De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 21 februari pagina 4

21 februari 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.765 genoegen met een kleiner winst ? Eenige jaren geleden verdedigde de heer de Rothschild in het Israëlitisch consistorie met vuur de onsterfelijk heid der ziel. Een geleerd Israëliet van de oudste school, die het mij vertelde, voegde er deze op merking aan toe: Die Rothschild! zoo rijk, en dan nog een parades op den koop toe te willen hebben! Laat hij dat toch voor ons arme drom mels overlaten!" " De Middeleeuwen waren in dat opzicht zeer philosophisch; de mensch vond voor goede daden zgn belooning later, maar de dieren, die geen ziel hebben, worden in de legende altoos onmid dellijk beloond. Er is een verhaal van een hinde, die voor de Heilige Maagd knielde; zij kry'gt ter stond allerlei lekkers. De leeuw, dien St. Antonius laat komen, om Paulus te begraven, werkt met zyn klauwen vol ijver; tot belooning geeft St. Antonius hem zijn zegen, die tot uitwerking heeft,dat de leeuw onmiddellijk een schaap ontmoet, voor zijn middagmaal. De billijkheid wordt hier terstond voldaan ten opzichte van den leeuw; maar ook ten opzichte van het schaap? Neen, dat moet ik toegeven. Maar het is duidelijk, dat er in de geheele organisatie der wereld, nergens een spoor van billijkheid voor de schapen te vin den is !" (Slot volgt). DB. POLAK OVER DE ATHEENSCHE BESCHAVING. De Gids is een veelgelezen tijdschrift, en Dr. Polak, de bekende geleerde, een gewaardeerd medewerker. De aandacht te vestigen op zyn artikel Dwaalliehten m de laatste aflevering is om beide redenen overbodig. Wie hem leest, laat ik dit alleen ter aanbeveling zeggen, wordt in zijn nationaliteitsgevoel dubbel aangenaam gestreeld, want hij maakt kennis met een dollen Duitscher en een uitnemend verstandigen Hollander, en hij doet tegelijk de leerzame les op, dat men een geleerde kan zijn, en het tegendeel van een wijze tevens. ? Ik heb slechts n bezwaar tegen het artikel van Dr. Polak: hij is veel te geduldig tegenover zy'n tegenstander. In stede van hem doorén te rammelen, dat het een aard had, stelt bij tegen over zyn onbekooktheden een bezadigde beschou wing, waarin bij op verstandige wijze wikkend en wegend, gevend en nemend, een betere opvatting voor het Duitsche geschreeuw in de plaats stelt. Dit nu is niet de manier om zijn zin te krijgen. De dwaasheid van Schvarcz, gesteund door zijn vermaardheid als geleerde, zal misschien de mee ning der wereld richten, en om dat tegen te gaan, is iets anders en iets meer coodig dan een kalme weerlegging van zijn conclusies. Niemand zal men aanraden te schetteren, doch het is mogelijk met luider stemme te schry'ven, en Dr. Polak schryft veel te zacht. Dr. Polak namelijk brengt in zijn laatste artikel verslag uit over een dik, geleerd Duitsch werk van denoudheids-onderzoeker Schvarcz. In dat werk valt een hoeveelheid kennis van bijzonderheden en een belezenheid te bewonderen, die verbazend schijnt te wezen, want Dr. Polak heeft er diep respekt voor, en wat ik van den heer Schvarcz weet, weet ik uit het overzicht van Dr. Polak zelven. Doch uit dat verslag zelve blijkt, dat de uitkomsten van den heer Schvarcz niet geteld behoeven te worden door een verstandig man. Want wat baat geleerdheid, zoo het verstand, dat het door haar verzamelde materiaal moet kritiseeren en ordenen, niet veel meer waard is dan dat van een dollen hond? Wat baat geleerdheid, zoo de geleerde zich in zyn spreken richt, niet tot menschen die zelf ook wat van de zaken kunnen weten, doch tot een publiek dat alleen vage noties van de behandelde dingen heeft ? Want wie zegt, dat kristofanes kort en goed een beest is, spreekt alleen tot hen, die wel eens gehoord hebben,dat bij Aristo;anes veel vuiligheden voorkomen,en dat hij Sokrates leeft aangevallen. Want er is niet zulk een bysondere geleerdheid noodig, men behoeft slechts inkele groote drama's van Aristofanes gelezen en )verwogen te hebben, om in te zien, dat Aristo'anes behalve een artistiek genie van den eersten ?ang, ook een helder verstand was, en vele maen den bodem der dingen wist te zien. En wat voor een kwajongens-oordeel is dat, im te zeggen dat Plato een kreupel genie is geileven, omdat hy te Athene was geboren? Tegen rien durft men zoo iets zeggen? Tegen een otterik, of tegen iemand die nooit iets van Plato eeft gelezen. En de waanzin van den heer chvarcz is duidely'k ook hier, want een Athener ien men ten laste kan leggen, het slavenwezen s hebben gekend zonder het te willen afschaffen, ou zeker niet liberaler zijn geweest als hij parta tot vaderland had gehad. Ik releveer deze beide punten, naar de gegesns van Dr. Polak zelven, en zij toonen, dat de eer Schvarcz conclusies trekt, waarmede een sskundige geen rekening behoeft te houden, en '.e het nadeel inhouden, onjuiste opvattingen te innen opdringen aan hen, die meenen dat geerdheid een waarborg is voor begrip, en niet irven tegenspreken, wat in een vieeselijk dik >ek te lezen staat. Doch de groote, doorloopende fout van den heer ?-hvarcz is deze, dat hij uitvaart tegen deAtheirs, omdat zij niet alles hadden, wat wij tegen>ordig goed en nuttig vinden. Doch wien baat Ik een uitval? Wie zijn het, die de antieke latschappij met huid en haar aanbidden ? Zij n er niet, en het is dwaasheid een boek te loeien op de leest van een polemiek tegen een dere dwaasheid, die niet bestaat. Niemand heeft Atheners geprezen om het slavenwezen en hun vatting over de sociale positie der vrouw. Xietnd heeft hun wreedheid in den oorlog goedkeurd, niemand hun bijgeloof, niemand hun litieke knoeierijen. Maar wel hebben verscheinen getracht te verklaren, waarom Athene, niet;enstaande het in zoo vele opzichten bij onze .atschappij ten achter stond, zooveel uitnemends 3ft kunnen voortbrengen, en aan zulk een pog tot verklaring schijnt de heer Schvarcz niet lacht te hebben. k noem deze punten op, om te laten zien, hoe inig betrouwbaar de redeneeringen van den heer ivarcz zijn, hoe weinig lofwaardig zijn methode beoordeeling en indruk maken, hoe waarde loos zijn conclusies. Ik put mijn kennis van zy'n werk uit het artikel van Dr. Polak zelve, zooals ik reeds gezegd heb, en dit artikel leert mij het boek kennen als een gevaarlijk voortbrengsel van een dolzinnigen geleerde. Gevaarlijk inderdaad, want velen zijn de menschen, die ontzag hebben voor de reputatie van geleerdheid en eeu dik boek. En hoe kan het groote publiek ook anders doen, dan afgaan op zulke uiterlijkheden? Daarom moest het boek vermoord worden door iemand, die volgens zijn reputatie het recht heeft als scherprechter op te treden. Die scherprechter moet een geleerde zijn, een geleerde van naam. Die geleerde moge eerbiedig wezen en dankbaar voor de belezenheid van den heer Schvarcz, hij zij geenszins zachtaardig in de wederlegging van zijn besluiten. Wij hebben hier in Holland een uitnemend geleerde, die tevens een verstandig denker is. Hy' spreke en spreke luid, want wie zacht spreekt wordt niet gehoord door hen, voor wie de woorden bestemd zijn, en die naar zooveel moeten luisteren. Komaan, Dr. Polak, spreek nog eens, spreek hard, en sla er op los. Ik zelf kan het niet doen, want ik ben geen geleerde. Doch gij wel, en ik heb altijd gehoord, dat een Hollandsch geleerde voor geen Duitscher op aarde behoeft te vreezen. Cn. M. VAN DEVENTER. VARIA. PLASTISCHE KUNST. Ken Pliotographisch Jaarboek, onder redactie van Meynard van Os, en met medewerking van een groot aantal specialiteiten op het gebied der photographie, is bij de Gebr. Binger te Amster dam verschenen. Het is versierd met een zeer fraai portret van Mej. Marie Lorjé, de beminne lijke actrice van het Nederlandsen tooneel, een van Mevr: Dirkx?van de Weghe, van de Ned. Opera, als Gretchen in Faust; een van Johannes Bosboom en verscheidene andere illustraties, voor namelijk verschillende procédés illustreerend. Bij den boekhandelaar R. W. P. de Vries, Warmoesstraat 122 te Amsterdam, zal op 25, 26 en 27 Februari eene uitgebreide verzameling boeken, plaatwerken, teekeningen, gravuresphotographkën, enz. worden geveild, nagelaten door de heeren Dr. G. N. Westerman, directeur van Artis en H. N. Swierstra, conservator aldaar. De prachtwerken over aardrijkskunde, de bescheiden over Amsterdamsche geschiedenis en andere rubrieken zijn zeer belangrijk. De HH. Frederik Muller & Co., zullen Dinsdag 23 Februari in het gebouw op het Damrak de schilderyen en later in hun huis in do Doelen straat de teekeningen verkoopen, afkomstig van de kabinetten van mr. J. Wurfbain, dr. A. W. C. Berns, mr. C. M. van Gojb. Een fraai geïllus treerde catalogus geeft een overzicht van eenige der kostbaarheden die hier in veiling zullen ge bracht worden. TOONEEL EN MUZIEK. Massenet te Wecnen. Ter eere van de aanwe zigheid van dezen Franschen meester heeft Hans Richter in het laatste Philharmonische concert een orkest-suite uit Esclarmonde op voortreffe lijke wijze doen uitvoeren. Deze suite, uit vier nummers bestaande, bevat de volgende onderdeelen : l Eeocation (Eschlarmonde roept de geesten op om Roland tot haar te voeren.) 2 L'iïe m-'ijique (schildering van het betooverde eiland en ontmoeting van Roland en Esclarmonde ) 3 Hymenée en 4 Dans la Forti (Esclarmonde ziet in het Ardennerwoud Roland in de verte jagen.) Vooraf gaat eene Pastorale in F dur 9. Zooals velen uit de vroeger verhaalde geschie denis van Esclarmonde zullen weten, mag Roland haar gelaat niet z'en en ook niet haren naam vragen, anders wordt de betoovering verbroken, en zijn zy onherroepelijk gescheiden. Dit laatste heeft de Parijzenaars aanleiding gegeven Massenet's heldin te herdoopen in Mademoiselle Lohengrin. Vooral door de schoone klankeffecten en vaak tooverachtige orkestratie hadden deze fragmenten (meer dan door diepte van inhoud) een zeer groot succes. Herinneringen aan Rossini. Uit Parijs wordt ge schreven: Binnen eenige dagen zal de honderdste ver jaardag van Rossini's geboorte hier plechtig worden herdacht. Bij deze gelegenheid worden weer eenige nieuwe anecdoten omtrent den grooten componist medegedeeld. De tooneelspeler Plessis ontmoette den componist eens in den Foyer van het ThéiUre francais. Plessis klaagde hem zijn nood dat hij niet wist, hoe hij hem moest aanspreken. Mon sieur" scheen hem niet eerbiedig genoeg. Mon maitre" te koel. .,Nu, weet ge wat," antwoordde Rossini, noem mij: mon petit Lapin en dan laten wij het daarbij blijven." Eens waren er verscheiden musici bij hem. Men sprak van een tamelijk onbekende sonate van Haydn. Rossini herinnerde zich dat hij ze twin tig jaar geleden had gehoord. Hij ging voor de piano zitten en speelde de geheele sonate uit muntend, uit het hoofd. Rossini was zooals bekend is, zeer zuinig, bijna gierig. Xa de voltooiing van zijn Teil had hij in Frankrijk bij de opvoering van deze opera met groote moeilijkheden te kampen en ging daarom naar Italië. Gedurende zijn verblijf aldaar had hij vergeten, den koning, voor de hem bewezen eer een geschenk te geven, zooals de toenmalige etiquette dat verlangde. Dit werd hem van verscheiden kanten verweten. Rossini wilde zijn fout weer goed maken en zond zijn weldoener een ouden schimmel, die in zijn stal het genadebrood at. Aan het hof waar men deze zending als een ongepaste aardigheid opnam, werd het hem zeer kwalijk ge nomen en Hossini maakte zich daarna, om alle verdere onaangenaamheden te voorkomen, ijlings uit de voeten en keerde naar Frankrijk terug, waar hij tot het einde van zijn leven bleef. Nieuw opera-gdiouw te Parijs. Uit Parijs wordt geschreven: Weinige schreden van de Groote Opera zal het volgend jaar een nieuw operagebouw verrijden. Eene maatschappij heeft het Eden-Theatre, aan de Rue Auber gelegen, waarin alle denkbare ballet- en grand-spectacie-voorstellingeu met een fiasco eindigden, en waarin de eerste -LoAewgrin-schandalen plaats hadden, aan gekocht, om dit geheel te bloopen en op het zeer gunstig gelegen terrein een nieuw Tbéa're Lyrjqiie te bonwen. Aan het hoofd van de maatschappij staat de journalist Detroyat. Maandag 15 Febr. las de heer A'b. J. J. Soidel in de bovenzaal van het caféParkzicht te Am sterdam een treurspel in verzen voor. De Iloekeloozen, dat in den tooneelwedstrijd te Antwerpen met eene eervolle vermelding bekroond is. Het stuk speelt in een der Italiaansche republieken. in de dertiende eeuw, en bevat eene zeer belang wekkende jonge rneisjesrol. LETTEREN EN WETENSCHAP. Opgravingen. Uit Trier wordt geschreven: Te genwoordig worden op bevel van het. ministerie van eeredienst opgravingen aan de ruïne van het Romeinsche amphitheater a'hier ondernomen, die tot zeer merkwaardige resultaten geleid hebben. Het verrassendste resultaat der opgravingen acht de leider der werken, de museumdirekteur professor Dr. Hettner, het bevinden, dat het amphitheater een deel van de Romeinsche vestingwerken der stad uitmaakte, hetzij sinds het begin, o gelijk het meer waarschijnlijk schijnt, eerst seder de latere eeuwen van het Romeinsehe bestuur dit blijft voorloopig nog onuitgemaakt. Het fon dament van de Romeinfche stadsmuren loopt na melijk, 4.60 meter breed, oostelijk van den noord ingang van het amphitheater den heuvel op zon der op het oostelijk halfrond eenige voortzetting te vinden. Daarentegen loopt een geheel uit gelijk soort van werk vervaardigde muur op de hoogte van het westelijk halfrond en vervolgens westelijk van den zuid-ingang, naar de Arena, bijna recht op de aarden wallen aan, welke in het da! der Weber- en Altbeken liggen en onder het volk te Trier als dalversperringen voor zeegevechten in de arena verklaard worden. Van het amphitheater lagen dus het geheele oostelijk halfrond, de arena en de zitplaatsen van het westelijk halfrond buiten de stadsmuren. De noordelijke ingangspoort der arena, moet, sterk bevestigd, in staat geweest zijn, aan de bestorming der vijanden het hoofd te bieden. De teekening van den muuraanleg schijnt zeer vernuftig gekozen, want de vijand, welke nu van het amphitheater uit, de muren nemen wildo, bevond zich in een trechter. Het onderzoeken der Romeinsche stadmuren zal later worden voortgezet. Een der oudste Afrikareizigers van de vorige generatie, kolonel James A. Grant, de vriend en reisgezel van Speke. is dezer dagen. 65 jaar oud, in Engeland overleden. Grant was eerst officier in Engelsch-Indischen dienst, vocht bij Lucknow en Giijerate, en ging in 1860 met Speke naar Afrika. Speke was eerst met Burton gegaan, de een had den Tanjanyika, de ander den Ukerewe gevonden, maar daarna waren zij het oneens ge worden en Speke zocht nu een nieuwen reisgezel. Samen vonden zij in 1862 het uitkomen van den Nijl aan do Noordkust van de Victoria Xyanza. on vereenigden zich in 1863 te Gondekoro met Samuel Baker. Zijn reisverhaal genoot een groote populariteit. In 1868 maakte hij tochten in Abyssiniëmee, en nam toen rust. Een ander Afrikareiziger, Dr. Wilhelm Junker, overleed in dezelfde week te St. Petersburg. Hij was te Moskau geboren, studeerde te Götüngen, Berlin en Praag in de medicijnen en begon zijne tocht met IJsland, in 1872 ; daarna; daarna volgde Tunis in 1874, en Beneden-Egypte in 1875. Zijne groote reizen aan de oevers van den Nijl en den Congo vallen in 1879 tot 1886. In 1881 dwong hem de opstand van den Mahdi tot terugkeer; hij wendde zich met Emin en Casati naar Unyoro, waar de Uganda's hen tegenhielden, eerst in De cember 1886 gelukte het hem, door Karangwe naar Zanzibar te komen. Junker's kennis van taal, toestanden en volken, zoowel als zijne ge leerdheid en energie waren verbazend. Wij vermeldden reeds het maandelijksch vraagen-antwoord-spel van den Figaro; het is een dor grootste aantrekkelijkheden van het uitmuntend geredigeerde boulevardblad. Een der laatste vra gen was: Wat is socialisme?" en er zijn dozijnen antwoorden op ingekomen. Het is de vraag of een der ingezondene de deiiaitieve detinitie zijn zal, maar er zy'n tal van geestige en vernuftige onder do keus die de redactie er uit gedaan heeft om openbaar te maken. De meeste definities zijn partijdig gekleurd, do meeste zooals van Figaro's abonncs te verwachten is in vijandigen zin; het is trouwens ook gemakkelijker, en geestig bon-mot te maken tegen iets, dan er voor. Een van de correspondenten geeft de volgende definitie: de koetsier van den mijnheer, die dezen zonder bezwaar de plaats op den bok zou afstaan, om zijn plaats in den gecapitonneerden coupéin te nemen." Een tweede: De inktliescb. Het visschen in troebel water. Een koekkoek, die de eieren in het nest van een ander kapotmaakt, om er zijn ei in te leggen." Of: liet socialisme is het opportumisme van het communisme/' Heel aardig: Le socialisme c'est l'argent des autres"; natuurlijk heeft dit antwoord niet den prijs be haald. Het socialisme is het egoïsme van on deren op, dat beproeft het egoïsme van boven te smoren," en deze onvertaalbare woordspe ling: Le socialisme c'est la faiin du mon de," Het modern socialisme is de revolutie van de maag, die een eeuw na de revolutie van de intelligentie komt.'' Hot socialisme is in de negentiende eeuw, hetgeen de natuur in de achttiende was. het woord dat iedereen in den mond heeft, en dat niemand verstaat." Wat is het socialisme, voor don politicus !)()()() francs rente en een vrijkaart op de sporen." Het socialisme is het recht om niet te verhongeren, dat de onge'mkkigen hebben in oen land, waar zooveel raenschen aan indigestie sterven." liet socialisme is eene partij, wier leiders de kwak zalvers van do sociale wetenschappen zijn." Voor de beste definitie was een prijs uitgeloofd van 100 francs. Als juryleden fungeerden Jules Simon, Lcroy-Boaulien. de nieuwe socialistische afgevaardigde Lafargue, en de bekende populaire spreker en prediker de abt Garnier. Men werd het echter niet eens, zoodat de 100 francs ten slotte werden toegewezen aan dengeen, op wiens definitie zich twee stemmen vereenigden, de heer Bellaigue, gewezen president van de orde van advocaten bij den Raad van State en het Hof van Cassaüe,tbans administrateur van het Zuider-Spoorwegnet. Zijne definitie luidt aldus: Het socialisme is een geheel van aspiratiën en theorieën, die ten doel hebben, onder alle menschen, door verschillende middelen van wettelijken dwang, de grootst mogelijke gelijkheid van welvaart of ellende te grondvesten." Deze definitie had niet de goedkeuring van den socialist Lafargue kunnen verwerven; hij had zijn stem uitgebracht op de volgende : Het socialisme is niet het stelsel van den een of anderen hervormer; het is de leus van hen die meenen, dat de tegenwoordige maatschappij op den rand is van een noodzakelijke economische evolutie, welke voor den individueelen eigendom van de kapita listen, den collectieven eigendom in handen van werkliedenvereenigingen in de plaats zal zetten. Het socialisme doet z'ch dan voor als een histo rische ontdekking." Maar Lafargue had zelf nog een andere, of schoon in denzelfden geest. Het socialisme heeft ten doel den vorm der maatschappij in harmonie te brengen met de nieuwe economisi^e vraagstukken, door het ge meenschappelijk maken van de verschillende pro ductie- en de verschillende genotmiddelen." WAS HOMERUS EEN VROUW? Niet alleen heeft men Shakespeare tot eene dame willen maken, de heer Samuel Butler heeft in eene lezing te Londen beweerd, dat de Homerus, niet van de Ilias, maar die van de Odyssea, eene vrouw was. Niet heel galant in zy'n voornaamste argument, namelijk: De Homerus van de Ilias weet altijd waarover hij spreekt, terwijl de onderstelde Homerus van de Odyssea over 't geheel niet op de hoogte is, en fouten maakt, die een bijna ongeloofelijke onwetendheid van bijzonderheden ver raden. Zoo drijft de reus Polyphemos zijn scha pen van de weide naar huis en melkt ze De lammeren hebben natuurlijk niet bij hen geloopen; zij zijn op het erf gebleven en hebben dus niets te eten gehad. Als hij zijn schapen heeft gemolken, laat de reus ieder eryan haar lam bij zich hebben om, naar wij onderstellen, nog zooveel overschotjes melk te krijgen als mogelijk is, en, behalve dit, de melk, die de schapen gedurende den nacht voortbren gen, 's Morgens echter melkt Polyphemus weer die arme schapen. Het is dus duidelijk, dat hy' verwachtte, dat zijn lammeren groeien zullen van n trekje per dag aan een gemolken schaap, en vriendelijk genoeg zullen zijn hun moeder niet uit te zuigen, hoewel zij den geheelen nacht er bij worden gelaten, of anders, dat de schrijver van de Odyssea zeer vage denkbeelden had omtrent de betrekking tusschen lammeren en schapen en de gewone methode van handelen in een boerderij. In scheepszaken," zegt de heer Butler, ver. raadt zich even weinig ondervinding." De schrijver weet alles over het koren en den wijn die aan boord moeten worden gebracht; de pro visiekamer waarin deze bewaard worden, en het krijgen ervan worden nauwkeurig beschreven; maar hier eindigt de wetenschap. De andere dingen die aan boord komen zijn : dingen die gewoonlijk op schepen meegenomen worden." Ook op de reis wordt ons verteld dat de zeelui alles doen wat noodig is," maar geen bijzonderheden. Er is een schipbreuk dio meer dari eens dienst doet zonder verandering van een enkel woord. Ik heb zulk een schipbreuk in Drury Larie gezien. De voornaamste kenmerken van de Ilias waren, zooals wij zagen, liefde, oorlog en roof. Het voor naamste idee van de Odyssee is de eigenwijsheid van de mannen, en die grondtoon wordt reeds in de eerste paragraaf aangeslagen, waar we hooren hoe de matrozen van Ulysses eigenzinnig, in spijt van iedere waarschuwing, het vee van den zonnegod moesten dooden en opeten en tengevolge hiervan omkwamen. De eigenwijsheid van den man met zy'n tegenhanger, de meerdere uitstekendheid der vrouw, is het leidende thema, hierna komen kunst, godsdienst, en Ik schaam mij bijna er te moeten bijvoegen: geld. Er is geen liefdesge schiedenis in de Odyssee, behalve de terugkomst van een kaal, oudachtig getrouwd man bij zijn bedaagde vrouw en volwassen zoon, na een afwe zigheid van twintig jaren, en zijn woede, dat hij in zijn afwezigheid zooveel geld is kwijt geraakt. Maar dit kan nauwelijks een liefdesgeschiedenis genoemd worden, het is huishoudelijkheid en zelfs de meidenpraatjes ontbreken niet. Er is een bekoorlijke jonge prinses. Nausicaa, maar ofschoon deze een voorbijgaande teederheid gevoelt voor den bedaagden held, zoodra Minerva diens kaal oud hoofd wat heeft opgekruld en hem heelemaal netjes heeft aangedirkt, toont het meisje duidelijk, dat zij naar geen enkelen van haar tegenwoordige bewonderaar,; in vlee.sch en bloed wil kijken. Er komt als hoofdpersoon ook een jonge man, Telemachus, in voo~, die niets is wat niet keurig, welopgevoed en bescheiden is; hij heeft een beminnelijken en zeer beschaafden jongen mannelijken vriend, die zegt dat hij niet van schreien houdt bij maaltijden, maar schreit in den voormiddag op een leege maag, zooveel alsiemandmaar wil. En er is geen damevoorhanden, noch voor dezen netten jongeling, noch voiTTelemachus. 7ij worden hoog en droog oude vrijers gelaten. Twee godinnen, Circe ei) Calypso, nemen inderdaad de eene na de andere l'lysses in bezit, maar de wijze waarop hij een positie aanneemt die eigen lijk niet door hem gezocht was, en waarin het duidelijk is dat zijn hart niet in het spel is dient ook alleen om de gemakkelijke on trouw van Ulysses aan te toonen, in tegenstelling met de onbezweken .standvastigheid en trouw van zijne vrouw Penelope. Door de geheele Odyssee geven de vrouwen niet in werkelijkheid om de mannen, noch de mannen om de vrouwen; zij beweren nu en dan het wel te doen, maar het is een gedwongen fraaiighcid en de algemeene ver houding van de sexen tegenover elkander lijkt veel op die van Helena, die zegt dat haar echtgonoos Menelaus waarlijk niet min is in persoon en verstand", of weer als Perelope zelf, die, als

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl