Historisch Archief 1877-1940
No. 768
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
haar innigste droomen, haar zoetste idealen;
half uit ijdelheid, half uit medelijden huichelt
de oom belangstelling in de naieve
hersenschimmetjes van het nichtje. Leida, steeds ge
lukkiger, als ontwakende uit een benauwden
droom, eerst nu werkelijk levende en gelukkig te
leven, dwingt den onvoorzichtigen oom haar ver
trouwen, haar aanhankelijkheid, ten slotte haar
liefde op; deze, in zijn eigen strikken gevangen,
is genoodzaakt wederliefde te veinzen gelijk hij
belangstelling huichelde. Wat is het einde? Wat
moest het einde zijn ? Leida bemerkt het bedrog;
haar idealen storten in puin; haar liefde wordt
rermorseld. In de teleurstelling van het
oogenblik schijnt de wereld haar een woestenij, het
leven een vloek. Het leed heeft haar de oogen
geopend, de ruwe werkelijkheid doen kennen.
Als laatste troost, als eenige steun blijft haar
de kunst; geen grootvader ot tante zal haar lan
ger dwingen of tegenhouden; de dochter zal kun
stenares worden als de moeder.
Droomleven schildert, de inhoud maakt dit
duidelyk, het intieme gemoedsleven van een
jong meisje, de geheime roerselen en opwellin
gen van een jongmei^jeahart. Als zoodanig dient
het in de eerste plaats beoordeeld te worden; als
zoodanig schijnt het mij gelukkig en
verdienstelyk. De schrijfster weet ons aan haar allesbehalve
alledaagsche heldin te doen gelooven; haar ge
moedsbewegingen en gemoedsbezwaren, haar ont
luikende liefde, haar geluk, ontgoocheling en
wanhoop zijn met zooveel warmte en overtuiging
geschilderd, dat zij ons herhaaldelijk doorleefd,
nageschetste werkelijkheid, toeschynen. Zonder
twijfel zouden wij haar het eene oogenblik wat
minder onnoozel, het andere wat minder wijs
wenschen, het daaropvolgende zijn wij dat reeds
weder vergeten en deelen wij in haar verwach
tingen en teleurstellingen, haar twijfel en zelf
vertrouwen. Wij gevoelen dat een vrouw de figuur
geboetseerd hqelt en dat een man dit misschien
niet zoo uitvoerig en toch overtuigend en inne
mend zou weten te doen. Als afschaduwing der
werkelijkheid, als document humain"moet Droom
leven velen herhaaldelijk treffen en bekoren. Een
document is echter een document, niet meer, niet
anders dan dat. De Goncourt vroeg er om, niet om
ze als zoodanig weer te geven, doch om ze voor
zjjn romans te verwerken. Kunst is kiezen, leert
de overbekende en bijna banale waarheid. De schrijf
ster wist ons aan haar heldin te doen gelooven. Wist
zij ons ook onverdeelde belangstelling daarvoor in
te boezemen? Nemen wij er zonder bedenken ge
noegen mede dat zij haar tot heldin promoveerde?
Zijn haar lotgevallen belangrijk genoeg, om alle
aandacht op zich te concentreeren, en de overige
personen slechts als begeleiding van haar solo te
laten dienen ? Hierover kan verschil van meening
bestaan. Hierover ook ? Leida denkt, philosopheert,
oordeelt; haar onbeholpen vtrstandje van 17jaar
wil begrijpen en meent te begrijpen, doet droeve
Ondervindingen op en meent zich dan gerechtigd
een oordeel uit te spreken over zaken, waarmede
het slechts even in strubbeling kwam. Het
goheel krijgt hierdoor iets onevenredigs, onzekers en
gewrongen»; de wereldorde is op zijn kop gezet en
men moet meenen naar de maan of andere pla
neten te zijn verhuisd.
