Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 768
Duitschen Rijksdag, Zijne Excellentie von Levetzow,
de mannen, die met de geschiedenis van het
eenheidsparlement gedurende de laatste vyf en twin
tig jaren in geregelde betrekking gebleven waren,
en daarby gebeurde het hem, dat eene zeer
begrijpelijke zwakte van geheugen hem den ver
geten naam van den afgevaardigde vorst Bismarck
aiet meer in herinnering bracht.
Op 24 Februari ook, 's namiddags tegen 6 uur,
hield de Keizer bij het banket van den provin
cialen landdag in Brandenburg eene rede, die
alle vitters en ontevreden bedillers tot
landverhuizen uitnoodigde, en in deze woorden haar top
punt bereikte: Mijn koers is de ware en daarin
wordt verder gestuurd."
Op 25 Februari, 's morgens, verscheen in de
winkelkasten der boekhandelaars een geschrift
(Moltke als Erziëher) van den hoogleeraar Felix
Dahn, wiens borst de Hohenzollernsche
huisorde siert, waaruit wij een paar passages
hier moeten meedeelen: De aangevoerde oor
zaken van ontstemming kunnen met nog vele
andere vermeerderd worden; ach, heel wat daden
en woorden zün gedaan en gesproken, die beter
ongedaan en ongesproken waren gebleven. Daar
tegenover is het toch al te eenvoudig, wanneer
men ons zegt: Er bestaat in 't geheel geen
jeden tot verontrusting." Dat is alsof de dokter
tot iemand die over kiespijn klaagt zegt: Mein
Lieber, ge hebt in 't geheel geen reden om
kiespjjn te hebben." De jongste oorzaken van onze
verontrusting echter zyn dikwijls van dien aard,
dat ze niet kunnen werden genoemd .... Een bang
gevoel, dat van de onberekenbaarheid der leiding,
is ver verspreid onder het Duitsche volk, en juist
bij mannen welke ijverigste aanhangers van het
Bijk, van Pruisen, van de Hohenzollern geweest
en gebleven zijn. Is het vaderlandslievend" zich
en anderen daaromtrent te misleiden en gerust
te stellen? .... Js het dan onverschillig, of bij het
volk, bij de trouwsten des Rijks, het vroegere
peestdrittvolle vertrouwen geweken is voor bange,
ja ontstelde bezorgdheid? Is het zwakkelyk
pessimisme", dat te zien en het te zeggen?....
Het ziet er donker uit in het Duitsche Rijk;
zoo spreek ik niet alleen, een alleenstaand
nadweper met Sedan; zoo denken en spreken vele
honderdduizenden, die het zoo goed meenen met
Keizer en Rijk, dat zij zonder zich een
oogenIblik te bedenken zouden sterven voor Keizer en
Ryk." Zou het nu beter, vaderlandslievender",
zyn, zulk een bange bezorgdheid te verzwijgen V
ol is het mannelyker, juist niet zwakkelijk", naar
omhoog luid verneembaar te waarschuwen?"
Op 25 Februari, om den middag, trok een bende,
duizenden sterk, door (ie hoofdstraten der stad
Berlijn; en van het roode stadhuis naar het grijze
Schloss joelden en gilden de stemmen op: Brood!
Werk!" Vooraf had een onverstandig socialistisch
drijver gezegd, dat de sociaal-democratie niet aan
landverhuizen dacht, dat zou zij aan andere lie
den overlaten, als eenmaal de dag gekomen was.
Op 25 Februari 's avonds had in het keizerlijk
paleis een hofbal plaats, waarbij voor
niet-militairen het verschijnen in escarpins en schoenen
met gespen was verlangd. Op dat hofbal werd
voor de eerste maal weer de menuet a la reine
gedanst, die door de gepensioneerde koninklijke
«oio-danseres Fr, Marie Kubisch-Wolden in tegen
woordigheid van den Keizer en de Keizerin was
ingestudeerd.
Op 26 Februari herhaalden zich de ongeregeld
heden op straat te Berlijn in nog woester vorm,
en tegelijk schreef de Parijsche Temps, dat de
gryze Ernest Renan nu niet langer behoefde te
wachten op de beantwoording van zijn weetgierige
vraag: Quel sera Ie déeeloppement du (/enne in
térieur de rempereur Guillaume II?"
* *
*
Zoover reiken mijne notitiën van de week en
Toor ditmaal zou ik dus maar te kiezen hebben.
Ook met sir Francis Drake kon ik mij bezig hou
den, den ten onrechte beroemden admiraal, die
noch de aardappels ontdekt heeft, noch de Stille
Zuidzee. Of met den ten onrechte onberoemden
Balbao, die na zijn watirzuchtig berg-uitstapje
spoedig het hoofd er bij verloor en toen ten over
vloede nog onthoofd werd ook. Of met den bond
genoot van Dennewitz, den eenigen groote der
man heeft het land gehad aan dien
flesschenromrnel, is daarover aan het kniezen gegaan,
en heeft uit vrees voor den huwelijken staat,
dien fameuzen brief geschreven. Ilahaha, 't
is kostelijk subliem!"
Kitty heeft eens even afkeurend met het
aardige kopje geschud. »Neen vent, zoo mag
je de zaak niet opvatten, lleusch, die arme
Hannes heeft veel geleden, juist door zijne
trouwe plichtsbetrachting. Zulke menschen
zijn zeldzaam. Wij hebben veel goed te
maien, beste ... en ...
Mevrouw Kitty kon haar discours niet
voortzetten, want er werd geklopt.
Op het energisch binnen van den luitenant,
maakt Geertemoei, verlegen aan haar schort
frommelende, haar entree.
»Gaat zitten, gaat zitten", zegt Holting
voorkomend; dit blijkt niet zoo'n gemakke
lijke zaak, want de boerin, geheel in het
kistentuig gestoken, is omkleed met minstens
een half dozijn rokken, waardoor de
neerzijging in de kleine pluche fauteuils zeer be
moeilijkt wordt.
|? »Wel moedertje," begint de luitenant op
aan moedigenden toon; »je bent zoo eens van
je dorp hierheen gereisd, om twee minnende
harten weer te vereenigen".
Hier ziet mevrouw haren echtvriend be
straffend aan, en zegt, terwijl zij Geertemoei
van een boterham met vleesch en een glaasje
wijn voorziet: »je doet er een goed werk aan
dat je dien braven jongen weer met zijn
aardig deerntje samen brengt."
»Die Hannes heit ons toch zoo doen schrik
ken door dien mallen brief, juffrouw ; der
is heel wat om te doen gewest en de arme
iUern was heelegoar van streek. We dachten
aarde, dien men altoos durft citeeren zonder ooit
voor tegenspraak te behoeven te vreezen. Al deze
onderwerpen echter zyn mij te gevaarlek, en
nadat de couranten van bijna alle partijen de
toespraak van den Keizer onbevangen gecritiseerd
hebben, schijnt het mij niet meer noodig nog
langer bij deze uiting als privaatpersoon stil te
staan. Een door het toeval der geboorte op den
troon geraakte monarch is een sterfelijk mensch
en dus niet alwetend; hem omtrent feiten en
stemmingen in te lichten is het werk van zijne
raadslieden, en deze alleen treft de verantwoor
delijkheid, wanneer voor die inlichting gebrekkig
of in 't geheel niet gezorgd wordt. Alleen de
onverzadelijke ingewortelde haat tegen Bismarck,
die ook den weerstand tegen Von Bötticher
reeds in de kiem smoorde, kon de zich noe
mende liberale pers beletten, op de rede tot de
Brandenburgers te antwoorden met: weg met
Caprivi!" Want aan des keizers persoonlijke
goede bedoeling mag toch niet getwijfeld worden,
en dat hy in allerhoogste afzondering de
wenschen en stemmingen des volks niet raden kan,
spreekt van zelf. De ontevredene spanning, die
dagelijks met meer angst een noodlottige wending
in de geschiedenis van Duitschland vre3St, hecht
zich alleen aan het feit, dat een generaal zich
heeft laten kommandeeren tot het waarnemen van
zaken, waartegen noch zijn intelligentie noch de
omvang van zijn kundigheden met hoe
loff'ehjken yver ook aangevuld , waren opgewassen,
en dat deze eerlijke, maar bekrompen man de
plaats bekleedt van eersten raadgever der kroon.
Was het aantal onafhankelijke politici in onze par
lementen niet zoo treurig klein, dan had de ver
tegenwoordiger der hoogste macht in het Rijk
reeds sinds lang de stemmen van ontevredenheid
gehoord, en hem en ons was dan de ontgoocheling
bespaard gebleven. De Rickerts echter en
Rickertsgenooten, die van verrukking over den nieu
wen koers en de uitnoodigingen tot ministerieele
diners en kanseliers-Frühschoppen tot aan den
dageraad der volksschoolwet met de allergetrouwste
oppositie-beenen trappelden,?die nog voor twee
maanden den kluizenaar in het Sachsenwald als
den eenigen ontevredene so weit die Deutsche
Zunge klingt" aanduidden, zij hebben waarlijk
niet het geringste recht om nu haastig weer hun
lang in kamfer bewaarden mannenmoed voor
koningstronen te komen uitpakken, nadat de Kei
zer met prijzenswaardige openhartigheid hun den
rug heeft toegekeerd, en de uiterst liberale vos
heeft erkend, hoe akelig zuur de druiven zijn.
Voor veertien dagen nog hoorde ik vorst
Bismarck met een glimlach zeggen: ledere partij
hoopt nog eenmaal den Keizer als hospitant in
hare gelederen te zien." Heden is deze hoop
zeker wel iets beperkter geworden, en dat is een
niet genoeg te waardeeren resultaat van de rede
tot de Brandenburgers. Want de hoop, voor voor
zichtig verborgen atheïstische, voor luid erkende
manchestersche aspiratiën, in. den strijd om het
parle'mentair régime naar Engelsen model, bij een
Hohenzollern-Keizer die meer dan alle anderen hjt
bewustzijn van zijne macht heeft, steun te vinden,
deze hoop was toch wel een beetje al te be
slist liberaal".
*
* *
Terwijl ik dit schrijf, staat Asch-"vVoensdag
voor de deur. De wereld ziet er grauw uit, en
hier naast helaas men ruikt het worden
pannekoeken gebakken, brr in reuzel! Achter is
het dienstmeisje druk bezig; zij wil als Spaansche,
in gele zijde met zwart naar het gemas
kerd bal. Aan den overkant staat de referendaris
een Wallensteiner hoed te passen; op de straat
ratelen de rijtuigen voorbvj en rammelen de
droschken, want ieder wil van daag naar den dans, aan
het hof, in de Philharmonie, of althans in den
Wintergarten. En ik moet hier zitten en abstracte
politiek leuteren, terwijl toch het genoegelijkste
en actueelste thema voor de week mij met be
koorlijke deftigheid wenkt, de menuet.
Diepe buiging. Drie passen rechts. Diepe bui
ging. Drie passen links. Diepe buiging. Zwenking
voorwaarts. Diepe buiging. Zwenking achterwaarts.
Diepe buiging. Intusschen zijn aan de welspre
kendheid geen grenzen gesteld.
Moet men het niet met vreugde begroeten, dat
moar zoo veul, as dat 't 'm in de harsens
gesloagen was. Die dienst is alèvel zwoar
werk, is 't niet zoo meneer."
»Nou 't zal nog wel schikken moedertje;
't is nu over een paar weken gedaan voor
hem, en dan kan ie gauw bruiloft vieren."
»Och gut meneer, zegt Geertemoei, met
haar schort de oogen afvegende, »as 't er
maar ooit aan toe komt. De jongen lijkt wel
behekst met zien gloazen min ; 'k had 't nooit
van 'm gedacht.
»Komaan, komaan, het zal wel gaan," zingt
de luitenant vergenoegd ; »houd goeden moed
moedertje. Ik zal de kogel wel door de kerk
jagen!" Zoo sprekende heeft Holting de suite
deur geopend, maar blijft verrast staan. Wat
hij daar aanschouwt, is dan ook lang niet
alledaagsch.
Hannes en Teuntje staan heel dicht bij
elkaar, verdiept in aandachtige beschouwing
van het sluimerende knaapje, nu en dan
schuw van ter zijde glurende naar het toe
stel met fleschjes, dat beiden zulke benauwde
oogenblikken bezorgd heeft.
Zich onbespied wanende, hebben ze elkaar
juist eens ferm gekust. De luitenant heeft
blijkbaar veel schik in dit schouwspel en
nader tredende drukt hij het blozende paar
de hand. 't Is alsof er na dien handdruk
iets in de palm der hand van Hannes en
Teuntje is blijven hangen, iets dat bij nadere
beschouwing klein en rond en glinsterend
blijkt. Iets dat door het zonlicht beschenen,
glanst als zuiver goud, rein en onvervalscht
als de harten van het eenvoudige tweetal,
echt en duurzaam als de dankbaarheid van
luitenant Holting en zijne gade.
hij tot nieuw leven is opgewekt, deze gracieuse
en hoogpolitieke dans, die in nuce een geheel
overoud regeeringsprogramma in zich bevat? De
Serliner Local-Anze.iger, dien een valsch gerucht
onlangs als het toekomstig regeeringsorgaan aan
duidde, heeft zijn gouvernementeel inzicht althaas
daardoor versterkt, dat hij aan den herleefden
menuet veertig loyale regels wijdde.
Ik moet verzoeken dat men niet terstond juist
aan Don Juan denkt. Daarin maakt de gil om
hulp van een ongeloofelijk slecht opgevoed boe
renmeisje plotseling en te vroeg een eind aan de
menuet-vermakelijkheid. Onder Lodewijk den Veer
tiende echter, d\e met de allongepruik en de
schoenen met roode hakken gaarne openlijk als
Apollo, door de Muzen omringd, optrad, die tot
symbool de zon en tot devies de trotsche spreuk
Nee pluribus impar koos, destijds, ia rtie
glansperiode der menuet-politiek, mocht het geheele
boerenvolkvan het allerchristelijkste koninkrijk tegen
galante droits du seigneur om hulp gillen, zonder
dat daarom ook maar n hofdame gedurende
a seconde uit de maat zou geraakt zijn. Tegen
het rumoer op straat beschermden vensters en
gordijnen: en avant, messieurs et mesdames!
(Slot Kolgf).
BRIEVEN UI T UTRECHT
door GlKSE VAN DEN* L)OM.
1.
Da Vereeniging tot bescherming van Dieren
vroeg dezer dagen aan den gemeenteraad om eene
verordening te maken, speciaal tot het te keer
gaan van de mishandeling der beesten. De Raad
echter had geen zin in dien arbeid, dien zij meende
dat volkomen overbodig is, aangezien de
Nederlandsche Strafwet naar 's raads meening voldoende
voorziet in alle gevallen, door Dierenbescher
ming" in haar adres opgesomd.
Ik kan niet anders doen dan aan dit besluit
van den Raad mijn bijval schenken. En van mijn
standpunt zeer hoog, hier op den toren,
zoodat ik haast alles kan zien zou ik den Raad
wel in overweging willen geven, liever eene
verordening in het leven te roepen tegen de die
renbeschermers, althans tegen de ziekelijke
overdr\jving, waaraan velen dezer heeren en dames
zich, tot gevaar voor anderen, dikwijls schuldig
maken.
Om u daarvan eens een sprekend staaltje te
geven! Voor een paar weken zag ik in het
plantsoen een hond wandelen. Het dier ging
rustig zijns weegs, totdat hij, op een noodlottig
oogenblik, op den Singel, aan de overzijde van
het water, eene dame van zijn geslacht ontdekt,
die, snuffelend aan boomen en hekken en telkens
terugkeerend op haar pad, reeds de aandacht had
getrokken van eenige honden, die haar hijgend
achtervolgden.
De eenzame wandelaar in het plantsoen stak
den neus in den wind en snoof met blijkbaar
welgevallen de geuren op. die hem van de over
zijde tegenwaaiden. De hartstocht werd vaardig
over hem. Hy gunde zich geen tijd om de naaste
brug af te wachten en door liefde gedrongen"
waagde hij zich op de broze ijskorst, ie het
water bedekte, om des te eerder het voorwerp
zijner vereering te ontmoeten en aan zijne mede
dingers te ontfutselen.
Helaas! het ijs bleek te zwak. Op het midden
gekomen zakte hij er door en deed wanhopige
maar vergeefsche pogingen om weer op het ijs te
komen. De eigenaar van den hond stond radeloos
aan den kant en riep om hulp. Men kwam aan
dragen met ladders en pla:iken, en schoof die
over het ijs naar den spartelenden hond, die er
echter niet op kon komen. Een oogenblik vreesde
ik, dat de eigenaar zich door zijne gehechtheid aan
den hond zou laten vervoeren om zijn eigen leven
voor het dier te wagen, maar die vrees bleek
ijdel. De man, waar het blijkbaar aanzat'7, deed
iets veel verstandigere". Hij loofde tien gulden
uit aan ieder ander die zijn leven wilde wagen
voor den hond, dien hij zoo liet' had!
En waarachtig er was er een die het deed!
Een jongen, een loodgietersjongen nog wel. kroop
over ladders en planken naar den hond en haalde
hem er uit, tot groote vreugde van den eigenaar!
Wat zal- de arme moeder van dien loodgieters
jongen blij geweest zijn, toen hij met het tientje
thuis kwam!...
Wat zou die moeder diep bedroefd geweest zijn
als men haar het lijk van haren zoon had thuis
gebracht, omgekomen bij zijne pogingen om een
hond te redden of liever om een tientje te
verdienen!...
Mag dat nu maar zoo? dacht ik, terwijl ik den
natten hond door zijnen baas zag lief'koozen.
Mag dat maar zoo? Als nu die jongen ook eens
te water was geraakt en nog anderen hadden uit
jnewsc/tewliefde hun leven gewaagd voor dien jon
gen als zij niets godaan hadden zouden zij
volgens de wet nog strafbaar geweest zijn ook
wat dan ? Hoe hoog zou de premie dan wel ge
weest zijn, die de dierenvriend had uitgeloofd!
Als de man zelf niet op den kant was blijven
staan, maar zijn eigen leven voor zijn hond had
gewaagd.het zou verklaarbaar zijn geweest doch dom!
Maar dat hij een som uitlooft voor hem
misschien een peulschilletje, voor menigen armen
drommel, in den winter, een uitkomst, om anderen
aan te sporen hun leven te wagon voor zijn hond,
dat is hoogst onbehoorlijk, om het niet misdadig
te noemen.
Als de gemeenteraad eens aanleiding mocht
vinden om eene verordening te maken, die deze
en dergelijke handelingen verbood, zou hij mis
schien nog. zoo'n kwaad werk niet verrichten.
De dame, die soms door een voor een bakkers
winkel staauden troep bodelende vrouwen drong
om kadetjes te koopen, die zij dan op haar hurken
gezeten aan een paar trekhonden die buiten voor
eene kar stonden, voerde, zie ik gelukkig in de
laatste jaren niet meer, en haar verdwijnen heeft
aan de zaak der dierenbescherming geen kwaad
gedaan, want door haar optreden werd die zaak
nogal belachelijk gemaakt. Doch men zorge nu
ook dat vele weigezinden, die gaarne het streven
van dierenbescherming zouden steunen, daarvan
niet afkeerig worden gemaakt door het uitloven
van premiën als menschen hun leven wagen om
honden of katten uit het water of brandende ge
bouwen te redden.
Onze gemeenteraad houdt veel van geheime
zittingen, dat is bekend. Men kan het velen onzer
raadsleden aanzien, dat zij gebukt gaan ondereen
zwaren last van geheimen, die bij elk zoo'n zitting
hun op de schouders wordt gelegd. n zoo'n
geheim drukte de heeren in den laatsten tijd bij
zonder zwaar. De heer van Benningen smeekte
dan ook om ontheffing, hij zou er onder be
zweken zijn.
Het gekste van dit geheim was, dat het betrof
de onderhandelingen rnet den Staatsspoorweg over
den verkoop van stadsterrein om er een tweede
gebouw voor de hoofdadministratie op te vestigen,
en dat de staatpspoorweg deze zaak lang zoo ge
heimzinnig niet scheen te behandelen als de
stad". Althans iedereen wist er al spoedig alles
van, maar als men er een raadslid in particulier
gesprek eens naar vroeg, dan hield hij zich maar
steeds van den domme. Dat was erg lastig voor
de raadsleden en nu de koop dan ook eindelijk
gesloten is, is hun de vrijheid gegeven om naar
hartelust te babbelen over al wat daaraan vooraf
gegaan is. En nu hooren we nog niet veel bij
zonders. De Maatschappij zal een sierlijk" ge
bouw zetten nevens het bestaande gebouw, dat
alles behalve sierlijk is, en over de straat
tusschen die beide gebouwen bruggen leggen, die
ook al sierlijk zullen zyn, Het terrein voor het
nieuwe gebouw tot aan den Singel zal, evenals dat
voor het bestaande, onbebouwd moeten bhjvei,
zoodat de wandelaars ten minste van al die sier
lijkheid iets kunnen genieten. De stad" zal moe
ten rioleeren, bestraten en verlichten, en krijgt voor
den afgestanen grond f 20percentiareof/'44,000.
Nu zijn er sommigen, die beweren dat dit veel
te goedkoop is en dat de Raad zich heeft laten
intimideeren door een berichtje, dat tijdens de
niet goed vlottende onderhandelingen plotseling
in de couranten verscheen en behelsde dat de
Staatsspoor ernstig overwoog om hare bureaus
elders te gaan vestigen. Onverklaarbaar zou die
vrees bij onzen Raad zeker niet geweest zijn, want
een paar duizend ambtenaren met hunne gezinnen
zijn voor eene stad als de onze zeker een niet te ver
smaden voordeel. Wie zich den woningnood herin
nert, die hier plotseling ontstond toen de Staatsspoor
zich hier kwam vestigen, zal zich eenigszins een
denkbeeld kunnen vormen van den toestand dien
we zouden krijgen door het vertrek van een
inmiddels zooveel talrijker geworden personeel.
Wat zouden de huurprijzen, die hier toch al niet
hoog zijn, nog dalen ! Hoe zouden de klaagtonen
der neringdoenden, die toch al niet denganschen
dag jubelen, vermeerderen!
Maar voor die vrees is thans geen reden meer !
De Staatsspoor heefc gekocht, de Staatsspoor blgft!
En de Raad heeft wijs gehandeld met iets toe te
geven aan dit machtige lichaam. Want hoevele
burgers der stad vinden niet voor hunne zonen
eene plaatsing onder de ambtenaren aan het
hoofdbureau en kunnen hen zonder geldelijk be
zwaar door de moeielijke eerste jaren des weini
gen traktements heenhelpen.
Kunst en Letteren.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Grand Théatre (Tooneelverbond);
Droomleven,
Théatre Tivoli: Ca'in.
In de voorrede van zijn in 1881 verschenen
roman La Faustin" beklaagt Edmond de
Goncourt zien, dat bijna alle studies over de vrouwen
gebrekkig en onvertrouwbaar zijn, omdat zij door
mannen geschreven zijn. Hij is van oordeel, dat,
wie de vrouw wil schilderen, de collaboration
fvininine" behoeft, roept daarom de hulp zijner
lezeressen in, verzoekt haar hem documents
humams" (de gebroeders de Goncourt maken aan
spraak op het vaderschap der uitdrukking) toe
te zenden. ,,D'aventures, il est bien entenduque
je rien ui nul besoin; mais les impressions de
petite ftlle et de toute petite ftlle, mais des d
tails sur l\'eeil simultane de l'vnteliigence et de
la coyuettene,.... mais des analyses d'an senti
ment dans de l'amour qui s'ignore, mais Ie d
voilement d'cinotions délicates et de pudeurs
raffini'es, enfin toute l'mconnue féminüttédu tréfond
de la femme, que lts maris et mime les amants
passent leur wie a tgnorer, voila ce que je demancle."
Ik weet niet of' de schrijfster van Droomleven de
Goncourt's voorrede kentj; zooveel is zeker, dat
haar tooneelspel een antwoord daarop, in het
bijzonder op de daaruit aangehaalde zinsnede
schijnt. Droomleven beantwoordt in alle opzich
ten aan de eischen, die de Goncourt den door
hem begeerden documents humains" stelt. Dit
schijnt mij de deugd, dit schijnt mij het gebrek
van mevrouw Hanna's tooneelspel.
Leida Wertem is de dochter van een zwakken
vader en een lichtzinnige moeder, een beroemd»
zangeres, die een stormachtige jeugd achter den
rug had, toen zij Wertem tot een huwelijk met
haar wist te verlokken. De ouders zijn vroeg ge
storren. Het kind is opgegroeid in het gezelschap
van baar grootvader, een zwakken, suffen grijs
aard, die zich door zijn ongehuwde dochter laat
ringeiooren, laat beknorren en beknibbelen, en
deze, tante Saar, een preutsche, koppige,
banaalf'atsoenlijke oudejongejuffrouw, die gruwt van alles
wat ook maar e,en streepje buiten het boek der
alleenzaligmakende conventie gaat. De arme Leida
had het niet ongelukkiger kunnen treffen; zij is
een zonderling schepseltje, half haar vader, half
haar moeder, half ernstig, half luchthartig, nu
droomerig sentimenteel, dan jubelend uitgelaten.
Haar omgeving drukt, benauwt, verstikt haar; zij
hijgt naar lucht, licht en leven. De doffe groot
vader, vooral de stijve tante zijn van oordeel itat zy
het zonder deze kan stellen; hun voortdurende
vrees is, dat de dochter naar de moeder zal aar
den ; om dit te voorkomen schijnt geen streng
heid hun streng, geen stiptheid hun stipt genoeg.
Leida moet den ernst van het leven leeren be
grijpen; alleen hierom maken zij het haar on
dragelijk stroef, bard en eentonig. De gevolgen
blijven niet uit. Oom George, een broeder van
Leida's moeder, artist als zy. komt na een
veeljarig verblijf in den vreemde de familie bezoe
ken. Leida voelt zich terstond tot den
vriendelijken, levenslustigen, innemenden jongen man
aangetrokken; zij maakt hem deelgenoot van.