De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 6 maart pagina 4

6 maart 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.767 heid van het kleine plekje gronds waar hij ge boren werd, behoort daarvan het bewys te leve ren, door zich een verzameling aan te schaffen ?wier deelen op elke bladzijde eene herinnering bevat ten aan ons grootsch verleden. Men'behoeft nog geen oudheidkenner of verzamelaar te wezen, om belang stelling te toonen in alles wat Nederland in zijne kunstenaars, letterkundigen, wetenschappelyken of indus trieelenzóó wereldberoemd heeft gemaakt. OudHolland is een monument van die beroemdheid, een monument, tot instandhouding waarvan ieder, wien zyn nationaliteit als Nederlander dierbaar is, dient bij te dragen." En hierby voeg ik al leen nog de woorden die onlangs in de Kölnische Zeitung te lezen waren, waaruit men zien kan, hoe in het buitenland over Oud-Holland gespro ken wordt Wenn Oud-Holland in einem kleinen deutschen Fürstentum erschiene, könnten wir sicher sein, dass die Regiernng desselben die Zeitschrift ber Wasser halten würde Aber wie die Kunstverwaltung in Holland gehandhabt wird, liegt die Befürchtung nur zu nahe, man werde dort gar nicht das Verstandniss dafür haben, dass hier eine nationale Ehrensache in Frage kommt." Is het voor ons niet beschamend, deze ware woorden uit den mond van een vreemdeling te moeten hooren? Monumenta Germaniae et Italiae typographica. Deutsche und Italienische Inkunabeln in getreuen Nachbildungen, herausgegeben von der Direction der Reichsdruckerei." Auswahl und lextvon K. Burger. Berlin 1892. fol. Onze Holtrop was de eerste, die in zijn Monuments typographiques" in 18 8 een bijna vol ledig overzicht van de drukpers van Nederland en Belgiëin de 15e eeuw gegeven heeft. Langen tyd bleef zijn voorbeeld zonder navolging en eerst eenige jaren geleden bezorgde Thierry Poux in zijn Premiers monumens de l'imprimerie en France au XVe siècle" een dergelijk werk voor Frankrijk. Het mag wel vreemd heeten, dat de Duischers. die er alty'd zoo gauw bij zyn, waar het geldt de eer van hun Guttenberg te verdedigen, tot heden in ge breke zijn gebleven, voor hun land hetzelfde te doen, wat Holtorp en Thierry-Poux voor Neder land, Belgiëen Frankrijk hebben gedaan. Maar daarom komen ze nu misschien des te voortreffe lijker voor den dag, want in de uitvoering laat het werk, waar nu onlangs de eerste aflevering van verschenen is, niets te wenschen over. Door den vooruitgang op het gebied der reproductie (Holtrop moest zich nog met steendruk behelpen) ligt dit dan ook voor de hand, en wat van de persen der Reichsdruckerei te Berlijn komt, is boven eiken lof verheven. In 12 afleveringen, ieder vaa 25 bladen, zal het werk compleet zijn. E. W. MOES. De beroemde teekenaar van de Punch, George Du Maurier, heeft Woensdag in het Athenaeum te Manchester eene voordracht gehouden over de maatschappelijke satire in beeld", zooals die in de laatste vy'ftig jaren in Punch is gegeven. In 't byzonder hield de spreker zich bezig met het werk van John Leech en Charles Keene; terloops maakte hjj ook melding van hichard Doyle, die het titelblad van Punch heeft geteekend. Indien de grootheid van een kunstenaar mag worden af gemeten naar het genot, dat hij schenkt, dan had, volgens Du Maurier, John Leech den allerhoogsten trap bereikt. Er konden betere teekenaars zijn dan hij, volmaakter in het voeren van de pen, maar niemand had meer macht bezeten om de menschen vroolijk te maken. In zyn eigen artis tiek leven had Leech byna het geheele uitspansel gevuld; toen hy' in de redactie van Punch kwam, was hy daar niet meer de by'zondere ster. Sir John Millais en Sir Frederic Leighton illustreer den toen reeds boeken, en de wereld begon kennis te nemen van de teekenkunst van Frederick Walter, F. K. Sandes en Charles Keene. Hy (Du Maurier) was niet zoo intiem bekend geweest met Leech als met Keene, ofschoon de eerste altoos vriendelijk en hoffelijk was, met iets onuitsprekelijk innemends in zyn manieren. Maar met Keene had hy geleefd in de gezonde, jolige, \jverig werkende bohème waarin Keene genot vond. Hunne wereld was in 't geheel niet de wereld van Leech. Zy haatten de aristocratie zooals Leech de vreemden haatte, en om dezelfde reden: uit onbekendheid ermede. Het was een eer zulk een man als Leech te kennen, die de geheele natie een kwart eeuw lang had doen lachen zoo als zy' vroeger nooit gelachen had, en later ook niet gelachen heeft. Leech was misschien een grooter genie, maar Keene een volmaakter kunstenaar, en dan ook in Frankryk en Duitschland evenzeer bewonderd als in zyn eigen land. Een illustratie aan de muziek ontleenend, kon men zeggen, dat Leech eenvoudige, kunstelooze maar bekoorlyke melodieën kon treffen, die ter stond tot ieders hart gingen, terwijl Keene een echte Sebastiaan Bach was, volkomen ingewijd in alle geheimen van het contrapunct. Het was ver bazend wat Keene met een paar potloodstrepen kon uitdrukken, Leech kon nog grooter effecten verkregen hebben, maar met veel meer inspanning. Over zich zelf sprekend, zeide Dn Maurier, dat zijn gebrekkig gezicht, dat hem werken in het volle licht onmogelijk maakte, met andere om standigheden, zyne richting bepaald hadden. Lord Rothschild te Londen heeft de kapellenverzameling van een vroegeren burgemeester van Weenen, baron Felder, voor 5000 pond gekocht, en zal haar aan het Britsch Museum ten geschenke geven. Ken alpen-panorama. Voor de tentoonstelling te Chicago wordt een reusachtig panorama der Alpenketen vervaardigd, ter lengte van 115 meter en ter hoogte van 17 meter, dus de hoogte van een huis met drie verdiepingen zoodat 1155 vierkante nieter' linnen met verf moeten worden bedekt. Omtrent de onderneming ontvangt de Tagl. Rundschau van een der zeven kunstenaars die er aan werken, nadere berichten. De toeschouwers van het panorama zullen op een platform staan, dat den top van de Milnnlicken, een beroemd gezichtspunt tusschen het Grindelwald en het dal van Lauterbrunnen, zooveel mogelijk getrouw bootst. De groene grasrand van den top loopt ongemerkt in den voorgrond van het pano rama uit, die echter niet,. zooals anders, door cartons en plastische voorwerpen is verlevendigd. De stoffage bestaat uit herders, alpenherders, sennhutten, die op verreu afstand zijn voorgesteld. Op den achtergrond ziet de toeschouwer de ge heele keten der Berner- en Urner-Alpen, verder het Thuner- en Brienzer-meer, de Zwitsersche hoogvlakten en geheel achteraan de Jura-keten met het meer van Neuchatel. Het panorama be looft een sterken indruk wegens de absolute natuur-getrouwheid en de nauwkeurige waarneming der wetten van de luchtperspectief Deze natuur getrouwheid is aan de omstandigheid toe te schrijven, dat de kunstenaars zich twee maanden lang op den Mannlicken (2300 meter hoog) op hielden, en hier onmiddelijk door eigen aanschou wing het panorama in 't klein ontwierpen. Aan de schilders Burnaud en II. van Muyden is de uitvoering van deze versiering en van den voorgrond opgedragen, terwijl de heeren Baud, Bovy, Furet, Martin, Aubry en Virchaud de Alpen-ketens schilderen. Het schilderij moet den Isten Juli gereed zijn, en dan, ineengerold en in een reusachtige kist verpacht, naar Chicago worden verzonden. Een historisch drama. Er wordt van 26 Febr. uit Mannheim geschreven: Gisteren werd Raiser Friedrich l, drama in vijf bedrijven met een voorspel van Frans Sitting voor de eerste maal opgevoerd. De dichter volgde den historischen loop der feiten en voerde den keizer door den doolhof van zyne Romeinsche tochten tot in den ryksdag van Besamjon, waar hij kardinaal Roland na de aanmatigende uitdaging van Paus Adrianus met kracht weerstaat. Hier bereikt het drama zijn hoogste punt. Met liefde is de figuur van den keizer voorgesteld ; zijne ideale gestalte verheft zich bijna te zeer ten koste van Hendrik den Leeuw. In dezen machtigsten vazal van het Duitsche rijk zouden wij iets meer hebben willen be merken van de beteekenis, welke hem recht geeft met hulp van den Paus naar de Duitsche keizers kroon te dingen. Met het instudeerm en de mise en-scène) zoowel als met het voorstellen van den titelheld had de heer Bassermann zich verdien stelijk gemaakt. Frl. Schulze was Bsatrix van Bourgondië. De zwierige taal was voor de strij ders van dien tijd, en wellicht van alle tijden, soms wel wat te beeldrijk, maar miste hare elcctriseerende werking niet. Na de derde, vierde en vijfde acte werd de dichter teruggeroepen, ten gevolge waarvan Frans Sitting zijn pseudoniem opgaf en zich als mevrouw Henriette Strausz be kend maakte. Te Brussel schijnt de Cavalleria Jiuftticana totaal mislukt te zijn. Zij werd in het Théatre de la Monnaie met u'tmuntendo vertolking en mise-en-scène gegeven, maar een Duitsch corres pondent m emt het een kolossaal fiasco en schrijft: Het eerste deel werkte electriseerend, namelijk het voorspel, Santuzza's lied, het gebed en de slotscène; de zangers werden teruggeroepen en toegejuicht. Ook met het intermezzo ging het goed; maar daarmede was het uit. De grove gemeene schreeuwkoren en het drinklied had men om de mooie passages maar door de vingers gezien, maar de buitengewone platheid van het tweede deel kon men niet dulden. Op het eind mengden zich applaus en fluiten, de zangers werden niet teruggeroepen. De koningin woonde de voor stelling bij en applaudisseerde krachtig." In de Groote Opera te Parijs zal weldra Deidamia, groote opera in twee bedrijven, tekst van Noël, muziek van H. Maréchal, opgevoerd worden. Het lied van de koningin. Onder dezen titel heeft de markies de St. Yves d'Alveydie te Parijs een klein deeltje gedichten doen verschijnen. De opdracht op het titelblad luidt: Avec autorisation Royale, a S. M. La Reine d'Angleterre, lmpératrice des Indes." De vertaling van het Fransche origineel in Engelsche verzen heeft Lord Lytton, de Engelsche gezant, die sedert overleden is, met zwier en talent uitgevoerd. De St. Yves vertelt, naar de Standard meldt, omtrent het ont staan van het werkje, ter eere van koningin Victoria, dat het ter gelegenheid van de wereld tentoonstelling van 1889 gedicht is. Een ostracisme vaa de vorsten", zegt de markies-dichter o. a., was destijds niet tegen de tentoonstelling zelf, maar tegen het daarmee verbonden eeuwfeest van de Fransche revolutie afgesproken ... De vreugde over het naderend kortstondig vredefeest was dus met bezorgdheid omtrent mogeli ke oor logen in de toekomst gemengd. Juist op dit tijdstip nu had er een eenvoudig incident plaats. De konin gin van Engeland kwam naar Frankrijk en hare aan komst spreidde als 't ware een olijftak over het Champ de Mars, werd tot voorbode van de dagen van Kroonstad en Portsmouth. Zij kwam, als door een geheime strooming in de geschiedenis geleid, als de doyenne van alle sonvereinen, omdat zij toch te Londen de allereerste wereldtentoonstel ling georganiseerd en gepresidieerd had. Zij trok door Frankrijk, wel is waar incognito, als eene gesluierde majesteit, maar zij maakte toch feite lijk een eind aan de quarantaine, welke mijn vader land door de scepterdragers van Europa was opgelegd." In diepe dankbaarheid hiervoor wendde St. Yves zich met het Lied van de koningin.'' dat in n dag ontstaan was, tot zijn vriend, den toenmaligen gezant Lord Lytton, die de koningin naar Biarritz geleid had en de koninklijke toe stemming tot de opdracht verkreeg. Dat was in Augus'us. In September had de Earl of' Lytton de vertaling eigenhandig bewerkt: The Poein of the Queen. Het gedicht slaat eenigszins mystieke tonen aan. Het geeft in 22 afdeelingen een geidealiseerde schets van den levensloop der koningin, van de liefde van haar volk en de sympa thieke overeenstemming tusschen de vorstin en hare onderdanen, van Victoria's huwelijksge luk en van haar zware smart. Voor de 22 hoofd stukken staan de 22 bijbelsche letters, waardoor de rbytmische pausen worden aangeduid, en die met de 22 engelen der schrift, de 22 geheimen der talen en de 22 mysteriën der volkeren correspondeeren." Volgens dit schy'nt het werk zeker niet vrij van duisterheden te zijn ; intus&chen getuigt de Engelscho referent, dat het door de ridderlijkste bewondering voor de koningin ont staan is, en dat ook de vitzuchtigste kritiek den schrijver van geen banaliteiten beschuldigen kan. Wat valt er voor op de zon ? Uit Parijs werd de de vorige week geschreven: In de Academie van we tenschappen wordt beweerd, dat de tegenwoordige tijd rijk aan ongewone astronomische en meteorolo gische verschy'r/selen is. De heer Mascart berichtte, dat er een zonnevlek van zulk een buitengewone grootte is waargenomen, dat hij met het bloote oog door een sluier van wolkeu heen zichtbaar was. Verder deelde hij rnede, dat de heer Moureau het bestaan van eene magnetische stroo ming van de zeldzaamste sterkte heeft geconsta teerd. Op het oogenblik. dat de verslaggever zich naar de zitting van de academie begaf, was hern uit New-York het verschijnen van een prachtig noorderlicht vernield. Eindelijk heeft, hetgeen sedert lang niet voorgekomen is, do daling vaa den barometer 20 millimeter bedragen. Uit Montreal (Canada) wordt ever.zoo gemeld: Professor Waltcr Smith verklaart, dat de onlangs groote sneeuw storm een gevolg is van de buitengewone omwen telingen, die tegenwoordig op de zon plaats hebben. Deze veranderingen zijn met het b!oote oog waar te nemen en onder den telescoop verdeelen zij zich in twee prachtige groepen van vlekken, waarvan de eene oostelijk, de andere westelijk aan de peripherie gelegen is. Hieromtrent wordt nog later uit Parijs gemeld : In de Academie van Wetenschappen legde de sterrekundige Janssen een reeks van zon photographieën over. Zij zijn op '.oo groote schaal genomen, dat da eigenaardigheden der zonnevlekken, van wier mogelijk verband met het Jaatste onweder, de heer Mascart de academie gesproken had, zeer goed te herkennen waren. Deze vlekken zijn thans verdwenen; zij zullen binnen ongeveer 14 dagen weder verschijnen. Zij zijn zeer talrijk en verdeeld over een ge deelte der zon, ongeveer honderd maal zoo groot als de oppervlakte der aarde. Janssen gelooft echter niet, dat zij met de storingen in onze aardsche atmosfeer iets te maken hebben. Hij acht deze laatste voldoende verklaard door de magnetische storingen en noorderlichten, die niet alleen in New Y'ork, maar ook in Italië, Duitschlami, Zwitserland, in Zweden zoowel als op verscheiden punten van Frankrijk zyn waar genomen. Wetenschap. DE LEGENDE VAN LAVOISIER. Men verbaast zich niet, dat over beroemde per sonen ut de oudheid onjuiste berichten bestaan. De betrekkelijk gebrekkige communicatie tus schen de punten der vroeger beschaafde wereld; een op verre na niet zoo uitvoerig gesystema tiseerde methode van letterkundige mededeeling; het ontbreken van de boek Irukkunst; dit alles te zamen maakt het ons begrijpelijk, dat verha len werden geloofd, al was de waarborg voor hun juistheid een zeer geringe. Waar de moge lijkheid eencr controle ontbreekt leert men berusten bij eene mededeeling, die eenigen schijn van waarheid heeft. Duidelijk ^is hit daarom, dat zij onder de ouden, die berichten over be roemde personen aanteekenden, tevreden waren met een graad van zekerheid, die ons verlangen naar betrouwbaarheid geenszins zou voldoen. Het zijn echter niet alleen personen uit de oudheid, de rnededeelingen over welke niet meer dan een legendarisch karakter hebben, onder de nieuweren zijn er velen, en een daarvan is Lavoisier, de stichter der hedendaagsehe schei kunde, want zoo zal men hem moeten blijven noemen, al wil men geenszins de nagedachtenis van Cavendish, Scheele en zooveel anderen beleedigen. Moeilijk voorzeker is het in korten tijd genoeg tot lof van Lavoisier te zeggen, van den gropten hervormer, die aan het vak schonk, wat twintig eeuwen en meer er aan ontbroken had: de precizeering der fundamenteele voorstelling van een element, en de strenge methode van onder zoek, het strenge gebruik van de balans. Doch om n ding mag men hem niet loven, en het is juist om dat ne ding, dal hij zijn groote vermaardheid heeft; die ne spreuk, welke het dankbare nageslacht hem toekent, en waarom het hem meent te moeten bewonderen, evenals filosofen Descartes' verdiensten erkennen, door hem den man te noemenvan het rotjito eryo sinn. Want vraag aan een hoogere-burgerschplier van zestien of zeventien jaar, wie Lavoisier was, en hij zal zeggen : Lavoisier was de man, die de wet van het behoud van stof opstelde; hij heeft het eerst gezegd: rien ne se pml, rien ne se crée. En doe aan vele scheikundigen de zelfde vraag, en zij zullen ongeveer hetzelfde antwoorden; want de dagelijksche bezigheden van het vak zijn zoovelen, dal de meeste vol daan zijn door het aannemen van een histori sche legende, waarme 'e zij hun behoefte aan het brengen van hulde aan een heros der we tenschap bewijzen kunnen, en verder hun aan dacht wijden aan de talrijke kroezen, retorten buretten en bekerglazen, die om werk vragen. Een historische legende, en niet meer, is het verhaal, dat aan Lavoisier de aangehaalde for mule toekent, want hij heeft ze niet gezegd: hij had ze niet als iets nieuws knnni'ii zeegen, en hij heeft nooit getracht zich de formule toe te eigenen. Hij heeft ze niet gezegd. Want in de plaats van zijn beroemd Traite KIe ment a i r e, bet is daar, waar gehandeld wordt over de suikergisting , in de plaats, waar hij gelegenheid had ze te zeggen, zoo hij er lust in had, staat zij niet, doch slechts de helft, want men vindt: om te geraken tot een oplossing van die twee vraagstukken [waar ht-l koolzuur en dealkohol van daan komen, en hoe suiker kan overgaan in twee zulke geheel verschillende lichamen], zou men eerst goed de samenstelling en den aard moeten kennen van hel lichaam dat gis ten kan, en van de produkten der gisting; want rien ne. se crée, _ noch bij de bewerkingen der kunst, noch bij die der natuur, en men kan als beginsel opstellen dal bjj iedere bewerking, er een even groote hoeveelheid stof is vóór en na de bewerking; dal de hoeveelheid en hoedanig heid der grondstoffen de zelfde is, en dat er slechls veranderingen zijn, slechts wijzigingen". Men ziet, dat de beroemde formule niet mei de overgeleverde woorden staal, waar men haar zoeken zou. Bovendien biedt Lavoisier de ge geven beschouwing niet aan als een nieuwe waarheid, doch als een verklaring, waarom hij bij de oplossing van zijn vraagstuk zich van een indirekte methode bedient, oi' althans van een indirekle controle. Want hij tracht te bepalen de samenstelling van de suiker en ook de samen stelling van het koolzuur en den alkohol, en controleert daarna zijn resultaten door na te gaan oi' de suiker gelijk is aan de som der gistingsprodukten, en of inderdaad van ieder element evenveel wordt teruggevonden Lavois er heeft de spreuk niet gezegd, en had ze nooil als een nieuwlje kunnen aanbieden. Want hij was behalve een groot chemicus, een uitstekend natuurkundige, en had een voortreflijk wiskunstig begrip. De talrijke beroemde proe ven door hem in samenwerking met Laplace genomen bewijzen de juistheid van deze be wering voldoende. En hoe zou een bekwaam natuurkundige honderd jaren na Newton kun nen aankomen mei hel nieuwtje, dat de stofhoeveelheid, zich op aarde openbarende in het gewicht, onafhankelijk is van den scheikundi gen vorm, waarin de stof zich voordoet? Newton had hel honderd jaren vóór hem aan de gansche wereld zonneklaar getnaakl, dat alle stofdeeltjes van hel heelal volgens een vasle wel naar elkander graviteeren, dat de beweging der hemellichamen analoog is aan den val van een steen op de aarde; dat de gravitatie pp aarde zich openbaart in het gewichl der lichamen, en dal dus het kwantitatieve kenmerk voor de slof, de proefondervindelijke maat voor een stof hoe veelheid is haar gewicht. En hoe zou er eenige standvastigheid in die wet kunnen wezen, indien de hoeveelheid slof, de massa der aarde, die onophoudelijk aan inwendige scheikundige wer kingen onderhevig is, wat Newton natuurlijk ook wel wist, indien die massa afhankelijk was van den scheikundigen vorm der aarde op ieder oogenblik. Lavoisier is dan ook nooit als een nieuwe wel gaan vertellen, dal het gewicht der slof onafhankelijk was van den scheikun digen vorm, doch hij heeft af en loe op dit beginsel gewezen, als onfeilbaar hulpmiddel bij hel experimcnteeren om scheikundige veran deringen op het spoor te komen, en hij heef l gezorgd zijn toestellen zóó in te richten, dat niels iceyeitds er in kon komen of uit kon gaan. zoodal iiij zeker was, dal het waargenomen gewicht alleen was loe te schrijven aan de wegende stoffen in de toestellen. En noch Lavoisier zelf noch zijn tijdgenooten hebben hem de uilvinding dei'gewichtswet toe geschreven. Fourcroy heeft het in Lavoisier's methode geprezen, dat hij streng gebruik maakte van wegen, en daarin ligt in dat opzicht ook Lavoisier's eminente verdienste, en dit is ook de kern der legende, dal Lavoisier hel strenge wegen als experiinenteele methode in de schei kunde gebracht heeft, hij Iiee/'t de gnwichfsioet als methodisch bei/insel bij het sclieih'iindig on derzoek yedoi/Mat ixeerd. Dit uiterst belangrijke in Lavoisier's werk is aan nagenoeg al zijii lijdgenooten verborgen gebleven, en veertig jaren na zijn dood door Dumas, ik bedoel Jean Bapliste Dumas, als het ware onldekt, en triomfantelijk aan de wereld medegedeeld- En wellicht is het 't schitte rende artikel van Dumas geweest, dat minder en minder gelezen, doch steeds meer genoemd wordende de legende in de wereld heeft gebracht. En waarschijnlijk heeft de legende wording geruinien tijd nopdig gehad, want bij onzen landgenoot Mulder vindt men in een boek van '43 de cmieuse uiting: Lavoisier gebruikte het eerst de balans, maar gebruikte haar weinig." Is men van meening, dat men een held lie ver te veel dan te weinig moet bewonderen. en men hem hel beste eert door hem een groot gevleugeld woord in den mond te leggen; wil men op dien grond Lavoisier den uitvinder noemen der formule: rien ne se. crcf, rien se pen/, mij is het wel; doch ik denk wel eens, om in den trant van Ileine te spreken, ik denk wel eens : die arme jongens, nu moeten ze leeren, dal Lavoisier die spreuk heeft uitgevonden, en willen ze het goed weten, dan moeten zij er bij leeren.... dat het niet waar is. TOT MORGEN. Een ridder geschiedenis naar PAUL GOLDMAXN. (Slot). Toen nu de roi d'armea zijn driewerf Conpez cordes" had geroepen, toen de koorden onder liet blazen der trompetters door bijlslagen getroffen in het zand waren gevallen en (ie zwarte ridder als de eerste het veld binnensprong en met een enkelen stoot zijn tegenpartij uit den zadel wierp, toen klapten er op het damesbalkon vele dozijnen fijn geschoeide handen in eikander, en des hertogs bekoorlijke spruit boog zich zoo ver over de leuning heen, dat de eerste hof dame allerondcrdanigst in bedenking moest ge ven, in welk een gevaar hare Hoogheid, door zuike handelingen haar halskraag bracht, die zoo licht kon verkreukelen. Maar de halskraag moest toch in 't eind haar zoo zorgzaam gestreken en ge plooide pracht missen ; men zal dit begrijpen wanneer men hoort", dat de zwarte Ridder niet alleen in alle toeren, die hij deed, overwini aar bleef, maar ten laatste ook nog Ridder Dieudonn de Chaconne, den bestormer van Granada, die met hem het grootste aantal der gewonnen pun ten bezat, met een krachtigen lansstoot van het paard wierp. Toen de edele ridder zichzelf zoo netjes in het zand zag gezet, kwam deze positie hern zoo nieuw en interessant voor, dat hij vergat zijn tegenstander de ribben te breken, zooals hij toch, volgens zijn eed, had moeten doen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl