Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.767
heid van het kleine plekje gronds waar hij ge
boren werd, behoort daarvan het bewys te leve
ren, door zich een verzameling aan te schaffen
?wier deelen op elke bladzijde eene herinnering bevat
ten aan ons grootsch verleden. Men'behoeft nog geen
oudheidkenner of verzamelaar te wezen, om belang
stelling te toonen in alles wat Nederland in zijne
kunstenaars, letterkundigen, wetenschappelyken of
indus trieelenzóó wereldberoemd heeft gemaakt.
OudHolland is een monument van die beroemdheid, een
monument, tot instandhouding waarvan ieder,
wien zyn nationaliteit als Nederlander dierbaar
is, dient bij te dragen." En hierby voeg ik al
leen nog de woorden die onlangs in de Kölnische
Zeitung te lezen waren, waaruit men zien kan,
hoe in het buitenland over Oud-Holland gespro
ken wordt Wenn Oud-Holland in einem kleinen
deutschen Fürstentum erschiene, könnten wir
sicher sein, dass die Regiernng desselben die
Zeitschrift ber Wasser halten würde Aber wie
die Kunstverwaltung in Holland gehandhabt wird,
liegt die Befürchtung nur zu nahe, man werde
dort gar nicht das Verstandniss dafür haben, dass
hier eine nationale Ehrensache in Frage kommt."
Is het voor ons niet beschamend, deze ware
woorden uit den mond van een vreemdeling te
moeten hooren?
Monumenta Germaniae et Italiae
typographica. Deutsche und Italienische
Inkunabeln in getreuen Nachbildungen,
herausgegeben von der Direction der
Reichsdruckerei." Auswahl und lextvon
K. Burger. Berlin 1892. fol.
Onze Holtrop was de eerste, die in zijn
Monuments typographiques" in 18 8 een bijna vol
ledig overzicht van de drukpers van Nederland
en Belgiëin de 15e eeuw gegeven heeft. Langen
tyd bleef zijn voorbeeld zonder navolging en eerst
eenige jaren geleden bezorgde Thierry Poux in zijn
Premiers monumens de l'imprimerie en France au
XVe siècle" een dergelijk werk voor Frankrijk.
Het mag wel vreemd heeten, dat de Duischers. die
er alty'd zoo gauw bij zyn, waar het geldt de eer van
hun Guttenberg te verdedigen, tot heden in ge
breke zijn gebleven, voor hun land hetzelfde te
doen, wat Holtorp en Thierry-Poux voor Neder
land, Belgiëen Frankrijk hebben gedaan. Maar
daarom komen ze nu misschien des te voortreffe
lijker voor den dag, want in de uitvoering laat
het werk, waar nu onlangs de eerste aflevering
van verschenen is, niets te wenschen over. Door
den vooruitgang op het gebied der reproductie
(Holtrop moest zich nog met steendruk behelpen)
ligt dit dan ook voor de hand, en wat van de
persen der Reichsdruckerei te Berlijn komt, is
boven eiken lof verheven. In 12 afleveringen,
ieder vaa 25 bladen, zal het werk compleet zijn.
E. W. MOES.
De beroemde teekenaar van de Punch, George
Du Maurier, heeft Woensdag in het Athenaeum
te Manchester eene voordracht gehouden over de
maatschappelijke satire in beeld", zooals die in
de laatste vy'ftig jaren in Punch is gegeven. In
't byzonder hield de spreker zich bezig met het
werk van John Leech en Charles Keene; terloops
maakte hjj ook melding van hichard Doyle, die
het titelblad van Punch heeft geteekend. Indien
de grootheid van een kunstenaar mag worden af
gemeten naar het genot, dat hij schenkt, dan had,
volgens Du Maurier, John Leech den allerhoogsten
trap bereikt. Er konden betere teekenaars zijn
dan hij, volmaakter in het voeren van de pen,
maar niemand had meer macht bezeten om de
menschen vroolijk te maken. In zyn eigen artis
tiek leven had Leech byna het geheele uitspansel
gevuld; toen hy' in de redactie van Punch kwam,
was hy daar niet meer de by'zondere ster. Sir
John Millais en Sir Frederic Leighton illustreer
den toen reeds boeken, en de wereld begon
kennis te nemen van de teekenkunst van
Frederick Walter, F. K. Sandes en Charles Keene.
