Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 765
yoelle en de zangers zich niet geheel gaven. De
lelegrammen van de Londensche bladen en de
berichten in de Neue Freie gaven toen ongeveer
het volgende:
Mas<enet componeerde Les passions du jeune
Werther, libretto van Blau, Milliet enllartmann,
ongeveer zes jaar geleden, vóór Manon. Door
allerlei omstandigheden heeft het werk niet te
Parys het licht gezien, en dat is heel gelukkig
Yoor den componist, want de muziek, geheel
pas»end by Göthe's verhaal, kan alleen door een
auditorium van sentimenteele Duitschers goed ge
waardeerd worden, voor wie ook ieder tooneel en
iedere handeling het verhaal terug roept, waarover
zij in hun jeugd tranen stortten. De rage voor
Werther's Leiden, die in het begin dezer eeuw geheel
Europa beheerschte en meer zelfmoorden van
minnaars veroorzaakte dan het boek regels heeft,
zal door Massenet's opera wel niet weer worden
opgewekt; maar het is toch eene welkome reactie
tegen het moderne realistisch muziekdrama, met
jjn overdreven opgevoerde hartstochten en ge
condenseerde constructie, en een aangename
telugkeer tot bescheidenheid van middelen en
eenTOud van vorm.
De ouverture is ongewoon kort. maar zoo mooi
en bekoorlijk als een sonate van Mozart. Zij
dient als introductie tot een lieve melodie, voor
«naarinstrumenten en harpen, die als Leitmotief
door alle drie de acten terugkomt, zoo dikwijls als
Lotte en Werther samen zijn. Terwijl de indruk
van deze fraaie melodie nog nawerkt, gaat de
gordjjn op o er een landschap, waar een troep kin
deren in een open verandah bijeen zyn. De
Amt»aun repeteert met hen een kerstlied, ofschoon
z\j nog maar midden in den zomer zijn. De
frissche jonge stemmen en de eenvoudige melodie
maken een beerlijken indruk. Werther komt bin
nen en zingt het air uit de ouverture: Wiesüss
zn weilen hier", met begeleiding van de harpen
en violen.
De kinderen zingen dan weer hun Christus
?ward geboren", en terwijl Lotte n u opkomt, dansen
zjj om haar heen. Werther staat ernaar te kijken,
bewonderend en 'betooverd, als een echte Duitsche
droomer. Lotte is ook, in uiterlijk althans, de
Lotte van Göthe, met haar zwart haar en een
voudig rose costuum nut lange rose linten. Alleen
is het eene teleurstelling, dat men nu niet
Kaulbach's schilderij van het broodsnijden ziet; hetgeen
in de verandah gebeurt, ziet men onduidelijk en
het maakt geen effect. Ook is Lotte niet geheel
die van Göthe, niet een vroolijk, gelukkig
landmeisje, wier hartstocht voor Werther eerst na zijn
terugkeer van het hof aan den dag komt. Zij
is hier reeds van het begin af op Werther
verliefd, en daar deze liefde ongelukkig moet zijn,
(omdat aan het sterfbed van haar moeder haar
hand aan Albert beloofd is), komt de strijd tusschen
plicht en lietde al te gauw voor den dag. In
de drie acten is zij lijdend en bedroefd, zonder
een oogenblik vertroosting. Zij komt hand aan
hand met Werther de helling af, van het bal
komend, in den vollen maneschijn, die over het
vredig landschap en het rustig huis ligt, waar
Albert juist onverwacht is teruggekeerd, en hij
zich verbergt om Lotte te betrappen. Deze
«choone scène wordt fraai ingeleid door een in
termezzo dat vijf minuten duurt en waarin de
snaarinstrumenten het Leitmotief met variaties
geven.
Het eerste liefjeduet wordt dan gezongen, maar
ruw afgebroken door de verschijning van Albert,
en de verklaring omtrent de gelofte aan het
sterfbed. Werther zingt dan zijn vaarwel. Het was de
eerste gelegenheid voor Frl. Renard als Lotte, ons
te toocen dat zij niet alleen een uitstekende zan
geres, maar ook een groote actrice is. en Krnest
van Dyck als Werther. misschien iets te forsch
voor de rol sleepte de hoorders mee door zijn
hartstochtelijk abandon, 01 dersteund door de volle
kracht van het machtig orkest. De eerste acte
zal ongetwijfeld altoos een volkomen succes zijn.
verre toe, angstig en bevend.
Eensklaps stond de onbekende op en kwam
met Lévesque op het huis af'.
Vrouw Martin trad ontsteld terug. Haar
man zeide tot haar:
Geef 'm wat brood en 'n glas cider,
sinds eergisteren heeft-i niets gegeten.
En ze betraden beiden de woning, gevolgd
?door de vrouw en de kinderen. L>e
landlooper ging zitten en begon te eten, het
hoofd gebogen onder al die blikken.
De moeder, staande in 't vertrek, onder
zocht zijn gelaatstrekken, terwijl de twee
meisjes, de Martins, waarvan eene het jong
ste kind droeg, tegen de deur geleund ston
den en hunne nieuwsgierige blikken op hem
gericht hielden. De twee kleuters, bij de
asch van den haard gezeten, hadden opge
houden met den ijzeren pot te spelen, als
wilden ze ook deelen in de aanschouwing
vau den vreemdeling.
Lévesque, die een stoel genomen had
vroeg hem:
Je komt zeker ver van hier ?
Ik kom van Cette.
Zoo maar te voet?
Ja, te voet. Moet wel, als men niet
de middelen heeft.
Waar ga je dan heen?
'k Ging hierheen.
Ken je er iemand ?
Dat kan wel.
Ze zwegen. Hij at langzaam, ofschoon hij
uitgehongerd was, en dronk een teug cider
na elke bete broods. Hij had een verweerd,
gerimpeld gezicht, erg ingevallen; men kon
't hem aanzien, dat hij veel geleden had.
Lévesque vroeg hem barsch:
Hoe heet je ?
Zonder op te zien, antwoorde hij:
Ik heet Martin.
Een vreemde siddering voer de moeder
door de leden. Zij deed een stap vooruit,
als om den vagebond van dichterbij te
beDe tweede acte is zwakker. Lotte en Albert
zijn drie maanden getrouwd, en ontmoeten Wer
ther tegenover de Protestantsche kerk te Wallheim,
op een helderen Zondagmorgen. Men maakt
toebereidselen voor het jubileumteest van den pastor,
en Lotte's zuster Sophie, een allerliefst meisje van
vijitienjaar,(uitmuntendgespeelddoorFrau Forst er),
beproeft Werther over te halen, om haar partner
te zijn in den dans. Eenige blijspel-episoden
dienen om den tijd te vullen, tot Albert uit de
kerk komt en Werther een verklaring vraagt;
hieruit volgt een heftige uitbarsting, waar de
muziek misschien meer geraas dan kracht aan
bijzet. Werther wordt door Sophie weggeleid,
en het Leitmotief uit de ouverture duidt de komst
van Lotte aan, gevolgd door een tweede heftige
uitbarsting van Werther.
Het tooneel vindt zijn climax in de pièee de
rêsisiance van de acte, Werthers aanroeping:
Vader, nimm mich zu dir," uitmuntend gezongen
en luid geapplaudisseerd. Het is zeker het
aandoenlijkste lied en het meest effectvolle nummer
van het geheele drama.
De derde acte opent in Lotte's kamer. Ge
durende de afwezigheid van haar man leest zij
den laatsten brief van Werther, in een lang ge
zang, waarbij de actrice al hare kunstvaardigheid
moet inspinnen om niet eentonig te worden. Nu
lijdt zij hevig, en zelf; Sophie's gebabbel kan
haar verdriet niet verminderen. Zij zingt een
mooie romance: Vernimm was einst die
Mutter sag'ce,'1 die naar verdienste geapplaudisseerd
werd.
Nauwelijks heeft hare zuster haar verlaten, of
het air uit de ouverture, dat men nu reeds kent,
kondigt Warther aan. Het overige van de hande
ling houdt zich geheel aan Göthe. Werther zingt
een van Ossian's Oden, en de gelieven vallen in
elkanders armen. Werther kust Lotte, zij ijlt
weg, en hij roept in triooif: Ja, du hebst
mich!" Zij beveelt hem, haar huis te ver
laten; Albert komt plotseling terug en begrijpt
wat gebeurd is. Als er nu een bode van Wer
ther komt om do pistolen, moet Lotte zelve
ze naar beneden brengen, en weet maar al te
goed, waar ze voor moeten dienen. Zij ijlt dan in
den nacht naar Werther's huis. Zwarte doorschij
nende gordijnen dalen op het tooneel en het orkest !
.begint weer een intermezzo, gedurende hetwelk j
de gordijnen zich ontplooien en een mooi |
panorama van de Middeleeuwsche stad
Wetzlar op Kerstnacht zichtbaar wordt, met de
kerk en huize» met sneeuw bedekt. Als ook dit
zich heeft opgelost, ziet men Werthor op den
grond liggen, in zijn kamer, het overhemd met
bloed gevlekt. Lotte komt binnen, en de volgende
twintig minuten worden ingenomen door het ster
ven van den held. Dit is wel wat. korter dan in
Göthe's verbaal, waar het van zes uur 's morgens
tot 12 uur duurt. In de de opera zingt Werther
nu een duet met Lotte in zijn arrnen; het
liefdemotief komt er weer in. Als hij den laatsten
adem uitblaast krijgt men een effectvol
tooneelcontrast door het kerstlied van de kinderen,
achter hst tooneel gezongen, gemengd met
Lotte's kreet van smart op het lijk van haar
minnaar.
Massenet's muziek hier is altoos interessant,
nergens schokkend of verbazend, en zelden d'in
indruk makend van oorspronkelijk; men kan do
opera tusschen den Cid en Manon plaatsen, en
dit bewijst, dat de componist steeds vooruit gaat.
Wertlier zal spoedig in Parijs worden opgevoerd,
en zeker ook spoedig te Londen en in de Duit
sche groote theaters.
* *
*
Aan de Frankfurter wordt van de repetitie
geseind: Massenet wist heel goed wat hij deed,
toen hij liever eerst te Weenen dan te Parijs zijn
Werther Jiet opvoeren. Het is bijna Duitsch, zoo
Duitsch als een Franschman zijn kan, al bewondert
hij ook nog zoo Wagner en al zoekt hij dien ook nog
zoo te naderen. Duitsch gaat toch in Parijs nog niet,
schouwen en bleef vlak voor hem staan,
met hangende armen en open mond. Nie
mand sprak meer.
Lévesque hernam eindelijk:
Ben je hier vandaan.
IIij antwoordde :
'k Ben hier vandaan.
En toen hij eindelijk opkeek, ontmoetten
de oogen van de vrouw de zijne; en ze
bleven onbewegelijk op elkaar rusten, als
hielden de blikken elkander omstrengeld;
toen sprak zij eensklaps met eene stern die
de hare niet scheen, onderdrukt en bevend:
Man. ben jij het?
Langzaam en met nadruk sprak hij:
Ja, ik ben 't.
Hij bewoog zich niet en ging voort met
zijn brood te kauwen.
Lévesquc, meer verwonderd dan ontroerd,
prevelde :
Ben jij 't, Martin?
De andere antwoordde kalm :
Ja, ik ben 't.
En do tweede man vroeg:
Waar kom je dan vandaan ?
De eerste verhaalde :
Van de kust van Afrika. "We zijn op
'n bank omgeslagen en niet z'n drieün gered.
Picard, Vutnel en ik. Toen zijn wc door
wilden gevangen genomen, die ons twaalf
jaar gehouden hebben. Picard en Vutnel
zijn dood. Een Engelsch reiziger heeft rne
opgenomen en naar Cette teruggebracht. En
daar ben'k.
Lévesque sprak:
Wat moeten we nu beginnen ?
Martin vroeg:
Ben jij haar man ?
Lévesque antwoordde:
Ja, dat ben'k!
Zij zagen elkander aan en zwegen.
.Martin keek toen de kinderen aan, die in
een kring om hem heen stonden en met
een hoofdbeweging de twee meisjes
aanduien Italiaausch niet meer. Massenet bewees dus aan
Weenen de eer van de eerstgeboorte zijner opera,
en hij zal daar geen spijt van hebben. Wel zal
Werther bier niet worden wat Manon was, maar
ieder muziekvriend zal gaarne het klankrijke
werk van den uiterst gedistingeerden musicus op
zich laten werken. Dat Werther niet zulk een
drukke opera is als Manon, Jigt aan Göthe;
men kan in de tragische idylle geen speelhel
binnensmokkelen. De handeling is dun, en in de
twee laatste bedrijven grijs op grijs. Lotte's
deugd is ook, ofschoon zij nogal gaat wankelen,
niet zoo amusant als de ondeugd van Manon.
Alles kan de deugd nu ook niet verlangen: maar
in eene opera is zelfvoldoening niet het eenige
loon, en de deugd zal hier wel door geringer
succes een nieuwe les krijgen. Goed begrepen:
geringer in vergelijking van Manon. Maar zon
der vergelijking zullen Werther en Lotte een edel
operapaar kunnen heeten. L>e ouverture is half Wag
ner halt' Massenet, halt' Siegtried half Das Grieux,
half Manon half .Brunhüde. De monteering is echt
Duitsch, rozelaar en appelboom, etenskast en
tuinfontein, bijna als in den Freund Fntz van
Erckmann-Chatrian. Mascagni's Amico Fritz, die
nu komt, zal er de schade van ondervinden. Het
geheel is gekleurde ets, zooals de platen uit den
tijd van Kichardson; zoowel handeling als. decor
en muziek. Ssntimentalitoit is de hootdtoon, een
treurgezicht met wat rouge er op.
De melodieën zingt het orkest, het
accompagment zingen do personen. Het Leitmotiei is
een Duitsch-achtig volkslied; de zangers
illustreeren dat door woord en accent. Werther is een
conversatie-opera; op deze wijze een muzikaal
gesprek te voeren, zoo subtiel vraag en ant
woord in toon te vlechten, was nog wel niet
vertoond. Het contrast tusschen deze
aquarelmanier en den zelfmoord op het eind was een
beetje irriteerend; maar den dood van den ge
martelde gaat naar het model van Wagner's
Waldwebeu", een Schneewehen" vooraf."
Van de première die Woensdag plaats had,
ontvangt de Frank/urter het volgende bericht:
Grout succes. Na iedere acte werden de
vertooners een dozijn malen, de componist aan het
slot twintigmaal teruggeroepen. Het succes is
zeker voor een groot deel aan het uitstekende
spel van Van Dijck, de dames llenard en Forster,
en het meesterlijk studeereu van het orkest toe
te schrijven."
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
Deze week zijn het in hoofdzaak vocale voor
drachten die besproken moeten worden, n.l. het
optreden van Mevr. Moran-Olden in het Con
certgebouw, van M,!j. L'jiüsüHey.nann in het Pa
leis voor Volksvlijt en vaa Mej. Tnonon (debuut)
in de Ned. Opera.
Mevr. Muran-Olden die de groote aria uit
Fidelio en eenige liederen (waaronder: Jürlkünig
van Schubert) voordroeg, is geen onbekende. Vooral
als Wagner-zangeres heeft zij een grooten en
weiverdienden naam.
Ik stel dit voorop, omdat de voordracht van de
aria zoo weinig bevredigend was, dat het alweder
bleek van hoeveel gewicut het is dat d>3 keuze
van voor te dragen nummers geheel in overeen
stemming met den aanleg, de ontwikkeling ca
het temperament vau de vertolkster ot den vertol
ker, zij.
Mevr. Moran-Olden toch, wier stem zich bij uit
stek leent voor fursche hoog-dramatische uitingen
(zooals uit enkele gedeelten van iSeethovcn's aria
bleek) schoot in .lyrische en teedere fragmenten
te kort, terwijl aan de grens van het medium de
onzuiverheid vaak storend was.
Een volgend jiar hoop ik dus deze kunstenares
weer op haar eigen terrein, (Wagner) te ontmoe
ten.
Een bijzonder kunstgenot verschafte de vertol
king van chubert's Uiu'ollendete Sinfonie door
het orkest. Deze vertolking bracht zelfs toehoor
ders die in myne nabyheid zaten, en het eerst
zoo jammer vonden dat de heer Kes niet met iets
vroolijkers (een flinken Marschbijvoorbeeld) opende,
in verrukking.
Deze Sinfonie, aldus vertolkt, moet dan ook op
ingewijden en niet ingewijden even groote beko
ring hebben uitgeoefend. Zij werd zeer delicaat
en toch zeer kleurrijk ten gehoore gebracht.
Schubert drukt zich in zgne instrumentale
werken gewoonlijk niet op beknopte wijze uit,
doch alles is zoo natuurlijk en vloeiend, dat men
zelden het woord: te lang op de lippen krijgt.
Schubert's gemakkelijkheid van schrijven bracht
zijne tijgenooten ertoe, bij hem als hij compo
neerde aan een toestand van clairvoyance,
sonnambulisme, te denken; te meer omdat deze com
ponist later zijne eigen liederen wel eens niet
herkende wanneer hij ze onder de oogen kreeg
door anderen gecopieerd. Eens moet hij van een
zijner liederen gezegd hebben, in zijn gemoedelijk
Weener dialect: Schaut's, das Lied ist nicht
uneb'n, von wem iit denn das?"
Mej. Louise Heynnann trad Zaterdag-avond voor
een zeer talrijk publiek op, dat gretig van de
gelegenheid, onze talentvolle gewezen stadgenoote
hulde te brengen, gebruik maakte.
In het vorige jaar heb ik de begaafdheid en
en ontwikkeling van deze sympathieke en talent
volle zangeres uitvoerig besproken. liet zij dus
voldoende te constateeren, dat zij in hare
coloratuur-aria's, Barbier, Chant du Myaoli, variatiëu van
Rode (dit laatste, dat door te vaak hooren onge
nietbaar geworden is, vond ik geene gelukkige
keuze!) een groot en welverdiend succes behaalde
en dat zij na de pauze een viertal liederen (waar
onder: 'c Mo'e-narinnetje, van Verhulst, en
Maienlwst van S. de Lange) met evenveel succes
voordroeg.
Dat mej. Ileyaann dien avond neiging tot te
hoog zingea openbaarde, mag ik echter niet ver
zwijgen.
Den heer Henri Tibbe hoorde ik op dit concert
de Fantasie en F/tga van Bach-Liszt, Légende
van Paderewski, Etude Cismol van Chopm en
Etude-Caprice van Kubinstein voordragen. Deze
i pianist haeft thans een uitstekenden indruk op mij
gemaakt. Vooral de Fuga werd zeer schoon, zon
der ovorhaasting, levendig, met klare expositie
van de motieven voorgedragen. Een warm com
pliment breng ik voor deze voordracht (die met
den Caprice van Kubinstein de kroon, spande)
aan den b slaafden en consciencieasen pianist.
De bside andere nutnmars hoorde ik eveneens
met genoegen, doch daarvoor ware een kleinere
| zaal geschikter geweest.
Van moj. honon's optreden in de I'raviata
maak ik mij zoo kort mogelijk at omdat het een
volslagen fiasco was en dus het engagement van
deze zangeres onmogelijk is geworden. Het medium
klinkt ongeschoold en zelts onsympathiek. Slechts
enkele hooge tonen klinken goed, terwijl van mu
zikale ontwikkeling zeer weinig te bespeuren was.
| Ik releveer dit, omdat deze dame met ophef
j als eerste prijs van het Conservatoire te Brussel
was aangekondigd. Och, wat kan de reclame iemand
toch parten spelen !
l 1)3 vraag scheen thans toch niet ongewettigd
j of de jury van list Conservatoire onder het examen
geslapen had, of wel aan deze dame bij
vergis! fing een diploma had gegeven dat voor iemand
anders bestemd was. De geheele opvoering van
Traviata was, ronduit, slecht. Alleen de heer
j Déville (die wel vooruitgaat) had eenige goede
oogenblikKen.
Een ware verademing was het dus, daarop eene
over het geheel goede vertolking van de Caaalleria
j liusticuna (waarover ik reeds schreef) te hooren.
Heb ik al meermalen met aandrang gewezen
j op het gebrek van sommige vertolkers, de
i hooge noten onbehoorlijk laug aantehouden; ik doe
dende:
Zijn dat de mijne ?
Lévesque zeide :
Die zijn van jou.
Hij stond niet op, hij omhelsde ze niet,
hij bepaalde zich alleen niet te zeggen :
liod, god, wat zijn ze groot!
Lévesque herhaalde :
Wat moeten we doen ?
Martin verslagen, wist ook niet veel meer
te zeggen.
Eindelijk besliste hij :
'k Zal doen, zooals je goed dunkt. Ik
wil je niet lastig zijn. Met 't oog op 't huis
is de zaak al lastig genoeg. Ik heb twee
kinderen, jij drie; ieder de zijne. I)e
moeder .... is ze aan jou ? is ze aan
mij ? Ik stem toe wat je goed zult vinden;
maar 't huis, dat hoort aan mij, mijn vader
heeft 't me nagelaten, 'k ben er in geboren
en de papieren zijn bij den notaris.
Vrouw Martin weende nog steeds, afge
broken snikkende in het blauwe linnen van
haar boezelaar.
De twee groote meisjes waren naderbij ge
treden en zagen bun vader met zekere on
gerustheid aan.
Hij had opgehouden te eten. Op zijn
beurt vroeg hij :
Wat zullen wc nu doen ?
Lévesque kreeg een idee.
We moeten naar den pastoor gaan, hij
zal beslissen.
Martin stond op en toen hij zijn schreden
naar zijn vrouw richtte, wierp zij zich snik
kende aan zijn borst.
Man! jij hier! Martin, mijn arme
Martin, jij hier !
En zij hield hem met beide armen omvat,
plotseling beroerd door een wiekslag van het
verleden, door een groote opwelling van
herinneringen, die haar, hare twintig jaren
en hare eerste omhelzingen, weder voor den
geest riepen.
Martin, zelf bewogen, kuste haar op de
muts. De kinderen bij den haard, die hun
moeder hoorden weenen, begonnen beiden te
huilen en de jongstgcborene op den arm van
de jongste der Martins, uitte zijn ontevreden
heid met een stem, doordringend als een
valsche dwarsfluit.
Lévesque stond te wachten.
Kom, zeide hij, we moeten de zaak in
orde maken. Martin liet zijn vrouw los en
l toen hij z'ii beide dochters aanzag zeide de
' i i
j moeder tot hen :
Zoen je vader ten minste.
j Zij kwamen dadelijk tot hem, zonder aan
doening in de oogen, verwonderd en ietwat
! angstig. Hij kuste de een ria de ander op
de beide wangen, met een plompen boerschen
zoen.
Toen het kleine kind den onbekende zag
naderen, stootte het zulke doordringende
kreten uit, dat het scheen alsof het er in
blijven zou.
De twee mannen gingen heen.
Toen ze voorbij het Cafédu Commerce
gingen, vroeg Lévesque:
Als we d'r eens 'n slokje op zetten ?
-Xoii; ik wil wel, verklaarde Martin.
Zij traden binnen en zette» zich in de
j nog ledige gelagkamer neder. Lévesque riep :
Hé! Chicot, twee borrels, van de goeïe ;
hier is Martin die teruggekomen is, Martin
van me vrouw je weet wel, Martin van de
twee Zusters" die naar den kelder is.
En de waard, dikbuikig, volbloedig en
opgeblazen van vet, kwam aansloffen met
drie glazen in do eene en een karaf in de
andere hand en vroeg op kal men toon:
God! ben jij daar, Martin?
Martin antwoordde:
Daar ben 'k ! ...
't
H. A. R.