Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.766
uitgelegd. Ik verzoek dus de vrienden der waar
heid van mij alleen datgene aan te nemen, wat
bij het huis Lévy verschenen is. Op den tijd toen
ik La vie de Jésws in het licht gaf, hebben
bladen, door de Jezuïeten betaald, beweerde auto
grafen van my afgedrukt, waartegen ik nooit heb
geprotesteerd; maar daar zal na juist
die.coramiqsie voor de Histoire Littéraire in de 24ste eeuw
hare scherpzinnigheid eens op kunnen oefenen.
Wanneer intusschen de kritiek, in plaats van
vooruit te gaan, zwakker werd, dan zou ik ver
loren zijn; maar ook weer: als het menschdom
bestemd is voor idiootheid, dan hecht ik niet meer
aan zijne achting, en het mag van mij zooveel
onzinnige denken als het wil.v
Dit wat betreft de toekomst op aarde; wat de
toekomst ergens anders betreft, is Kenan zoo
sceptisch mogelijk.
Ik heb wel eens ergens verteld, hoe een vroom
mensch uit de buurt van Nantes, waarschijnlijk
meenend, dat ik in feesten en uitspattingen mijn
leven doorbreng, my iedere maand deze woorden
schryft: Er bestaat een hel." Deze correspon
dent, wie ik voor de goede bedoeling dankbaar
ben, maakt my niet zoo bang als hij (of zij) meent.
Ik wou wel zeker zijn, dat er een hel was, want
ik verkies verre de onderstelling van eene hel
boven die van het Niet. Vele theologen meenen
dat, voor de verdoemden zelfs, het beter is te zijn,
dan niet te zijn, en dat die rampzaligen mis
schien no;; toegankelyk zijn voor menige goede
gedachte. Wat mij betreft, ik verbeeld mij
dat, wanneer de Almachtige in zijne gestreng
heid my al eerst naar die leelijke plaats zond,
ik toch wel kans zou zien er weer uit te komen.
Ik zou mijn Schepper smeekschriften zenden, die
hem deden glimlachen; de redeneeringen die ik
?tegen hem zou houden om hem te bewijzen, dat
ik door zyn schuld verdoemd was, zouden zoo
vernuftig sluitend zijn, dat hij moeite zou hebben
iets er tegen te zeggen. Misschien zou hij mjj in
zijn heilig paradijs toelaten, waar het al heel
vervelend moet zijn. Onder de kinderen Gods
laat hij zeker ook van tijd tot tijd Satan, den
kriticus, eens binnenkomen, om het gezelschap
wat uit de plooi te brengen.
Om de waarheid te zeggen, zooals ik reeds te
verstaan gaf, zou hetgeen mij ook in billijk
heid het best passen zou, niet de Hel zijn, maar
het Vagevuur, een droevige en bekoorlijke plaats,
waar zij die een correctioneele straf hebben uit te
zitten, heel goed hun tijd kunnen afwachten. Ik
stel mij het Vagevuur voor als een reusachtig
park, verlicht door een poolschemering en bezet
met donkere boscbjes, waar de liefdesbetrekkin
gen, op aarde begonnen, langzamerhand reiner
worden, in afwachting van hun volkomen
aetheriseering. Wat een heerlijke romans zouden daar
hun laatste hoofdstuk vinden. Wat moet men
weinig haast hebben om daar uit te komen, vooral
in aanmerking nemend hoe weinig aantrekkelijk
het Paradijs zal zyn! Hetgeen mij soms niet erg
doet verlangen naar die plaats van heerlijkheid,
is vooral het eeuwige. Zal men er eens van plaats
kunnen ruilen! Mijn hemel, wat zal men gauw
genoeg hebben van zijn tafelbuur of buurvrouw.
Reizen van de eene planeet naar de andere zouden
mij wel bevallen, maar die zouden weer niet be
hagen aan de oude vrome juffrouwen, die, naar
men beweert, onder de uitverkorenen de meer
derheid zullen vormen. Gods wil geschiede!"