Hy (Du Maurier) was niet zoo intiem bekend
geweest met Leech als met Keene, ofschoon de
eerste altoos vriendelijk en hoffelijk was, met iets
onuitsprekelijk innemends in zyn manieren. Maar
met Keene had hy geleefd in de gezonde, jolige,
\jverig werkende bohème waarin Keene genot vond.
Hunne wereld was in 't geheel niet de wereld
van Leech. Zy haatten de aristocratie zooals
Leech de vreemden haatte, en om dezelfde reden:
uit onbekendheid ermede. Het was een eer zulk
een man als Leech te kennen, die de geheele
natie een kwart eeuw lang had doen lachen zoo
als zy' vroeger nooit gelachen had, en later ook
niet gelachen heeft. Leech was misschien een
grooter genie, maar Keene een volmaakter
kunstenaar, en dan ook in Frankryk en
Duitschland evenzeer bewonderd als in zyn eigen land.
Een illustratie aan de muziek ontleenend, kon
men zeggen, dat Leech eenvoudige, kunstelooze
maar bekoorlyke melodieën kon treffen, die ter
stond tot ieders hart gingen, terwijl Keene een
echte Sebastiaan Bach was, volkomen ingewijd in
alle geheimen van het contrapunct. Het was ver
bazend wat Keene met een paar potloodstrepen
kon uitdrukken, Leech kon nog grooter effecten
verkregen hebben, maar met veel meer inspanning.
Over zich zelf sprekend, zeide Dn Maurier,
dat zijn gebrekkig gezicht, dat hem werken in
het volle licht onmogelijk maakte, met andere om
standigheden, zyne richting bepaald hadden.
Lord Rothschild te Londen heeft de
kapellenverzameling van een vroegeren burgemeester van
Weenen, baron Felder, voor 5000 pond gekocht,
en zal haar aan het Britsch Museum ten geschenke
geven.
Ken alpen-panorama. Voor de tentoonstelling
te Chicago wordt een reusachtig panorama der
Alpenketen vervaardigd, ter lengte van 115 meter
en ter hoogte van 17 meter, dus de hoogte
van een huis met drie verdiepingen zoodat
1155 vierkante nieter' linnen met verf moeten
worden bedekt.
Omtrent de onderneming ontvangt de Tagl.
Rundschau van een der zeven kunstenaars die
er aan werken, nadere berichten. De toeschouwers
van het panorama zullen op een platform staan,
dat den top van de Milnnlicken, een beroemd
gezichtspunt tusschen het Grindelwald en het
dal van Lauterbrunnen, zooveel mogelijk getrouw
bootst. De groene grasrand van den top
loopt ongemerkt in den voorgrond van het pano
rama uit, die echter niet,. zooals anders, door
cartons en plastische voorwerpen is verlevendigd.
De stoffage bestaat uit herders, alpenherders,
sennhutten, die op verreu afstand zijn voorgesteld.
Op den achtergrond ziet de toeschouwer de ge
heele keten der Berner- en Urner-Alpen, verder
het Thuner- en Brienzer-meer, de Zwitsersche
hoogvlakten en geheel achteraan de Jura-keten
met het meer van Neuchatel. Het panorama be
looft een sterken indruk wegens de absolute
natuur-getrouwheid en de nauwkeurige waarneming
der wetten van de luchtperspectief Deze natuur
getrouwheid is aan de omstandigheid toe te
schrijven, dat de kunstenaars zich twee maanden
lang op den Mannlicken (2300 meter hoog) op
hielden, en hier onmiddelijk door eigen aanschou
wing het panorama in 't klein ontwierpen.