Over Droomleven als tooneelspe), als drama
tisch product slechts weinige woorden. De inhoud
heeft zonder twijfel doen vermoeden, dat het als
zoodanig zwak is, zwak moest zijn. De minutieuze
zielkundige analyse behoort in de eerste plaats
in den roman thuis; niet voor niets is het tooneel
uitgevonden; waar het dezelfde functie verricht
als de roman, ontloopt het zijn doel. Het eerste
bedrijf van Droomleven is het best, vond den
meesten bijval, omdat het het eerste is; de beide
overige vermoeien, omdat zij herhalen, omdat zij
in de breedte zoeken, wat uit de diepte moet
komen. Als tooneelspel is Droomleven langdradig
zonder vervelend te zijn, omslachtig en gerekt
zonder te ergeren of af te stooten. Waarom
maakte de schrijfster er geen roaian van, liefst
in den vorm van een dagboek of in brieven ? In
geen vorm zijn de vrouwen gelukkiger. Wat is
bekoorlijker dan vrouwenbrieven'?
Aan de vertolkers heeft de schrijfster groote
verplichtingen. Met warme liefde en toewijding
vervullen zij bun taak. Voor de figuur van Leida
is juffrouw Klein als geknipt. Haar innemend
uiterlijk, haar jeugd, haar bevalligheid po
tiseeren het droomstertje op verrukkelijke wijze. Haar
spel getuigde van studie en ingenomenheid met
de partij; herhaaldelijk scheen zij daarmede ver
eenzelvigd. Tegen te groote natuurlijkheid, die in
matheid en eentonigheid dreigt over te gaan, zij
juffrouw Klein op haar hoede. Ook late zij de
hartstochten nawerken. Na een uitbarsting van
toorn volgt een langere ot' kortere natrilling.
Waar deze uitblijft, krijgt de uitbarsting zelf iets
gekunsteld? en tooneelmatigs. Tante Saar vond
in mevrouw Burlage een goede, grootvader
Wertem in Rosier Faassen een onwaardeerbaren ver
tolker. Faassen maakte van de slechts in om
trekken geschetste figuur een type, vol fijne tintjes
en schakeeringen, en toch n en zich zelf gelijk.
Aan de weinig dankbare, niet overal even duide
lijke en evenredige figuur van Oom George had
de heer Tartaud, door levendiger en expansiever
spel misschien meer kleur kunnen geven. Als
geheel had men het tempo iets vlugger kunnen
nemen; het kwam mij voor, dat men zich wel wat
te angstvallig aan den titel hield.
In het Théatre Tivoli vertoont men (Jn'in, drama
in 5 bedrijven naar het Fransen van .inlos de
Marthold. Het is afkomstig uit het Théatre Libre. Dit
gaf nog niet het recht hooge verwachtingen er
van te hebben. Antoine heeft veel middelmatige
en enkele goodo werken vertoond. Ca'in benoort
tot de eerste en bewijst niets voor ot' tegen de
onderneming. Binnen enkele weken komt het
Théatre Libre te Amsterdam en zullen wij kunnen
oordeelen wat er van de Parijsche revolutionairen
op het gebied van spel, regie en miso on-scène valt
te leeren; in hoever de goede stukken, door hen
ten tooneele gebracht, anders en beter zijn dan
de vroeger vertoonde en bewonderde. Cain is een
ouderwetsch melodrama, mut enkele spitsvondig
heden van psychologie en mise-en scène, enkcie
goede brokjes gedramatiseerde alledaagschheid,
verdienstelijker als at beelding van alledaagschheid
dan als drama. De heer en mevrouw de la Mar
en juffrouw van der Lucht vervulden de zware,
doch niet ondankbare hoofdrollen met afwisselend
geluk. In de minst dramatische gedeelten gaven
zij de beste kunst; in de dramatische vervielen
zij te vaak in sleur en manier. Juffrouw van der
Lucht, zij is dit haar voortreffelijken aanleg ver
schuldigd, blijve van stem en uitspraak, vooral
van gang en beweging onvermoeide, onverdroten
studie maken.
H. J. M.
MUZIEK IN DE HOOFDSTAD.
De beroemde Fransche criticus Sarcey heeft,
zooals velen zullen weten, vaak de gewoonte zich
bij de beoordeeling van nieuwe dramatische wer
ken op het standpunt van het publiek te plaatsen
en van dat standpunt uit het werk te bespreken.
In eene kroniek, voor een paar dagen in den Temps
verschenen, zegt hij dan ook opzettelijk naar het
Tht'dtre Franfaia te zijn gegaan op een avond
dat het ware publiek er was; car Ie vr ai public,
c'est Ie public r/ui paye l).
Voor deze stelling is veel, doch voor eene tegen
overgestelde stelling evenveel te zeggen. Ik haal
deze regels aan, omdat dit onderwerp mij dikwijls
veel hoofdbreken kost. Zelfs heb ik er al eens
over gedacht of het (daar ik het voorrecht heb
in twee bladen kritieken te schrijven.) niet
gewenscht ware eene opvoering in het aadere blad
van een geheel tegenovergesteld standpunt te
beschouwen, omdat iedere zaak en dus ook iedere
opvoering hare twee zijden heeft.
Vooral bij de opvoeringen van Wagnersche
werken geraakt men in tweestrijd: wat is toch
het geval? Ieder die ons opera-wezen en zijne
bekrompen verhoudingen kent, weet ook dat eene
in alle opzichten goede opvoering o. a. van
Lohenprin, bij ons te lande tot de onmogelijk
heden behoort.
Moet nu de criticus zich op een zuiver artistiek
standpunt plaatsen en met alle kracht die in hem
is, protesteeren tegen zulke opvoeringen, of moet
hij zeggen : Wat is er met de bestaande krachten
bereikt? Hebben allen zich met piëteit aan hun
zware taak gewijd en was de voorstelling van dien
aard dat zij in staat was een (zij het dan ook
onvolkomen) indruk van het werk te geven en
het publiek van tijd tot tijd onder den indruk
te brengen?
Daar de voorstelling van Lohengrin door het
Fransche Operageselschap blijk gaf van ernstig
streven in de goede richting, en daar men met
de bestaande krachten in sommige opzichten meer
had bereikt dan ik had durven verwachten, meen
ik eerlijk te handelen, door mij op laatstgenoemd
standpunt te plaatsen.
Dat bovendien bij een Fransch gezelschap zulk
een ernstig streven viel waar te nemen, terwijl ik
meermalen Duitsche voorstellingen heb bijgewoond,
waar (afgescheiden van een of twee hoofdperso
nen) het geheel meer op eene caricatuur dan op
eene vertolking geleek, moet met meer dan ge
wone waardeering vermeld worden.
Le Lohengrain" is in de Fransche muzikale
wereld min of meer mode geworden: het was dus
niet te verwonderen dat de heer Mertens. een
componist en musicus die in staat is om
Wagner's partituur te waardeeren en met zaakkennis
in te studeeren, ook naar dit werk greep.
Zal het hem, zoo vroeg ik mij vooruit af, ge
lukken bij de uitvoering alle Fransche theatereffec
ten te doen verdwijnen ? Zullen de zangers hunne
stem ondergeschikt weten te maken aan bet geheel
en leeren begrijpen, dat al wat in de Fransche
opera's het hardst wordt toegejuicht, hier absoluut
onbruikbaar is ? Zal hij ? Doch ik heb reeds
genoeg doen uitkomen wat ik zeggen wil.
De reden, dat ik met ingenomenheid van deze
voorstelling melding maak, is, dat dit alles den
heer Mertens werkelijk gelukt is.
Ik denk in de eerste plaats aan Moj. Leroux,
die in de rol van Elsa juist datgene op den
voorgrond moest stellen, waarin ik haar tot nu
toe het zwakste vond, namelijk teederp, wecke
tonen. Dat zij, die zoo vaak als Rachel. Valentine,
Leonore juist in haar kracht was in de harts
tochtelijke onstuimige tooneelen, thans zooveel
zelfbedwang wist in acht te nemen in hare lyri
sche partij en overal schoonheid van klank wist
te bewaren, verdient bewondering. Wie zich zelf
overwint heeft eene dubbele overwinning behaald'
Hare opvatting was een eigenaardige, doch zeer
consequente. Slechts twee malen kwam zij uit
haar.... laat ik het noemen: hypnotische extase
en handelde zij als het ware zelfbewust, n.l. als
zij Ortrud in haar huis noodigt en Lohengrin zijn
geheim afvraagt.
Van al de vertolkers stel ik deze zangeres beslist
bovenaan. Ditmaal heeft zij. nog meer dan anders,
bewezen een voortreffelijke kunstenares te zijn.
Mej. Rochcr (Ortrud) heeft wat haar spel aangaat
veel verdienstelijks gegeven; ook toonde zij hare
zoo moeielijke partij vocaal consciencieus bestu
deerd te hebben. l)at zij echter in dit laatste
opzicht tekort schoot, mag ik niet verzwijgen.
De heer Stammler gaf als Telramund meer en
beter dan ik, na hem eenige malen gehoord te
heb!>en durfde verwachten, terwijl de heer Cottet naast
eenigo goede momenten vele zwakke oogenblikken
had, althans de mindere aangename eigenschappen
van zijne stem zaten hem nog al eens in den weg.
Toch toonde hij door spe! en dikwijls door voor
dracht dat hij. indien hij mot e,en williger orgaan
bedeeld was, een sieraad van dat gezelschap zou
zijn. Zoo heb ik voor zijn verhaal in het vierde
tableau lof.
De heer Lebuien gaf don Koning over het ge
heel niet kwaad, doch met een veel te Fransen
tintje en dikwijls te weinig koninklijk, terwijl de
heer Gerrna de moeielijke partij van den Heraut''
over hut geheel bevredigend voordroe;;.
Wat. aan deze opera vooral een degelijk cachet
gaf, was de wijze, waarop net orkest zijne taak
vervulde. Niet, dat alles te prijzen was! lü't voor
spel leed zeer door onzuiver'! stemming van houten
blaasinstrumenten, terwijl het klankgehaite ook
toen over het geheel niet fraai was; de contra
bassen deden o.a. in de eerste acte rare dingen
Ook speelden de vioionrelleii in de inleiding vari de
tweede acte niet ai te zm'vcr, doch de wijze,
waarop de heer Mertens zijn orchest (want het
was het Ilaagsche orchost ditmaal) voorbereid ba:l
eu aanvoerde, gaf, zooals uit de resultaten bleek.
de getuigenis van een ernstig, degelijk kunstenaar,
die het zich ten plicht rekent, ter wille van de
kunst alle slechte opera-hebbelijkheden tegen te
gaan. Bleek dit laatste vooral ten opzichte van
de zangers en zangeressen, bij het orkest bleek
dat hij allen begrip had weten te geven van den in
houd der heerlijke partitie.
Waren er dus gedeelten, vooral ook op het
tooneel, die veel gelukkiger hadden kunnen slagen,
(ik heb vooral op het oog het kwintet in de eer
ste acte en het groote ensemble bij den optocht
der vrouwen van Elsa, terwijl de mannenkoren,
die in de tweede acte, bij het aanbreken van den
morgenstond, zeer frisch klonken, in de eerste en
tweede acte over het geheel onzuiver zongen) ik
heb toch doen uitkomen, dat de heer Mertens allen
heeft weten te bezielen zoodat de meesten het
beste gegeven hebben, dat zij konden geven.
Ik breng den heer Mertens dus een woord van
warmen dank voor zijne artistieke leiding en toe
wijding. Hij heeft weer getoond, dat de I'ransche
Opera bij hem in voortreffelüke handen is.
Van een liefdadigheidsconcert dat ik niet kon
bijwonen, maak ik om bijzondere redenen met een
enkel woord melding. Het betreft eene uitvoering
van de liedertafel Runat en Broederschap De
directeur, de heer Johan Schmier, dirigeerde aldaar
voor het laatst, daar hij zich weer als opera
zanger (en wel in het buitenland) gaat vestigen.
In den korten tijd dat de heer Schmier directeur
van deze vereeniging was, gelukte het hem haar
naam te verschaffen, o. a. door het concours te
Keulen. De leden betreuren, naar ik vernam, zijn
heengaan zeer. Als zijn opvolger is de reeds
gunstig bekende jeugdige organist de heer Tierie
benoemd.
Den heer Schmier, die aan de Ned. Opera zijn
carrière met zooveel succes begon, wenschikeene
schoone toekomst toe.
VAN MlLLIGFN.
1) In Frankrijk wordt de pers alleen bij de
premières uitgenoodigd, op welke avonden het
publiek op de eerste rangen in hoofdzaak uit
geïnviteerden bestaat.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
Met een gevoel van waarlijk patriottische vol
doening, las ik dezer dagen in het Engelsche
maandschrift 'llie Artist, onder Studio and
Personal Noten:
J. Maris heeft een kapitale schets voltooid
van een jongen met zijn viool op een sopha, ge
naamd de Musicus"."
Het is toch wel aardig, dacht ik. Al houdt een
van onze politici nog zoo'n kapitale speech, of er
wordt hier een celebriteit zelft openlijk zeventig jaar,
er is in 't buitenland geen haan die naar zoo'n ge
wichtige gebeurtenis kraait, en alleen het feit dat
Jacob Maris een schets voltooid heeft vinden zij
al molder.swaard; het prestige van onze kunst
is toch maar de grootste macht die wij hebben
in Ha wereld ...
Met dat al wilde ik (waarschijnlijk omdat het
voor ons zoo beschamend zou zijn) toch noch
zoo dadelijk niet aannemen, dat men in En
geland zooveel beter omtrent onze kunst is in
gelicht dan wij, want ik had van dien vioolspe
ler nog niets vernomen.
Bij onderzoek nu, bleek mij eigenlijk, dat het
welmeenende blaadje met zijn mededeeling meer
bepaald met de nachtschnit komt. Het is niet
minder dan vijf jaar geleden dat de Haagsche
Meester een aquarel maakte van een jongen op
een kanapédie zijn viool stemt. Op zulke ma
nier zou men ook blijk kunnen geven van zijn be
langstelling in Kngelsche kunst door b.v. te ver
melden dat Whistler de laatste hand aan een
portret van zijn moeder gelegd heeft.
Het is verbazend, zoo spoedig als in Pulchri
een groot, deel van de daar tentoongestelde ar
tistieke nalatenschap van Bosboom liefhebbers ge
vonden heeft En eigenlijk is daar ook wel iets
ergerlijks in. Want in dat verschijnsel dat het
werk van kunstenaars, zoo gauw zij ziin heenge
gaan, zoozeer gezocht wordt, is iets lafs en kleins
aan de zijde der liefhebbers op te merken. En
kele weken nog vóór Bosbooms dood waren er
op de Teekenmaatschappij eenige van zijn mooiste
aquarellen, en toen was daar de begeerte vol
strekt zoo sterk TO.S niet naar Met Mauve is het
net zoo geweest. En het blijft zoo traan. Dezer
dagen was er op Arti een schilderij van Jacob Maris,
waar de menschen later als dwazen een edelen
strijd om zullen vechten, maar omdat, de reke
ning van den in zijn volle kracht troonenden mees
ter gelukkig nog niet met den praal vaa
necrologiën is afgesloten, heeft men voor dat wondere
meesterstuk Dordrecht" blijkbaar nog niet kunnen
bedenken, flat dïit nu een uniek werk is wat zoo
gauw mogelijk in een onzer musea een blijvende
eereplaats moet vinden. Men zal weder wachten tot
het te laat is, en dan met goeden wil zoekende,
het mindere moeten nemen wat er toevallig zich
voordoet.
O, dat eeren na het sterven, men is er zoo
grif mee. Xeem eens Jongkindt. wie had er vóór
ziin dood in een Hollandsen blad ooit iets over
Jongkindt gelezen'?
Heeft de sympathieke Van Eappard ooit iets
kunnen merken van de warme gevoelens die men
blijkens zijn doodshericbtcn in de kranten hem
openbaar toedroeg'? Ku van Gogh V
Uct, ix zoo akelig-, die makkelijke erkenning na
den dood.
Onlangs werd aan Whistler een door honderd
Londensche schilders onderteekende gelukwensen
aangeboden, om den aankoop van zijn meester
stuk voor het Luxembourg. De welbespraakte
meester antwoordde o. a : Ik ben zeer gelukkig
met deze onderscheiding aan het begin van mijn
loopbaan, want gij weet. de loopbaan van een
artiest begint altoos morgen.'' De hooghartige
spotter bad er bij kunnen zeggen : behalve-bij hen
die alleen door do wereld voor artiesten versleten
wordep, want voor hen juist begint het mislukken
nog na de mooie carrière.
Men meldt mij uit den Haag dat vandaar aan
den burgemeester van den Bosch het volgende
adres verzonden werd:
Ondergeteekenden willen UEd. Achtb.
gelukwenschen met het werk van duurzame kunst, dat
door Bestuurderen van het Bossche Departement
van het Nut van 't Algemeen aan Uwe stad ge
schonken werd, en maken tevens van deze gele
genheid gebruik UEd. Achtb. in ernstige over
weging te geven, uwen invloed aan te willea
wenden, dat den heer Derkinderen ook het be
schilderen van den anderen wand in de vestibule
van het stadhuis wordt opgedragen, opdat aldus
een kompleet monumentaal kunstwerk moge tot
stand komen."
Dit stuk is onderteekend door de vier voor
naamste Haagsche schilders, door eenige bestuurs
leden van Pulchri, en door nog drie Hagenaars
van invloed en macht.
Jan Toorop heeft veel plezier van zijne inzen
ding op de Vingt. Een Parijsche schilder van de
jongste groep verzekerde me dat Toorop op de
tentoonstelling het beste deed; een jonger
Hagenaar van veel oordeel was van dezelfde
meening. Emile Verhaeren is in de Nation vol
lof over zijn Hétaire. De werking van het schil
derij zegt hij, wordt verhoogd door een buiten
gewone kleurenschittering, die half aan MonticelH,
half aan Oostersch cloisonnéwerk denken doet.
Jules Cordeweener, een Nederlander van ge
boorte, die Brusselsch publicist is,kocht zijn Bruidje,
dat in den Haag op de Etsclub was. De Vieux
songeurs crédules en Ie cimetière (de krijtteekening
van zwervers op de duinen) werden door den heer
Fournier1 te Parijs gekocht. Toorop werd ook voor
der. Salon de la Rose Croix geinviteerd, waar
drie van zijn werken op de Vingt heengaan. De
Vloed, die te Utrecht was, gaat naar den Salon
des indépendants te Parijs.
Men vestigt mijn aandacht op een teekening
in drieën door van Oort: een pelikanen-drama,
die op de St. Lucas-tentoonstelling in de
Panoramnzaal is, en die van werkelijk illustratief talent
getuigen moet.
Een Haagsch schilder schrijft me, dat op het
atelier van den Heer van den Berg, den restau
rateur van schilderijen aldaar, een oud Hollandsch
portret van een vrouw, dat daar was schoonge
maakt, bizonder zijn aandacht trok. Het doek
is ongeteekend, maar heeft het mooie van een
echten Hals. Zeer beschaafd en blank van toon
en treffend levendig van expressie. Het behoort
aan een Gesticht te Leiden, waar het met eenige
stukken van Mierevelt en anderen, op een zolder
geborgen stond. Eerst na het schoonmaken kon
men zien wat het schilderij was. De kenners
durven het nog niet met stelligheid toe te schrij
ven, wat het echter niet minder mooi doet zijn.
Men schijnt van plan het stuk te Leiden ten.
toon te stellen.
Op de laatste tentoonstelling van deE'sclubin
den Haag waren een serie prenten van miss Mary
Cassatt te Parijs, waar wel zeer veel bekwaamsin
was, maar die een weinig irriteerden, zoo op
vallend als er de effekten van Japansche
prentkunst in waren nagestreefd. Nu heeft miss Cas
satt bij de Vingt diezelfde serie gezonden, maar
in den catalogus heeft zij daar de aanwijzing doen
opnemen : Essai d'imitation de l'estampc Japonaise.
Dus ingelicht zal men zeker deze prenten met een.
heel ander oog aanzien. Zijn zulke dingen wer
kelijk eenvoudig bedoeld als str.dies van den
aard der procédés en wijzen vau zien bij de
Japanners, dan gaat er volkomen het hinderlijke
af wni- alle meer of min intelligente namaak tock
bijblijft.
Te Antwerpen hebben Charles Dumerry, Max
Elskamp. George Morren,Georges Sérigiers en Henri
van de Velde zich vcreenigd tot een Asmciation
po i ir l'Art. die door tentoonstellingen, cowfirences
en mi.<Utiom de iiunfiiine. buiten het belang van
coterieën en scholen, optreden wil tot heil der
denkbeelden en wenschen der nieuwste artisten.
Bauer werkt aan een nieuw Album
lithogratieën die bij de leger.de van Karel en i.Iegast
zijn gedacht. Zijn Album van Sint Julien waar
er twintig van zijn gedrukt, kostte bij de ver
schijning vijfentwintig gulder, maar deze weck
al werd een der exemplaren voor honderd gulden
verkocht.
In den iraa.gschen Kur.sf kring zijn nu sfudien
enz. van Ilanrath en van Steenwijk te zier.
Ilanrath die jong stierf was iemand van gepro
nonceerd talent. Er zijn onder de kleine
bijtte-dponce studies die hier gei'xposeerd zijn.heel mooie.
Een. 'n hek in een sloot is bizonder sterk, malsch
en zuiver van kleu', en vooral een rij schoven op
het land bij wisselend zonlicht is buitengewoon
friscb. fijn en rijp: een delicieus slulrje peinture.
Van Steenwijk blijkt een jonge man van bizondere
asp'rafics te zijn. Kr zit een kranige, wiJ. een
zeldzame neiging tot grcote concepties, en een
niet gewoon dramati/eer- vermogen in dezen zeer
veel belovenden teekcnaar.
10 Maart '02. V.
PAUL POUROT.
Ik heb enkele malen het genoegen gehad aan
een Nederlandsen publiek een of ander Franschen
schrijver voor te stellen, die zoowel bier, als ir.
zijn eigen land nagenoeg onbekend waf.
De, map. dien ik nu op bet oog heb. is de.
schrijver van een roman, getiteld Les Vcntres"
en is ireheeten Paul Ponrot.
Dit boek is echter geen lectuur voor iedereer,
en ik verzoek jonge meisjes het niet open te
slaan, nis zij het op den lessenaar van hun broer
zien liegen, dit zij vroraf gezegd.
Kon jon<r musicus, Paul Beauvais, woont met zi n
vrouw Adèlo op de vijfde etage, rne Frochot. Op
de v:errlo etage woont mijnheer Ehrard met zijne
dochter Lucic.
De musicus heeft eenig talent. Het is hem zelfs
gehikt een kleine opera in twee bedrijven te la
ten ppolen op een van de eerste Parijsche theaters.
Dit is een paar jaar geleden en nu de roman
begint, loopt Paul de geheele stad rond om zijn