Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.765
genoegen met een kleiner winst ? Eenige jaren
geleden verdedigde de heer de Rothschild in het
Israëlitisch consistorie met vuur de onsterfelijk
heid der ziel. Een geleerd Israëliet van de oudste
school, die het mij vertelde, voegde er deze op
merking aan toe: Die Rothschild! zoo rijk, en
dan nog een parades op den koop toe te willen
hebben! Laat hij dat toch voor ons arme drom
mels overlaten!" "
De Middeleeuwen waren in dat opzicht zeer
philosophisch; de mensch vond voor goede daden
zgn belooning later, maar de dieren, die geen
ziel hebben, worden in de legende altoos onmid
dellijk beloond. Er is een verhaal van een hinde,
die voor de Heilige Maagd knielde; zij kry'gt ter
stond allerlei lekkers. De leeuw, dien St.
Antonius laat komen, om Paulus te begraven, werkt
met zyn klauwen vol ijver; tot belooning geeft
St. Antonius hem zijn zegen, die tot uitwerking
heeft,dat de leeuw onmiddellijk een schaap ontmoet,
voor zijn middagmaal. De billijkheid wordt hier
terstond voldaan ten opzichte van den leeuw;
maar ook ten opzichte van het schaap? Neen,
dat moet ik toegeven. Maar het is duidelijk, dat
er in de geheele organisatie der wereld, nergens
een spoor van billijkheid voor de schapen te vin
den is !"
(Slot volgt).
DB. POLAK OVER DE ATHEENSCHE
BESCHAVING.
De Gids is een veelgelezen tijdschrift, en Dr.
Polak, de bekende geleerde, een gewaardeerd
medewerker. De aandacht te vestigen op zyn
artikel Dwaalliehten m de laatste aflevering is
om beide redenen overbodig. Wie hem leest, laat
ik dit alleen ter aanbeveling zeggen, wordt in zijn
nationaliteitsgevoel dubbel aangenaam gestreeld,
want hij maakt kennis met een dollen Duitscher
en een uitnemend verstandigen Hollander, en hij
doet tegelijk de leerzame les op, dat men een
geleerde kan zijn, en het tegendeel van een wijze
tevens.
? Ik heb slechts n bezwaar tegen het artikel
van Dr. Polak: hij is veel te geduldig tegenover
zy'n tegenstander. In stede van hem doorén te
rammelen, dat het een aard had, stelt bij tegen
over zyn onbekooktheden een bezadigde beschou
wing, waarin bij op verstandige wijze wikkend en
wegend, gevend en nemend, een betere opvatting
voor het Duitsche geschreeuw in de plaats stelt.
Dit nu is niet de manier om zijn zin te krijgen.
De dwaasheid van Schvarcz, gesteund door zijn
vermaardheid als geleerde, zal misschien de mee
ning der wereld richten, en om dat tegen te gaan,
is iets anders en iets meer coodig dan een kalme
weerlegging van zijn conclusies. Niemand zal men
aanraden te schetteren, doch het is mogelijk met
luider stemme te schry'ven, en Dr. Polak schryft veel
te zacht.
Dr. Polak namelijk brengt in zijn laatste artikel
verslag uit over een dik, geleerd Duitsch werk van
denoudheids-onderzoeker Schvarcz. In dat werk valt
een hoeveelheid kennis van bijzonderheden en een
belezenheid te bewonderen, die verbazend schijnt
te wezen, want Dr. Polak heeft er diep respekt
voor, en wat ik van den heer Schvarcz weet, weet
ik uit het overzicht van Dr. Polak zelven. Doch
uit dat verslag zelve blijkt, dat de uitkomsten
van den heer Schvarcz niet geteld behoeven te
worden door een verstandig man. Want wat baat
geleerdheid, zoo het verstand, dat het door haar
verzamelde materiaal moet kritiseeren en ordenen,
niet veel meer waard is dan dat van een dollen
hond? Wat baat geleerdheid, zoo de geleerde
zich in zyn spreken richt, niet tot menschen die
zelf ook wat van de zaken kunnen weten, doch
tot een publiek dat alleen vage noties van
de behandelde dingen heeft ? Want wie zegt, dat
kristofanes kort en goed een beest is, spreekt alleen
tot hen, die wel eens gehoord hebben,dat bij
Aristo;anes veel vuiligheden voorkomen,en dat hij Sokrates
leeft aangevallen. Want er is niet zulk een
bysondere geleerdheid noodig, men behoeft slechts
inkele groote drama's van Aristofanes gelezen en
)verwogen te hebben, om in te zien, dat
Aristo'anes behalve een artistiek genie van den eersten
?ang, ook een helder verstand was, en vele
maen den bodem der dingen wist te zien.
En wat voor een kwajongens-oordeel is dat,
im te zeggen dat Plato een kreupel genie is
geileven, omdat hy te Athene was geboren? Tegen
rien durft men zoo iets zeggen? Tegen een
otterik, of tegen iemand die nooit iets van Plato
eeft gelezen. En de waanzin van den heer
chvarcz is duidely'k ook hier, want een Athener
ien men ten laste kan leggen, het slavenwezen
s hebben gekend zonder het te willen afschaffen,
ou zeker niet liberaler zijn geweest als hij
parta tot vaderland had gehad.
Ik releveer deze beide punten, naar de
gegesns van Dr. Polak zelven, en zij toonen, dat de
eer Schvarcz conclusies trekt, waarmede een
sskundige geen rekening behoeft te houden, en
'.e het nadeel inhouden, onjuiste opvattingen te
innen opdringen aan hen, die meenen dat
geerdheid een waarborg is voor begrip, en niet
irven tegenspreken, wat in een vieeselijk dik
>ek te lezen staat.
Doch de groote, doorloopende fout van den heer
?-hvarcz is deze, dat hij uitvaart tegen
deAtheirs, omdat zij niet alles hadden, wat wij
tegen>ordig goed en nuttig vinden. Doch wien baat
Ik een uitval? Wie zijn het, die de antieke
latschappij met huid en haar aanbidden ? Zij
n er niet, en het is dwaasheid een boek te
loeien op de leest van een polemiek tegen een
dere dwaasheid, die niet bestaat. Niemand heeft
Atheners geprezen om het slavenwezen en hun
vatting over de sociale positie der vrouw.
Xietnd heeft hun wreedheid in den oorlog
goedkeurd, niemand hun bijgeloof, niemand hun
litieke knoeierijen. Maar wel hebben
verscheinen getracht te verklaren, waarom Athene,
niet;enstaande het in zoo vele opzichten bij onze
.atschappij ten achter stond, zooveel uitnemends
3ft kunnen voortbrengen, en aan zulk een
pog tot verklaring schijnt de heer Schvarcz niet
lacht te hebben.
k noem deze punten op, om te laten zien, hoe
inig betrouwbaar de redeneeringen van den heer
ivarcz zijn, hoe weinig lofwaardig zijn methode
beoordeeling en indruk maken, hoe waarde
loos zijn conclusies. Ik put mijn kennis van zy'n
werk uit het artikel van Dr. Polak zelve, zooals
ik reeds gezegd heb, en dit artikel leert mij het
boek kennen als een gevaarlijk voortbrengsel van
een dolzinnigen geleerde. Gevaarlijk inderdaad,
want velen zijn de menschen, die ontzag hebben
voor de reputatie van geleerdheid en eeu dik boek.
En hoe kan het groote publiek ook anders doen,
dan afgaan op zulke uiterlijkheden?
Daarom moest het boek vermoord worden door
iemand, die volgens zijn reputatie het recht heeft
als scherprechter op te treden. Die scherprechter
moet een geleerde zijn, een geleerde van naam.
Die geleerde moge eerbiedig wezen en dankbaar
voor de belezenheid van den heer Schvarcz, hij
zij geenszins zachtaardig in de wederlegging van
zijn besluiten. Wij hebben hier in Holland een
uitnemend geleerde, die tevens een verstandig
denker is. Hy' spreke en spreke luid, want wie
zacht spreekt wordt niet gehoord door hen, voor
wie de woorden bestemd zijn, en die naar zooveel
moeten luisteren. Komaan, Dr. Polak, spreek nog
eens, spreek hard, en sla er op los. Ik zelf kan
het niet doen, want ik ben geen geleerde. Doch
gij wel, en ik heb altijd gehoord, dat een
Hollandsch geleerde voor geen Duitscher op aarde
behoeft te vreezen.
Cn. M. VAN DEVENTER.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST.
Ken Pliotographisch Jaarboek, onder redactie
van Meynard van Os, en met medewerking van
een groot aantal specialiteiten op het gebied der
photographie, is bij de Gebr. Binger te Amster
dam verschenen. Het is versierd met een zeer
fraai portret van Mej. Marie Lorjé, de beminne
lijke actrice van het Nederlandsen tooneel, een
van Mevr: Dirkx?van de Weghe, van de Ned.
Opera, als Gretchen in Faust; een van Johannes
Bosboom en verscheidene andere illustraties, voor
namelijk verschillende procédés illustreerend.
Bij den boekhandelaar R. W. P. de Vries,
Warmoesstraat 122 te Amsterdam, zal op 25, 26 en
27 Februari eene uitgebreide verzameling boeken,
plaatwerken, teekeningen, gravuresphotographkën,
enz. worden geveild, nagelaten door de heeren
Dr. G. N. Westerman, directeur van Artis en
H. N. Swierstra, conservator aldaar. De
prachtwerken over aardrijkskunde, de bescheiden over
Amsterdamsche geschiedenis en andere rubrieken
zijn zeer belangrijk.
De HH. Frederik Muller & Co., zullen Dinsdag
23 Februari in het gebouw op het Damrak de
schilderyen en later in hun huis in do Doelen
straat de teekeningen verkoopen, afkomstig van
de kabinetten van mr. J. Wurfbain, dr. A. W.
C. Berns, mr. C. M. van Gojb. Een fraai geïllus
treerde catalogus geeft een overzicht van eenige
der kostbaarheden die hier in veiling zullen ge
bracht worden.
TOONEEL EN MUZIEK.
Massenet te Wecnen. Ter eere van de aanwe
zigheid van dezen Franschen meester heeft Hans
Richter in het laatste Philharmonische concert
een orkest-suite uit Esclarmonde op voortreffe
lijke wijze doen uitvoeren.
Deze suite, uit vier nummers bestaande, bevat
de volgende onderdeelen : l Eeocation
(Eschlarmonde roept de geesten op om Roland tot haar
te voeren.) 2 L'iïe m-'ijique (schildering van het
betooverde eiland en ontmoeting van Roland en
Esclarmonde ) 3 Hymenée en 4 Dans la Forti
(Esclarmonde ziet in het Ardennerwoud Roland
in de verte jagen.) Vooraf gaat eene Pastorale
in F dur 9.
Zooals velen uit de vroeger verhaalde geschie
denis van Esclarmonde zullen weten, mag Roland
haar gelaat niet z'en en ook niet haren naam
vragen, anders wordt de betoovering verbroken,
en zijn zy onherroepelijk gescheiden. Dit laatste
heeft de Parijzenaars aanleiding gegeven Massenet's
heldin te herdoopen in Mademoiselle Lohengrin.
Vooral door de schoone klankeffecten en vaak
tooverachtige orkestratie hadden deze fragmenten
(meer dan door diepte van inhoud) een zeer groot
succes.
Herinneringen aan Rossini. Uit Parijs wordt ge
schreven: Binnen eenige dagen zal de honderdste ver
jaardag van Rossini's geboorte hier plechtig worden
herdacht. Bij deze gelegenheid worden weer eenige
nieuwe anecdoten omtrent den grooten componist
medegedeeld. De tooneelspeler Plessis ontmoette
den componist eens in den Foyer van het ThéiUre
francais. Plessis klaagde hem zijn nood dat hij
niet wist, hoe hij hem moest aanspreken. Mon
sieur" scheen hem niet eerbiedig genoeg. Mon
maitre" te koel. .,Nu, weet ge wat," antwoordde
Rossini, noem mij: mon petit Lapin en dan laten
wij het daarbij blijven."
Eens waren er verscheiden musici bij hem. Men
sprak van een tamelijk onbekende sonate van
Haydn. Rossini herinnerde zich dat hij ze twin
tig jaar geleden had gehoord. Hij ging voor de
piano zitten en speelde de geheele sonate uit
muntend, uit het hoofd.
Rossini was zooals bekend is, zeer zuinig, bijna
gierig. Xa de voltooiing van zijn Teil had hij
in Frankrijk bij de opvoering van deze opera met
groote moeilijkheden te kampen en ging daarom
naar Italië. Gedurende zijn verblijf aldaar had hij
vergeten, den koning, voor de hem bewezen eer een
geschenk te geven, zooals de toenmalige etiquette
dat verlangde. Dit werd hem van verscheiden
kanten verweten. Rossini wilde zijn fout weer
goed maken en zond zijn weldoener een ouden
schimmel, die in zijn stal het genadebrood at. Aan
het hof waar men deze zending als een ongepaste
aardigheid opnam, werd het hem zeer kwalijk ge
nomen en Hossini maakte zich daarna, om alle
verdere onaangenaamheden te voorkomen, ijlings
uit de voeten en keerde naar Frankrijk terug,
waar hij tot het einde van zijn leven bleef.
Nieuw opera-gdiouw te Parijs. Uit Parijs wordt
geschreven: Weinige schreden van de Groote
Opera zal het volgend jaar een nieuw
operagebouw verrijden. Eene maatschappij heeft het
Eden-Theatre, aan de Rue Auber gelegen, waarin
alle denkbare ballet- en
grand-spectacie-voorstellingeu met een fiasco eindigden, en waarin de
eerste -LoAewgrin-schandalen plaats hadden, aan
gekocht, om dit geheel te bloopen en op het zeer
gunstig gelegen terrein een nieuw Tbéa're Lyrjqiie
te bonwen. Aan het hoofd van de maatschappij
staat de journalist Detroyat.
Maandag 15 Febr. las de heer A'b. J. J. Soidel
in de bovenzaal van het caféParkzicht te Am
sterdam een treurspel in verzen voor. De
Iloekeloozen, dat in den tooneelwedstrijd te Antwerpen
met eene eervolle vermelding bekroond is. Het
stuk speelt in een der Italiaansche republieken.
in de dertiende eeuw, en bevat eene zeer belang
wekkende jonge rneisjesrol.
LETTEREN EN WETENSCHAP.
Opgravingen. Uit Trier wordt geschreven: Te
genwoordig worden op bevel van het. ministerie van
eeredienst opgravingen aan de ruïne van het
Romeinsche amphitheater a'hier ondernomen, die tot
zeer merkwaardige resultaten geleid hebben. Het
verrassendste resultaat der opgravingen acht de
leider der werken, de museumdirekteur professor
Dr. Hettner, het bevinden, dat het amphitheater
een deel van de Romeinsche vestingwerken der
stad uitmaakte, hetzij sinds het begin, o
gelijk het meer waarschijnlijk schijnt, eerst seder
de latere eeuwen van het Romeinsehe bestuur
dit blijft voorloopig nog onuitgemaakt. Het fon
dament van de Romeinfche stadsmuren loopt na
melijk, 4.60 meter breed, oostelijk van den noord
ingang van het amphitheater den heuvel op zon
der op het oostelijk halfrond eenige voortzetting
te vinden. Daarentegen loopt een geheel uit gelijk
soort van werk vervaardigde muur op de hoogte
van het westelijk halfrond en vervolgens westelijk
van den zuid-ingang, naar de Arena, bijna recht
op de aarden wallen aan, welke in het da! der
Weber- en Altbeken liggen en onder het volk te
Trier als dalversperringen voor zeegevechten in
de arena verklaard worden. Van het amphitheater
lagen dus het geheele oostelijk halfrond, de arena
en de zitplaatsen van het westelijk halfrond buiten
de stadsmuren. De noordelijke ingangspoort der
arena, moet, sterk bevestigd, in staat geweest
zijn, aan de bestorming der vijanden het hoofd te
bieden. De teekening van den muuraanleg schijnt
zeer vernuftig gekozen, want de vijand, welke nu
van het amphitheater uit, de muren nemen wildo,
bevond zich in een trechter. Het onderzoeken der
Romeinsche stadmuren zal later worden voortgezet.
Een der oudste Afrikareizigers van de vorige
generatie, kolonel James A. Grant, de vriend en
reisgezel van Speke. is dezer dagen. 65 jaar oud,
in Engeland overleden. Grant was eerst officier
in Engelsch-Indischen dienst, vocht bij Lucknow
en Giijerate, en ging in 1860 met Speke naar
Afrika. Speke was eerst met Burton gegaan, de
een had den Tanjanyika, de ander den Ukerewe
gevonden, maar daarna waren zij het oneens ge
worden en Speke zocht nu een nieuwen reisgezel.
Samen vonden zij in 1862 het uitkomen van den
Nijl aan do Noordkust van de Victoria Xyanza.
on vereenigden zich in 1863 te Gondekoro met
Samuel Baker. Zijn reisverhaal genoot een groote
populariteit. In 1868 maakte hij tochten in
Abyssiniëmee, en nam toen rust.
Een ander Afrikareiziger, Dr. Wilhelm Junker,
overleed in dezelfde week te St. Petersburg. Hij
was te Moskau geboren, studeerde te Götüngen,
Berlin en Praag in de medicijnen en begon zijne
tocht met IJsland, in 1872 ; daarna; daarna volgde
Tunis in 1874, en Beneden-Egypte in 1875. Zijne
groote reizen aan de oevers van den Nijl en den
Congo vallen in 1879 tot 1886. In 1881 dwong
hem de opstand van den Mahdi tot terugkeer;
hij wendde zich met Emin en Casati naar Unyoro,
waar de Uganda's hen tegenhielden, eerst in De
cember 1886 gelukte het hem, door Karangwe
naar Zanzibar te komen. Junker's kennis van
taal, toestanden en volken, zoowel als zijne ge
leerdheid en energie waren verbazend.
Wij vermeldden reeds het maandelijksch
vraagen-antwoord-spel van den Figaro; het is een dor
grootste aantrekkelijkheden van het uitmuntend
geredigeerde boulevardblad. Een der laatste vra
gen was: Wat is socialisme?" en er zijn dozijnen
antwoorden op ingekomen. Het is de vraag of
een der ingezondene de deiiaitieve detinitie zijn
zal, maar er zy'n tal van geestige en vernuftige
onder do keus die de redactie er uit gedaan heeft
om openbaar te maken. De meeste definities zijn
partijdig gekleurd, do meeste zooals van Figaro's
abonncs te verwachten is in vijandigen zin; het
is trouwens ook gemakkelijker, en geestig bon-mot
te maken tegen iets, dan er voor.
Een van de correspondenten geeft de volgende
definitie: de koetsier van den mijnheer, die dezen
zonder bezwaar de plaats op den bok zou afstaan,
om zijn plaats in den gecapitonneerden coupéin
te nemen." Een tweede: De inktliescb. Het
visschen in troebel water. Een koekkoek, die de
eieren in het nest van een ander kapotmaakt,
om er zijn ei in te leggen." Of: liet socialisme
is het opportumisme van het communisme/' Heel
aardig: Le socialisme c'est l'argent des autres";
natuurlijk heeft dit antwoord niet den prijs be
haald. Het socialisme is het egoïsme van on
deren op, dat beproeft het egoïsme van boven
te smoren," en deze onvertaalbare woordspe
ling: Le socialisme c'est la faiin du mon
de," Het modern socialisme is de revolutie
van de maag, die een eeuw na de revolutie van
de intelligentie komt.'' Hot socialisme is in
de negentiende eeuw, hetgeen de natuur in de
achttiende was. het woord dat iedereen in den
mond heeft, en dat niemand verstaat." Wat
is het socialisme, voor don politicus !)()()() francs
rente en een vrijkaart op de sporen." Het
socialisme is het recht om niet te verhongeren,
dat de onge'mkkigen hebben in oen land, waar
zooveel raenschen aan indigestie sterven." liet
socialisme is eene partij, wier leiders de kwak
zalvers van do sociale wetenschappen zijn."
Voor de beste definitie was een prijs uitgeloofd
van 100 francs. Als juryleden fungeerden Jules
Simon, Lcroy-Boaulien. de nieuwe socialistische
afgevaardigde Lafargue, en de bekende populaire
spreker en prediker de abt Garnier. Men werd
het echter niet eens, zoodat de 100 francs ten
slotte werden toegewezen aan dengeen, op wiens
definitie zich twee stemmen vereenigden, de heer
Bellaigue, gewezen president van de orde van
advocaten bij den Raad van State en het Hof van
Cassaüe,tbans administrateur van het
Zuider-Spoorwegnet. Zijne definitie luidt aldus:
Het socialisme is een geheel van aspiratiën en
theorieën, die ten doel hebben, onder alle menschen,
door verschillende middelen van wettelijken dwang,
de grootst mogelijke gelijkheid van welvaart of
ellende te grondvesten."
Deze definitie had niet de goedkeuring van den
socialist Lafargue kunnen verwerven; hij had zijn
stem uitgebracht op de volgende : Het socialisme
is niet het stelsel van den een of anderen
hervormer; het is de leus van hen die meenen,
dat de tegenwoordige maatschappij op den rand is
van een noodzakelijke economische evolutie, welke
voor den individueelen eigendom van de kapita
listen, den collectieven eigendom in handen van
werkliedenvereenigingen in de plaats zal zetten.
Het socialisme doet z'ch dan voor als een histo
rische ontdekking."
Maar Lafargue had zelf nog een andere, of
schoon in denzelfden geest.
Het socialisme heeft ten doel den vorm der
maatschappij in harmonie te brengen met de
nieuwe economisi^e vraagstukken, door het ge
meenschappelijk maken van de verschillende pro
ductie- en de verschillende genotmiddelen."
WAS HOMERUS EEN VROUW?
Niet alleen heeft men Shakespeare tot eene dame
willen maken, de heer Samuel Butler heeft in
eene lezing te Londen beweerd, dat de Homerus,
niet van de Ilias, maar die van de Odyssea, eene
vrouw was. Niet heel galant in zy'n voornaamste
argument, namelijk: De Homerus van de Ilias weet
altijd waarover hij spreekt, terwijl de onderstelde
Homerus van de Odyssea over 't geheel niet op
de hoogte is, en fouten maakt, die een bijna
ongeloofelijke onwetendheid van bijzonderheden ver
raden. Zoo drijft de reus Polyphemos zijn scha
pen van de weide naar huis en melkt ze De lammeren
hebben natuurlijk niet bij hen geloopen; zij zijn op
het erf gebleven en hebben dus niets te eten gehad.
Als hij zijn schapen heeft gemolken, laat de reus
ieder eryan haar lam bij zich hebben om, naar
wij onderstellen, nog zooveel overschotjes melk te
krijgen als mogelijk is, en, behalve dit, de melk,
die de schapen gedurende den nacht voortbren
gen, 's Morgens echter melkt Polyphemus weer
die arme schapen. Het is dus duidelijk, dat hy'
verwachtte, dat zijn lammeren groeien zullen van
n trekje per dag aan een gemolken schaap, en
vriendelijk genoeg zullen zijn hun moeder niet
uit te zuigen, hoewel zij den geheelen nacht er
bij worden gelaten, of anders, dat de schrijver van
de Odyssea zeer vage denkbeelden had omtrent
de betrekking tusschen lammeren en schapen en
de gewone methode van handelen in een boerderij.
In scheepszaken," zegt de heer Butler, ver.
raadt zich even weinig ondervinding."
De schrijver weet alles over het koren en den
wijn die aan boord moeten worden gebracht; de pro
visiekamer waarin deze bewaard worden, en het
krijgen ervan worden nauwkeurig beschreven;
maar hier eindigt de wetenschap. De andere
dingen die aan boord komen zijn : dingen die
gewoonlijk op schepen meegenomen worden." Ook
op de reis wordt ons verteld dat de zeelui alles
doen wat noodig is," maar geen bijzonderheden.
Er is een schipbreuk dio meer dari eens dienst
doet zonder verandering van een enkel woord.
Ik heb zulk een schipbreuk in Drury Larie gezien.
De voornaamste kenmerken van de Ilias waren,
zooals wij zagen, liefde, oorlog en roof. Het voor
naamste idee van de Odyssee is de eigenwijsheid
van de mannen, en die grondtoon wordt reeds in
de eerste paragraaf aangeslagen, waar we hooren
hoe de matrozen van Ulysses eigenzinnig, in
spijt van iedere waarschuwing, het vee van den
zonnegod moesten dooden en opeten en tengevolge
hiervan omkwamen.
De eigenwijsheid van den man met zy'n
tegenhanger, de meerdere uitstekendheid der
vrouw, is het leidende thema, hierna komen
kunst, godsdienst, en Ik schaam mij bijna er te
moeten bijvoegen: geld. Er is geen liefdesge
schiedenis in de Odyssee, behalve de terugkomst
van een kaal, oudachtig getrouwd man bij zijn
bedaagde vrouw en volwassen zoon, na een afwe
zigheid van twintig jaren, en zijn woede, dat hij
in zijn afwezigheid zooveel geld is kwijt geraakt.
Maar dit kan nauwelijks een liefdesgeschiedenis
genoemd worden, het is huishoudelijkheid en
zelfs de meidenpraatjes ontbreken niet. Er is een
bekoorlijke jonge prinses. Nausicaa, maar ofschoon
deze een voorbijgaande teederheid gevoelt
voor den bedaagden held, zoodra Minerva
diens kaal oud hoofd wat heeft opgekruld en hem
heelemaal netjes heeft aangedirkt, toont het
meisje duidelijk, dat zij naar geen enkelen van
haar tegenwoordige bewonderaar,; in vlee.sch en
bloed wil kijken. Er komt als hoofdpersoon ook
een jonge man, Telemachus, in voo~, die niets is
wat niet keurig, welopgevoed en bescheiden is;
hij heeft een beminnelijken en zeer beschaafden
jongen mannelijken vriend, die zegt dat hij niet
van schreien houdt bij maaltijden, maar schreit
in den voormiddag op een leege maag, zooveel
alsiemandmaar wil. En er is geen damevoorhanden,
noch voor dezen netten jongeling, noch
voiTTelemachus. 7ij worden hoog en droog oude vrijers gelaten.
Twee godinnen, Circe ei) Calypso, nemen inderdaad
de eene na de andere l'lysses in bezit, maar de
wijze waarop hij een positie aanneemt die eigen
lijk niet door hem gezocht was, en waarin het
duidelijk is dat zijn hart niet in het spel
is dient ook alleen om de gemakkelijke on
trouw van Ulysses aan te toonen, in tegenstelling
met de onbezweken .standvastigheid en trouw van
zijne vrouw Penelope. Door de geheele Odyssee
geven de vrouwen niet in werkelijkheid om de
mannen, noch de mannen om de vrouwen; zij
beweren nu en dan het wel te doen, maar het is
een gedwongen fraaiighcid en de algemeene ver
houding van de sexen tegenover elkander lijkt
veel op die van Helena, die zegt dat haar
echtgonoos Menelaus waarlijk niet min is in persoon
en verstand", of weer als Perelope zelf, die, als