Aan de schilders Burnaud en II. van Muyden
is de uitvoering van deze versiering en van den
voorgrond opgedragen, terwijl de heeren Baud,
Bovy, Furet, Martin, Aubry en Virchaud de
Alpen-ketens schilderen. Het schilderij moet den
Isten Juli gereed zijn, en dan, ineengerold en in
een reusachtige kist verpacht, naar Chicago worden
verzonden.
Een historisch drama. Er wordt van 26 Febr.
uit Mannheim geschreven: Gisteren werd Raiser
Friedrich l, drama in vijf bedrijven met een
voorspel van Frans Sitting voor de eerste maal
opgevoerd. De dichter volgde den historischen
loop der feiten en voerde den keizer door den
doolhof van zyne Romeinsche tochten tot in den
ryksdag van Besamjon, waar hij kardinaal Roland
na de aanmatigende uitdaging van Paus Adrianus
met kracht weerstaat. Hier bereikt het drama
zijn hoogste punt. Met liefde is de figuur van den
keizer voorgesteld ; zijne ideale gestalte verheft
zich bijna te zeer ten koste van Hendrik den
Leeuw. In dezen machtigsten vazal van het
Duitsche rijk zouden wij iets meer hebben willen be
merken van de beteekenis, welke hem recht geeft
met hulp van den Paus naar de Duitsche keizers
kroon te dingen. Met het instudeerm en de mise
en-scène) zoowel als met het voorstellen van den
titelheld had de heer Bassermann zich verdien
stelijk gemaakt. Frl. Schulze was Bsatrix van
Bourgondië. De zwierige taal was voor de strij
ders van dien tijd, en wellicht van alle tijden,
soms wel wat te beeldrijk, maar miste hare
elcctriseerende werking niet. Na de derde, vierde
en vijfde acte werd de dichter teruggeroepen,
ten gevolge waarvan Frans Sitting zijn pseudoniem
opgaf en zich als mevrouw Henriette Strausz be
kend maakte.
Te Brussel schijnt de Cavalleria Jiuftticana
totaal mislukt te zijn. Zij werd in het Théatre
de la Monnaie met u'tmuntendo vertolking en
mise-en-scène gegeven, maar een Duitsch corres
pondent m emt het een kolossaal fiasco en schrijft:
Het eerste deel werkte electriseerend, namelijk
het voorspel, Santuzza's lied, het gebed en de
slotscène; de zangers werden teruggeroepen en
toegejuicht. Ook met het intermezzo ging het
goed; maar daarmede was het uit. De grove
gemeene schreeuwkoren en het drinklied had men
om de mooie passages maar door de vingers gezien,
maar de buitengewone platheid van het tweede
deel kon men niet dulden. Op het eind mengden
zich applaus en fluiten, de zangers werden niet
teruggeroepen. De koningin woonde de voor
stelling bij en applaudisseerde krachtig."
In de Groote Opera te Parijs zal weldra
Deidamia, groote opera in twee bedrijven, tekst van
Noël, muziek van H. Maréchal, opgevoerd worden.
Het lied van de koningin. Onder dezen titel
heeft de markies de St. Yves d'Alveydie te Parijs
een klein deeltje gedichten doen verschijnen. De
opdracht op het titelblad luidt: Avec
autorisation Royale, a S. M. La Reine d'Angleterre,
lmpératrice des Indes." De vertaling van het Fransche
origineel in Engelsche verzen heeft Lord Lytton,
de Engelsche gezant, die sedert overleden is, met
zwier en talent uitgevoerd. De St. Yves vertelt,
naar de Standard meldt, omtrent het ont
staan van het werkje, ter eere van koningin
Victoria, dat het ter gelegenheid van de wereld
tentoonstelling van 1889 gedicht is. Een
ostracisme vaa de vorsten", zegt de markies-dichter
o. a., was destijds niet tegen de tentoonstelling
zelf, maar tegen het daarmee verbonden eeuwfeest
van de Fransche revolutie afgesproken ... De
vreugde over het naderend kortstondig vredefeest
was dus met bezorgdheid omtrent mogeli ke oor
logen in de toekomst gemengd. Juist op dit tijdstip
nu had er een eenvoudig incident plaats. De konin
gin van Engeland kwam naar Frankrijk en hare aan
komst spreidde als 't ware een olijftak over het
Champ de Mars, werd tot voorbode van de dagen
van Kroonstad en Portsmouth. Zij kwam, als door
een geheime strooming in de geschiedenis geleid,
als de doyenne van alle sonvereinen, omdat zij
toch te Londen de allereerste wereldtentoonstel
ling georganiseerd en gepresidieerd had. Zij trok
door Frankrijk, wel is waar incognito, als eene
gesluierde majesteit, maar zij maakte toch feite
lijk een eind aan de quarantaine, welke mijn vader
land door de scepterdragers van Europa was
opgelegd." In diepe dankbaarheid hiervoor wendde
St. Yves zich met het Lied van de koningin.''
dat in n dag ontstaan was, tot zijn vriend, den
toenmaligen gezant Lord Lytton, die de koningin
naar Biarritz geleid had en de koninklijke toe
stemming tot de opdracht verkreeg. Dat was in
Augus'us. In September had de Earl of' Lytton
de vertaling eigenhandig bewerkt: The Poein of
the Queen. Het gedicht slaat eenigszins mystieke
tonen aan. Het geeft in 22 afdeelingen een
geidealiseerde schets van den levensloop der koningin,
van de liefde van haar volk en de sympa
thieke overeenstemming tusschen de vorstin en
hare onderdanen, van Victoria's huwelijksge
luk en van haar zware smart. Voor de 22 hoofd
stukken staan de 22 bijbelsche letters, waardoor
de rbytmische pausen worden aangeduid, en die
met de 22 engelen der schrift, de 22 geheimen
der talen en de 22 mysteriën der volkeren
correspondeeren." Volgens dit schy'nt het werk zeker
niet vrij van duisterheden te zijn ; intus&chen
getuigt de Engelscho referent, dat het door de
ridderlijkste bewondering voor de koningin ont
staan is, en dat ook de vitzuchtigste kritiek den
schrijver van geen banaliteiten beschuldigen kan.
Wat valt er voor op de zon ? Uit Parijs werd de
de vorige week geschreven: In de Academie van we
tenschappen wordt beweerd, dat de tegenwoordige
tijd rijk aan ongewone astronomische en meteorolo
gische verschy'r/selen is. De heer Mascart berichtte,
dat er een zonnevlek van zulk een buitengewone
grootte is waargenomen, dat hij met het bloote
oog door een sluier van wolkeu heen zichtbaar
was. Verder deelde hij rnede, dat de heer
Moureau het bestaan van eene magnetische stroo
ming van de zeldzaamste sterkte heeft geconsta
teerd.
Op het oogenblik. dat de verslaggever zich naar
de zitting van de academie begaf, was hern uit
New-York het verschijnen van een prachtig
noorderlicht vernield. Eindelijk heeft, hetgeen sedert
lang niet voorgekomen is, do daling vaa den
barometer 20 millimeter bedragen. Uit Montreal
(Canada) wordt ever.zoo gemeld: Professor
Waltcr Smith verklaart, dat de onlangs groote sneeuw
storm een gevolg is van de buitengewone omwen
telingen, die tegenwoordig op de zon plaats hebben.
Deze veranderingen zijn met het b!oote oog waar
te nemen en onder den telescoop verdeelen zij zich
in twee prachtige groepen van vlekken, waarvan
de eene oostelijk, de andere westelijk aan de
peripherie gelegen is.
Hieromtrent wordt nog later uit Parijs gemeld :
In de Academie van Wetenschappen legde de
sterrekundige Janssen een reeks van zon
photographieën over. Zij zijn op '.oo groote schaal
genomen, dat da eigenaardigheden der
zonnevlekken, van wier mogelijk verband met het
Jaatste onweder, de heer Mascart de academie
gesproken had, zeer goed te herkennen waren.
Deze vlekken zijn thans verdwenen; zij zullen
binnen ongeveer 14 dagen weder verschijnen.
Zij zijn zeer talrijk en verdeeld over een ge
deelte der zon, ongeveer honderd maal zoo groot
als de oppervlakte der aarde. Janssen gelooft
echter niet, dat zij met de storingen in onze
aardsche atmosfeer iets te maken hebben. Hij
acht deze laatste voldoende verklaard door de
magnetische storingen en noorderlichten, die
niet alleen in New Y'ork, maar ook in Italië,
Duitschlami, Zwitserland, in Zweden zoowel als
op verscheiden punten van Frankrijk zyn waar
genomen.
Wetenschap.
DE LEGENDE VAN LAVOISIER.
Men verbaast zich niet, dat over beroemde per
sonen ut de oudheid onjuiste berichten bestaan.
De betrekkelijk gebrekkige communicatie tus
schen de punten der vroeger beschaafde wereld;
een op verre na niet zoo uitvoerig gesystema
tiseerde methode van letterkundige mededeeling;
het ontbreken van de boek Irukkunst; dit alles
te zamen maakt het ons begrijpelijk, dat verha
len werden geloofd, al was de waarborg voor
hun juistheid een zeer geringe. Waar de moge
lijkheid eencr controle ontbreekt leert men
berusten bij eene mededeeling, die eenigen schijn
van waarheid heeft. Duidelijk ^is hit daarom,
dat zij onder de ouden, die berichten over be
roemde personen aanteekenden, tevreden waren
met een graad van zekerheid, die ons verlangen
naar betrouwbaarheid geenszins zou voldoen.
Het zijn echter niet alleen personen uit de
oudheid, de rnededeelingen over welke niet meer
dan een legendarisch karakter hebben, onder
de nieuweren zijn er velen, en een daarvan is
Lavoisier, de stichter der hedendaagsehe schei
kunde, want zoo zal men hem moeten blijven
noemen, al wil men geenszins de nagedachtenis
van Cavendish, Scheele en zooveel anderen
beleedigen.
Moeilijk voorzeker is het in korten tijd genoeg
tot lof van Lavoisier te zeggen, van den gropten
hervormer, die aan het vak schonk, wat twintig
eeuwen en meer er aan ontbroken had: de
precizeering der fundamenteele voorstelling van
een element, en de strenge methode van onder
zoek, het strenge gebruik van de balans. Doch
om n ding mag men hem niet loven, en het
is juist om dat ne ding, dal hij zijn groote
vermaardheid heeft; die ne spreuk, welke het
dankbare nageslacht hem toekent, en waarom
het hem meent te moeten bewonderen, evenals
filosofen Descartes' verdiensten erkennen, door
hem den man te noemenvan het rotjito eryo sinn.
Want vraag aan een hoogere-burgerschplier
van zestien of zeventien jaar, wie Lavoisier
was, en hij zal zeggen : Lavoisier was de man,
die de wet van het behoud van stof opstelde;
hij heeft het eerst gezegd: rien ne se pml, rien
ne se crée. En doe aan vele scheikundigen de
zelfde vraag, en zij zullen ongeveer hetzelfde
antwoorden; want de dagelijksche bezigheden
van het vak zijn zoovelen, dal de meeste vol
daan zijn door het aannemen van een histori
sche legende, waarme 'e zij hun behoefte aan
het brengen van hulde aan een heros der we
tenschap bewijzen kunnen, en verder hun aan
dacht wijden aan de talrijke kroezen, retorten
buretten en bekerglazen, die om werk vragen.
Een historische legende, en niet meer, is het
verhaal, dat aan Lavoisier de aangehaalde for
mule toekent, want hij heeft ze niet gezegd: hij
had ze niet als iets nieuws knnni'ii zeegen, en
hij heeft nooit getracht zich de formule toe te
eigenen.
Hij heeft ze niet gezegd. Want in de plaats
van zijn beroemd Traite KIe ment a i r e, bet is
daar, waar gehandeld wordt over de
suikergisting , in de plaats, waar hij gelegenheid
had ze te zeggen, zoo hij er lust in had, staat
zij niet, doch slechts de helft, want men vindt:
om te geraken tot een oplossing van die twee
vraagstukken [waar ht-l koolzuur en dealkohol
van daan komen, en hoe suiker kan overgaan
in twee zulke geheel verschillende lichamen],
zou men eerst goed de samenstelling en den
aard moeten kennen van hel lichaam dat gis
ten kan, en van de produkten der gisting; want
rien ne. se crée, _ noch bij de bewerkingen der
kunst, noch bij die der natuur, en men kan als
beginsel opstellen dal bjj iedere bewerking, er
een even groote hoeveelheid stof is vóór en na
de bewerking; dal de hoeveelheid en hoedanig
heid der grondstoffen de zelfde is, en dat er
slechls veranderingen zijn, slechts wijzigingen".
Men ziet, dat de beroemde formule niet mei
de overgeleverde woorden staal, waar men haar
zoeken zou. Bovendien biedt Lavoisier de ge
geven beschouwing niet aan als een nieuwe
waarheid, doch als een verklaring, waarom hij
bij de oplossing van zijn vraagstuk zich van een
indirekte methode bedient, oi' althans van een
indirekle controle. Want hij tracht te bepalen
de samenstelling van de suiker en ook de samen
stelling van het koolzuur en den alkohol, en
controleert daarna zijn resultaten door na te
gaan oi' de suiker gelijk is aan de som der
gistingsprodukten, en of inderdaad van ieder
element evenveel wordt teruggevonden
Lavois er heeft de spreuk niet gezegd, en had
ze nooil als een nieuwlje kunnen aanbieden.
Want hij was behalve een groot chemicus, een
uitstekend natuurkundige, en had een voortreflijk
wiskunstig begrip. De talrijke beroemde proe
ven door hem in samenwerking met Laplace
genomen bewijzen de juistheid van deze be
wering voldoende. En hoe zou een bekwaam
natuurkundige honderd jaren na Newton kun
nen aankomen mei hel nieuwtje, dat de
stofhoeveelheid, zich op aarde openbarende in het
gewicht, onafhankelijk is van den scheikundi
gen vorm, waarin de stof zich voordoet?
Newton had hel honderd jaren vóór hem aan de
gansche wereld zonneklaar getnaakl, dat alle
stofdeeltjes van hel heelal volgens een vasle wel
naar elkander graviteeren, dat de beweging der
hemellichamen analoog is aan den val van een
steen op de aarde; dat de gravitatie pp aarde
zich openbaart in het gewichl der lichamen,
en dal dus het kwantitatieve kenmerk voor de slof,
de proefondervindelijke maat voor een stof hoe
veelheid is haar gewicht. En hoe zou er eenige
standvastigheid in die wet kunnen wezen, indien
de hoeveelheid slof, de massa der aarde, die
onophoudelijk aan inwendige scheikundige wer
kingen onderhevig is, wat Newton natuurlijk
ook wel wist, indien die massa afhankelijk
was van den scheikundigen vorm der aarde op
ieder oogenblik. Lavoisier is dan ook nooit als
een nieuwe wel gaan vertellen, dal het gewicht
der slof onafhankelijk was van den scheikun
digen vorm, doch hij heeft af en loe op dit
beginsel gewezen, als onfeilbaar hulpmiddel bij
hel experimcnteeren om scheikundige veran
deringen op het spoor te komen, en hij heef l
gezorgd zijn toestellen zóó in te richten, dat
niels iceyeitds er in kon komen of uit kon gaan.
zoodal iiij zeker was, dal het waargenomen
gewicht alleen was loe te schrijven aan de
wegende stoffen in de toestellen.
En noch Lavoisier zelf noch zijn tijdgenooten
hebben hem de uilvinding dei'gewichtswet toe
geschreven. Fourcroy heeft het in Lavoisier's
methode geprezen, dat hij streng gebruik maakte
van wegen, en daarin ligt in dat opzicht ook
Lavoisier's eminente verdienste, en dit is ook
de kern der legende, dal Lavoisier hel strenge
wegen als experiinenteele methode in de schei
kunde gebracht heeft, hij Iiee/'t de gnwichfsioet
als methodisch bei/insel bij het sclieih'iindig on
derzoek yedoi/Mat ixeerd.
Dit uiterst belangrijke in Lavoisier's werk is
aan nagenoeg al zijii lijdgenooten verborgen
gebleven, en veertig jaren na zijn dood door
Dumas, ik bedoel Jean Bapliste Dumas, als het
ware onldekt, en triomfantelijk aan de wereld
medegedeeld- En wellicht is het 't schitte
rende artikel van Dumas geweest, dat minder
en minder gelezen, doch steeds meer genoemd
wordende de legende in de wereld heeft
gebracht. En waarschijnlijk heeft de legende
wording geruinien tijd nopdig gehad, want bij
onzen landgenoot Mulder vindt men in een boek
van '43 de cmieuse uiting: Lavoisier gebruikte
het eerst de balans, maar gebruikte haar weinig."
Is men van meening, dat men een held lie
ver te veel dan te weinig moet bewonderen.
en men hem hel beste eert door hem een
groot gevleugeld woord in den mond te leggen;
wil men op dien grond Lavoisier den uitvinder
noemen der formule: rien ne se. crcf, rien se
pen/, mij is het wel; doch ik denk wel eens,
om in den trant van Ileine te spreken, ik denk
wel eens : die arme jongens, nu moeten ze
leeren, dal Lavoisier die spreuk heeft uitgevonden,
en willen ze het goed weten, dan moeten zij
er bij leeren.... dat het niet waar is.
TOT MORGEN.
Een ridder geschiedenis naar
PAUL GOLDMAXN.
(Slot).
Toen nu de roi d'armea zijn driewerf Conpez
cordes" had geroepen, toen de koorden onder liet
blazen der trompetters door bijlslagen getroffen
in het zand waren gevallen en (ie zwarte ridder
als de eerste het veld binnensprong en met een
enkelen stoot zijn tegenpartij uit den zadel wierp,
toen klapten er op het damesbalkon vele dozijnen
fijn geschoeide handen in eikander, en des
hertogs bekoorlijke spruit boog zich zoo ver
over de leuning heen, dat de eerste hof
dame allerondcrdanigst in bedenking moest ge
ven, in welk een gevaar hare Hoogheid, door zuike
handelingen haar halskraag bracht, die zoo licht
kon verkreukelen. Maar de halskraag moest toch
in 't eind haar zoo zorgzaam gestreken en ge
plooide pracht missen ; men zal dit begrijpen
wanneer men hoort", dat de zwarte Ridder niet
alleen in alle toeren, die hij deed, overwini aar
bleef, maar ten laatste ook nog Ridder Dieudonn
de Chaconne, den bestormer van Granada, die
met hem het grootste aantal der gewonnen pun
ten bezat, met een krachtigen lansstoot van het
paard wierp. Toen de edele ridder zichzelf zoo
netjes in het zand zag gezet, kwam deze positie
hern zoo nieuw en interessant voor, dat hij vergat
zijn tegenstander de ribben te breken, zooals hij
toch, volgens zijn eed, had moeten doen.