De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 13 maart pagina 4

13 maart 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEE, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.768 nieuw werk te doen aannemen, maar te vergeefs, zvjn naam en zijn succes zyn vergeten. Adèle, zyn vrouw, die een model van goed Fransen vrouwtje is, maar weinig aan de kunst denkt en ook wei nig vertrouwen heeft in het talent van haar man, wil dat hij een betrekking zoeke op een kantoor. Hy vindt zoo iets de ondergang van zijn kunst, maar om zyn ouders te kunnen ondersteunen en zwichtend voor de verstandige burgerlijke redeneeringen van Adéle gaat hij er toe over. Hy ver dient op dat kantoor honderd vijf en twintig francs in de maand. Hij zal zijn avonden vrij hebben en zyne toekomstige meesterstukken zal hy componeeren des avonds na den eten en des noods tot laat in den nacht, denkt bij. Maar daar komt ten slotte niets van. Hy wordt zeer ver moeid door de vervelende kantoorbezigheid, gaat vroeg naar bed en zegt telkens: morgen zal ik werken." Zoo raakt hy hoe langer hoe meer uit de in spiratie, die somtijds ongevraagd en ongeroepen hem naar het hoofd schiet en in zijn wangen trilt", wanneer hij bezig is in zijn betrekking cyfers te groepeeren en samen 'e tellen. Dan verdwy'nt wederom elke lust tot produceeren en hij gaat door met cyferen en rekenen. Dit ook doet h'j slordiger en slordiger, en hij krijgt menig standje van zijn patroons. Zoo wordt zijn bestaan gryzer en gryzer, en de blinkende droombeelden van vroeger gaan verder en verder afstaan en schijnen onbereikbaarder dan ooit. Maar beneden op de vierde tage woont zijn goede genius Lucie thrard, die in zijn talent ge looft, hem bijna bewondert en medelyden mut den ongelukkigen musicus heeft. De oude Ehrard en Lucie zoeken vrienden op, die hem kunnen bekend maken en zijne opera's door tooneeldirecteurs doen aannemen. Paul Beauvais doet zyn best om zijn stukken te zien aangenomen, maar niettegenstaande alles, weigeren de tooneeldirecteuren, zeggende, dat zijn werk niet voor hun publiek past. Nu is 't gedaan met zyn illusies; hij zelf ge looft niet meer in zijn roeping en hij wordt een yverig kantoorbediende. Hij gaat om met de lui van zijn kantoor, op wie hij vroeger met verach ting heeft neergezien en vóór den eten gaat hij met hen kaart sp"len en absinth drinken. De absinth geett hem ongekende gewaarwordingen en in een beerlijken roes komt hij eiken dag thuis en wel telkens en telkens later en hoe langer hoe meer beschonken. Op zekeren dag wacht Lucie hem op in de donkere trap Zij wil hem de les lezen. Haar vader is afwezig en bij het zwakke schijnsel van het stervend haardvuur komen zij beide tot de bekentenis van hunne wederzijdsche fatale liefde. Onmiddellijk verhuist de oude Ehrard en neemt zyn dochter mee, die den musicus nooit meer terug zal zien. Daardoor ontvalt aan Paul zijn eenige steun in het leven. Met moeite sleept hij zich zelven, zijne vrouw en zijn pasgeboren kind voort door zijn ellendig bestaan. En daarmee ein digt de roman. Een einde dat niet het gevolg is van de eene of andere droevige of blijde gebeur tenis. Iets wat tamelijk nieuw mag heeten. Wie is nu Paul Pourot? en is zijn werk goed of slecht? Ik weet niet wie Pourot is; ken geen tijdschrif ten waaraan hy medewerker is en weet ook verder niets van hem tot heden toe. Dit is een voordeel: want dikwyls baseert zich een artistieke reputatie op de reclame van vrienden, die de goedgeloovigen er in laten loopen, deze doen weer verder evenzoo, en zoo gaat de roem en de faam van man tot man en van stad tot stad, van land tot land. En nu het werk zelve. Iemand die dit werk ter goeder trouw leest, al is hy zeer ontwikkeld en beweert hij ook een fijnen smaak te hebben, zal niet aarzelen het banaal te noemen. Hy zal zeggen, dat het niet eens mooi is geschreven en menig lezer zal zeg gen zoo kan ik het ook". Zy hebben het echter mis. Pourot is een voorstander van een nieuwe rich ting in de kunst. Hij noemt die kunst: Het Ve risme. Hij versmaadt alle mooi-schrijverij, iedere beschrijving, iedere kleur, iedere jacht naar effect. Hy vergeet meestal te zeggen of het winter is of zomer. In het geheele boek komt geen enkele mooie" zin voor, nooit een enkele frappante ver gelijking. Het boek vloeit met eene verbazende snelheid en helderheid naar zijn einde, zonder een val, zonder eeri opgegolf van sterke sensaties of ryzing van volzinnen. Deze richting, (zoo zij eene richting mag ge noemd worden), is de meest consequente uiting van den litterarischen tijdgeest, het logische ge volg van het Naturalisme. Eerst waren het helden, goden en godinnen, toen kwam Rousseau die natuur wilde', daarna Victor Hugo, dan Baizac, dan Zola. Deze laatste was nog niet gewoon en natuurlijk genoeg. De Veristen slechts zullen misschien allén bereiken wat de vroegere artiesten indirect gewild hebben, doch niet konden maken omdat hun artistiek temperament te sterk was. Deze waren grootere artiesten, de veristen zijn misschien de eenige, die den sterksten indruk der gebeurde werkelijk heid kunnen achterlaten, zonder artistieke be vrediging. Indien hun wil doorgaat, ia het uit met den stjjl, inet den klank, met de kleur, en met de eigenlijke litteratuur. Het zal d: litteratuur wezen die thuis behoort in een socialistische staat. Zooals de menschen over straat loopen, met hot onbeteekenende geluid hunner stappen, allen evon banaal er uitziende, voortgaande zonder te schrecwen, zonder opzienbarende gebaren ot' sprongen, zoo gaan de volzinnen burgerlijk door, kalm en neutraal. Allén wat er achter zit laat de schrij ver blijken aan hen die zijn van goeden wil en nieuwsgierig zijn te leeren de werkelijkheid. Zie hier des schrijvers eigen woorden, die uit drukken, wat hij van den toekomstigen roman schrijver verlangt: En un groupe d'êtres de même classe il prendra Ie caractère-type qui devra concourir au dcveloppement d'une these: et il l'analysera, et il en iera percevoir avec logi<iue les modifications physiques et mora'.es. les sensations, sous des causes qu'il saura soigneusement indiquer même a l'aide d'humbles faits, lesquels ont dans la vie une importance plus grande qu' on ne Ie suppose: souvent un mot, un regard, un geste trahit l'ame d'un individu. Eh bien! ce geste, ce regard, ce mot il Ie notera chaque fois que cela pourra renforcer les déductions de sou oeuvre". En ten slotte formuleert hij zijn theorie aldus: Donner une impression tres intense de la véritédans la Nature, de la vie, et ce avec lesmoyensllttérairesles plus simples, enapparence". FBANS EKENS. VARIA. PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP. Het stedeke Vianen heeft veel te danken aan de Brederode's, die er eenige eeuwen over re geerden, en de voorouders van de tegenwoordige bewoners hebben dit meer dan eens getoond. Toen Walraven III van Brederode in 1591 als eouverein heer gehuldigd was, hingen zij een door Hendrick Vroom geschilderde afbeelding van zijn intocht in hun stadhuis. Joan Wolfert's weduwe Louisa Christina gravin van Solms Brauasfeld, voerde na diens dood in 1655 het bewind voor haar minderjarige zoons, en hare regeerirg heeft zij gekenmerkt door een bijzondere belangstelling in de welvaart van haar onderdanen. Het voor naamste gedenkteeken, dat de Vianers aan deze vorstin herinnerde, was tot voor korten tijd de monumentale pomp van 1662. Zij die toen dit monument ter eeuwiger gedachtenis aan de edele vrouw hebben opge'rokken, konden zeker niet denken, dat hunne nazaten uit gebrek aan pieteit hun werk weer ongedaan zouden maken. Immers de tegenwoordige magistraat van Vianen heeft het gedenkteeken aan het Rijk verschacherd, en het zal voDrtaan als pomp dienst doen in den tuin van het Rijksmuseum te Amsterdam. Moge lijk is het ook, dat het drukke verkeer te Vianen, waar de Kalverstraat op een Zaterdagavond niets bij moet wezen, de ontruiming noodzakelijk heeft gemaakt. De Brederode's moeten er wel zwaar voor boeten, dat zij zich in de zestiende eeuw zoo tegen koning Philips dorsten verzetten. Hun kasteel bij Bloemendaal, dat de tand des tijd* in een fraaie ruïne had herschapen, werd ergerlijk verknoeid, en zelfs deze onschuldige pomp werd niet met rust gelalen. Prof. Dr. K. Woermann. Wissenschaftliches Verzcichnis der alteren Gemalde der Galerie Weber in Hamburg. Dresden 1892." 80. Consul Ed. F. Weber te Hamburg bewaart in zijn heerlijk gelegen woning aan den Alster tegen woordig wellicht de kostbaarste particuliere ver zameling van schilderijen in Duitschland. Ia een opzettelijk daarvoor gebouwd huis, heeft hij een driehonderdtal oude kunstwerken, sedert 25 jaar met zorg verzameld, een waardige plaats gegeven, en voor bezoekers blijft de deur nooit gesloten. Maar de eigenaar deed nog meer. Reeds meer dan eens vergunde hij aan kunsthistorici een studie over zijne collectie te publiceeren. Zoo ontstond in het vorige jaar het prachtwerk waarin de bekende directeur van het museum te Schwerin, Hofrath Dr. Friedr. Schlie, een aantal meester werken uit de Hollaffdsche school bespreekt, als toelichting tot etsen van Unger. Thans heeft de directeur van het museum te Dresden, Prof Dr. K. Woermann, den geheelen schat oude werken wetenschappelijk behandeld. En zoo is een cata logus ontstaan, geheel ingericht zooals een goede museumscatalogus moet zijn, met dt: uitvoerige be schrijving van ieder schilderij, afkomst, facsimiles enz. Deze laatste, door den kunstschilder II. C. Krohn geteekend, munten uit door groote getrouw heid. Hier en daar had nog een merkwaardige omstandigheid tot opluistering kunnen dienen. Zoo is het toch altijd merkwaardig, dat het kleine mansportretje van Frans Hals niemand meer of minder voorstelt dan Descartes. Een interessante puzzle is de kleine schets van het groote schutter stuk uit Dordrecht in het museum te Amsterdam, oogenschijnlijk echt gemerkt door Barth. van der Helst. De oplossing die Dr. Woermann geeft, is dat van der Helst het stuk ontworpen heeft, doch vóór de uitvoering gestorven is (1670), zoodat deze aan een ander (waarschijnlijk Cornelis Busschop^ is opgedragen. P. Haverkorn van Rijsewijk. Notice descriptive des tableaux et sculptures du Musée de Rotterdam, Rotterdam 1892." 80. De van 1880 dateerende catalogus van het museum Boymans te Rotterdam is langzamerhand onbruikbaar geworden, niet omdat hij niet goed was, want hij heeft aan alle eischen die men in 1880 aan een catalogus kan stellen, beantwoord, maar de wetenschap der kunstgeschiedenis is in het laatste tiental jaren met zulke reuzenschreden vooruitgegaan, dat de nieuw verkregen resultaten niet langer aan de bewerking van een nieuwen catalogus mochten onthouden worden. Daarbij komt, dat de verzameling sedert met vele stukken verrijkt is. Deze nieuwe catalogus is dan ook geen nieuwe druk, maar een geheel nieuwe be werking. Bij iedere schilderij, de ondergeteekende is daar veelal ooggetuige van gewoest. heeft de heer Haverkorn van Rijsewijk veel omvattende onderzoekingen in het werk gesteld, om meer van de herkomst te weten te komen, de facsimi les zijn alle herzien, en in de meeste gevallen door betere vervangen, een interessante inleiding over het ontstaan van de verzameling werd er aan toegevoegd. De nieuwe aankoop^n hebben zich hoofdzake lijk bepaald tot het aanschaften van werken van llotterdainsche meesters. Waar in geen ander museum zulk een meester vertegenwoordigd was, was dit voor den heer Haverkorn van Rijsewijk, die anders de juiste maat in de schiklersbiografien getroffen beeft, een onge zochte gelegenheid, broeder uit te weiden, zoo bij het schilderijtje, voorstellende den vluchtenden Lotb. van Pieter Jacobsz. Duyfhuysen. Aan dat levensbericht kan ik nog toevoegen dat zijne erf genamen 21 Maart 1(!78 op 't Westnieuwlaml in De gekroonde haring" een door hem nagelaten partij rare schilderijen," verkochten waarvan by de 300 by hem selfs gedaen." Wel vreemd dat ze nu zoo zeldzaam zijn. Vooral om de herkomst der schilderijen na te gaan, is geen moeite te veel geweest. Soms echter is de heer H. v. R. hierbij wat al te lichtgeloovig te werk gegaan, bv. bij dat mooie zeeatukje van Hans Goderis van 1625, dat hy' op de auctie Pein in 1888 te Keulen gekocht heeft. Slechts hoogst zelden wordt het werk van dezen meester in de litteratuur genoemd. Waarom moet dan het zee stuk dat 19 Mei 1719 op een verkooping te Am sterdam voorkwam, juist hetzelfde stukje zijn? Daar eenige aanteekeningen die ik naar aan leiding van het museum Boymans gemaakt heb, voor dezen catalogus reeds hun dienst gedaan heb ben, is het mij moeielijk nu nog aanvullingen ten beste te geven. Slechts wijs ik er op, dat het origineele portret van den kranigen Amsterdamsche burgemeester Joost Buyck, waarvan in Rot terdam een der vele copieën hangt, in het bezit is van baron Heereman van Zuydwyck op het slot Surenburg bij Rheine. Op p. 226 wordt Adrianus Scorel de broeder van Jan van Scorel genoemd. Dit is zeker onjuist, en het Latijnsche versje op het aardige jongens portretje is hoogstwaarschijnlijk door den schilder kanunnik zelf gemaakt. Maar dit is maar een kleine weinig boteekenende opmerking. Ik heb slechts n ernstige grief tegen dezen catalogus. Dtsze is, dat hij uitsluitend in de Fransche taal is verschenen. Zóó verfranschd zijn wij toch nog niet, dat een beschrijving van een Hollandsche verzameling van bijna uitsluitend Hollandsche kunstwerken, door een Hollander voornamelijk ten behoeve van Hollanders gemaakt, alleen in het Fransen moet zijn geschreven. Wanneer komt er nu eens een nieuwe offlcieele catalogus van het Rijksmuseum te Amster dam? We wachten er al twaalf jaar op, en in dien tijd is te Arasterdam het museum met niet veel minder dan 1000 schilderijen vermeerderd. E. W. MOES. * Het programma van het Niederrheinische Musil;fest op 5, 6 en 7 Juni te Keulen zal, dit wordt ten minste gemeld, een overzicht over de ont wikkeling van de muziek in deze eeuw geven, en is thans definitief vastgesteld als volgt: Eerste Dag: (Duitsche muziek) Weber: Ouverture Euryanthe; Mendelssohn : llii Pgalm voor dubdelkoor en orkest; Schumann : Vierde Sinfonie (Dmol); Brahms: Triumpldied; Wagner: Laatste scène uit de: Götterdatnmerung; Beethoven: 9e Sinfonie. Tweede dag (Italiaansche en Fransche muziek) Cherubini: Anacreon Ouverture; Verdi: Iteyuiem; Berlioz : Romeo et Juliette. Derde dag: Hiller: Concert- Ouverture; Rubinstein: Hagar in der Wüxte, scène fur Alt-solo und Orchester; Lalo : Concert JSapagnol voor viool; Bruch: ScJtön Jollen, voor soli, koor en orkest; Strauss 2od und Verkliirung; Beethoven : Oroote LeonoreOuverture ; Liszt: Psalm voor tenor-solo en koor, Haft', Liebes/'ee, voor viool en orkest; verder de noodige solovoordrachten, liederen en tot slot Wagner's Kainermarsch. Als solisten zullen medewerken: de dames Leisinger, Matten en Huhn, en de heereii Birrenkoven, Perron en de Sarasate. Wüllner zal zooals gewoonlijk het geheele feest leiden. Uit dit programma zal men bespeuren, dat, hoe wel er belangrijke Fransche werken op het pro gramma staan, dit allerminst een overzicht geeft van de ontwikkeling van de Fransche toonkunst in deze eeuw. Was dit geen heerlijke gelegen heid om hei Duitsche publiek met de werken van César Franck, d'Indy, Faurc, benevens de andere beroemde tijdgenooten bekend te maken. Heeft Italiëgeen andere componisten voortgebracht dan Cherubini en Verdi ? Was het ditmaal geen plicht geweest, het zoo genaamde kunstenaars-concert (3e dag) eens op te offeren ten einde van de Fransche en Italiaansche toonkunst een ruimer beeld te geven ? Is boven dien van de Russische componisten alleen Rubin stein waardig te worden vertolkt, en dan de Noorsche muziek? (Grieg, Svendsen e. a.) Ja zal men zeggen : maar dan had men wel vier avonden noodig Dat geloof ik ook. doch zooals het program er thans uitziet, is de titel (wat de niet-Duitsche muziek althans betreft) veel te mooi. v. M. Zeldzame violen. Uit Mannheim bericht de al daar verschijnende Creneral-Anzei(/er: In de nala tenschap van den vioolvirtuoos Robcrt Heckmann. bevindt zich een ware schat van violen. Vooreerst een instrument van Antonius Stra'livarius, uit het jaar 1721 afkomstig, dus uit een periode, waarin Antonius Stradivarius zijne beste en uitmuntendste violen maakte. Dit instrument, hetwelk Robert Heckmann altoos op zijne openbare concerten be speelde, is een der kostbaarste en beste violen, die er bestaan. Behalve deze viool büvindt zich in de nalatenschap van den kunstenaar nog een goed onderhouden viool van Guarneri en een goede Amati. Ook deze instrumenten zijn van den eer sten rang, van den volsten en schoor.sten toon. lu Robert Heckmann's familie is niemand, die zijne kunst voortzet, de violen worden dus ver kocht. Lord Ti'iiiiyvjn als dritmuttcus. Uit Londen wordt van 3 dezer geschreven: Lord Tennv.son, die als lyricus reeds in het jaar 1850 tot poet laurcate. ofiicieele hofpoëet, benoemd en in bet jaar 1884 zelfs in het huis der lords is opgeno men, heeft juist op zijn ouden dag telkens weer lust gekregen om zich op dramatisch gebied te wagen, ofschoon bij hier nooit ook maar een re delijk succes heeftver \vorven. Niettemin hebben zich niet alleen te Londen, maar ook teNew-York de vooinaamste schouwburgen gaarne bereid ver klaard, zijn nieuw drama Ltobin Jfood en Muid A/fO'iOH, dat de (lichter in zijn 83ste levensjaar, voltooide, terstond ter opvoering op te nemen. In Da'y-Theater te New-York wordt bet stuk reeds den 17n dezer opgevoerd en in het Lyceum te Londen zullen weldra de repetiticn beginnen. Sir Arthur Sullivan heeft een bijzonkere muziek ter accompagneering der pathetische gedeelten gecompagneord, een bijvoegsel, zonder hetwelk voor een Engelsch publiek, zooals het schijnt, geen drama meer kan worden opgevoerd. Ontvangsten der Parijzche schouwburgen. Uit Parijs wordt bericht: De schouwburgen alhier hebben in het atgeloopen jaar eene gezamenlijke recette van 231A millioen gemaakt. Bovenaan staan de Groote Opera met ongeveer ruim 3 mill., de Comédie franchise met bijna 2 mill., de Op raCornique met 1,700,000 fr. Da Variété* ontvingen 1,135,000 fr., de Buuffes Parisiens 1,130,000, het Gymnase 856,000, het Chatelet 847,000, de Gait 8U5,000, het Palais Royal 753,000, de Vaudeville 765,000 enz. Sedert het jaar 1848 hebben de Parijsche schouwburgen 770X millioen ontvangen (een dagcijfer van door elkander 48,000 fr.) Lord Lykton's testament. Lord Lytton, de Britscüe gezant, die onlangs te Parijs overleden is, heeft in zijn uitersten wil, behalve bepalingen omtrent zijn vermogen, er ook omtrent bijzon dere familieomstandigheden gemaakt. Loudensche couranten deelen het een en ander uit deze beschikkingen mede. Volgens hen luidt het testament o. a.: Daar er zich in handen van personen, die door geen eer- of f'atsoenlijkheidsgevoel teruggehouden worden, zekere brieven bevinden, welke, naar ik geloof, veiminkt zijn, zoowel als zekere schriftelijke opmerkingen, waar van ik weet. dat het lage en boosaardige leugens zijn,?en omdat verder de biographen gaen onbe langrijk bericht, al is dit nog zoo schaamteloos, en geene veronderstelling, al is zij nog zoo onge grond, versmaden, waar het maar sensationeele nieuwtjes uit het bijzonder leven van bekende persoonlijkheden geldf, daarom is het mijn wil en verlangen, dat direct na my'n dood alle brieven en papieren, die mijn vader mij heeft nagelaten, door mijn vrouw (gravin Eiith Lytton) bijeengezameld en moeten worden weggesleten, voor zoover dat niet van mijn kant reeds geschied is. En verder eisch ik ernstig van mijn oudsten zoon, of wie anders mij ooit als Earl of Lytton zal opvolgen, dat hij de genoemde brieven on der dezelfde voorwaarden en met denzelfden eisch aan zijn opvolger nalaat, opdat de erf genamen en dragers van den naam, die door mijn dierbaren en geëerden vader tot aanzien ge bracht is, te geener tijd buiten staat zijn, de door Lady Rosina Lytton verspreide lasteringen, als het iioociïg mocht zijn, te weerleggen. (Lady Rosina is de gescheiden vrouw van den beroemden romanschrijver Sir Edward Bulwer Lytton, en de moeder van den testator. Zelf aan letterkunde doende, eu niet zonder talent, heelt zij met haar veete tegen haren man langen tijd de Engelsche society beziggehouden.) Om deze reden richt ik hiermede aan mijn vrouw en mijn executeurstestamentair de vermaning, de bewuste brieven en papieren, waarin de volkomen weerlegging van gezegde lasteringen is vervat, nooit te vernietigen, en ook niet toe te laten, dat die documenten vernietigd worden." EEN MOEILIJKE KïUS. Een spannend verhaal uit Amerika. Naar JAMES SIDNEY HILL (New-Y'ork.) Robert Trevellyan ging van de MetropolitanBank, v/aar hij in opdracht van zijn huis zaken te doen had gehad, niet direct naar zijn kantoor terug. Hij was zeker een der ijverigste en nauw gezetste beambten van de firma Fergusson Bro thers, maar die eigenschappen hadden tot in het bovenmenschelyke ontwikkeld moeten zijn, om hem de verzoeking te doeu weerstaan. Zijne aange bedene bruid, miss Susanne Bopsom, was des voorrmddags met den txpiesstrein uit Chicago aan gekomen en in hetzelfde hotel afgestapt, waar hij op de vijfde verdieping zelf zijn bescheiden junggezellenwoning had. Natuurlijk lag miss Susanne's kamer in een anderen vleugel van het Royal Hotel ; dit verlangde reeds de welvoeglijkheid, waarop men in de familie van de jonge dame grooten prijs stelde. Roberi Trevellyan zag raar de klok. Het was precies twaalf uur. Hij wist, dat om dezen tijd do heer Jonathan Fargu^son, de chef van het huis, naar de beurs ging ; hij had dus nog een vol uur voor zich, dat hij zeker niet beter be steden kon, dan met miss Susanne goeden dag te wonschen. Hij bezon zich niet lang en ijlde het Hotel Royal binnen. Miss Bopsom va,n Cbicago ?'' vroeg hij den portier met eene van opgewondenheid bevende stem. Zooeven aangekomen ! Tweede hoofdtrap, vijfde verdieping, deur !<!,'}.'' Robert sprong in de lift en na eonige oogenblikken stond hij ra c-1 kloppend hart voor de deur van de aangewezen kamer. Het is moeilijk, het weerzien van twee gelie ven te schilderen. Wie ooit eene hartstochtelijke liefde voor eene blonde of brunette miss Susanne Bopsom ondervonden heeft, zal zich herinneren, hoe hut hem te moede geweest is, toen het hem vergund was, na eene lange scheiding de kleine hand van bet aangebeden meisje in de zijne te voelen rusten. Do jonge lieden zaten stralend van geluk naast elkander, verslonden elkaar met de oogen. en spra ken \an hunne plannen voor de toekomst. Mijne positie wordt beter, Susanne", zeide Robert. Mr. Fergusson mag mij gaarne lijden; hij is er wel niet de man naar, om veel praatjes te maken, maar ik weet. dat hij over mij tevreden is. lünnen weinige dagen spreek ik mot hem over eene verhooging van salaris, en daar hij mijne collega's, don heer White en (Lm heer Fiutcher, in gelijke omstandigheden vriendelijk is tegemoet gekomen, hoop ik het beste. Dan hebben wij ons doel b?reikt, mijne geliefde kleine Sui-aiinc; de voorwaarde, welke j-; vader stelde, is vervuld; en wij zullen ;:eker het gelukkigste paar-worden, dat in do acht en dertig Staten en tien territoriën der Knie te vinden is." Natuurlijk was de/e verblijdende mededeeling ! van een hernieuwde wisseling van stormachtige l liefkoozirgen vergezeld. Ja," i;am na een poos miss Susanne het woord, papa overhalen beeft moeite gekost. Je kunt niet begrijpen, hoe lang en hoe r.auwkeurig bij jou en je omstandigheden beeft nagevorscht. Geen geld hebben", placht hij te zeggen, is niet erg, vooral wanneer men jong is, maar fair" zijn, is in het leven de hoofdzaak." En eerst toen al zijne in

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl