Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMEE, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.768
nieuw werk te doen aannemen, maar te vergeefs,
zvjn naam en zijn succes zyn vergeten. Adèle, zyn
vrouw, die een model van goed Fransen vrouwtje
is, maar weinig aan de kunst denkt en ook wei
nig vertrouwen heeft in het talent van haar man,
wil dat hij een betrekking zoeke op een kantoor.
Hy vindt zoo iets de ondergang van zijn kunst,
maar om zyn ouders te kunnen ondersteunen en
zwichtend voor de verstandige burgerlijke
redeneeringen van Adéle gaat hij er toe over. Hy ver
dient op dat kantoor honderd vijf en twintig
francs in de maand. Hij zal zijn avonden vrij
hebben en zyne toekomstige meesterstukken zal
hy componeeren des avonds na den eten en des
noods tot laat in den nacht, denkt bij. Maar daar
komt ten slotte niets van. Hy wordt zeer ver
moeid door de vervelende kantoorbezigheid, gaat
vroeg naar bed en zegt telkens: morgen zal ik
werken."
Zoo raakt hy hoe langer hoe meer uit de in
spiratie, die somtijds ongevraagd en ongeroepen
hem naar het hoofd schiet en in zijn wangen
trilt", wanneer hij bezig is in zijn betrekking
cyfers te groepeeren en samen 'e tellen. Dan
verdwy'nt wederom elke lust tot produceeren en hij
gaat door met cyferen en rekenen. Dit ook doet
h'j slordiger en slordiger, en hij krijgt menig
standje van zijn patroons. Zoo wordt zijn bestaan
gryzer en gryzer, en de blinkende droombeelden
van vroeger gaan verder en verder afstaan en
schijnen onbereikbaarder dan ooit.
Maar beneden op de vierde tage woont zijn
goede genius Lucie thrard, die in zijn talent ge
looft, hem bijna bewondert en medelyden mut
den ongelukkigen musicus heeft. De oude Ehrard
en Lucie zoeken vrienden op, die hem kunnen
bekend maken en zijne opera's door
tooneeldirecteurs doen aannemen.
Paul Beauvais doet zyn best om zijn stukken
te zien aangenomen, maar niettegenstaande alles,
weigeren de tooneeldirecteuren, zeggende, dat zijn
werk niet voor hun publiek past.
Nu is 't gedaan met zyn illusies; hij zelf ge
looft niet meer in zijn roeping en hij wordt een
yverig kantoorbediende. Hij gaat om met de lui
van zijn kantoor, op wie hij vroeger met verach
ting heeft neergezien en vóór den eten gaat hij
met hen kaart sp"len en absinth drinken. De
absinth geett hem ongekende gewaarwordingen en
in een beerlijken roes komt hij eiken dag thuis
en wel telkens en telkens later en hoe langer
hoe meer beschonken.
Op zekeren dag wacht Lucie hem op in de
donkere trap Zij wil hem de les lezen. Haar
vader is afwezig en bij het zwakke schijnsel van
het stervend haardvuur komen zij beide tot de
bekentenis van hunne wederzijdsche fatale liefde.
Onmiddellijk verhuist de oude Ehrard en neemt
zyn dochter mee, die den musicus nooit meer
terug zal zien. Daardoor ontvalt aan Paul zijn
eenige steun in het leven. Met moeite sleept hij
zich zelven, zijne vrouw en zijn pasgeboren kind
voort door zijn ellendig bestaan. En daarmee ein
digt de roman. Een einde dat niet het gevolg is
van de eene of andere droevige of blijde gebeur
tenis. Iets wat tamelijk nieuw mag heeten.
Wie is nu Paul Pourot? en is zijn werk goed
of slecht?
Ik weet niet wie Pourot is; ken geen tijdschrif
ten waaraan hy medewerker is en weet ook verder
niets van hem tot heden toe. Dit is een voordeel:
want dikwyls baseert zich een artistieke reputatie
op de reclame van vrienden, die de goedgeloovigen
er in laten loopen, deze doen weer verder evenzoo,
en zoo gaat de roem en de faam van man tot
man en van stad tot stad, van land tot land.
En nu het werk zelve.
Iemand die dit werk ter goeder trouw leest, al
is hy zeer ontwikkeld en beweert hij ook een
fijnen smaak te hebben, zal niet aarzelen het
banaal te noemen. Hy zal zeggen, dat het niet
eens mooi is geschreven en menig lezer zal zeg
gen zoo kan ik het ook".
Zy hebben het echter mis.
Pourot is een voorstander van een nieuwe rich
ting in de kunst. Hij noemt die kunst: Het Ve
risme. Hij versmaadt alle mooi-schrijverij, iedere
beschrijving, iedere kleur, iedere jacht naar effect.
Hy vergeet meestal te zeggen of het winter is of
zomer. In het geheele boek komt geen enkele
mooie" zin voor, nooit een enkele frappante ver
gelijking. Het boek vloeit met eene verbazende
snelheid en helderheid naar zijn einde, zonder een
val, zonder eeri opgegolf van sterke sensaties of
ryzing van volzinnen.
Deze richting, (zoo zij eene richting mag ge
noemd worden), is de meest consequente uiting
van den litterarischen tijdgeest, het logische ge
volg van het Naturalisme.
Eerst waren het helden, goden en godinnen,
toen kwam Rousseau die natuur wilde', daarna
Victor Hugo, dan Baizac, dan Zola. Deze laatste
was nog niet gewoon en natuurlijk genoeg. De
Veristen slechts zullen misschien allén bereiken
wat de vroegere artiesten indirect gewild hebben,
doch niet konden maken omdat hun artistiek
temperament te sterk was. Deze waren grootere
artiesten, de veristen zijn misschien de eenige,
die den sterksten indruk der gebeurde werkelijk
heid kunnen achterlaten, zonder artistieke be
vrediging.
Indien hun wil doorgaat, ia het uit met den
stjjl, inet den klank, met de kleur, en met de
eigenlijke litteratuur. Het zal d: litteratuur wezen
die thuis behoort in een socialistische staat.
Zooals de menschen over straat loopen, met hot
onbeteekenende geluid hunner stappen, allen evon
banaal er uitziende, voortgaande zonder te
schrecwen, zonder opzienbarende gebaren ot' sprongen,
zoo gaan de volzinnen burgerlijk door, kalm en
neutraal. Allén wat er achter zit laat de schrij
ver blijken aan hen die zijn van goeden wil en
nieuwsgierig zijn te leeren de werkelijkheid.
Zie hier des schrijvers eigen woorden, die uit
drukken, wat hij van den toekomstigen roman
schrijver verlangt: En un groupe d'êtres de
même classe il prendra Ie caractère-type qui devra
concourir au dcveloppement d'une these: et il
l'analysera, et il en iera percevoir avec logi<iue les
modifications physiques et mora'.es. les sensations,
sous des causes qu'il saura soigneusement indiquer
même a l'aide d'humbles faits, lesquels ont dans
la vie une importance plus grande qu' on ne Ie
suppose: souvent un mot, un regard, un geste
trahit l'ame d'un individu. Eh bien! ce geste, ce
regard, ce mot il Ie notera chaque fois que cela
pourra renforcer les déductions de sou oeuvre".
En ten slotte formuleert hij zijn theorie aldus:
Donner une impression tres intense de la
véritédans la Nature, de la vie, et ce avec
lesmoyensllttérairesles plus simples, enapparence".
FBANS EKENS.
VARIA.
PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN
MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP.
Het stedeke Vianen heeft veel te danken aan
de Brederode's, die er eenige eeuwen over re
geerden, en de voorouders van de tegenwoordige
bewoners hebben dit meer dan eens getoond.
Toen Walraven III van Brederode in 1591 als
eouverein heer gehuldigd was, hingen zij een door
Hendrick Vroom geschilderde afbeelding van zijn
intocht in hun stadhuis. Joan Wolfert's weduwe
Louisa Christina gravin van Solms Brauasfeld,
voerde na diens dood in 1655 het bewind voor
haar minderjarige zoons, en hare regeerirg heeft
zij gekenmerkt door een bijzondere belangstelling
in de welvaart van haar onderdanen. Het voor
naamste gedenkteeken, dat de Vianers aan deze
vorstin herinnerde, was tot voor korten tijd de
monumentale pomp van 1662. Zij die toen dit
monument ter eeuwiger gedachtenis aan de edele
vrouw hebben opge'rokken, konden zeker niet
denken, dat hunne nazaten uit gebrek aan pieteit
hun werk weer ongedaan zouden maken. Immers
de tegenwoordige magistraat van Vianen heeft
het gedenkteeken aan het Rijk verschacherd, en
het zal voDrtaan als pomp dienst doen in den
tuin van het Rijksmuseum te Amsterdam. Moge
lijk is het ook, dat het drukke verkeer te Vianen,
waar de Kalverstraat op een Zaterdagavond niets
bij moet wezen, de ontruiming noodzakelijk heeft
gemaakt.
De Brederode's moeten er wel zwaar voor boeten,
dat zij zich in de zestiende eeuw zoo tegen koning
Philips dorsten verzetten. Hun kasteel bij
Bloemendaal, dat de tand des tijd* in een fraaie ruïne
had herschapen, werd ergerlijk verknoeid, en zelfs
deze onschuldige pomp werd niet met rust gelalen.
Prof. Dr. K. Woermann.
Wissenschaftliches Verzcichnis der alteren Gemalde
der Galerie Weber in Hamburg. Dresden
1892." 80.
Consul Ed. F. Weber te Hamburg bewaart in
zijn heerlijk gelegen woning aan den Alster tegen
woordig wellicht de kostbaarste particuliere ver
zameling van schilderijen in Duitschland. Ia een
opzettelijk daarvoor gebouwd huis, heeft hij een
driehonderdtal oude kunstwerken, sedert 25 jaar
met zorg verzameld, een waardige plaats gegeven,
en voor bezoekers blijft de deur nooit gesloten.
Maar de eigenaar deed nog meer. Reeds meer
dan eens vergunde hij aan kunsthistorici een
studie over zijne collectie te publiceeren. Zoo
ontstond in het vorige jaar het prachtwerk waarin
de bekende directeur van het museum te Schwerin,
Hofrath Dr. Friedr. Schlie, een aantal meester
werken uit de Hollaffdsche school bespreekt, als
toelichting tot etsen van Unger. Thans heeft de
directeur van het museum te Dresden, Prof Dr.
K. Woermann, den geheelen schat oude werken
wetenschappelijk behandeld. En zoo is een cata
logus ontstaan, geheel ingericht zooals een goede
museumscatalogus moet zijn, met dt: uitvoerige be
schrijving van ieder schilderij, afkomst, facsimiles
enz. Deze laatste, door den kunstschilder II. C.
Krohn geteekend, munten uit door groote getrouw
heid. Hier en daar had nog een merkwaardige
omstandigheid tot opluistering kunnen dienen.
Zoo is het toch altijd merkwaardig, dat het kleine
mansportretje van Frans Hals niemand meer of
minder voorstelt dan Descartes. Een interessante
puzzle is de kleine schets van het groote schutter
stuk uit Dordrecht in het museum te Amsterdam,
oogenschijnlijk echt gemerkt door Barth. van der
Helst. De oplossing die Dr. Woermann geeft, is
dat van der Helst het stuk ontworpen heeft, doch
vóór de uitvoering gestorven is (1670), zoodat
deze aan een ander (waarschijnlijk Cornelis
Busschop^ is opgedragen.
P. Haverkorn van Rijsewijk. Notice
descriptive des tableaux et sculptures du
Musée de Rotterdam, Rotterdam 1892." 80.
De van 1880 dateerende catalogus van het
museum Boymans te Rotterdam is langzamerhand
onbruikbaar geworden, niet omdat hij niet goed
was, want hij heeft aan alle eischen die men in
1880 aan een catalogus kan stellen, beantwoord,
maar de wetenschap der kunstgeschiedenis is in
het laatste tiental jaren met zulke reuzenschreden
vooruitgegaan, dat de nieuw verkregen resultaten
niet langer aan de bewerking van een nieuwen
catalogus mochten onthouden worden. Daarbij
komt, dat de verzameling sedert met vele stukken
verrijkt is. Deze nieuwe catalogus is dan ook
geen nieuwe druk, maar een geheel nieuwe be
werking. Bij iedere schilderij, de
ondergeteekende is daar veelal ooggetuige van gewoest. heeft
de heer Haverkorn van Rijsewijk veel omvattende
onderzoekingen in het werk gesteld, om meer
van de herkomst te weten te komen, de facsimi
les zijn alle herzien, en in de meeste gevallen
door betere vervangen, een interessante inleiding
over het ontstaan van de verzameling werd er
aan toegevoegd.
De nieuwe aankoop^n hebben zich hoofdzake
lijk bepaald tot het aanschaften van werken van
llotterdainsche meesters. Waar in geen ander
museum zulk een meester vertegenwoordigd
was, was dit voor den heer Haverkorn van
Rijsewijk, die anders de juiste maat in de
schiklersbiografien getroffen beeft, een onge
zochte gelegenheid, broeder uit te weiden, zoo bij
het schilderijtje, voorstellende den vluchtenden
Lotb. van Pieter Jacobsz. Duyfhuysen. Aan dat
levensbericht kan ik nog toevoegen dat zijne erf
genamen 21 Maart 1(!78 op 't Westnieuwlaml in
De gekroonde haring" een door hem nagelaten
partij rare schilderijen," verkochten waarvan by
de 300 by hem selfs gedaen." Wel vreemd dat
ze nu zoo zeldzaam zijn.
Vooral om de herkomst der schilderijen na te
gaan, is geen moeite te veel geweest. Soms echter is
de heer H. v. R. hierbij wat al te lichtgeloovig te
werk gegaan, bv. bij dat mooie zeeatukje van Hans
Goderis van 1625, dat hy' op de auctie Pein in
1888 te Keulen gekocht heeft. Slechts hoogst
zelden wordt het werk van dezen meester in de
litteratuur genoemd. Waarom moet dan het zee
stuk dat 19 Mei 1719 op een verkooping te Am
sterdam voorkwam, juist hetzelfde stukje zijn?
Daar eenige aanteekeningen die ik naar aan
leiding van het museum Boymans gemaakt heb,
voor dezen catalogus reeds hun dienst gedaan heb
ben, is het mij moeielijk nu nog aanvullingen ten
beste te geven. Slechts wijs ik er op, dat het
origineele portret van den kranigen
Amsterdamsche burgemeester Joost Buyck, waarvan in Rot
terdam een der vele copieën hangt, in het bezit
is van baron Heereman van Zuydwyck op het slot
Surenburg bij Rheine.
Op p. 226 wordt Adrianus Scorel de broeder van
Jan van Scorel genoemd. Dit is zeker onjuist,
en het Latijnsche versje op het aardige jongens
portretje is hoogstwaarschijnlijk door den schilder
kanunnik zelf gemaakt.
Maar dit is maar een kleine weinig
boteekenende opmerking. Ik heb slechts n ernstige
grief tegen dezen catalogus. Dtsze is, dat hij
uitsluitend in de Fransche taal is verschenen.
Zóó verfranschd zijn wij toch nog niet, dat een
beschrijving van een Hollandsche verzameling van
bijna uitsluitend Hollandsche kunstwerken, door
een Hollander voornamelijk ten behoeve van
Hollanders gemaakt, alleen in het Fransen moet
zijn geschreven.
Wanneer komt er nu eens een nieuwe
offlcieele catalogus van het Rijksmuseum te Amster
dam? We wachten er al twaalf jaar op, en in
dien tijd is te Arasterdam het museum met niet
veel minder dan 1000 schilderijen vermeerderd.
E. W. MOES.
*
Het programma van het Niederrheinische
Musil;fest op 5, 6 en 7 Juni te Keulen zal, dit wordt
ten minste gemeld, een overzicht over de ont
wikkeling van de muziek in deze eeuw geven, en
is thans definitief vastgesteld als volgt: Eerste
Dag: (Duitsche muziek) Weber: Ouverture
Euryanthe; Mendelssohn : llii Pgalm voor
dubdelkoor en orkest; Schumann : Vierde Sinfonie
(Dmol); Brahms: Triumpldied; Wagner: Laatste
scène uit de: Götterdatnmerung; Beethoven:
9e Sinfonie.
Tweede dag (Italiaansche en Fransche muziek)
Cherubini: Anacreon Ouverture; Verdi: Iteyuiem;
Berlioz : Romeo et Juliette.
Derde dag: Hiller: Concert- Ouverture; Rubinstein:
Hagar in der Wüxte, scène fur Alt-solo und
Orchester; Lalo : Concert JSapagnol voor viool; Bruch:
ScJtön Jollen, voor soli, koor en orkest; Strauss
2od und Verkliirung; Beethoven : Oroote
LeonoreOuverture ; Liszt: Psalm voor tenor-solo en koor,
Haft', Liebes/'ee, voor viool en orkest; verder de
noodige solovoordrachten, liederen en tot slot
Wagner's Kainermarsch.
Als solisten zullen medewerken: de dames
Leisinger, Matten en Huhn, en de heereii
Birrenkoven, Perron en de Sarasate.
Wüllner zal zooals gewoonlijk het geheele feest
leiden.
Uit dit programma zal men bespeuren, dat, hoe
wel er belangrijke Fransche werken op het pro
gramma staan, dit allerminst een overzicht geeft
van de ontwikkeling van de Fransche toonkunst
in deze eeuw. Was dit geen heerlijke gelegen
heid om hei Duitsche publiek met de werken van
César Franck, d'Indy, Faurc, benevens de andere
beroemde tijdgenooten bekend te maken. Heeft
Italiëgeen andere componisten voortgebracht dan
Cherubini en Verdi ?
Was het ditmaal geen plicht geweest, het zoo
genaamde kunstenaars-concert (3e dag) eens op
te offeren ten einde van de Fransche en Italiaansche
toonkunst een ruimer beeld te geven ? Is boven
dien van de Russische componisten alleen Rubin
stein waardig te worden vertolkt, en dan de
Noorsche muziek? (Grieg, Svendsen e. a.)
Ja zal men zeggen : maar dan had men wel
vier avonden noodig Dat geloof ik ook. doch
zooals het program er thans uitziet, is de titel
(wat de niet-Duitsche muziek althans betreft)
veel te mooi. v. M.
Zeldzame violen. Uit Mannheim bericht de al
daar verschijnende Creneral-Anzei(/er: In de nala
tenschap van den vioolvirtuoos Robcrt Heckmann.
bevindt zich een ware schat van violen. Vooreerst
een instrument van Antonius Stra'livarius, uit het
jaar 1721 afkomstig, dus uit een periode, waarin
Antonius Stradivarius zijne beste en uitmuntendste
violen maakte. Dit instrument, hetwelk Robert
Heckmann altoos op zijne openbare concerten be
speelde, is een der kostbaarste en beste violen,
die er bestaan. Behalve deze viool büvindt zich
in de nalatenschap van den kunstenaar nog een
goed onderhouden viool van Guarneri en een goede
Amati. Ook deze instrumenten zijn van den eer
sten rang, van den volsten en schoor.sten toon.
lu Robert Heckmann's familie is niemand, die
zijne kunst voortzet, de violen worden dus ver
kocht.
Lord Ti'iiiiyvjn als dritmuttcus. Uit Londen
wordt van 3 dezer geschreven: Lord Tennv.son,
die als lyricus reeds in het jaar 1850 tot poet
laurcate. ofiicieele hofpoëet, benoemd en in bet
jaar 1884 zelfs in het huis der lords is opgeno
men, heeft juist op zijn ouden dag telkens weer
lust gekregen om zich op dramatisch gebied te
wagen, ofschoon bij hier nooit ook maar een re
delijk succes heeftver \vorven. Niettemin hebben zich
niet alleen te Londen, maar ook teNew-York de
vooinaamste schouwburgen gaarne bereid ver
klaard, zijn nieuw drama Ltobin Jfood en Muid
A/fO'iOH, dat de (lichter in zijn 83ste levensjaar,
voltooide, terstond ter opvoering op te nemen. In
Da'y-Theater te New-York wordt bet stuk reeds
den 17n dezer opgevoerd en in het Lyceum te
Londen zullen weldra de repetiticn beginnen. Sir
Arthur Sullivan heeft een bijzonkere muziek ter
accompagneering der pathetische gedeelten
gecompagneord, een bijvoegsel, zonder hetwelk voor een
Engelsch publiek, zooals het schijnt, geen drama
meer kan worden opgevoerd.
Ontvangsten der Parijzche schouwburgen. Uit
Parijs wordt bericht: De schouwburgen alhier
hebben in het atgeloopen jaar eene gezamenlijke
recette van 231A millioen gemaakt. Bovenaan
staan de Groote Opera met ongeveer ruim 3 mill.,
de Comédie franchise met bijna 2 mill., de Op
raCornique met 1,700,000 fr. Da Variété* ontvingen
1,135,000 fr., de Buuffes Parisiens 1,130,000, het
Gymnase 856,000, het Chatelet 847,000, de Gait
8U5,000, het Palais Royal 753,000, de Vaudeville
765,000 enz. Sedert het jaar 1848 hebben de
Parijsche schouwburgen 770X millioen ontvangen
(een dagcijfer van door elkander 48,000 fr.)
Lord Lykton's testament. Lord Lytton, de
Britscüe gezant, die onlangs te Parijs overleden is,
heeft in zijn uitersten wil, behalve bepalingen
omtrent zijn vermogen, er ook omtrent bijzon
dere familieomstandigheden gemaakt.
Loudensche couranten deelen het een en ander uit
deze beschikkingen mede. Volgens hen luidt het
testament o. a.: Daar er zich in handen van
personen, die door geen eer- of
f'atsoenlijkheidsgevoel teruggehouden worden, zekere brieven
bevinden, welke, naar ik geloof, veiminkt zijn,
zoowel als zekere schriftelijke opmerkingen, waar
van ik weet. dat het lage en boosaardige leugens
zijn,?en omdat verder de biographen gaen onbe
langrijk bericht, al is dit nog zoo schaamteloos,
en geene veronderstelling, al is zij nog zoo onge
grond, versmaden, waar het maar sensationeele
nieuwtjes uit het bijzonder leven van bekende
persoonlijkheden geldf, daarom is het mijn wil en
verlangen, dat direct na my'n dood alle brieven
en papieren, die mijn vader mij heeft nagelaten,
door mijn vrouw (gravin Eiith Lytton)
bijeengezameld en moeten worden weggesleten, voor zoover
dat niet van mijn kant reeds geschied is. En
verder eisch ik ernstig van mijn oudsten zoon,
of wie anders mij ooit als Earl of Lytton zal
opvolgen, dat hij de genoemde brieven on
der dezelfde voorwaarden en met denzelfden
eisch aan zijn opvolger nalaat, opdat de erf
genamen en dragers van den naam, die door
mijn dierbaren en geëerden vader tot aanzien ge
bracht is, te geener tijd buiten staat zijn, de door
Lady Rosina Lytton verspreide lasteringen, als
het iioociïg mocht zijn, te weerleggen. (Lady
Rosina is de gescheiden vrouw van den beroemden
romanschrijver Sir Edward Bulwer Lytton, en de
moeder van den testator. Zelf aan letterkunde
doende, eu niet zonder talent, heelt zij met haar
veete tegen haren man langen tijd de Engelsche
society beziggehouden.) Om deze reden richt ik
hiermede aan mijn vrouw en mijn
executeurstestamentair de vermaning, de bewuste brieven
en papieren, waarin de volkomen weerlegging van
gezegde lasteringen is vervat, nooit te vernietigen,
en ook niet toe te laten, dat die documenten
vernietigd worden."
EEN MOEILIJKE KïUS.
Een spannend verhaal uit Amerika.
Naar JAMES SIDNEY HILL (New-Y'ork.)
Robert Trevellyan ging van de
MetropolitanBank, v/aar hij in opdracht van zijn huis zaken
te doen had gehad, niet direct naar zijn kantoor
terug. Hij was zeker een der ijverigste en nauw
gezetste beambten van de firma Fergusson Bro
thers, maar die eigenschappen hadden tot in het
bovenmenschelyke ontwikkeld moeten zijn, om hem
de verzoeking te doeu weerstaan. Zijne aange
bedene bruid, miss Susanne Bopsom, was des
voorrmddags met den txpiesstrein uit Chicago aan
gekomen en in hetzelfde hotel afgestapt, waar hij
op de vijfde verdieping zelf zijn bescheiden
junggezellenwoning had. Natuurlijk lag miss Susanne's
kamer in een anderen vleugel van het Royal
Hotel ; dit verlangde reeds de welvoeglijkheid,
waarop men in de familie van de jonge dame
grooten prijs stelde.
Roberi Trevellyan zag raar de klok. Het was
precies twaalf uur. Hij wist, dat om dezen tijd
do heer Jonathan Fargu^son, de chef van het
huis, naar de beurs ging ; hij had dus nog een
vol uur voor zich, dat hij zeker niet beter be
steden kon, dan met miss Susanne goeden dag
te wonschen. Hij bezon zich niet lang en ijlde
het Hotel Royal binnen.
Miss Bopsom va,n Cbicago ?'' vroeg hij den
portier met eene van opgewondenheid bevende
stem.
Zooeven aangekomen ! Tweede hoofdtrap, vijfde
verdieping, deur !<!,'}.''
Robert sprong in de lift en na eonige
oogenblikken stond hij ra c-1 kloppend hart voor de deur
van de aangewezen kamer.
Het is moeilijk, het weerzien van twee gelie
ven te schilderen. Wie ooit eene hartstochtelijke
liefde voor eene blonde of brunette miss Susanne
Bopsom ondervonden heeft, zal zich herinneren,
hoe hut hem te moede geweest is, toen het hem
vergund was, na eene lange scheiding de kleine
hand van bet aangebeden meisje in de zijne te
voelen rusten.
Do jonge lieden zaten stralend van geluk naast
elkander, verslonden elkaar met de oogen. en spra
ken \an hunne plannen voor de toekomst.
Mijne positie wordt beter, Susanne", zeide
Robert. Mr. Fergusson mag mij gaarne lijden;
hij is er wel niet de man naar, om veel praatjes te
maken, maar ik weet. dat hij over mij tevreden
is. lünnen weinige dagen spreek ik mot hem over
eene verhooging van salaris, en daar hij mijne
collega's, don heer White en (Lm heer Fiutcher,
in gelijke omstandigheden vriendelijk is tegemoet
gekomen, hoop ik het beste. Dan hebben wij ons
doel b?reikt, mijne geliefde kleine Sui-aiinc; de
voorwaarde, welke j-; vader stelde, is vervuld; en
wij zullen ;:eker het gelukkigste paar-worden, dat
in do acht en dertig Staten en tien territoriën
der Knie te vinden is."
Natuurlijk was de/e verblijdende mededeeling
! van een hernieuwde wisseling van stormachtige
l liefkoozirgen vergezeld.
Ja," i;am na een poos miss Susanne het woord,
papa overhalen beeft moeite gekost. Je kunt niet
begrijpen, hoe lang en hoe r.auwkeurig bij jou en
je omstandigheden beeft nagevorscht. Geen geld
hebben", placht hij te zeggen, is niet erg, vooral
wanneer men jong is, maar fair" zijn, is in het
leven de hoofdzaak." En eerst toen al zijne
in