Benan zegt nog het een en ander over den in
houd van het boek Souvenirs,?zijne jeugdherin
neringen, zijne moeder met wie hij arm was en
die by hem zat als hy hard werkte, en beslui t:
Hemelsche Vader, ik dank U voor het leven.
Het is my welgevallig en kostbaar geweest, om
ringd als ik was van uitmuntende wezens, die mij
nooit hebben laten twijfelen aan hun goede be
doelingen. Ik ben niet zonder zonden geweest;
ik heb de gebreken van alle menschen gehad;
maar wat ook zy die zich onze priesters be
titelen, mogen zeggen, een heel slechte daad heb
ik niet bedreven. Ik heb de waarheid liefgehad
en haar het een en ander ten offer gebracht. Ik
heb Uwen dag begeerd, en ik geloof er nog aan.
Toen mijn oud geloof vervloten is, heb ik,
inplaats van te treuren, en tegen u wrevelig te
worden, het besluit genomen my «r in te schik
ken. Treuren zou lafheid geweest zijn, wrevelig
worden de grootste ongerijmdheid."
EEN ROMAN UIT HET SOCIALE LEVEN. *)
Burgermenschen van J. Kleefstra is geen mooi
boek in de beteekenis van litterair mooi; als ro
man, d. w. z. als kunstwerk staat het in my'n
oog niet hooger dan de tallooze onbeduidende
oorspronkelijke" verhalen, welke voor den lezer,
die zyn litterairen smaak gevormd heelt aan de
beste werken der buitenlandsche letterkunde,
eerder een beproeving mogen heeten dan dat zij
belangstelling wekken. De eigenlijke romantische
intrige komt hierop neer, dat een burgerjongen,
zoon van een behangersbaas, die voorheen welge
steld doch door de tijdsomstandigheden aan lager
wal is geraakt, zich, zonder veel hinderpalen op
zyn weg te ontmoeten, verlooft met een adellijke
jonkvrouw, dochter van een der grootste grond
bezitters in Friesland. Het is waar, Jan Holsma is een
intelligente jonge man met gezonde ideeën; hij is
student en heeft het tegelijkertijd reeds gebracht tot
redacteur aan een locaal dagblad ; freule Marie is
een excentrieke jonge dame, zonder
standsvooroordeelen, maar het is wat veel gevergd van het goed
geloof zijner lezers, wanneer de schrijver een ver
bintenis tusschen twee door zulk een diepe maat
schappelijke klove gescheiden personen zoo vlot
weg tot stand brengt; zelfs in onzen
democratischen ty'd ligt deze roman" buiten het sociale
leven. Pover als met de vindingrijkheid van den
auteur, -wanneer hij de werkelijkheid verlaat om
zijn verbeelding aan den arbeid te stellen, ziet
het er met de behandeling zijner romantische stof
uit. Van diepere analyse by de aandoeningen
zijner verbeeldingsmenschen, Jan Holsma en freule
Marie, is niets te ontdekken, zelfs schiet Kleefstra's
schilderend talent te kort, wanneer hij de gevoe
lens van zijn jongen held voor Marie onder
woorden wil brengen; de auteur vervalt dan in
een opsomming van de allerconventioneelste
romanuit drukkir gen, welke men in onze oorspronke
lijke" verhalen voor het grijpen vindt.
Maar meen ik Burgermenschen weinig letter
kundige verdienste te mogen toeschrijven, in vele
andere opzichten verdient het, dunkt me, gerekend
te worden tot de goede en nuttige boeken. Het
is een gelukkig verschynsel, wanneer de letter
kunde eindelijk de draagster begint te wordan
van hetgeen er zich belangrijks in het leven van
de individuen en de volkeren openbaart; in
Frankrijk, in Rusland is zij dit reeds lang; ook
de Noorsche litteratuur, onder een grondige be
handeling der vraagstukken, die ons op dit oogen
blik belang inboezemen, schetst de aandoeningen,
de wenschen, de verwachtingen, de teleurstel
lingen, die het menschelijk karakter en het
menschelijk streven ontraadselen. Is het nu niet
natuurlijk, dat verhalen, wier inhoud in geen
verband staat tot hetgeen ons belangrijk voor
komt, vervelen? En welk vraagstuk is er in
dezen tijd, dat meer de hoofden en harten warm
houdt dan dat over de gebreken en dringend
verlangde hervormingen in onze maatschappelijke
verhoudingen? In zijn Bwrgermen&chen doet Kleef
stra een greep uit het leven eener klasse van
lieden, gelijk wij er dagelijks gelegenheid hebben
te ontmoeten, doch over wier nooden en aandoe
ningen de zelfgenoegzame bezittende burgerklasse
zich niet bekommert. Uit de dagbladen is het
voldoende bekend, welke droeve toestanden er
tegenwoordig in Friesland bestaan; er heerscht
daar een algemeene malaise en dientengevolge
zijn de onderlinge verhoudingen daar nog erger
gespannen dan elders in ons land. Met deze
betreurenswaardige sociale toestanden tot ach
tergrond van zijn verhaal voert de schrijver
zijn lezers een kring van kleine burgerlieden
binnen, wier wanhopige strijd om het bestaan
een somber beeld geeft van hetgeen in die krin
gen wordt geleden. Dat Kleefstra hier de wer
kelijkheid te zien geeft; er valt geen oogen blik
aan te twijfelen. Nergens een spoor van over
drijving; geen geïdealiseerde arbeiders; geen sen
timentaliteit, geen somber grijs in grijs geschil
derd portret. Levendig is de voorstelling van
den brand, waar enkele ruwe gasten onder het
gepeupel den eisen duen hooren: Laat branden,
mannen, niet pompen, jongens." Dit tafereel geeft
een weerklank op hetgeen onlangs aan de Am
sterdammer uit Jubbinga werd geschreven ter
illustratie van den nood en de stijgende ontevre
denheid der armen in de veenderij-compagnie.
Een menigte van pi. m. 00 man schreeuwde voor
de woning van den armvoogd:
Doet open de stembus, 't volk staat er voor;
doe 'c gauw of de boel gaat kapot." Niet te
vreden met de buitengewone bedeeling cischten
ze meer, ze dreigden met geweld en kregen bun
zin. Goed en kwaad, allen kregen verhooging en
een brood bovendien voor 't wachten. Reeds.
driemaal achtereen heeft de armvoogd voor ge
weld moeten bukken. Telkens s;rooter wordt do
schare, hooger wordt de eisdi, dreigender de
houding."
Ouder de Burgermenschen door Kleefstra
geteekend staan als de best geslaagde de fijuren
van baas en vrouw Holsma vooraan. De oude man,
wat driftig van aard doch een braaf on Hink
werkman, werkte vroeger met een stuk of vier
knechts; het gezin was toen welgesteld, maar de
slechte tijden braken aan, het werk werd minder,
de knech's werden afgeschaft en zoo gaat het
langzaam achteruit en is de armoe het huis der
brave, eerlijke lieden binnengeslopen, Baloorig
door de voortdurende teleurstellingen, het
geknibbel der gierige rijke werkgevers, het gedwongen
leegloopen de verveling heeft 't hem gedaan,"
zegt moeder Holsma - zoskt de baas wat te
veel troost" in den borrel; hij, die vroeger geen
voet wilde zetten in een kroeg, zit nu uren lang
daar en laat zich het hoofd op hol brengen door
een of anderen kroeg-wereldhervormer, die hem
veel moois voorzwetst over vrijheid en gelijkheid
voor allen. Zoodra echter heeft hij weer werk, of
baas Holsma is weder de knappe handwerksman
van voorheen en het puikje der ververs en behangers.
Naast den altijd oreerenden man bewaart moe
der Holsma, het type der knappe burgervrouw, het
gezin voor totalen ondergang; zij heeft een af
schuw van het socialisme, gelijk het haar door
baar man wordt verkondigd; zij met haar be
krompen blik op de maatschappij, die toch altijd
uit hoog en laag, rijk en arm heeft bestaan, weert
zich krachtig tegen het evangelie der vrijheid en
gelijkheid. Verveling kent zij in dezen droeven
strijd niet; als haar dagtaak in het huishouden
is afgeloopen roert zij de breipennen om tegen
een hor.gerloon er een duitje bij te verdienen en
onder het breien tobt en zorgt zij, wat de dag
van morgen zal brengen en hoe zij knapjes voor
den dag zal komen, want de buren mogen niet
weten dat de Holsma's het zoo arm hebben. De
arme lui zegt zij zelve tot haar zoon Jan hebben
het veel beter dan wij. Als 't werk hier op is gaan
ze ergens anders heen. Dat kan vader niet doen. In
den winter krijgen ze van de bedeeling. Daar
schamen wij ons voor. Kleeren behoeven ze niet
te koopen; die krijgen ze van deze of gene wel.
Belasting hebben ze niet te betalen en schoolgeld
voor de kinderen ook niet. Ons soort volk, de
middenstand, wordt vergeten, 't Is net of wij van
steenen brood kunnen maken of van den wind
kunnen levc-n. Maar wij verbergen onze armoede,
weet je! en wat de wereld niet ziet, dat deert
haar niet.
Dit is het voornamelijk, wat Kleefstra met zijn
roman uit het sociale leven" zoekt aan te toonen;
bijna erger nog dan de arbeider gaat de kleine
baas onder de ongunstige omstandigheden gebukt;
het crediet raakt uitgeput, het boek blijft leeg en
men heeft zijn stand, zijn fatsoen, dat afgortje van
eiken rechtgeaarden Hollander, rijk of' minvermo
gend, op te houden! Dat is de ergste armoede,
doch waarvan het minst notitie wordt genomen. Voor
den kleinen burgerstand, 't stiefkind in de soci
ale huishouding,"' neemt de schrijver bet op, maar
hij spoort hem tevens aan zich niet gewillig te
krommen onder de ellende, doch zich te veree
nigen met de arbeiders, om zich de plaats te ver
overen in de maatschappij en den staat, die liem
rechtens toekomt.
Het is duidelijk: met zijn Burgermcn?clicn be
oogt de heer Kleefstra een warm pleidooi te
leveren voor de Friesche volkspartij, een prijzens
waardig propagandamiddel. Jan Holsma treedt op
als de apostel dier partij ; een voordracht door
hem gehouden, de beschrijving van een groote
volksmeeting, waarvoor waarschijnlijk die in 1890
te Heereveen gehouden de stof leverde, doen dienst
om de denkbeelden der Friesche volksparty in
aangenamen vorm onder de aandacht van velen
te brengen, die zich overigens onvirschillig toonen
voor de troebelen van het sociale leven. Waarom
zou die deel van het lezend publiek, dat gaarne
vader Van Alphen navolgt en spelende leert, thans
niet in den vorm van romantische verhalen de
sociale kwestiën en haar middelen tot genezing
willen leeren kennen, gelijk het vroeger zijn ge
schiedenis leerde of de herinnering er aan op
frischte door het lezen van historische romans?
Met gloed en overtuiging zijn in het boek de
gedeelten geschreven, waarin Kleefstra de ellende
der arbeiders en der kleine burgerklasse schildert
en hun recht op verbetering van hun socialen en
materieelen toestand verdedigt Dan weet hij den
rechten toon aan te slaan, zelfs het hart van den
voor de nooden zijner medeschepselen onverschil
ligsten lezer te treffen en diens belangstelling
wakker te schudden voor de doerniswaardige toe
standen in Friesland.
Om deze reden maakt m. i. JhirgermenscJien
als roman uit het sociale leven" aanspraak op
den naam van een goed en nuttig boek, al is het
uit een litterair oogpunt geen mooi" boek.
HliNWETTE V. D. M.
*) Burgermenfchen. Roman uit het Sociale
leven door J. Kleefstra. Amsterdam, Uitgevers
maatschappij Elsevier.
V A K l A.
PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN
MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP.
De statige rij paleizen, die het Hyde Park te
Londen omzoomen, is van ouds beroemd om de
kunstschatten, die er in geborgen zijn. Vooral
rijk aan Italiaansche werken was Dudlcy House,
de residentie van den graaf van Dudley. Sedert
de graaf jaren geleden gestorven is, nebben de
erfgenamen al veel onder da hand verkocht, o.a.
een Laatste Oordeel" van Fiesole, thans in bet
museum te Berlijn. Nu zal binnen kort het nog
overgeblevene onder den hamer komen, en daar
onder schuilt nog menig merkwaardig Hollandsen
schilderij. Het portret van Abraham do Notte
bv. in 1640 geschilderd door Uirel Fabritius, van
wien ons Rijksmuseum geen werk bezit, zou daar
een gevoelige leemte vullen. Maar of wij bij
machte zullen zijn, ons op de Londensche kunst
markt met succes te vertoonen, blijft een vraag,
waarvan de gunstige beantwoording thans beden
kelijker schijnt dan ooit, nu we gelijktijdig van
een gerucht melding moeten maken, dat onder
kunstvrienden de ronde doet. Immers de Delfsche
Vermeer, die de bewondering van een ieder op
wekte, die gebruik gemaakt heeft van de gelegen
heid, zoo ruimschoots door de vroegere eigenares
Mevr. Mess-'chert van Vollenhoven geschonken, het
kostbare stukje te gaan zien. zal, naar gemom
peld wordt, door den tegenwoordigen eigenaar,
Mr. J. F. van Lonnep te koop geboden ?worden.
Natuurlijk respecteeren wij de omstandigheden
die dezen verkoop wellicht noodzakelijk maken,
maar bet feit blijft er niet minder betreurens
waardig om. Laten we ons voorloopig nog met
de hoop vleien, dat het gerucht maar een loos
alarm geweest is.
De verleden zomer te Haarlem opgerichte
Vereeniging van Archivarissen in Nederland heeft
een prospectus rond gezonden van het door baar
uit te geven Nederlandsen Archievenblad. Daar
onze rijksarchieven onder de beruchte af'deeling,
Kunsten en Wetenschappen" behooren, is bet
een groote stap voorwaarts op den goeden weg,
dat vele der rijksarchivarissen zich bij de ge
meente-archivarissen hebben aangesloten, om ook
bij ons het archiefwezen op te heffen. Dat het
tijdschrift belangrijk wezen zal, daaraan behoeft
niet getwijfeld te worden, maar een groot deel van
de belangrijkheid zal afflangen van de belang
stelling, door iuteekenaren getoond. Het blad
zal op ongeregelde tijden verschijnen, en de
abonnementsprijs bedraagt f 3. per jaar.
Gustaf Karpeles. Allgemeine Gescbichte
der Litteratur von ihren Anfilngen bis
auf die Gegenwart. Mtt lllustrationen
und Portraits. Berlin, G. Grote 1891.''
'2 dln.
In kurzen Zügen die Hauptströmungen
darzustellen, welche durch die Weltlitteratur ziehen"
is het doel van den schrijver geweest. Dit heeft
hij gedaan, en daarbij heeft hij door een waren
overvloed van portretten en facsirailes zijn werk
zoo smakelijk gemaakt, dat het zonder twijfel
menigeen zal opwekken nader kennis te maken
met de behandelde stof. Natuurlijk slaan wij het
eerst op. wat de heer Karpeles over onze littera
tuur wist te zeggen. Twee-en-twintig bladzijden
heeft hij er aan gewijd, en deze zijn opgeluisterd
met de portretten van Vondel en Conseience. Dit
staat wel in geen verhouding tot de wijze waar
op de Duitsr.li letterkunde der zeventiende eeuw
is behandeld, maar wat over onze letterkunde ge
zegd is, is voor het werk van een vreemdeling
nog zoo slecht niet, ofschoon we nauwelijks een
glimlach kunnen onderdrukten, wanneer we Jo ?
hannes Uilman onder de groote dramatici van
de negentiende eeuw zien paradeeren.
Jlfrs. Julin Kiwyritnltenwdner. The devil's
picture books. A bistory of playing-canK
lilustrated. London, T. Fishtr rnwinl802.
De litteratuur over de speelkaarten. Devii's iiooks
zooals de Kngelbrbe Puriteinen ze noemden, is
al tamelijk omvangrijk, en dat niet alleen in tal
van tijdschriftartikels. De werken van Paul La
Croix, Kdward Taylor, Singer e. a. zijn daar. om
te bewijzen, dat ook over dit onderdeel der be
schavingsgeschiedenis veel te zeggen is. liet is
Mevr. van Rensselaer te New-Vork, de afstamme
ling van een Hollandsche familie, die zelf een
uitgebreide verzameling op dit gebied heelt bijeen
gebracht, gehikt, een nieuw boek hierover samen
te sttllen. liet werk maakt geen aanspraak op
wetenschappelijken arbeid, maar door pleizierigen
verhaaltrant en fraaie afbeeldingen zal bet door
velen gewaardeerd worden.
Paul Girard. La peinture antique.
Paris 1892.
Alle boeken over algemeene kunstgeschiedenis
bevatten een hoofdstuk over de schilderkunst der
ouden. Maar nergens is nog dit onderwerp op
zich zelf op populaire wy'ze behandeld. Daarom
hebben de uitgevers der Bibliothèqne de
l'enseignement des beaux-arts" een goed werk ge
daan, den heer Paul Girard het woord hiertoe
te verleer en. De te bewerken stof was rijk," en
vooral veel verspreid. Uit de Egyptische
pyramiden, de Assyrische en Persische konings-paleizen,
van Grieksche en Etrurische vazen en van onder
de lava van den Vesuvius moesten de bronnen
bijeengebracht worden. Dit is met zorg gedaan,
en de vele afbeeldingen illustreeren den tekst
voldoende.
E. W. MOES.
* *
*
Op de tentoonstelling van moderne schilderyen,
gehouden door de heeren Preyer & Co., opvolgers
van Van Pappelendam & Schouten, lokaal Pictura,"
Wolvenstraat 19, werden verkocht tot dusver: l
schilderij van Louis Apol, l van Jan van Passen,
l van H. W. Mesdag, 3 vin T. P. ter Meulen,
3 van J. H, Wijsmuller. De tentoonstelling zal
nog geopend blijven tot Zaterdag 5 Maart e k.
De Maatschappij tot Bevordering der Bouw
kunst, onder bescherming van Hare Majesteit de
Koningin-Regentes, zal in de maand Mei de
ieesteljke herdenking van haar 50-jarig bestaan
met een congres vieren. Het programma luidt als
volgt: Vrijdag 27 Mei 189ii, opening van het
Nationaal Congres voor Bouwkunst, in Maison
Stroucken, Marnixstraat 400, te Amsterdam, des
morgens ten 11 uur. Feestrede, uit te spreken
door prof. dr. A. l'ierson. hoogleeraar aan de
Universiteit te Am 'erdam.
's Namiddags Vergaderingen van sectie n:
Kunst, Constructie en Sociale vraagpunten.
Zaterdag 28 Mei 1892: vergadering van de
sectiën des morgens ten 10 uur; algemeene ver
gadering, des namiddags ten \1A uur. Van 3X
tot 5X uur, gemeenschappelijk bezoek aan de
tentoonstelling van Bouwkunst in bet Maatschap
pelijk Gebouw, Marnixstraat 402 en aan de in
bet Paleis voor Volksvlijt te houden tentoonstelling
van werkstukken, ingezonden in den wedstrijd voor
handwerkslieden en leerlingen van Amsterdam en
omliggende gemeenten, uitgeschreven door de
afdeeling Amsterdam der Maatschappij, naar aan
leiding van haar 40-jarig bestaan. Gemeenschap
pelijke maaltijd van de leden der Maatschappij
in Maison Stroucken. Feestavond, aangeboden aan
de leden der Maatschappij, aanvangende ten 9 uur,
in het Maison Stroucken.
Ter herdenking van haar vijftig-jarig bestaan
is door de maatscha'pij uitgeschreven een alge
meene nationale eere-prijsvraag voor het ontwer
pen van een vorstelijk verbli/jf in de nabijheid
eerer groote stad. waarvoor door de
feest-commissie de volgende prijzen ter beschikking zijn
gesteld: Ie prijs-, de verguld zilveren medaille en
het getuigschrift der maatschappij, en ? 300. 2e
prijs, de zilveren medaille en liet getuigschrift
j der maatschappij, en / 150. 3e prijs, de Bronzen
medaille en het getuigschrift der maatschappij.
De ingekomen antwoorden zullen beoordeeld
worden door eene jury, liestaande uit de heeren .
A N. Godefroy, oud-voorzitter en eere lid, J. H:
Lel'man. oud-voorzitter en eere-lid, Dr. P. J. H.
Cuypers, oud-voorzitter, A. W. van Dam. eere-lid,
Prof. E. Gugel, eere-lid. C. Muysken, Voorzitter
en J. F. KL'nkhamer, lid van liet bestuur der
maatschappij.
Gedurende de feestdagen zal in het Maatschap
pelijk gebouw eene tentoonstelling van bouwkunst
worden gebonden, omvattende: Ontwerpen van
uitgevoerde en onuitgevoerde bouwwerken, af
beeldingen van ouIe gebouwen, en studiën en
schetsen op het gebied der beeldende kunsten;
de antwoorden, ingekomen op de eere-prijsvraag
voor een vorstelijk verblijf; de antwoorden, inge
komen op de prijsvragen, door de Maatschappij
uitgeschreven in 1891.
Bij gelegenheid van de feestviering zal ver
schijnen een Gedenkschrift, getiteld: De Maat
schappij tot Bevordering der Bouwkunst, 1842
1892. Dit werk omvat de geschiedenis der maat
schappij gedurende het tijdperk van haar bestaan.
Ook zal verschijnen een plaatwerk, met 42 groot
folio platen, in lichtdruk, naar uitgevoerde bouw
werken van leden der Maatschappij.
Ue feestci mmissie bestaat uit de IIH.: C.
Muysken, voorzitter, J. R. de Kruyft'. vice-voor
zitter, J. F. Klinkhamer, penningmeester, Th. G.
Scbill, A. A. Bekaar, allen te Amsterdam; F. H.
van Malsen en P. du Rieu Fzn.,t,e's Gravenhage;
P. Kleiweg Dyserinck te Haarlem; H. II Kramer
te Leeuwarden; D. C. E. Knuttel en W. C. Mulder
te Leiden; J. Verheul Dzn. te Rotterdam; I. H.
J. van Lunteren en P van der Weiden te Utrecht
en J. C. Spakier Jr. te Renkum. Secretaris is de
i heer C. T. J. Louis Rieber te Amsterdam.
Ken nieuw stuk
vanWildenbruch.inhetScb.auspielhaus te Berlijn gegeven. Dus Heilige Lachen,
is volgens de Frankfurter, een volkomen neder
laag geweest. In plaats van kinderlijk is het
sprookje kinderachtig", de ratirieke hoofdmo
menten in bet derde tableau \\ees liet publiek
met kracht af; een protest van moderne intelli
gentie tegen aanmatigende voosheid!" De feërie
in het vijtde tableau werd geapplaudisseerd.
De eenmaal gevierde opera-zangeres Rosa Csillag
is te Weenen, 30 jaar oud, aan longontsteking
overleden. Zij was een Hongaarsche, en kwam
reeds als achtjarig kind op het toonecl. werd op
geleid voor danseres, en ontdekte eerst later hare
mooie stem, welke door Proch te Weenen ont
wikkeld werd. Zij trad te Berlijn als Fides in den
Profeet op, zong later te Weenen, te Petersburg,
te Londen, te Parijs en te Milaan, meest in
Meyerbeer's en llalévy's opera's, maar verloor reeds
! vroeg hare prachtige altstem en woonde sedert
j dien tijd te Weenen als onderwijzeres in den zang.
De Tragedie run den mensch van den Hongaar
Emerich Madach (indertijd ook door mej.
Opzooj mer in het Nederlandsen vertaald), is thans voor
l het Duitsch tooneel ingericht en te Hamburg met