De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 13 maart pagina 1

13 maart 1892 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 768 DE AMSTERDAMMER A'. 1892. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel by de Vijzelstraat, 542. Zondag 13 Maart, Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/1 1.65 Voor Indiëper jaar mail 12. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12* Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel 0.20 0.40 i w H o c n i VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: De glazen min, novelle, (vrij uit het Duitsch,) naverteld door Mena. (slot). Meimet, I. Brieven uit Utrecht, door Giese van den Dom, I. KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, door H. J. M. Muziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Aanteekeningen Schilderkunst, door V. Paul Pourot, door Frans Erens. VARIA. SCHAAKSPEL. Een moeilijke keus, naar James Sidney Hill. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. INGE ZONDEN. RELAMES. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. Van verre en van nabij. Wanneer men, zooals wij in ons Week blad doen, slechts de hoofdmomenten der Europeesche staatkunde in beknopten vorm behandelt, dan ligt het voor de hand, dat een staat als Griekenland slechts zelden een beurt krijgt. Op de laatste ministerieele crisis in het Helleensche koninkrijk dient echter in het bijzonder de aandacht gevestigd te worden, «mdat het daarbij de oplossing gold van een belangri k constitutioneel conflict. Sedert jaren wisselen elkander in Grieken land Delyannis en Trikoepis als voorzitters van den ministerraad af. Voor zoover onze West-Europeesche begrippen op de parle mentaire toestanden in Griekenland van toe passing zijn, kan men Delyannis het hoofd der conservatieven en Trikoepis den leider der liberalen noemen. Een middenpartij, onder leiding van den heer Ehalli, heeft wel een niet onbelangrijken invloed op den gang van zaken in het Parlement, maar is niet sterk genoeg om eene zelfstandige regeeringspartij te vormen. Dientengevolge werd het bascule-systeem telkens toegepast, als eene meerderheid, hetzij door onvoorziene gebeur tenissen; hetzij door geleidelijke afslijting, minderheid was geworden. Toen in het najaar van 1890 door het kabinet-Trikoepis de Kamer was ontbonden, verkreeg de oppositie eene zeer groote meer derheid, en was dus Delyannis weder de aangewezen man, om als minister-president op te treden. Dit geschiedde dan ook. De heer Delyannis kon zich verheugen in het vertrouwen van eene aanzienlijke Kamer meerderheid, maar hij schijnt er tegen op gezien te hebben, deze op eene, volgens hem, al te zware proef te stellen. De financieele toestand van het land eischte dringend her vorming; het crediet van Griekenland in het buitenland was ernstig bedreigd. Volgens de conservatieven was dat de schuld van het | Feuilleton. * De glazen min. Novelle (vrij uit het Duitsch.) Naverteld door MENA. (Slot). Half soezerig verlaat de oppasser de kamer. Die woorden: een menschenleven hangt van jou af, vervolgen hem altijd en overal. Hij hoort ze in zijn droom. Onder het schoe nenpoetsen vervolgen ze hem. Bij de suikerlooze koffie en dun gesmeerde boterhammen slikt hij ze mee naar binnen, met de booze speldeprikken der gepikeerde keukenprinses welke hij woord noch blik schenkt. Hij heeft er wel eens over gedacht zijn oppassersbaantje er aan te geven en maar wér gewoon dienst te gaan doen, maar dan schieten hem grootvaders woorden te binnen: denk er om mijn jongen, doe trouw je plicht als milicien, een goed soldaat verlaat nooit zijn post, en grootvader wist het wel, die was metalenkruisridder. Maar zou grootvader wel ooit voor zoo'n heet vuur gestaan hebben als hij ! Deksels, n keukenprinses te trotseeren was al erg genoeg, maar nu nog daaglijks slag te moeten leveren tegen een bij de hand kindermeisje, dat ging Hannes' krachten bijna te boven. En toch verdedigde hij zijn post, of liever zijn melk toestel, door den luitenant schert send »de glazen min" genoemd, met waren heldenmoed. régime-Trikoepis, dat leening op leening had gesloten ten behoeve van spoorwegen en an dere groote openbare werken. Het nieuwe kabinet beloofde het financieel evenwicht te zullen herstellen, en voerde ook enkele be zuinigingen in, maar aan den anderen kant gaf het weer veel meer uit, om de provin ciën, waar het zijn grootsten aanhang had, in goede stemming te houden. Hoe weinig de beschuldigingen tegen het kabinet-Trikoepis gegrond waren, bleek uit den jammerlijken afloop van de met groot vertoon van verontwaardiging opgezette beweging om den ex-premier Trikoepis in staat van bebeschuldiging te stellen. De Europeesche financiers, die de talenten van Trikoepis erkenden, bleken in diens opvolger al zeer weinig vertrouwen te stellen, en de financieele crisis werd met iederen dag dreigender. Een andere zeer belangrijke reden tot be zorgdheid lag hierin, dat op het verkiezings program der Delyannisten de annexatie van Creta en de uitbreiding van Griekenland's heerschappij over al de eilanden van den archipel een voornaam punt van aan trekking was geweest. Met zulke gevaar lijke toezeggingen en voorspiegelingen wekt men bij een volk, welks politieke ontwikke ling nog tamelijk achterlijk is, bedenkelijke hartstochten op. Met het oog op deze chauvinistische stroo ming had men dan ook aan Trikoepis ver weten, dat hij de opbrengst der door hem gesloten leeningen had besteed voor werken van openbaar nut, in plaats van voor oor logstoerustingen en uitbreiding der vloot. De koning had den heer Delyannis reeds bij herhaling doen weten, dat hij weinig in genomen was met diens politiek en vooral op het punt van fiscale hervormingen door tastender maatregelen wensehte. De heer Delyannis beloofde veel, deed weinig, en beriep zich, om zijn herhaald uitstel te rechtvaardigen, op de hem getrouw gebleven Kamermeerderheid, Daarop besloot de koning, den heer De lyannis uit te noodigen zijn ontslag te ne men. De minister-president antwoordde, na overleg met zijne collega's: «Art. 31 der Grondwet geeft aan den koning het recht om de ministers te ontslaan en te benoemen. Het komt derhalve Uwer Majesteit toe, tegen ons van dit recht gebruik te maken, daar het ministerie noch het recht, noch eenige reden heeft om zelf zijn ontslag te nemen, zoolang het in het bezit is van het volstrekte vertrouwen der vertegenwoordiging.» De koning moest, om van zijn recht gebruik te maken, allereerst een minister Als het kindermeisje hem op spijtigen toon verweet, dat hij haar het vertrouwen van mevrouw ontstal, dat het een schande was, dat zij het toestel niet mocht behandelen, dat floot Hannes van Piet Hein, en in stilte vergeleek hij zich zelven met dien zeeheld en de fleschjes met de zilveren vloot, want Han nes had een levendige verbeelding. Ach ja, veel te levendig, Tot zijn ongeluk had hij een gesprek afgeluisterd tusschen de beide dienstmaagden, die hadden het gehad over meneer »die lang niet mak was". Meneer zei maar zóó: zie je door discipline heb ik eerst mijn oppasser en daardoor de glazen min gedresseerd, want dat vrouwvolk weet van geen toeten of blazen. Eigenlijk was dat meer dan erg, had meneer gezegd, want tegenwoordig wordt er geen kind grootgebracht, of 't is met de batterijmelk van 't toestel van Cottelet. Bij dat laatste gezegde had Hannes de ooren gespitst, ja, om schriftuurlijk te spreken; hij legde die woorden weg in zijn hart. O, wat een foltering onderging dat arme hart. De hersens van held Hannes bleken niet in staat eene zware verantwoordelijkheid te dragen ; nu, dat had hij trouwens met vele sterkere, voornamere hersens gemeen. De slotsom zijner overpeinzingen was, dat het uit moest zijn tusschen zijn Teuntje en hem. 't Was een harde gtrijd, maar 't moest zijn. De luitenant had het immers zelf gezegd, dat alle kinderen tegenwoordig met dat infame toestel werden groot gebracht, en dat het vrouwenvolk er niet voor deugde. vinden, die bereid was tot het contrasigneeren van het besluit, waarbij de vorige ministers van hun ambt werden ontheven. Dit ging niet zoo gemakkelijk, daar Trikoepjs, die begreep dat de tijd voor hem nog 'niet was gekomen, zich niet beschikbaar stelde. Delyannis, die dus de facto nog mi nister was, maakte van dit uitstel op niet zeer waardige wijze gebruik om demonstraticn te zijnen gunste uit te lokken. Hij riep de Kamer bijeen, waar natuurlijk alleen zijne geestverwanten verschenen, maar dezen waren nog talrijk genoeg om hem een votum van vertrouwen te geven. Tevens liep het volk te hoop ; aan de eene zijde riep men: »Leve de natie! leve de grondwet!", aan den an deren kant: »Leve de Koning !" Intusschen had koning George, voor onge regeldheden vreezende, zelf, als opperbevel hebber van het leger, aan generaal Mavromichalis last gegeven zich aan het hoofd van het garnizoen te stellen, ten einde mo gelijke botsingen tusschen de partijen te voor komen. De minister-president Delyannis, die behalve de portefeuille van financiën ook die van oorlog voor zich had gehouden, beantwoordde dit bevel door den generaal 48 uren streng arrest op te leggen. De generaal gehoorzaamde echter den koning, en kweet zich uitmuntend van den hem opgedragen last om de volksmenigte rustig te laten demonstreeren en alleen gewelddadigheden te beletten. Nog in den avond was het ministerie tot stand gekomen; de heer Constantopoelos teekende het ontslag van het ministerieDelyannis ; de ex-premier hield van het bal kon van zijn huis toespraken tot de ver zamelde menigte en toen viel de regen bij stroomen neder, en bluschte de geestI drift van Delyannisten, Trikoepisten en Khalhsten. Een paar dagen later had de crisis nog een verrassend naspel, verrassend echter alleen voor hen, die meenen, dat men de politieke toestanden in het Hellenenrijk naar een West-Europeeschen maatstaf mag beoordeelen. Eene delegatie uit het Parlement verzocht en verkreeg eene audiëntie bij den koning, en verzekerde dezen, dat de meer derheid der Kamer hem zou steunen in zijne pogingen om de moeilijkheden van den tegenwoordigen toestand uit den weg te ruimen. De gedelegeerden betreurden het zeer, dat de meerderheid zich had laten verleiden om den heer Delyannis een votum van vertrou wen te geven. Eti dat waren dezelfde lieden, die Dely annis luide hadden toegejuicht, toen deze hen feitelijk had gesteld voor eene keuze 't Was wel de verkeerde wereld, dacht Hannes. Als hij in de boerderij moet wer ken en dan nog op al die narigheid van flesschen passen, dan ging de aardigheid van 't trouwen er glad af. 't Moest dus maar gebeuren; hij nam een stompje kaars en zette zich met pen en inkt in het poetshok. 't Was wel een beetje raar, dat hij nu nog maar juist n velletje papier had met een roosje er op. Kon hij zijn Teun daar nu wel op afschrijven, 't Was voor haar verjaring bestemd geweest. Deze gedachte bracht Hannes de tranen in de oogen ; hij zag zijn Teuntje zoo levendig voor zich! 't Was of ze daar naast hem zat: Hè, kon hij maar eens in de frissche wangen knijpen! 't Was toch een meid als een perzik! Ja, 't was een ellendig geval, maar 't most en .... Hannes doopte de pen in den inkt en schreef: Liefste, liefe Teunje. Je bent een dernje noar min hert, en toch kan'k niet met oe trouwen. Denk moar niet da'k met een ander verkeering heb; doar wil ik juustement nooit meer wat van weten. :t Kump alles van die noarigheid mit de gloazen min, krek zooals de luite nant zegt. Ik bin der bang veur, laater, wet ie, met alle kienders, die der kommen kosten. Ik eindig met de pen, moar niet met 't hert. Oe trouwe, bedruufde HANNES, Milecijn van de 3e Compie, oppasser van den luutnant. Possecriptum : Arie van boer Kleindert is ook aan 't vertusschen hem en de kroon! Klaarblijkelijk waren de heeren allesbehalve gesteld op eene Kamerontbinding, die overal elders, in de gegeven omstandigheden, volstrekt on vermijdelijk zou zijn geweest. En klaarblij kelijk kende de koning zijn volkje en wist hij, toen hij Delyannis wegzond, zeer goed wat die hooggeroemde Kamermeerderheid beteekende, achter welke de premier zich verschool. Geen wonder derhalve, dat de telegraaf thans het bericht brengt: De Grieksche Kamer zal niet worden ontbonden, maar na afloop van den verdagingstermijn de leden hebben een maand tijd om zich van. hun stoutigheden te bekeeren zal een gewijzigde begrooting worden ingediend. Slotsom: als men de schoonheden van den constitutioneelen en parlementairen regeeringsvorm wil bestudeeren, moet men dit niet te Athene gaan doen. MENUET. Het artikel van Apostata", dat tot de inbeslag neming van het tijdschrift Die Gegewoart heeft aanleiding gegeven, draagt den titel Aus der Reichtshauptstadt: Menuet," en is blijkbaar van dezelfde han d,als dat onderteekend Maximilian Har den", om hetwelk de Frankfurter Zeitung geconfiskeerd werd. Het is vrij lang, maar wij mee nen onzen lezers genoegen te doen, door het in zijn geheel over te nemen. Den Uden Februari deed Ernest Renan een boek verschijnen (Feuïlles detacheer), waarin de sceptische theosoof zegt hoe het hem spijt, dat hij van deze schoone wereld afscheid zal moeten nemen, zonder de oplossing te beleven van de raadselen die ons van alle kanten omringen; vooral zonder het antwoord te weten op die vraag, die hem zoo bijzonder interesseert: quel sera Ie d veloppement du yerme intérieur de l'empereur Gu laume U?" Den 18den Februari zocht eene deputatie van metselaars zonder werk den eersten burgemeester der hoofd- en residentiestad Berlijn op. Daar deze heer, die in de zeventig is, dus behoefte aan rust heeft en zich daarom door zijne verschrikte partijgenooten nog voor twaalf jaren tot vertegenwoor diger der stad liet kiezen, eerst na twaalf uur op het Raadhuis pleegt te verschijnen, en daar verder door eene audiëntie in des burgemeesters eigen woning de verhevene gedachte der gemeente lijke autonomie schade kon lijden, moesten de weikelooze metselaars zich met den tweeden burge meester tevreden stellen, een niet minder tactvol man, die bij het aanvaarden van zijn ambt zicfa door een dapperen uitval tegen den geboeiden Prometheus van Friedrichsruh aan de welwil lendheid van hoogerhand wist aan te bevelen. Op 24 Februari, 's namiddags om l uur, dus op den tijd waarop de heer von Forckenbeck, naar te hopen is, zijn partijplichten in het Parle ment waarnam, herdacht de president van den keeren gcroakt, moar weer af. Acht dagen zijn er verloopen, sinds luite nant Holtings oppasser zijn meisje per brief bedankte. Acht dagen van louter geluk en teruggekeerde gezelligheid voor het jonge huishouden. Mijnheer kijkt mevrouw in 't weder zacht blozend gezichtje en lacht, me vrouw wijst naar de wieg waaruit een mol lig voetje te voorschijn komt. Het echtpaar lacht, baby lacht; een vriendelijk zonnetje glanst van buiten en van binnen, ontdooit zelfs het humeur der kcukenprinses, maar Hannes' uitzicht blijft somber, men ziet hem nooit meer glimlachen. »Dic kerel is een juweel; wij zullen hem weldra geducht missen, maar Kitty, zegt luitenant Holting op zekeren dag tot zijn vrouw, heb je wel eens opgelet dat de vent er uit ziet als een donderwolk. Hij druipt letterlijk door zijn kleêren. »Nu,'' antwoordt het vrouwtje vroolijk lachende, ;>wie weet of ik het middel niet ge vonden heb, om de zon door de wolken te doen breken. Ik heb van morgen een hoogst verrassend bezoek gehad, en wel van een oud en een jong boerinnetje, beiden in zak en assche over onzen trouwen Hannes. Zij dachten, dat de goede jongen het verstand verloren had, en waarlijk, het heeft er dan ook wel wat van. Lees dezen brief maar eens." De luitenant heeft nauwelijks het ver frommelde velletje papier met het roosje er boven prijkende, ingezien, of hij schatert het uit: »Och, och! 't is kostelijk, waarachtig subliem, subliem, hoor! >Ik begrijp er alles van, Kittylief. Die

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl