: Die.
iicue F.ni: Tadeln kiinnen zwar die 'J'horcn, Ab<.r
liliiijer JfiutJcln nicht zijn in den volksmond ver.
vormd tot: Aber liever in'ichen mclit.
Het duizendmaal misbruikte citaat: Wer
niemtils citit'it. J!tin*clt i/chalit, Der '<sf kent brnru'
Ma»n luidt eigenlijk: W er nicnials enz. Der ist
j ei n xthlcchlcr Manu.
Last not least wijzen we op de kolossale mis
handeling van Goathe's bekende verzen:
Freudroll Und leidmll Gedankt i<i-oll. .sci'x;
L'.m(,en Und Hanym Li scliKcoeiider l'ein
enz.: Freudvoll und leidooll GEDASKEN SINB
FBEI ; Hangen enz. (Ieder die Heine's Harzreise
gelezen heeft, zal zich aan deze misvorming ge
rgerd (?) hebben).
Doch reeds meer dan voldoende om aan
tetoonen, a) dat het volk zich ad libitum van
sententiën bedient, en b) dat het niet de Nederlan
ders zijn, die zich bij voorkeur met de vermin
king van Duitsche citaten onledig houden."
NOG EENS KLANKEN EN KLEUREN."
(geen proeve van verklaring *.)
Ik vind het een hinderlijk verschijnsel dat,
wijl z\j, die sterker voelen en hun sensaties fijner
weergeven dan de massa, kleurimpressies uitdruk
ken die zij buiten 't gezicht hebben ontvangen,
dat nu ook degenen die op den naam kunste
naar geen aanspraak zullen willen maken, recht
meenen te hebben, met hun kleurlooze klank-im
pressies te komen aandragen. Dit doen ze dan
soms nog wel om aan 't groote publiek te vertel
len dat de artiest het bij 't verkeerde eind heeft,
om hem te doen uitlachen als bij bijv. zegt dat
de Maandagen (onder zekere omstandigheden)
zich als gr\js van nieuwheid voordoen, of dat het
kleptikken van een paard herinnert aan wit-geeJ.
Dat men zoo maar klakkeloos zijn meening, die
zeker niemand kan interesseeren, stelt tegenover
de uiting van een artiest, lijkt me al heel zon
derling, 't Is alsof een teekenmeester der lagere
school gaat neerschrijven dat Breitner's impressies
niet deugen, alsof een dorpsorganist een af keuren d
oordeel uitspreekt over de liederen van Liszt. Er
zijn van die fijne dingen, waarvan men slechts dan
spreken mag, als men ze kan navoelen, alleen in
dat geval zal er iets gezegd worden, dat de moeite
waard is om er naar te luisteren.
Zoo'n kleur-klank-combinatie is volkomen sub
jectief; ze vloeit voort uit de
geesteseigentchappen van elk individu. Daarom is niets
ongerijmder dan elkaar's impressies te willen kritiseeren
of met algemeen geldende regels aan te komen.
't Is ook volstrekt niet de moeite waard, op te
teekenen wat A B of C in verschillende kleuren
zien. We weten dat er voor sommige menschen
verwantschap bestaat tusschen gewaarwordingen
die door middel van verschillende zintuigen ver
kregen worden; wie die verwantschap zelf niet
voelt, heeft daarvan allicht hooren spreken, en
behoeft daarover niet telkens opnieuw in allerlei
bladen te lezen.
Er is een ding dat wordt voorbijgezien door
hen die 't bovengenoemde onderwerp tot een punt
van strijd maken. Even goed als een kleur ver
schillende tinten heeft, zijn er schakeeringen in
elk der 15 vocalen die in onze taal gehoord wor
den. Haast niemand spreekt een vocaal zuiver
uit, bijna altijd zijn daarin oneigenlijke elementen.
En als nu de ee.n niet begrijpt waarom de ander
de o niet ziet zooals hij, dan is 't zeer goed mo
gelijk dat beide niet dezelfde vocaal bedoelen.
't Is een dwaalbegrip, te meenen dat de uit
spraak van elk beschaafd mensch een zuivere
uitspraak zou zijn. Zangonderwijzers, wier leer
lingen zich gewoonlijk in de beschaafde kringen
bewegen, zouden kunnen vertellen hoeveel moeite
't kost eer iemand een klank juist onderscheidt
en goed leert vormen.
In Los en Vast werd door Geertr. Carelsen
over de zaak geschreven op een wijze die zeker
niet tot eenig antwoord zou uitlokken, ware het
niet dat de schrijfster, na eenige zeer persoonlijke
gevoelens en kinderindrukken te hebben meege
deeld, zich vleien ging dat in hare vergelijking
een zekere onbewuste logica ligt." Die meening
schijnt ons volkomen ongegrond.
Dat de ie de helderste (hoogste) der vocalen
is, weet ieder die even over de zaak heeft nage
dacht. AVil nu mej. Carelsen die vocaal zwart
zien, dan is dat bare zaak, maar ik zie geen
reden waarom zij zoo iets gaat publiceeren, tenzij
als bewijs dat sommige menschen
kleur-klankimpressies hebben die regelrecht in strijd zijn met
! de logica. Het dunkt ons evenmin belangrijk
j dat zij de aa als scherpe (?) tegenstelling met de
zwarte ie, wit ziet, en dat, volgens haar, de
i complementaire kleuren rood en groen de oo en ee
i vertegenwoordigen voor welker uitspraak men
i den mond precies andersom buigt."
Waarlijk, 't is beter als wij, niet-artistcn. aan
onze persoonlijke gevoelens weinig waarde hech
tende, de zaak onbesproken laten, om dim, wan
neer een schrijver zijn kleur-klank-impressies weer
geeft, die aan te nemen als wat ze zijn: subjectieve
gewaarwordingen, die hun waarde alleen ontleenen
aan den meer of min artistieken zin van hem,
die ze ontving, en aan de wijze waarop hij die
indrukken weet over te brengen op hen die daar
voor eveneens ontvankelijk zijn.
E. M. ELDAK.
*) Zie de Amsterdammer. Weekblad roor Neder
land, no. 7(52 en 7(J3, on Los en V ritst, Dec. '91.
Reclames
40 cents per regel
Magazijn Keizershof",
Nleutt'fHilijk. Gi'dt'anxft'fiat.
Groote sorteering STOFFEN, Sorties,
Echarpes, Ruches, Handschoenen en Kousen voor
Bals en Soirees.
SCHADE & OLDKNKOTT.
HCK>K1ï>l.>H!F>OrX1 van
Dr. JAEGER'» Orisr. Xorm. Wolartikelen,
K. F. QEUSCHLE-BENGER.
Kaherstrant 1:>~, Amsterdam.
Eenige s-nec.ialitoit in -leze artikelen in Nederland
lüMEMöLLER LEUS, f\ ]
Corsets Francais,
Leidschcstraat 10:5, Amsterdam.
- i \
Grootste sortecring COHSETTEX . > \
in alle mogelijke eemr-s voor Dames ' )
en Kinderen. Speciale Soorten vor^ ' J ^
corpulente Dames tot 100 cM. taille '\ ,^ '^
wijdte. * ?' J
l V