De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 21 februari pagina 3

21 februari 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 765 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. thans het dringend verzoek aan den heer Van der Linden, sommige eerste violisten te verzoeken de zenuwen van de toehoorders wat meer te ont zien. Het vele vibreeren, glisseeren en toon trekken (o. a. in het voorspel van de 4e acte van de Traviata) bracht mij geheel van streek. Ten slotte maak ik nog melding van eene oefe ningsvoordracht van leerlingen van het Conserva torium alhier. Eenige malen in het jaar hebben de meerge vorderde leerlingen door het ten gehoore brengen van solovoordrachten, werken voor kamermuziek, en door het begeleiden van solisten gelegenheid van hunne vorderingen getuigenis af te leggen en tevens reeds de noodige vrijmoedigheid voor het optreden in het openbaar te verkrijgen. Deze audities hebben echter nog een ander voordeel. Allen die belangstellen in het streven van deze kunstinstelling kunnen zich daardoor een denk beeld vormen van de wijze -waarop de directeur en de leeraren hun gewichtige en edele taak opvatten. Twee séarces die ik bijwoonde, gevoegd bij het geen ik reeds gelegenheid had op te merken wat betreit de richting en de leerwijze op deze in richting hebben mij de overtuiging geschonken, dat de opleiding aan dit Conservatorium eene zeer artistieke ie, d. w. z. dat men er naar streeft de leerlingen zoo veelzijdig mogelijk te ontwikkelen, door niet uitsluitend solisten, doch in de eerste plaats kunstenaars te vormen. Dat er aan werken voor ensemble-muziek een goede plaats op die oefeningen wordt ingeruimd, is van groot belang. Aangenaam is het, te hooren op weike degelijke wijze die, evenals de soli, ver tolkt worden, terwijl de soli tevens op voortref felijke wijze geaccompagneerd worden. Met een krachtige opwekking, om deze inrich ting, die in de weinige jaren van haar bestaan reeds zeer veel nut heeft gesticht, te steunen, besluit ik dit verslag. VAN MILLIGEN.' VINCENT VAN GOGH. Bij de firma Frans Buffa zijn op het oogenblik eenige schilderijen te zien van Vincent van Gogb, en in atwachting van een tentoonstelling van het compleete werk van dien vreemden zoeker, dien oer artiest, een tentoonstelling die naar ik verneem door de Haagsche kunst&ring zal worden in orde gebracht; wenschte ik nu reeds over deze thans bij de firma Buffa geëxposeerde schilderijen, in het kort iets aan te teekenen. Daar zijn twee gevaarlijke klippen waarop ons juist-oordeel over Vincent van Goghs kunst kan stranden, en die gevaarlijke klippen zijn ge maakt Joor de vele schrijvers die hua appreciatie voor zijn kunst te veel in verband hebben ge bracht met den persoon van Gogh, zijn fanatieken geest en zijn konsekwent optreden. Hierdoor is de kunst van van Gogh door hen geworden de illustratie vau zijn droevig levensdrama, een drama voor velen hoogst sympathiek om de onbedorvenheid en reuzengroote toewijding van den held; maar ook door talrijken gehouden voor de ook voor leeken begrijpelijke diagnose van een zielsziekte. Bij velen is alzoo de appreciatie voor van Gogbs werk niet vertrouwbaar, wijl die bewondering niet van zuiver kritiesch-artistieke aard is, maar ook vele anderen komen niet onbevangen voor dit werk te staan, omdat zij alles wat er hun vreemd in treft verklaren, door het de uiting van een ziels zieken artiest te wanen. Laat een ieder die van Goghs kunst wil leeren kennen eens de thans geëxposeerde schilderijen gaan zien, en voor dat oogenblik al de verhalen vergeten, die over den artiest in omloop zijn, laat hij stil gaan zien, met den sterken wil om juist, zuiver fel-juist de aandoeningen door die kunst verwekt te analyseeren; en dan zal men merken, dat de rauwheid van schildering die in het eerst ontstelt, niet anders is dan de sterke wil tot kantige felle expressie; dat al de barschheid van kleur en stroef energieke factuur het gevolg is van het feit dat van Gogh zoo oneindig meer wilde dan hij vermogt te geven, en niet de conventioneele kennis en de gewetenloosheid had om daarna het hoogst-gewilde maar gedeeltelijk verkregene, tot een uitgestrekte liefheid te ver zachten. Maar laat een ieder vooral opmerken dat dit werk gemaakt is met liefde, geen teedere liefde gedrenkt in zachte weelde-hist voor verfijnde stillief zachte aandoeningen, maar een liefde voort gekomen uit een primitieve menschennatuur zon der wekelijke of erudiete verfijning. En zooals een kind verrukt wordt door felle kleur, en de kern expressie begeerd om zijn voile kindcti'antazie te raken, zoo heeft deze kimlartiest zijn kort leven doorleefd met de zelfde verrukking om te geven de essentie van kleur en expressie. Zoo staat de uiting van van Gogh tot die vaa de meeste groote artiesten, als het on bevangen oordeel van een intelligent energiek kind, tot het gewikt en gewogen oordeel van een werelilsc-L, zich zelf bewust, zich nooit verspre kend diplomaat. Ja, vergelijk van Gogh bij een kind; hij was zijn emotie niet den baas, hij kon met haar niet omspringen, om er iu schijn meer van te maken dan zij in werkelijkheid was, hij uitte haar spon taan zonder haar te kunnen cxploiteeren, hij was soms bar leelijk, maar in zijn beste uitingen heeft hij mooie kunst gegeven. En 't is misschien ook omdat ik meer van kin deren houd .dan van meiischen, dat de uiting van van Gogh bij mij iets heeft geraakt, dat het werk van do grootste artiesten vau thans, ondanks mijn vollere en hoogere bewondering, mij nog niet heeft kunnen geven. WlLLKll IHJ T'>UR. AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST. Verleden Dinsdag is in do Kalvcrstraat het nieuwe huis van de firma van Wisselingh en Co. geopend. Uit een te vluchtig bezoek bleek het ons, dat er heel wat moois te zien valt van groote verteloidenheid, ofschoon alles kunst vau goeden huize is. Van de Hollanders is er veel. Een groote schets van Jacob Maria, een Molen met, sneeuw; van Breitner, de Trompettende gele rijders, die veel gewonnen hebben, en een Schietoefening en een Neger van denzelfden, van Neuhuys de groote Moeder en kind, voor het raam, en binnen een nog mooiere: In zorgen. Een visscher van Artz, de mooiste Artz dien ik ken. Van Thijs Maris een landschapje, twee specimens van Israëls en een Bloramercje. Een wei met koefjes van Mauve, een heel mooie Koeistudie van Willem Maris. Een at hilderijtje en een sterke, blonde teekening van Bosboom. Violen, en een mooie landschapstudie van Gabriël. Een goede Mesdag. Een groote aquarel van Van der Maarel. Een schilderijtje en een teekening van Bauer, een Mevrouw Mesdag, een stilleven van Verster en vruchten van Onnes. Fransche kunst vindt men er : van Vollon een proot, voornaam stilleven, een Strand en Visscher. Een mooi Boschgezicht van Courbet. een klein figuurschilderij van Corot, en een strandje van Daubigny, een fraai landschap van Monticelli en een aantrekkelijke studie van den ouden De Groux. Engelschen nog een Muhrmann. een delicieuse Peppercorn eri etsen van Whistler. En dat alles aangemeld met Japansche snuis terijen en meer dingen van smaak. De localiteit is klein, maar niet zonder inti miteit. Het schilderij van Derkinderen dat deze week in den Haag is geèxpozeerd, doet er. in Pulchri, beter dan te Amsterdam. De entourage van de zaal is geschikter dan in het Panorama. Er zullen waarschijnlijk geen fotografieën naar het werk in den handel worden gebracht, maar in Eigen Haard komen reproducties naar frag menten. Bij Mouton & Co., in den Haag verschijnt bin nenkort een album van twaalf etsen door A. L. Koster: De trekvaart tusschen den Haag en Delft". Bij Knoeder en Co. te New-York is onlangs een boekje verschenen: Modern JKtchers, short biographical sketches of the learting etchers of the present day. Het is een kurieus prul. niet geheel onvermakelijk. De heer Dake b. v , die er in genoemd wordt, moet zich, naar ik mij voorstel geamuzeerd hebben, als hij van zichzelf deze verdiensten heeft opgesomd gevonden: Hij heeft een aantal medailles verworven op tentoonstellingen in Amsterdam, waar hij de meeste van zijn belangrijke platen liet zien, terwijl hij bijna altijd naar vreemde exposities zijne onbe langrijke zond." (!) Hij is stemhebbend lid van Arti te Amsterdam, en was tien jaar geleden pensionnaire van den Koning enz." Thijs Maris wordt in het boekje niet genoemd, gemakshalve zeker. In de Ruo Lepelletier te Parijs is door een kunstkooper een winkel geopend, met het opschrift: Peintres Impressionistes et Symbolisten. On achète les impressionistes et regarde les symbolistes avee inteiêt." Het zou maar jammer zijn als dit een kwade concurrentie werd voor den ouden Tangny in de Rue Cloyzel, die zijn heele leven met die artistes maudits heeft meegesukkeld. De Sociétédes Artistes Indépendants te Parijs zal den lOrlen Maart in het Pavillon de la Ville de Paris hare jaarlijksche expositie openen. Do vereeniging De Dageraad zond dezer dagen een boekdeeltje in het licht Ter gedachtenis aan Multatuli" en voegde daarbij een onuitge geven portret van Dekker, dat onzinnig is van harkerigo pietluttigheid en ongelooflijk van sufheid. Het is te hopen dat het in den dag zenden van deze beeltenis op eene vergissing berust, en de dageraadsinannen in dezen niet zoozeer alle onderscheidingsvermogen zullen missen om dit voor passable te houden. De sprookjes door Isoluö, die bij Elsevïer zullen verschijnen en waarvan hier verleden week werd gerept, zulbn, behalve door de genoemden, ook door de Josselin de Jong en Steenwijk worden geïllustreerd. V. NAÏVETEIT VAX ROTTERDAMSCIIE KUXSTVIUEXDEN. De hoeren mr. W". II. sMacob en Hendrik Veder hebüen als bestuurders der Academie van IJeeldcnde Kunsten en Technische Wetenschappen, te Rot terdam, wederom blijk gegeven van hunne en laten wij het noemen: ongeloofelijke naïveteit! /ij hebben dat gedaan in het verslag, dat zij dezer dagen zonden aan de contribuanten van het onder hun beheer staand fonds tot aankoop van schilderijen voor het Museuia Boymans. Na alloop der tentoonstelling van 188-S. waarop zij de a's weeskinderen nitgedoschte freuieijes van Thórèso Schwartze kochten, was er aan 't eind van 't jaar in kas / .'iO!W.i)l ; aan 't eii-d van 1889 meer f'\211.W.: aan 't eind vau 18!IO meer /' lïi-'.ül. Er was dus l Jan. lü'tl in kas /'ólilü77. en toon de. tentoonstelling begon, zeker nog f l()(j() meer, daar de contributies over l.Sül vóór de opening der tentoonstelling \venien geïnd. De heeren kochten op de tentoonstelling een iraai schilderstuk van Albert Xenhnvs, dat /' '2400 was geprijsd, en een stukje van David Bles, waarvoor hij. volgens de prijslijst. / 2800 diirt'ie vragen, dus wat meer dan de schilderijen uit zijn besten tijd op ruilingen opbrengen. Waarschijnlijk hield bij rekening niet de gewoonte, dat koopcrs op tentoonstellingen t-ón derde: afdingen van den gestelden prijs. Of do heeren bestuurders die ge woonte hebben gevolgd; weiken prijs zij voor die twee sciiiidernen hebben bestee-d dat vernemen ele coütnbi.utnten niet. Volgens da boeren bestuur ders gaat bun dit niet aan. De burger heelt te betalen en daarmee- uit. Of bet gerneentebotiiür verneemt wat er geschiedt mot de /' Ifjoo, weike in drie jaren tijds uit de kas der gemeente wordt bijgedragen 'l Wie zal bet zeggen. DU vorige burgemeester, de heer Meines/5, en Je heer C. E. Vinilv. toen nog lid tier commissie voor het Museum-Boymans, verklaarden in de gemeenteraadszitting van 9 Oct. j l', dat vele par ticulieren hunne vrijwillige bijdragen aan het fonds tot aankoop zouden onttrekken, indien het gemeentebestuur of de commissie voor het Museum-Boymans de aankoopen op de tentoon stelling ging doen. Het is te hopen dat die heeren kennis nemen zullen van het door de bestuurders van het fonds uitgebracht rapport. Dit rapport is, gelijk gewoonlijk, n jammerkreet. In 1887 had den de bestuurders alle krachten ingespannen om leden te werven, en werkelijk was het hun gelukt om wat contribuanten te winnen. In 1888 be dankten er echter 16, in 1889 15, in 1890 9, en in die drie jaren werden er slechts 2 lid. Het totaalcijfer der particuliere bijdragen bedroeg in 1887 f 708.50 en in 1890 ?594.50, slechts / 94.50 meer dan de subsidie der gemeente ! En welke gevolgtrekking maken nu heeren be stuurders uit deze feiten ? Rijst bij hen eenige twijfel, of de kunstlievende Rotterdammers zich niet meer nederleggen bij hunne gewoonte, om geene verantwoording te doen van de wijze waarop zij de gelden besteden ? Rijst bij hen eenige twijfel, of de kunstlievende Rotterdammers zich niet meer neerleggen bij hunne aankoopen? Komt bij hen eenige twijfel op, of zij wel de bevoegde personen zijn tot het doen van die aankoopen, en, indien zij dit ooit geweest zijn, of zij daarvoor nu nog kunnen gelden? Op de tentoonstelling van 1891 ontbraken Israëls, de twee Marissen, Bisschop, de geheele jongere Amsterdamsche school. Waarschijnlijk hadden die kunstenaars er genoeg van, dat hunne inzendingen te Rotterdam meestal slecht geplaatst werden; terwijl banale stukken, gekleurde prenten, schil derijen valsch van kleur en zonder artistiek ge halte, als van de heeren Veder, Schipperus, enz. daarentegen eene goede plaats ontvingen. Hoe dit zij, deze elemonstratie van onze eerste artisten schokte het naief zelfvertrouwen der bestuurders niet. En hoe zou het bedanken van een veertig contribuanten in drie jaren dit dan vermogen ? Neen, zij doen een beroep op hen die nog contribueeren, om hun vrienden en bekenden op te wekken ook lid van het fonds te worden, en zoo doende de beoefeiiing der schoone schilderkunst" te steunen! Kapitaal naief niet waar? REXAX's FEUILLES DETACHÉES. Renan heeft, als vervolg op zijn Souren'rs d'Enl'anee et de jeunesse, bij Calmann Lévy een nieuw werk doen verschijnen, Ftuilles Détaehées, waarvan de voorrede weer een van die kostbare stukjes stijl vormt, gemengd van geest, poëzie, breede opvatting, scepticisme, flii-de-sièclisme en ouderwetsche philosophie, zooais wonderbare meni>chen als Renan en Alexandre Dumas fils kunnen geven en durven geven. Sedert La vie de Jé*us is Renau te Rome wel in den ban gedaan; voor een deel van hetgeen in deze préfdce staat konden de Dortsche Synode en zelfs de Vrije Gemeente hem wellicht evenzoo behandelen ; alleen zou deze laatste er de Iloratiaanscue gemoede lijkheid en het vergenoegd ii:zicht in het welbeI stede leven zeker van waardeeren. i Renan begint met het ontstaan van het boek, een gesprek met den nu overleden uitgever, iu berinnering te brengen, en dezen een vaarwel toe te roepen; dan verdedigt hij zich over het afwisselen van zijn ernstiger werken met kleinig heden. Ik verwijt mij dikwijls, dat ik op een leeftijd, waarop ik mij alleen behoorde bezig te houden met eeuwige waarheden, een deel vau de mij toegetelde dagen besteed met het opteekenen van gedachten, welke velen beuzelachtig zullen noemen. Hetgeen mijn schuld een weinig vermindert, is. dat ik mij aan dat werk eerst heb overgegeven. nadat ik den ernstigen arbeid van mijn ouden dag. de Histoire du pcuple d'Israël, had voltooid. Vele lezers hebben mij wel vriendschappelijk willen aanzeggen, dat ik alle episodiek werk moest laten rusten, tot ik dit boek, waarmede de Histoire des Oriyines du Clirmtianiume voltooid was, zou gereed hebben. Ik heb hun raad gevolgd. De Histuire du pevple d'ltnici. tot de verschijning van het Christendom is gereed. Ik zal nog veel tijd noodig hebben om er de proeven van te corrigeeren; maar het werk is af. Als ik morgen kwam te overlijden, zou het boek, met behulp van een goed corrector, kun nen verschijnen. De brugboog, dien ik nog rnocst aanbrengen tusschen het jodendom en het chris tendom, is gegrondvest. In Lu cie dn Ji'mut heb ik beproefd, den ruajestueuzeu wasdom vau den galileïchcn boom aan te toonen, van den wortelrand tot aan den top, waarin de vogelen des hemels hun lied zingen. In bet deel dat ik den vorigen zomer voltooid!1, meen ik den onder grond, waarin de wortels van het christendom zich vertakten , te doen kennen ; zoo is dan mijn voornaamste plicht volbracht. In de Académie des Inscripüons et Helles-Lettres loopt bet werk over de Rabbijnen ook ten einde; het Cor^niA D^cr/ptioi/uni *cun/icanun is in nitsteke>ndf handen. Dit alles geeft mij ecu groote inwendige voldoening, en 'Ui; hoeft mij doen me/enen, dat ik, na aldus liijua al mijn schulden beta'-iH te hebbe.M. mij wel een beetje genot kon gunnen, en zonder gewetensbezwaren, mij overgeven aan de vreugde, deze dikwijls hoe l lichte blaadjes bijeen te ;>\rcn. Mijn tijd is zoo vriendelijk voor mij geweest, en heeft mij zooveel gebreken ver- ] geven, dat ik ook ditmaal op zijn toegevendheid l hoop." ] ((mier do stukken komt ook voor Renan's j fxamen de roiwienciV ecu soort van philosophi- | sche balans, in 1888 opgemaakt. Ik heb sedert j dien tijd mijn wijze van het heelal te beschou wen liiet veel gewijzigd. l!oo langer hoe meer geloof ik, dat wij heel weinig weten omtrent het geen wij liet liefst zouden weten. p het btuk van wijsbegeerte moet men rekenen op de oneïu.ïigo goedheid, en xich bewaren voor ijdelen ijver. Mcu wint er niets bij. of men bet di- waar heid lastig maakt, baar lederen dag uiliioort. Do waarheid is iloot', en koel; ons vuur laat hair koud. JJie acuc ]'liil<i.w)il'ie, . . . dia neittrc l'htlono/>h:f. .. . i/u; neinnte TlnliMipltic, . , . mijn hemel wat ligt' er een i.aitfs hl dat opbieden. Waarom zoo elkaar den voortred in het dwalen te betwis ten ? Laat ons leeren wachten; misschien is er aan het eind niets, of, wie weet of de waarheid niet iets heel tieurigs is. Waarom dan zoo'a haast te hebben om haar te leeren kennen ?" Renan ziet met eenig medelijden de jeugd, die door het voorrecht van haar leeftijd zooveel reden heeft om opgeruimd te zijn," zich zooveel moeite geven voor het onbekende. Laat hen liever alle andere dingen werken dan juist in de duistere wijs begeerte: Al zien wij niets in de metapbysica, wat een ontdekkingen beloven ons daarentegen de natuurkunde, de chemie, de astronomie, de historie!... Wat een dingen zult ge over een veertig of vijftig jaar weten, die ik nooit weten zal? Wat een vraagstukken zult ge opgelost zien. Wat zal de ontwikkeling zijn van de kie men die in de hersens van keizer Wilhelm II liggen? Wat zal er uit het conflict der Europeesche nationaliteiten voorkomen? Welke wen ding zullen de sociale vraagstukken nemen? Zal er iets voortkomen uit de eigenlijk gezegde socia listische beweging? Wat moet in den eerst en tijd het lot van het Pausdom zijn ? Helaas... ik zal dood gaan voordat ik daar iets van gezien heb, behalve bij gissing ... en gij zult al die raadselen als gebeurde feiten aanschouwen. Men beweert dat er in den Libanon oude Arabische testamenten bestaan, waarbij de doode als voorwaarde aan zijn donatiën toevoegt, dat men hem in zijn graf zal komen waarschuwen, als de Franschen het land ingenomen hebben. Ik denk som», dat er menig nieuwtje zou zijn, dat, in het graf vluchtig in mijn oor gefluisterd, mij wel zoo zou kunnen doen op springen, dat ik er van ontwaakte. Maar ik heb zoo dikwijls in den Bijbel gelezen, dat men in de diepte van den Scheol niets weet van al wat er op aarde gebeurt, dat men er niets hoort en er zich niets herinnert.. . Neen, ik zal geen enkele clausule van dien aard onder aan mijn testament zetten!" Renan voorziet, dat het bestaan der wereld nog voor een heelen tijd verzekerd is, en ook Frankrijk, in zijn onbezonnen kometenloopbaan" zich er nog beter uit zal redden, dan velen ver wachten. Men zal in de eerste duizend jaren wel iets nieuws vinden om te voorzien in de uitput ting der steenkool en de vermindering der deugd." Toch zullen er ook slechte dagen te doorworste len zijn, maar ook weer, de eeuwige werken zullen vervuld worden, zonder dat de bron der levende krachten, die telkens weer naar boven. komen, ooit wordt uitgeput." Ook de weten schap zal voortgaan met ons te verbazen door bare onthullingen, die de oneindigheid van tijd en ruimte in de plaats zullen stellen voor een klein geestig scheppingsverhaal, dat zelfs de verbeel ding van een kind niet meer bevredigt." *** Is dan de behoefte aan een eeuwig bewust zijn die ons kwelt, niets dan eene illusie?" Renan zou het niet durven bevestigen, maar ont kennen wil hij het ook niet. Als God volledig is, zal hij zeker rechtvaardig zijn," maar voor het oogenblik is er een zekere verdienste in, aaneen rechtvaardig God te blijven gelooven. e schijn is tegen hem. Als de deugd een goede geldbe legging was voor de mannen van zaken, zouden deze, die scherpzinnig zijn, het al lang hebben gemerkt; zij zouden allen deugdzaam zijn." En dat zijn ze niet. Xiets bewijst ons, rlat er in de wereld een centraal bewustzijn bestaat, eene ziel van het heelal ; maar niets ook bewijst het tegenoverge stelde. Wij merken in het heelal geen eoke) teeken van gewilde, overdachte handeling op. Hel is zeker, dat er sedert duizenden eeuwen zuil een handeling niet geweest is. Maar weer: dui zenden eeuwen zijn niets in het heelal. Wat wij lang noemen is zeer kort met betrek king tot een andere lengtemaat. Als de che micus een proef heeft in orde gebracht, die eer jaar moet duren, raakt hij ook een jaar lang nie aan zijn toestellen. Al wat er binnen in de retor ten gebeurt, wordt dan geregeld door dewetvai volkomen onbewustheid; en toch bt-let dat niet dat bij het begin van de proef een wil dat alle geregeld heeft, en aan het eind die wil ook za optreden. Millioenen mikroben hebben intussche.-in den toestel kunnen ontstaan. Als die mikrobe een voldoende intillegentie hadden, zouden z er toe kunnen komen, te zeggon: Deze werel wordt door geen enkelen bijzon deren wil b< heerscht. Zij zouden dan gelijk hebben, zoove de korte periode van hun beschouwing beiro maar omtrent het ensemble van het groote hee al zouden zij zich toch vergissen." Eenigszins bruusk is dan de overgang tot h' volgende: Hetgeen wij eeuwigheid noemen, is misschie een minuut tusschen twee wonderwerken. \A weten niet," dat is het eenigo duidelijke d: men kan zeggen omtrent alles wat achter h zichtbare is. Laat ons niets ontkennen, la ons niets beweren, laat ons hopen. Laat o bij de lijkstaatsie een plaats openhouden vo muziek en wierook. Ken onmetelijke moree achteruitgang, en misschien ook een intelle tueole, zou volgen op het verdwijnen van d. godsdienst. Wij kunnen het zonder godsdier stellen, omdat anderen nog wat over hebben, vo ons mee. '/.\j die niet gelooven worden moes sleept door de min oi' meer geloovige mass maar op den dag, dat de massa geen veerkrae meer bad, zouden de dapperen zelfs maar slap, meer stormloopen. Men zal veel minder uit e jnen^chdom kunr.cn halen, dat niet meer gelo aan de onsterfelijkheid dor ziel, dan uit een j iouvig mensehdom. De mensch heeft meer waa; in evenredigheid van het godsdienstig gevoel.dat uit zijn jiüig'l meebracht; dit doorgeurt zijn hcele leven. Godsdienstige menschen leven van f schaduw, wij leven van de schaduw van schaduw; waarvan zal men leven na ons? Twisten wij niet over de dosis, en evenmin o de formule van den godsdienst; maar ontkom Mij hem niet. Hechten wij aan de categorie ? bet onbekende; aan de mogelijkheid, iets te dr men. De val, de onvermijdelijke val van de wuste geopenbaarde godsdiensten, moot niet verdwijnen van bet godsdienstig gevoel meebr gen. ilet christendom beeft ons to kieskeurig maakt, te vceleischer.d ; wij willen nu den h en niets minder, en tekuur ; waarom oi;s niet

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl