De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 21 februari pagina 7

21 februari 1892 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 765 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. JULIUS PRUTTELMAN BROMMEIJER. Dat ziet er hier weer erg Noordsch uit. Alles komt te genwoordig uit den zelfden hoek. De Nordcap brengt je ?de bevroren schelvisschen; nauwelijks zijn ze gearriveerd of daar komt je een walvisch verrassen, en even daarna stu ren ze je de sneeuw «n het ijs van NovaZembla thuis. Blijf op zoo'n manier eens buiten verkoudheid cii rhumatiek! Ja, dat is het beroerde van al die dingen die uit het Noorden komen. Daar heb je b. v. die ZweedsehNoorsche spoorwe gen. Hoeveel lui heb ben ze niet een hoestbui en een terinkje be zorgd. Ik ken er heel wat wien ze meer dan een dozijn zakdoeken hebben gekost. Toch heb ik mij niet kunnen bedwingen eens naar het opvisschen van den walvisch te gaan kijken en ik ben zoo gelukkig ge weest dat dier te zien zweven tusschen aarde en hemel, 't Was een subliem gezicht. De heele Handelskade lag daar als een visscher, die op zijn buik uitgestrekt, de hydraulische kraan gelijk een hengellat in de hoogte hield met dat ondier er aan, als wilde zij. bij de voortdurende slapte in zaken, zich den tijd wat verdrijven met dat van ouds Nederlandsen vermaak. Nu, het ding had veel bekijk. Waar ik me echter over geërgerd heb. dat was de stemming van het publiek, die zich uitte in allerlei flauwe grappen. De een had het over een traanpakhuis, de ander sprak van zoo'n govalletje op je eksteroogen, een derde zei heel oneerbiedig als er maar weer geen Jonas in zit", en ook werden er de noodige kwinkslagen verkocht over het luchlje dat er aan dit lichaam was. Hij wordt al beurs, riep een appelkoopman, waarop een kantoor'poper repliceerde: hij is net als de beurs, wil je zeggen, wat mij zoo uit mijn humeur bracht, dat ik hern wel een opstopper had willen geven, wat ik echter niet gedaan heb, omdat ik juist bij jds nog bedacht, dat dit voor iemand van rnijn positie niet netjes zou zijn. Gelukkig viel juist op dat moment mijn oog op Charles, die natuurlijk ook was komen kijken. Ik gaf hem de hand en wilde hem vragen of het zijn doel was den walvisch te komen zien, of om te onderzoeken of het Noordzee Kanaal al weer dicht lag, maar hij liet mij geen tijd en riep vol vervoering: Och Heere Brommeijer, wat en teeken van 's Hemels hooge gunst, hier zoo'n noordvisch ons te vertoonen! Dat doet me den ken aan de dagen van ouds, toen onze dappere Janmaats met knoestige klimaten uit harpoenen gingen, en toen ons dundoek nog wapperde den zeerob ben en ijsberen tot schrik. Het Noorden in,Julius'. daar ligt de toekomst voor onze zonen ; zoo brengen we Oranje weer tot eere, want als Boreas de slapen van deze kloeke koppen heeft gekust, daar verre, dan komen ze tem;.? met forsche zecmanshanden, die zoo goed ais in den ouden tijd om de degengreep passen van Hcemskerk's staal en van Koen's kling. Want liet ij? staalt, harnast en pantsert, ja. dat doen de zee, het ijs en de wind. Wanneer je weten wilt hoe de zeventiende-eeuwsche Nederlanders op zee en op land hun plicht hebben gedaan, kalm en moedig, dan kan je ?dat het best beseffen, als je voor zoo'n wal visch staat. Zoo'n dier getuigt als een af stammeling van zijn voorgeslacht van liollandschc moed, doodsverachting, koppige on buigzaamheid, roemrijke volharding, en liet is welbeschouwd een tot traan gostolten poeëeem op onze onversaagde zelfopofferende helden. Aanbiddelijk symbool, zoo hoorde ik hem uitroepen, waarna hij het hoofd ontblootte en in geestvervoering juichte : LEEF, WAL VISCH. I/HEF H Ik stond meer dan getroffen. Hoe kan je nu zoo zijn, zei ik, zie je niet dat hij zijn staart al zoo goed als kwijt is... maar op liet zelfde oogenblik verloor ik hem uit het oog; hij drong zich tusschen de me nigte om het dier nog naderbij te komen. Toen ik de deur van mijn huiskamer opende, vond ik mijn vrouw en Thércse in druk ge sprek met Quaek. Ik vertelde hun wat ik gezien bad en gaf aan Quack te kennen, <lat ik het enthousiasme van mijn vriend wel wat bedenkelijk achtte, niet wat den aard van dat verschijnsel betrof, maar de mate waar in het zich vertoonde... Quack zelf is enthousiast en daarom drukte ik mij zeer voorzichtig uit. Pardon, zei Quack, permitteer me u te doen opmerken, dat onze vriend wel spoedig in geestdrift ontsteekt, maar dat dit volstrekt niet een gevaar in zich sluit. Hij zal zich van den goeden weg niet laten afvoeren. Met naturen als de zijne ben ik van nabij bekend. Hij heeft een dicllterlijk temperament. Je hebt van die rnenschen die precies als een spirituslampje zijn, je kunt er niet naar wijzen, of ze staan in brand; maar je hoeft er ook maar even naar te blazen en ze zijn weer uit. Ze zijn voor hen zelf gelukkige zielen. Ze hervormen eiken dag de wereld op een nieuwe manier en ze zijn nooit treurig omdat de eene manier niet opgaat, aange zien zij altijd weer een ander middel hebben, dat nog moet worden toegepast. Zoo is het ook met Charles. Indertijd dweepte hij met de Ijszee... en de heele natie moest naar de Noord-Pool. Daarna hielden wij ons hart vast, want we meenden, dat hij voor koloniaal zou teekenen, 't Indisch leger was hem alles als opvoedingsinstituut. En thans wil hij Een kleine misrekening. DE JONGE KIIEDIVE. Jk verzoek u te bedenken, tot wicn gij spreekt! Joitx Brr.L (Verlegen lid, militair saluut makend): All right, jongenheer.... Koninklijke Hoogheid, wil ik roggen. (Ter '\.ij/lc). Allemachtig, wat is dat baasje gegroeid! van niets andars weten, dan van da school. Onder alle betrekkingen van het burgerlijk leven schijnt ons er geen zoo edel en voor beeldig toe, als die van schoolmeester!'' En van middag, vertel je, nam hij weer zijn hoed af voor den walvisch... maar dat bindt hem tot niets .... je kunt er zeker van wezen. dat hij voorloopig achter zijn lessenaar blijft, even goed als ik zelf, die met. de sociale rechtvaardigheid dweep, en ondertusschen.... Maar dat is van die Mij u lieer Boissevain toch een groote ongedurigheid, zei Tiu'ivse, doch mijn vrouw schudde het hoofd en zuchtte: kind, dat moet je een mensch nooit kwalijk nemen, je grootmoeder placht te zeggen van iemand, die altijd van den hak op den tak sprong: hij heeft zeker een dronken baker gehad, en zoo iets kan het met Mijnheer Boissevain ook wel geweest zijn. Quack scheen deze verklaring niet juist to achten en ik zelf begreep dat zulke praatjes niet pasten in een huis als het mijne Het deed mij dus genoegen, dat hij met zijn be kende gevatheid het gesprek een andere wen ding wist te geven. Heb je gezien, 7.00 vroeg hij, hoe Charles kennis heeft gemaakt met Verspijck, althans met diens n aam V Neen, wij hadden dat niet gezien, Quack haalde daarop een LmdcLMad uit zijn zak, en las voor: Het was in de oude Parkzaal, nu reeds sinds lang afgebroken. Ik weet niet meer in welk jaar, maar 't is zeker een dertig jaar geieden. _ Toen trad er in die zaal een merk waardig improvisator op, de Breuk genaamd. Hij zou dichten over het onderwerp, dat hem bij loting aangewezen werd Uit een bus werd een papiertje getrokken, ontrold.... en nu las hij voor: »Uancljermasniii!j." Kn na een korte poos bracht hij in gloeiende bewoordingen vol geestdrift hulde aan de heldenfeiten, waar door de Hollandsche soldaten in Bandjermassing hadden overwonnen. Het is lang geleden! maar ik herinner mij nog goed de eerste regels: »Bandjermassing! Bandjermassing! Rood gekleurd door Ilollandsch bloed'.'' Daar zeg je zoo iets, riep ik. Die ... de Breuk heb ik ook gehoon]. Ja, dat was een wonder. God, wat transpireerde de man !. . . Bij diezelfde gelegenheid heeft hij ook op Ga ribaldi gedicht. Garibaldi! Garibaldi! En wat zal die? En wat zal die? Gek, dat ik evenals Boissevain, mij alleen nog goed de eerste regels herinner. Dat zullen, denk ik, de beste geweest zijn zei Quack IETS OVEIl KLERKEN. Eene beschouwing. Da naam van klerk is mooier dan 't vak ! dat hij representeert, vooral ook omdat hij met zijn vijf letters ZOT veel verschillende ! bezigheden aangeeft. Gewoonlijk echter wordt hij gebruikt om iemand aan te duiden, die, laler dan hij moet, in een andermans kantoor gaat zitten, daar op 't eind van een penhou der kauwt en zich i n tusschen verwondert dat hij geen ministers-inkomen hcoft. Om klerk te worden is het niet noodig dat men er zich toe geroepen gevoelt; laler komt het roepen van zelf, maar dan geschiedt dat door den patroon, die gewoonlijk den jongsten klerk in verhouding het best betaalt, omdat zoo'n jon geling, voor de drie gulden, die hij s'weeks verdient, meestal een grooter bedrag aan post papier, inkt en enveloppen verknoeit en deze \ op Onkosten-rekening komen. ; Van hun hooge krukken zien de meeste i jonge klerken met een soort van minachting op gewone winkeliers of handwerkslieden j neer, omdat zij 't onbillijk en ordinair vinden, : dat een goed schoen- of kleermaker zonder i moeite vier of' vijfmaal zooveel kan verdie- i nen dan een klerk. Daarentegen gaat do klerk ' in een fijn koffiehuis biljarten, terwijl hij een j boodschap doet, omdat de tijd, die hij daar- i voor verspilt, niet zijn eigen is; dat kan een ! handwerksman niet! ; Zoolang de klerk ongetrouwd blijft, behoudt hij zijn hcerachtig uiterlijk; maai' als de hè- ; mei hem met een vrouw en kinderen zegent, j wordt, na elke vermeerdering van zijn familie, ! zijn uiterlijk minder even als zijn humeur, omdat zijn salaris bij al de mutatiën van zijn i gezin, even stabiel blijft ;ils zijn wensen om verliooging. De klerken die op een si;i<l)mLs of ; aan een ministerie werkzaam zijn, verdienen ? gewoonlijk naar male hunner verdiensten min der. maar gevoelen zich meer omdat zij j deel uitmaken van de rcgoering. j Op gewone kantoren kan een klerk zijn plaats danken aan een oi' andere, praktische bekwaamheid, maar een gouvenienients- of' stadhuisklerk moet, behalve stipte gehoor zaamheid en bekwaamheid, algemeene en uitgebreide kennis hebben van eopiëeren en van krabben zonder dat 't zichtbaar is. Een eerste, vereisehte is, dat hij minder doet dan hij kan. Gewone nienschon ver wonderen zich dikwijls over de ongenaak baarheid van sommige dier ambtenaren, maar als zij bedachten dat het regeeringsperfonen zijn, zouden ze ook beleefder hun onbeleefdheden aannemen. In den tegenwoordigen tijd is de klerk niet alleen mannelijk meer, men begint ook vrouwelijke klerken te ontdekken, echter nog niet dikwijls met de mannelijke dito's op n kantoor. Vooreerst omdat de patroons oordeelen dat er zonder vrouwen al meer dan te veel wordt geboemeld en verder omdat zij zelf ontvlambaar en toegefelijk zijn in som. mige o i jstandigheden. In vroeger tijd liet een handwerksman zijn zoon een vak leeren, evenals hij zelf. Een goede degelijke smid,of timmerman schonk een verbeterde of vermeerdere uitgave van zich zelf aan de maatschappij maar tegen woordig -?brengt een handwerkersvrouw on veranderlijk een , klerk" ter wereld omdat .op 'l kantoor"1 zooveel mooier klinkt dan op den, irinke.r en het veel verstandiger is om '« l/ecr'" te wezen met veel kinderen en een leege maag, dan maar een weldoorvoed handwerksinan, die soms niet eens stemmen mag. .Als in een of ander gezin de oudste doch ter b. v. hoogere aspiratiën toont, door haar broertjes dagelijks om de ooren te geven, lang in bed ie liggen of het huis uit te loopen als de waseh moet worden gedaan, is het natuurlijk dat ze geschikt is om in het leven haar eigen weg te zoeken, en soms zal ze dien als klerk in een of ander magazijn of kantoor trachten te vinden. Voor telefoondames zijn dergelijke krachtige geesten bij zonder geschikt en evenzoo voor alle andere vakken, waarvoor geen examens verlangd wor den. Klerken, zoowel mannelijke als vrouwe lijke, zijn evenwel over 't algemeen zeer nut tig in de maatschappij alles wat nuttig is, is bescheiden en daarom is het dan ook geen wonder dat hun salarissen het nog in be scheidenheid winnen. ALLERLEI. GI> ecnlinftla//ii/li nifls-uilvoeriny. Von Ram melen. Nu volg ik op het programma. . . Wat zal ik spelen ? F ces t co m mi ssaris (door het scherm glurend) Ken marsen zal mij dunkt het beste zijn. Iedereen loopt de zaal uit! Vader. Wil je wel geloovcn, amice, dat het absoluut vertrouwen, dat rnijn jongen in mijn wijsheid stelt, me soms bijna beschaamd maakt! A' r i e n d. Maak je niet ongerust; dat komt laler overeen uit. Tegen dat hij twintig is, zal hij denken dat jij niemendal weet. Napoleon III, die niet minder dan andere souvereinen met arme familieleden was op gescheept, trachtte eens een zijner nichten, die hij meer dan eens edelmoedig had bijge staan, te overtuigen, dat hij onmogelijk meer voor haar kon doen. De prinses nam zijn weigering zeer kwalijk en zeide bij iiaar ver trek min of meer spottend: Sire, ik kan niet zeggen, dat gij veel van onzen oom, den grooten keizer hebt. Gij vergist u, ma cltcre cousine," antwoordde de vorst glimlachend: ik heb zijn familie."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl