Historisch Archief 1877-1940
No. 765
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
thans het dringend verzoek aan den heer Van
der Linden, sommige eerste violisten te verzoeken
de zenuwen van de toehoorders wat meer te ont
zien. Het vele vibreeren, glisseeren en toon
trekken (o. a. in het voorspel van de 4e acte van
de Traviata) bracht mij geheel van streek.
Ten slotte maak ik nog melding van eene oefe
ningsvoordracht van leerlingen van het Conserva
torium alhier.
Eenige malen in het jaar hebben de meerge
vorderde leerlingen door het ten gehoore brengen
van solovoordrachten, werken voor kamermuziek,
en door het begeleiden van solisten gelegenheid
van hunne vorderingen getuigenis af te leggen en
tevens reeds de noodige vrijmoedigheid voor het
optreden in het openbaar te verkrijgen.
Deze audities hebben echter nog een ander
voordeel.
Allen die belangstellen in het streven van deze
kunstinstelling kunnen zich daardoor een denk
beeld vormen van de wijze -waarop de directeur
en de leeraren hun gewichtige en edele taak
opvatten.
Twee séarces die ik bijwoonde, gevoegd bij het
geen ik reeds gelegenheid had op te merken wat
betreit de richting en de leerwijze op deze in
richting hebben mij de overtuiging geschonken,
dat de opleiding aan dit Conservatorium eene zeer
artistieke ie, d. w. z. dat men er naar streeft de
leerlingen zoo veelzijdig mogelijk te ontwikkelen,
door niet uitsluitend solisten, doch in de eerste
plaats kunstenaars te vormen.
Dat er aan werken voor ensemble-muziek een
goede plaats op die oefeningen wordt ingeruimd,
is van groot belang. Aangenaam is het, te hooren
op weike degelijke wijze die, evenals de soli, ver
tolkt worden, terwijl de soli tevens op voortref
felijke wijze geaccompagneerd worden.
Met een krachtige opwekking, om deze inrich
ting, die in de weinige jaren van haar bestaan
reeds zeer veel nut heeft gesticht, te steunen,
besluit ik dit verslag.
VAN MILLIGEN.'
VINCENT VAN GOGH.
Bij de firma Frans Buffa zijn op het oogenblik
eenige schilderijen te zien van Vincent van Gogb,
en in atwachting van een tentoonstelling van het
compleete werk van dien vreemden zoeker, dien
oer artiest, een tentoonstelling die naar ik
verneem door de Haagsche kunst&ring zal worden
in orde gebracht; wenschte ik nu reeds over deze
thans bij de firma Buffa geëxposeerde schilderijen,
in het kort iets aan te teekenen.
Daar zijn twee gevaarlijke klippen waarop ons
juist-oordeel over Vincent van Goghs kunst kan
stranden, en die gevaarlijke klippen zijn ge
maakt Joor de vele schrijvers die hua appreciatie
voor zijn kunst te veel in verband hebben ge
bracht met den persoon van Gogh, zijn fanatieken
geest en zijn konsekwent optreden.
Hierdoor is de kunst van van Gogh door hen
geworden de illustratie vau zijn droevig
levensdrama, een drama voor velen hoogst sympathiek
om de onbedorvenheid en reuzengroote toewijding
van den held; maar ook door talrijken gehouden
voor de ook voor leeken begrijpelijke diagnose
van een zielsziekte.
Bij velen is alzoo de appreciatie voor van Gogbs
werk niet vertrouwbaar, wijl die bewondering niet
van zuiver kritiesch-artistieke aard is, maar ook
vele anderen komen niet onbevangen voor dit
werk te staan, omdat zij alles wat er hun vreemd
in treft verklaren, door het de uiting van een ziels
zieken artiest te wanen.
Laat een ieder die van Goghs kunst wil leeren
kennen eens de thans geëxposeerde schilderijen
gaan zien, en voor dat oogenblik al de verhalen
vergeten, die over den artiest in omloop zijn,
laat hij stil gaan zien, met den sterken wil om
juist, zuiver fel-juist de aandoeningen door die
kunst verwekt te analyseeren; en dan zal men
merken, dat de rauwheid van schildering die in
het eerst ontstelt, niet anders is dan de sterke
wil tot kantige felle expressie; dat al de
barschheid van kleur en stroef energieke factuur het
gevolg is van het feit dat van Gogh zoo oneindig
meer wilde dan hij vermogt te geven, en niet de
conventioneele kennis en de gewetenloosheid had
om daarna het hoogst-gewilde maar gedeeltelijk
verkregene, tot een uitgestrekte liefheid te ver
zachten.
Maar laat een ieder vooral opmerken dat dit
werk gemaakt is met liefde, geen teedere liefde
gedrenkt in zachte weelde-hist voor verfijnde
stillief zachte aandoeningen, maar een liefde voort
gekomen uit een primitieve menschennatuur zon
der wekelijke of erudiete verfijning.
En zooals een kind verrukt wordt door felle
kleur, en de kern expressie begeerd om zijn voile
kindcti'antazie te raken, zoo heeft deze
kimlartiest zijn kort leven doorleefd met de zelfde
verrukking om te geven de essentie van kleur en
expressie. Zoo staat de uiting van van Gogh tot
die vaa de meeste groote artiesten, als het on
bevangen oordeel van een intelligent energiek
kind, tot het gewikt en gewogen oordeel van een
werelilsc-L, zich zelf bewust, zich nooit verspre
kend diplomaat.
Ja, vergelijk van Gogh bij een kind; hij was
zijn emotie niet den baas, hij kon met haar niet
omspringen, om er iu schijn meer van te maken
dan zij in werkelijkheid was, hij uitte haar spon
taan zonder haar te kunnen cxploiteeren, hij was
soms bar leelijk, maar in zijn beste uitingen
heeft hij mooie kunst gegeven.
En 't is misschien ook omdat ik meer van kin
deren houd .dan van meiischen, dat de uiting van
van Gogh bij mij iets heeft geraakt, dat het werk
van do grootste artiesten vau thans, ondanks mijn
vollere en hoogere bewondering, mij nog niet
heeft kunnen geven.
WlLLKll IHJ T'>UR.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
Verleden Dinsdag is in do Kalvcrstraat het
nieuwe huis van de firma van Wisselingh en Co.
geopend. Uit een te vluchtig bezoek bleek het
ons, dat er heel wat moois te zien valt van groote
verteloidenheid, ofschoon alles kunst vau goeden
huize is.
Van de Hollanders is er veel. Een groote schets
van Jacob Maria, een Molen met, sneeuw; van
Breitner, de Trompettende gele rijders, die veel
gewonnen hebben, en een Schietoefening en een
Neger van denzelfden, van Neuhuys de groote
Moeder en kind, voor het raam, en binnen een
nog mooiere: In zorgen. Een visscher van Artz,
de mooiste Artz dien ik ken. Van Thijs Maris een
landschapje, twee specimens van Israëls en een
Bloramercje. Een wei met koefjes van Mauve, een
heel mooie Koeistudie van Willem Maris. Een
at hilderijtje en een sterke, blonde teekening van
Bosboom. Violen, en een mooie landschapstudie
van Gabriël. Een goede Mesdag. Een groote
aquarel van Van der Maarel. Een schilderijtje en
een teekening van Bauer, een Mevrouw Mesdag,
een stilleven van Verster en vruchten van Onnes.
Fransche kunst vindt men er : van Vollon een
proot, voornaam stilleven, een Strand en Visscher.
Een mooi Boschgezicht van Courbet. een klein
figuurschilderij van Corot, en een strandje van
Daubigny, een fraai landschap van Monticelli en
een aantrekkelijke studie van den ouden De Groux.
Engelschen nog een Muhrmann. een delicieuse
Peppercorn eri etsen van Whistler.
En dat alles aangemeld met Japansche snuis
terijen en meer dingen van smaak.
De localiteit is klein, maar niet zonder inti
miteit.
Het schilderij van Derkinderen dat deze week
in den Haag is geèxpozeerd, doet er. in Pulchri,
beter dan te Amsterdam. De entourage van de
zaal is geschikter dan in het Panorama.
Er zullen waarschijnlijk geen fotografieën naar
het werk in den handel worden gebracht, maar
in Eigen Haard komen reproducties naar frag
menten.
Bij Mouton & Co., in den Haag verschijnt bin
nenkort een album van twaalf etsen door A. L.
Koster: De trekvaart tusschen den Haag en Delft".
Bij Knoeder en Co. te New-York is onlangs een
boekje verschenen: Modern JKtchers, short
biographical sketches of the learting etchers of the
present day. Het is een kurieus prul. niet geheel
onvermakelijk. De heer Dake b. v , die er in
genoemd wordt, moet zich, naar ik mij voorstel
geamuzeerd hebben, als hij van zichzelf deze
verdiensten heeft opgesomd gevonden:
Hij heeft een aantal medailles verworven op
tentoonstellingen in Amsterdam, waar hij de meeste
van zijn belangrijke platen liet zien, terwijl hij
bijna altijd naar vreemde exposities zijne onbe
langrijke zond." (!)
Hij is stemhebbend lid van Arti te Amsterdam,
en was tien jaar geleden pensionnaire van den
Koning enz."
Thijs Maris wordt in het boekje niet genoemd,
gemakshalve zeker.
In de Ruo Lepelletier te Parijs is door een
kunstkooper een winkel geopend, met het opschrift:
Peintres Impressionistes et Symbolisten. On achète
les impressionistes et regarde les symbolistes avee
inteiêt."
Het zou maar jammer zijn als dit een kwade
concurrentie werd voor den ouden Tangny in de
Rue Cloyzel, die zijn heele leven met die artistes
maudits heeft meegesukkeld.
De Sociétédes Artistes Indépendants te Parijs
zal den lOrlen Maart in het Pavillon de la Ville
de Paris hare jaarlijksche expositie openen.
Do vereeniging De Dageraad zond dezer dagen
een boekdeeltje in het licht Ter gedachtenis
aan Multatuli" en voegde daarbij een onuitge
geven portret van Dekker, dat onzinnig is van
harkerigo pietluttigheid en ongelooflijk van
sufheid. Het is te hopen dat het in den dag zenden
van deze beeltenis op eene vergissing berust, en
de dageraadsinannen in dezen niet zoozeer alle
onderscheidingsvermogen zullen missen om dit
voor passable te houden.
De sprookjes door Isoluö, die bij Elsevïer zullen
verschijnen en waarvan hier verleden week werd
gerept, zulbn, behalve door de genoemden, ook
door de Josselin de Jong en Steenwijk worden
geïllustreerd.
V.
NAÏVETEIT VAX ROTTERDAMSCIIE
KUXSTVIUEXDEN.
De hoeren mr. W". II. sMacob en Hendrik Veder
hebüen als bestuurders der Academie van IJeeldcnde
Kunsten en Technische Wetenschappen, te Rot
terdam, wederom blijk gegeven van hunne en
laten wij het noemen: ongeloofelijke naïveteit!
/ij hebben dat gedaan in het verslag, dat zij
dezer dagen zonden aan de contribuanten van
het onder hun beheer staand fonds tot aankoop
van schilderijen voor het Museuia Boymans.
Na alloop der tentoonstelling van 188-S. waarop
zij de a's weeskinderen nitgedoschte freuieijes
van Thórèso Schwartze kochten, was er aan 't
eind van 't jaar in kas / .'iO!W.i)l ; aan 't eii-d
van 1889 meer f'\211.W.: aan 't eind vau 18!IO
meer /' lïi-'.ül. Er was dus l Jan. lü'tl in kas
/'ólilü77. en toon de. tentoonstelling begon, zeker
nog f l()(j() meer, daar de contributies over l.Sül
vóór de opening der tentoonstelling \venien geïnd.
De heeren kochten op de tentoonstelling een
iraai schilderstuk van Albert Xenhnvs, dat
/' '2400 was geprijsd, en een stukje van David Bles,
waarvoor hij. volgens de prijslijst. / 2800 diirt'ie
vragen, dus wat meer dan de schilderijen uit zijn
besten tijd op ruilingen opbrengen. Waarschijnlijk
hield bij rekening niet de gewoonte, dat koopcrs
op tentoonstellingen t-ón derde: afdingen van den
gestelden prijs. Of do heeren bestuurders die ge
woonte hebben gevolgd; weiken prijs zij voor die
twee sciiiidernen hebben bestee-d dat vernemen
ele coütnbi.utnten niet. Volgens da boeren bestuur
ders gaat bun dit niet aan. De burger heelt te
betalen en daarmee- uit. Of bet gerneentebotiiür
verneemt wat er geschiedt mot de /' Ifjoo, weike
in drie jaren tijds uit de kas der gemeente wordt
bijgedragen 'l Wie zal bet zeggen.
DU vorige burgemeester, de heer Meines/5, en
Je heer C. E. Vinilv. toen nog lid tier commissie
voor het Museum-Boymans, verklaarden in de
gemeenteraadszitting van 9 Oct. j l', dat vele par
ticulieren hunne vrijwillige bijdragen aan het
fonds tot aankoop zouden onttrekken, indien het
gemeentebestuur of de commissie voor het
Museum-Boymans de aankoopen op de tentoon
stelling ging doen. Het is te hopen dat die heeren
kennis nemen zullen van het door de bestuurders
van het fonds uitgebracht rapport. Dit rapport is,
gelijk gewoonlijk, n jammerkreet. In 1887 had
den de bestuurders alle krachten ingespannen om
leden te werven, en werkelijk was het hun gelukt
om wat contribuanten te winnen. In 1888 be
dankten er echter 16, in 1889 15, in 1890 9, en
in die drie jaren werden er slechts 2 lid. Het
totaalcijfer der particuliere bijdragen bedroeg in
1887 f 708.50 en in 1890 ?594.50, slechts / 94.50
meer dan de subsidie der gemeente !
En welke gevolgtrekking maken nu heeren be
stuurders uit deze feiten ? Rijst bij hen eenige
twijfel, of de kunstlievende Rotterdammers zich
niet meer nederleggen bij hunne gewoonte, om
geene verantwoording te doen van de wijze waarop
zij de gelden besteden ? Rijst bij hen eenige twijfel,
of de kunstlievende Rotterdammers zich niet meer
neerleggen bij hunne aankoopen? Komt bij hen
eenige twijfel op, of zij wel de bevoegde personen
zijn tot het doen van die aankoopen, en, indien
zij dit ooit geweest zijn, of zij daarvoor nu nog
kunnen gelden?
Op de tentoonstelling van 1891 ontbraken Israëls,
de twee Marissen, Bisschop, de geheele jongere
Amsterdamsche school. Waarschijnlijk hadden die
kunstenaars er genoeg van, dat hunne inzendingen
te Rotterdam meestal slecht geplaatst werden;
terwijl banale stukken, gekleurde prenten, schil
derijen valsch van kleur en zonder artistiek ge
halte, als van de heeren Veder, Schipperus, enz.
daarentegen eene goede plaats ontvingen. Hoe dit
zij, deze elemonstratie van onze eerste artisten
schokte het naief zelfvertrouwen der bestuurders
niet. En hoe zou het bedanken van een veertig
contribuanten in drie jaren dit dan vermogen ?
Neen, zij doen een beroep op hen die nog
contribueeren, om hun vrienden en bekenden op te
wekken ook lid van het fonds te worden, en zoo
doende de beoefeiiing der schoone schilderkunst"
te steunen!
Kapitaal naief niet waar?
REXAX's FEUILLES DETACHÉES.
Renan heeft, als vervolg op zijn Souren'rs
d'Enl'anee et de jeunesse, bij Calmann Lévy een
nieuw werk doen verschijnen, Ftuilles Détaehées,
waarvan de voorrede weer een van die kostbare
stukjes stijl vormt, gemengd van geest, poëzie,
breede opvatting, scepticisme, flii-de-sièclisme en
ouderwetsche philosophie, zooais wonderbare
meni>chen als Renan en Alexandre Dumas fils kunnen
geven en durven geven. Sedert La vie de Jé*us
is Renau te Rome wel in den ban gedaan; voor
een deel van hetgeen in deze préfdce staat
konden de Dortsche Synode en zelfs de Vrije
Gemeente hem wellicht evenzoo behandelen ; alleen
zou deze laatste er de Iloratiaanscue gemoede
lijkheid en het vergenoegd ii:zicht in het
welbeI stede leven zeker van waardeeren.
i Renan begint met het ontstaan van het boek,
een gesprek met den nu overleden uitgever, iu
berinnering te brengen, en dezen een vaarwel
toe te roepen; dan verdedigt hij zich over het
afwisselen van zijn ernstiger werken met kleinig
heden.
Ik verwijt mij dikwijls, dat ik op een leeftijd,
waarop ik mij alleen behoorde bezig te houden
met eeuwige waarheden, een deel vau de mij
toegetelde dagen besteed met het opteekenen van
gedachten, welke velen beuzelachtig zullen noemen.
Hetgeen mijn schuld een weinig vermindert, is.
dat ik mij aan dat werk eerst heb overgegeven.
nadat ik den ernstigen arbeid van mijn ouden dag.
de Histoire du pcuple d'Israël, had voltooid. Vele
lezers hebben mij wel vriendschappelijk willen
aanzeggen, dat ik alle episodiek werk moest laten
rusten, tot ik dit boek, waarmede de Histoire
des Oriyines du Clirmtianiume voltooid was, zou
gereed hebben. Ik heb hun raad gevolgd. De
Histuire du pevple d'ltnici. tot de verschijning
van het Christendom is gereed.
Ik zal nog veel tijd noodig hebben om er de
proeven van te corrigeeren; maar het werk is
af. Als ik morgen kwam te overlijden, zou het
boek, met behulp van een goed corrector, kun
nen verschijnen. De brugboog, dien ik nog rnocst
aanbrengen tusschen het jodendom en het chris
tendom, is gegrondvest. In Lu cie dn Ji'mut heb
ik beproefd, den ruajestueuzeu wasdom vau den
galileïchcn boom aan te toonen, van den
wortelrand tot aan den top, waarin de vogelen des
hemels hun lied zingen. In bet deel dat ik den
vorigen zomer voltooid!1, meen ik den onder
grond, waarin de wortels van het christendom
zich vertakten , te doen kennen ; zoo is
dan mijn voornaamste plicht volbracht. In de
Académie des Inscripüons et Helles-Lettres loopt
bet werk over de Rabbijnen ook ten einde; het
Cor^niA D^cr/ptioi/uni *cun/icanun is in nitsteke>ndf
handen. Dit alles geeft mij ecu groote inwendige
voldoening, en 'Ui; hoeft mij doen me/enen, dat ik,
na aldus liijua al mijn schulden beta'-iH te
hebbe.M. mij wel een beetje genot kon gunnen, en
zonder gewetensbezwaren, mij overgeven aan de
vreugde, deze dikwijls hoe l lichte blaadjes
bijeen te ;>\rcn. Mijn tijd is zoo vriendelijk voor
mij geweest, en heeft mij zooveel gebreken ver- ]
geven, dat ik ook ditmaal op zijn toegevendheid l
hoop." ]
((mier do stukken komt ook voor Renan's j
fxamen de roiwienciV ecu soort van philosophi- |
sche balans, in 1888 opgemaakt. Ik heb sedert j
dien tijd mijn wijze van het heelal te beschou
wen liiet veel gewijzigd. l!oo langer hoe meer
geloof ik, dat wij heel weinig weten omtrent het
geen wij liet liefst zouden weten. p het btuk
van wijsbegeerte moet men rekenen op de
oneïu.ïigo goedheid, en xich bewaren voor ijdelen
ijver. Mcu wint er niets bij. of men bet di- waar
heid lastig maakt, baar lederen dag uiliioort. Do
waarheid is iloot', en koel; ons vuur laat hair
koud. JJie acuc ]'liil<i.w)il'ie, . . . dia neittrc
l'htlono/>h:f. .. . i/u; neinnte TlnliMipltic, . , . mijn hemel
wat ligt' er een i.aitfs hl dat opbieden. Waarom
zoo elkaar den voortred in het dwalen te betwis
ten ? Laat ons leeren wachten; misschien is er
aan het eind niets, of, wie weet of de waarheid
niet iets heel tieurigs is. Waarom dan zoo'a
haast te hebben om haar te leeren kennen ?"
Renan ziet met eenig medelijden de jeugd, die
door het voorrecht van haar leeftijd zooveel reden
heeft om opgeruimd te zijn," zich zooveel moeite
geven voor het onbekende. Laat hen liever alle
andere dingen werken dan juist in de duistere wijs
begeerte: Al zien wij niets in de metapbysica,
wat een ontdekkingen beloven ons daarentegen
de natuurkunde, de chemie, de astronomie, de
historie!... Wat een dingen zult ge over een
veertig of vijftig jaar weten, die ik nooit weten
zal? Wat een vraagstukken zult ge opgelost
zien. Wat zal de ontwikkeling zijn van de kie
men die in de hersens van keizer Wilhelm II
liggen? Wat zal er uit het conflict der
Europeesche nationaliteiten voorkomen? Welke wen
ding zullen de sociale vraagstukken nemen? Zal
er iets voortkomen uit de eigenlijk gezegde socia
listische beweging? Wat moet in den eerst en tijd
het lot van het Pausdom zijn ? Helaas... ik zal
dood gaan voordat ik daar iets van gezien heb,
behalve bij gissing ... en gij zult al die raadselen
als gebeurde feiten aanschouwen. Men beweert
dat er in den Libanon oude Arabische testamenten
bestaan, waarbij de doode als voorwaarde aan zijn
donatiën toevoegt, dat men hem in zijn graf zal
komen waarschuwen, als de Franschen het land
ingenomen hebben. Ik denk som», dat er menig
nieuwtje zou zijn, dat, in het graf vluchtig in mijn
oor gefluisterd, mij wel zoo zou kunnen doen op
springen, dat ik er van ontwaakte. Maar ik heb
zoo dikwijls in den Bijbel gelezen, dat men in de
diepte van den Scheol niets weet van al wat er
op aarde gebeurt, dat men er niets hoort en er
zich niets herinnert.. . Neen, ik zal geen enkele
clausule van dien aard onder aan mijn testament
zetten!"
Renan voorziet, dat het bestaan der wereld
nog voor een heelen tijd verzekerd is, en ook
Frankrijk, in zijn onbezonnen kometenloopbaan"
zich er nog beter uit zal redden, dan velen ver
wachten. Men zal in de eerste duizend jaren
wel iets nieuws vinden om te voorzien in de uitput
ting der steenkool en de vermindering der deugd."
Toch zullen er ook slechte dagen te doorworste
len zijn, maar ook weer, de eeuwige werken
zullen vervuld worden, zonder dat de bron der
levende krachten, die telkens weer naar boven.
komen, ooit wordt uitgeput." Ook de weten
schap zal voortgaan met ons te verbazen door
bare onthullingen, die de oneindigheid van tijd en
ruimte in de plaats zullen stellen voor een klein
geestig scheppingsverhaal, dat zelfs de verbeel
ding van een kind niet meer bevredigt."
***
Is dan de behoefte aan een eeuwig bewust
zijn die ons kwelt, niets dan eene illusie?"
Renan zou het niet durven bevestigen, maar ont
kennen wil hij het ook niet. Als God volledig is,
zal hij zeker rechtvaardig zijn," maar voor het
oogenblik is er een zekere verdienste in, aaneen
rechtvaardig God te blijven gelooven. e schijn
is tegen hem. Als de deugd een goede geldbe
legging was voor de mannen van zaken, zouden
deze, die scherpzinnig zijn, het al lang hebben
gemerkt; zij zouden allen deugdzaam zijn." En
dat zijn ze niet.
Xiets bewijst ons, rlat er in de wereld een
centraal bewustzijn bestaat, eene ziel van het
heelal ; maar niets ook bewijst het tegenoverge
stelde. Wij merken in het heelal geen eoke)
teeken van gewilde, overdachte handeling op. Hel
is zeker, dat er sedert duizenden eeuwen zuil
een handeling niet geweest is. Maar weer: dui
zenden eeuwen zijn niets in het heelal.
Wat wij lang noemen is zeer kort met betrek
king tot een andere lengtemaat. Als de che
micus een proef heeft in orde gebracht, die eer
jaar moet duren, raakt hij ook een jaar lang nie
aan zijn toestellen. Al wat er binnen in de retor
ten gebeurt, wordt dan geregeld door dewetvai
volkomen onbewustheid; en toch bt-let dat niet
dat bij het begin van de proef een wil dat alle
geregeld heeft, en aan het eind die wil ook za
optreden. Millioenen mikroben hebben
intussche.-in den toestel kunnen ontstaan. Als die mikrobe
een voldoende intillegentie hadden, zouden z
er toe kunnen komen, te zeggon: Deze werel
wordt door geen enkelen bijzon deren wil b<
heerscht. Zij zouden dan gelijk hebben, zoove
de korte periode van hun beschouwing beiro
maar omtrent het ensemble van het groote hee
al zouden zij zich toch vergissen."
Eenigszins bruusk is dan de overgang tot h'
volgende:
Hetgeen wij eeuwigheid noemen, is misschie
een minuut tusschen twee wonderwerken. \A
weten niet," dat is het eenigo duidelijke d:
men kan zeggen omtrent alles wat achter h
zichtbare is. Laat ons niets ontkennen, la
ons niets beweren, laat ons hopen. Laat o
bij de lijkstaatsie een plaats openhouden vo
muziek en wierook. Ken onmetelijke moree
achteruitgang, en misschien ook een intelle
tueole, zou volgen op het verdwijnen van d.
godsdienst. Wij kunnen het zonder godsdier
stellen, omdat anderen nog wat over hebben, vo
ons mee. '/.\j die niet gelooven worden moes
sleept door de min oi' meer geloovige mass
maar op den dag, dat de massa geen veerkrae
meer bad, zouden de dapperen zelfs maar slap,
meer stormloopen. Men zal veel minder uit e
jnen^chdom kunr.cn halen, dat niet meer gelo
aan de onsterfelijkheid dor ziel, dan uit een j
iouvig mensehdom. De mensch heeft meer waa;
in evenredigheid van het godsdienstig gevoel.dat
uit zijn jiüig'l meebracht; dit doorgeurt zijn
hcele leven. Godsdienstige menschen leven van f
schaduw, wij leven van de schaduw van
schaduw; waarvan zal men leven na ons?
Twisten wij niet over de dosis, en evenmin o
de formule van den godsdienst; maar ontkom
Mij hem niet. Hechten wij aan de categorie ?
bet onbekende; aan de mogelijkheid, iets te dr
men. De val, de onvermijdelijke val van de
wuste geopenbaarde godsdiensten, moot niet
verdwijnen van bet godsdienstig gevoel meebr
gen. ilet christendom beeft ons to kieskeurig
maakt, te vceleischer.d ; wij willen nu den h
en niets minder, en tekuur ; waarom oi;s niet