De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 13 maart pagina 6

13 maart 1892 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 763 ?waard dan plicht, geluk en eer? In onze omstan digheden geldt niet alleen het eigen leven, maar ook het leven van een ander. Moet de heer Rob alles op n kaart zetten, daarop rekenen, dat fijne bruid zich op de een of andere manier zelf gered heeft en het geld trachten te verkrijgen, of moet hij tot iederen prijs het lot van zijne bruid navorschen ? Een hoogst moeielijk geval, zooals u zult inzien. Ik houd mij niet voor ver standig genoeg, het te beslissen, en verzoek den geëerden lezer, het slot van mijne bescheiden ge schiedenis volgens eigen smaak en scherpzinnig heid aan te vullen, zooals het hem het best voor komt. Hoogachtend ? DE SCHEIJVBB. Het regende antwoorden en oplossingen. Als meest voldoende liet de redactie het volgende gedichtje drukken: Nog mocht Robert niet de keus Liefde of eer" gelukken, Of hij mag zijn liefje reeds In zijn armen drukken; Als hij voor de vlammen toeft, Een ondenkb're wijle, Komt zij van de tweede trap Naar beneden \jlen; En hij ziet, o zaligheid Nauw een mensch gegeven, ? Hoe ze een leedren brieventasch Hoog houdt opgeheven!... Eer hij, dol van schrik en vreugd, Zelfs haar kon begroeten, Maakt hij met de jonge bruid Snel zich uit de voeten. Zij nu spreekt: ik hoorde 't wel, Dat ge me op woudt sluiten; 'k Schelde en liet door den portier Opendoen van buiten. 'k Vond toen deze brieventasch, Wel door u verloren Toen gij uwe liefde mij Knielend hebt bezworen. 'k Sliep toen in, de deur op slot, Zooals 't hoort, van binnen, Tot mij vuurgloed en alarm Brachten tot bezinnen ..." Nu is 'tuit; 't verhaal besluit Met de bruiloftspret; Meisje, eer en brieventasch, Alles is gered. VOOR DAMES. Carnaval. Gijp. Papier. ^- Saltoiletten. Handsehoenlint en halslint. Meisjeskapzel. Bjj het Parijsche carnaval heeft men het vorige jaar de gewoonte der zuidelijke carnavals, confetti te werpen, ingevoerd. Sinds lang zijn de confetti, oorspronkelijk bruidsuikers, ontaard in borbons van kalk en gips, die het zeer noodig maken dat men het gezicht met een masker beschermt. Te Parijs in de opera had men weer echte bonbons, witte en gekleurde, genomen; dit jaar heeft men iets anders verzonnen. Er waren zakjes van goud papier te koop, geheel gevuld met schijfjes vloei papier, 50,000 snippers in een klein zakje, en met deze sneeuw heeft men elkaar bestrooid. Dinsdag werden er 20,000 van deze zakjes ver kocht, men begrijpt hoe boulevards, opera en pu blieke bals gepoederd waren. Onder de costumes waren eenige vrouwen als clowns gecostumeerd; eene dame droeg het costuum Gyp", het toilet dat de geestige gravin de Martel voor zich zelf heeft uitgevonden en altoos draagt: costuum van bleek grijs fluweel met brandebourgs, witte hoed in den vorm eener capote uit den tijd van Louis Philippe. Gyp zelf opent eene tentoonstelling van haar teekeningen en schetsen in het lokaal Bodinier, en heeft een aardige aquarel als affiche daarvoor geteekend. De kritiek zit daar, in een geel gewaad en gewapend met een handspiegel, terwijl aan hare voeten, hare genade inroepend, Bob ligt. met lange haren, de aristocratische gavroche, Gyp's interessante schepping. De tentoonstelling zelf bestaat vooral uit caricaturen uit den tijd toen Gyp aan politiek deed en boulangist was, uit stemmen werven ging, po litieke redevoeringen hield, en haar candidaat er door haalde. Voorts de teekeningen van haar Chineesche-schimmentheater, hare illustraties van de romans van George Ohnet, dien zij van buiten kent; op gruote waaiers heeft zij Serge Panine, La grande Marnière en de anderen geïllustreerd, maar voor Le mattre de forges heeft zij een gansch kamerschut noodig gehad; aan de bovenzijde ziet men een verwonderd portret van Chateaubriand. Eindelijk r.og pastels en aquarellen van honden en menscben, Gyp's man, haar dochtertjes en ver dere familie. * * * Een der aardigste bals-masqués van het Parij sche carnaval was dat door een bekende artiste gegeven; de gastvrouw had bepaald, dat alle cos turnen van papier moesten zijn; de fraaiste en ongemeenste fantasiepapieren waren dan ook voor de verkleedingen gebruikt; zelfs de bloemen en linten waren van papier. De gastvrouw zelve verscheen als Blanche de Castille, een fraai roomkleurig costuum met randen van goudpapier; de lange zwarte haren van koningin Blanche vielen in vlechten tot op haar middel, en waren met goud papier doorvlochten. Lady de Grey, in papier, scheen in grijs satijn niet goudborduursel; haar Gainsborough hoed van zwart papier was met diaman ten hoefijzers bevestigd. Een der heeren was ko ning Philips de Schoone, in een blauw gewaad met fleur de lyv, de rand van papieren hermelijn; kroon en scepter van papieren fliigraan. * Het baltoilet voor dezen winter het groote bal toilet, niet de meisjesjurken, is, ofschoon vorm en snit zoo -bestudeerd eenvoudig zijn, er toch in geslaagd ook iets karakteristieks te hebben. Men maakt namelijk den sleep, die steeds langer wordt, nu altoos van een andere stof dan den rok, en garneert hem alleen wanneer de rok niet gegarneerd is, of in elk geval geheel verschillend. De benedenrand wordt dan voorzien van een rand veeren doffen, op eene ruche gelijkend, ook ?wel met bont, en soms met een geheelen rand ?van bloemen, zooals op het eind van het Tweede Keizerrijk. Op soirée-toilettten is de ruche van kant of tulle, die men hier en daar met motie ven van kralen of paarlen, met rosetten van lint of kleine bouquetjes opneemt. Zoowel voor bal als soiree is zwaar brokaat en fluweel toegela ten; ook wel tulle met imitatie van brillauten, paarlen, edele steenen bedekt, en op een stevige transparantstof gehecht. Een tweede karakteris tiek voor dezen winter is de pli Watteau, niet van de stof van het kleed maar van kant, gaas of tulle, zoodat hij den rug der draagster niet bezwaart. Het moiréantique is de modestof voor avond en dag. Soiréetoiletten hebben het in lichte kleuren met bloempatronen en breede satijnstrepen in afstekende kleur, rose en maïs, heliotrope en geel, licht blauw en rose, vert d'eau en crème, enz. Hierbij neemt men ook wel den pli Watteau van de stof; maar kant, zich ai nsluitend aan een kan ten volant op den rok, is veel eleganter. Breede volants van kant omringen ook, ruim geplooid, het décolleté, zij, vallen dan over rug, borst en mouwen, en encadreeren zacht den hals. Hiertusschen kan men ook veeren dofjes, bloemen, rosetten van lint en vooral kostbaarheden hechter; voor mouwen of pauletten dient een streepje bloemen of veeren. Ook worden er aan baltoi letten (vooral Louis XIII) zeer hoog gedofte mou wen van tulle gedragen, die naar deii elleboog in tallooze plooitjes gelegd worden en daar eindigen. Dit is ongewoon en moet heel elegant gedra gen worden om niet te zonderling te zijn. * Een nieuwigheid voor avondtoiletten is het handschoenlint; het voorwendsel is, dat men daar mede bij lange handschoenen het afzakken be let, inderdaad is het een variatie van den arm band. Een smal moirélint namelijk wordt door een armband van diamanten, robijnen of smaragden ringen getrokken, een gouden gesp vormt de sluiting. Ook als als collier draagt men zoo iets. Over 't geheel komen weer fluweeltjes om den hals, tullen ruches, kleine veeren randjes of streepjes bont, ook bij décolletéweer in de mode. Ook de lange linten, die men op den rug draagt, zouden weer aan de oude suivez-moi, jeune homme" doen denken: alleen zyn ze nu niet aan het halsbandje verbonden, maar behooren als variatie van den pli Watteau bij den japon; ze zijn dan ook breeder dan de halslintjes. Handschoenen van peau de suède of glacédraagt men bij avondtoiletten heel licht, bijna wit. Kousen van zwarte zijde of in de kleur van het toilet. Bij toiletten met kralen en pailletten versierd, bezet men ook de kousen daarmede, en liefst ook de handschoenen; voor de laatste kiest men dan, als men het bekostigen kan, echte steenen en paarlen. * De Revue Mondaine van 27 Februari geeft een uitvoerige beschrijving, met vijf teekeningen, van een kapsel voor jonge meisjes, dat een bee'je be werkelijk is, maar ook heel elegant staat. 1. Het voor- en zijhaar wordt in vijf deelen verdeeld en deze ieder afzonderlijk gegolfd (men weet dat daarvoor ondulatews of wavers zijn, die het haar onmiddellijk golven, zonder het te beschadigen); de haartjes op het voorhoofd worden met l'riseerspelden of biyoudis gekroesd. 2. De middelste der vijf gegolfde massa's wordt van onderen wat o^geci peerd en dan vóór de kruin met een lint opgestrikt, wat ruim, om het haar goed los en hoog te houden. 3. Het haar van de kruin wordt los gevloch ten, bijna aan het eind met een tweede lint ge strikt, en de eindjes onder het lint uitkomend, gekruld. 4. De vier gegolfde massa's, twee van iederen kant, die overbleven, worden op de kruin saamgenomen, slakvormig ineengedraaid en met haarspelden vastgestoken. Tegen deze sluiting van het kapsel ligt dan de eerste strik aan, terwijl de vlecht, met den anderen strik, er onder uitkomt. Het is zeer gekleed en toch los. De Revue Mondaine iUustrée (uitgave Drapier, rue Saint-Denis 2x7) verschijnt iedere veertien dagen; zij geeft mode, kapsels, litteratuur, muziek, hygiène der schoonheid, chronique mondaine, etc. w * Onder de nieuw geopende magazijnen zullen er twee de aandacht der dames trekken, dat van Hunkemöller Lexis, den bekenden corseltenfahrikant, die Kalverstraat bij de Ileiligenweg een nieuwe inrichting met buitengewoon veel keus heeft geopend; en het Maison Bébé, Oude Doe lenstraat 11, waar mcj. F. van Norden een rijken voorraad kinderconfecties, l&yettes, borduursels, en wat verder bij het toilet der kleinen behoort, uitstalt. Eene aardige reclame in het laatste ma gazijn is de keurig uitgemonsterde bébézelf, die als model dient. _^ K?o. ._ Allerlei. De onkwetxbuiirkeiit der Fakirs. liet A/jriimer Tagblatt bevat het volgende iiiteressai/tc ingezon den stuk van den sehooldirecteur dr. J. Zuch te Petrinja (Creatie): Te Serajewo. waar ik vroeger directeur v;tn het gymnasium was, organiseerde ik oiidtr het pro tectoraat van hertog Wilhelm van Wiirttemberg een Meifeest, voor de tchooljougd, en daartoe repeteerde ik met hen ook een klein tooneeistul.je. Daar kwam tot mij een leerling der eerste kias.v: 15, genaamd Leon Lewi, een zoogenaamde Spanjool''. circa löjaar oud, en zeide mij, dat hij ook k:!s iun beste wenschte te geven, dat algemeen bijval vii.den zou Toen ik hem vroeg, wat. dat was. antwoordde hij, of hij een half' uur la!er bij mij in de directe.urskamer mocht komen. Ik stemde- toe en ; a een halt' uur verscheen Leon Lewi bij mij. ilij keek voorzichtig rond en teen hij zag, (int wij alleen waren, haalde hij een groot aauiul spelden en naalden uit zijn zak, niet ongelijk aan oi.ze grootste soort bakerspelden, alleen hadden ecnii>c dezer aan het eene einde een oog als naaiden. Nauwelijks had ik da blanke naaiden van meer nabij kunnen bezichtigen, ol Lewi had er al eeu van gegrepen en door ziji.e wang gedo ken, zoodat het eene einde uit den moi d te voorschijn kwain. Terstond daarop nam hij een tweede naald, en stak deze door do tweede v< ang; nu hechtte hij stevig aan de oogen der naalden twee kleine klokjes vast, die kio; ken. wanneer bij met het hoofd schudde. Ik keek verbaasd toe en vroeg hem alleen, of het hem geen pijn deed, want ik zag duidelijk, dat de naal den werkelyk door de wangen gingen; Lewi ant woordde slechts met een glimlach en schudde ontkennerd met het hootd, waarbij de klokjes op nieuw gehoord werden en ik nog meer verwon derd was, daar ik mij uit het glimlachen van den knaap overtuigde, dat de zaak hem werkelijk geen pijn deed. Terstond daarop nam Lewi eene groo tere naald en stak haar boven den strot door de huid. Toen kon ik niet nalaten te vragen, hoe het kwam dat er geen bloed stroomde ? O", antwoordde mijn toovenaar, wilt u, dat er bloed vloeit ? Goed." En hij greep de naald, trok haar heen en weer, en echt, werkelijk bloed besproeide dadelijk hals en handen. Nu trok Lewi z\jn kiel uit, stroop te de mouwen op en na eenige oogenblikken had hij beide armen met naalden volgestoken, die twee tot drie centimeter lang waren, en anderhalf tot een centimeter diep dwars do,or de huid en het vleesch gingen. Ik pakte met eigen handen de naalden vast eri bewoog ze in het vleesch heen en weer, en overtuigde mij dat den knaap deze handelwijs inderdaad niet de geringste pijn veroorzaakte. Daarop nam by nog eene naald, welke een handvateel had, trok met de eene hand de tong uit, stak ze daardoor heen en draaide de naald om, zoodat de tong er als een schroef uitzag. Hierop trok de knaap de naalden uit het vleesch en vroeg mij om eeue cigarette; toen ik hem er eene gereikt en hij haar aangestoken had, hield hij den rook binnen, bloot den mond, hield zijn neus dicht en blies de wangen op. En zie, de rook ontsnapte door de wangen, op de plaatsen, waar vroeger de naalden instaken, in lange stroomen. Daarop legde Lewi de cigarette ter zijde en vroeg, of hij op Meidag deze kunststukjes voor Z. K. Hoogheid mocht vertoonen. Ik antwoordde natuurlijk bevestigend, en Leon Lewi, die voor zijne voorstellingen ook een eigen costuum had, heeft op dien dag ook werkelijk na de tooneelvoorstelling voor den hertog van Württenberg en alle notabelen der stad zijne kunsten vertoond en groote bewon dering gewekt. Vóórdat ik echter den knaap liet heengaan, verzocht ik hem, mij toch te ver klaren, hoe bij dat deed? En daarop vertelde Lewi mij zeer openhartig het volgende: Mijn vader was Ekim", d. i. dokter. Toen hij stierf, was ik drie jaar, mijn broeder vijftien jaar oud. Toen mijn vader zag, dat hij niet lang meer leven zou, en wij dan aan de grootste ellende zouden worden prijs gegeven, daar hij geen ver mogen had, liet hij mijn broeder Kalupdzija" (lijstenmaker) worden ; mij echter wilde hij iets vermaken, waarmede ik, wanneer ik grooter zoa zijn, den kost zou kunnen verdienen. Tot dit doel prikte hij mij achter elkaar met een zilveren naald de wangen, den hals, de tong en de armen op vele plaatsen door en haalde door de gaatjes zij den draden, zooals men dat bij het prikken van gaatjes voor belletjes in de ooren pleegt te doen. De draden werden iederen dag heen en weer getrokken, de wonden gezalfd, totdat zij genazen en overal een gaatje achterbleef. Was een gaatje soms weer toegegroeid, dan stak hij het een tweeden of derden keer door. Voor zijn dood droeg hij mijn broeder op, van tijd tot tijd naal den door de gaatjes te steken, opdat zij niet dichtgroeiden, en ten laatste moest ik dat zei doen, totdat ik daarin zulk een vaardigheid had verkregen, dat ik zonder veel te probeeren, met de naalden juist in de gaatjes kwam. Wanneer Oostenrijk ons land niet had bezet, en ik niet op het gymnasium was gekomen (de knaap was zeer wakker en scherpzinnig), had mijn broeder mij reeds aan een eigenaar van een circus te Constantinopel afgestaan, waar ik na eene korte op leiding een vast bestaan had gehad." Thans was mij alles duidelijk. Het was geen tooverij, maar eenvoudig dat, hetgeen wij bij onze vrouwen dagelijks kunnen waarnemen, wanneer zij belletjes in de ooren steken. Het bloed stroo men had ik echter nog vergeten. Daar haalde mijn Leon. ter verklaring ook van dit wonder", een klein lang zakje, op een kleine worst gelijkend, te voorschijn; dit worstje, uit een stukje dunnen darm van een schaap vervaardigd,was met ossebloed gevuld en bevatte eenige gaatjes, met een naald er ingeprikt. Dat hield Leon in de hand ver borgen, en toen ik bloed verlangde, gaf hij bloed, door op de worst te drukken. Thans begreep ik de geheele tooverij". Toen ik later te Serajewo eene voorstelling van Turksche goochelaars bij woonde en het uittrekken van den oogappel, het inslaan van een scherp zwaard in het lijf, zwaard en messteken enz. enz. zag, vond ik alles even natuurlijk, als toen ik als kind zag, dat iemand de tong aan den neus brengen, of met de ooren, de hoofdhuid enz. bewegingen kon maken. De oogappel hangt immers maar aan spieren, die rekbaar zijn en door oefening zeer lang kunnen gerekt worden; en wanneer rnen onder het H'herpe zwaard eenen koperen gootvormig bui:jc, dat anders met den gordel van den kunstenaar zamenvalt, en dns niet wordt opgemerkt, aanbrengt, kan men op het zwaard met een breeden hamer naar goedvinden slaan, want de buik is immers week. Bij den carnavalsoptocht te Keulen op Eosenmontag" /ag ook een zestal lieden, als landver huizers verkleed, op don rug een pak kleeren, een paar laarzen, een paar klompen, koiüekan, ijveren pot. en/.; op den voorkant der hoeden een biljet: Wir sind Niirgler". Op den achterkant een ander: Wir nuissen auswandern." In een koniebnis waar zij kwamen, eischte de politie dat zij de opschriften er zoudon afnemen; toch was fpoudig do beteekenis van de verkleeding overal bekend, en zcid.; men: das sind Nürgler, die mussen auswar.dcrn." IvMic andere groep stelde den grondsteen der havenwerkoüvoor, door werklieden aangesleept. nu4 het vedzpgiieml opschrift: Seid verschlungen, Millioiien!" Onder de tügast verschenen natiën verschenen Amerika met het zwijn en een pas voor het. buitenland ; Rusland met oen beer, Frank rijk met een haan, Turkije met een seraïl, Holland met een vlicgenden stokvitch; onder de goden Neptur.us met zee.Mang en -\\alvisc.h. De fecstmelodie was: Uaiscli, ritsch, rutscb, mine Groschen die sin fnsch!" Onder het volk te Rome werd gedurende de> laatste weken gezegd, dat nu Beatrice Cenci uit het vagevuur moest zijn. De legende verhaalt na-. melijk, dat toen, onder Paus Clemens VII, Beatrice Cenci wegens vadeimoord terechtgesteld werd, het volk, dat veel medelijden met haar had, zeide dat God haar niet naar de hel, maar naar het vagevuur had gezonden. Op dien tjjd werden de goederen der Cenci's verbeurd verklaard, maar Paulo Borghese was nauwelijks Paus geworden, of hij verdeelde het goed onder zijne neven, zeg. gende, dat deze zoolang de goederen zouden be zitten, tot Beatrice uit het vagevuur kwam. Daar de Borghese's nu ongeveer al de bezittingen kwijt zijn, besluit de bevolking, dat Beatrice's proeftijd geëindigd is. De heer Leon de Raaij, Lepelstraat 72, honorary agent van de Zuid-Afrika&nsche en Interna tionale tentoonstelling, Kimberley 1892, meldt onss dat door zijne bemoeiingen de termijn van aan melding of aanvrage voor plaatsruimte voor die tentoonstelling met een maand verlengd is en dus eerst l April e.k. verstreken zal zijn. De gele genheid tot deelneming staat dus nog open. Ingezonden. Aan de Redactie van het Weekblad voor Nederland, Eene anecdote is maar eene anecdote. Edoch verleden week werd ik bizonder getrof fen door een der verhaaltjes, voorkomend in uw blad, die omtrent den componist Rossini in omloop zijn, n.l. dat ie eens den Tannhaüser van Wagner op z n kop zette, om genoemde compositie zoo doende beter te kunnen spelen. Daarbij kwam me in herinnering, dat het Han~ dekblad verleden jaar zijn lezers uitnoodigde, een gedicht van Gorter, het Leven", uit te leggen, daar zij er niets van vatte. Toen kwarn een zekere Schoolmeester met de aardigheid voor den dag, het gedicht van achteren naar voren te lezen. Dan was het, volgens dien specialiteit-uitlegger, duidelijker. Ziedaar twee gelijksoortige grappen, d. w. z. bespottingen van het, bij de eerste impressie. onbegrepene. Aan wien de beslissing of onze schoolmeester zich niet, evenals Rossini, deerlyk vergist geeft? Aan 't Handeltblad 'i met 't oog op de helder heid van oordeel van den van Dag tot Dagger? v. D. MOLEN. [Het komt ons voor, dat men bij Rossini's inval wel aan een malicieuse bedoeling kan denken, maar zeker niet aan een gebrekkig begrip vaa de waarde van Wagner's werk. RED.] Amsterdam, 8 Maart 1892. Heeren Redacteuren van de Amsterdammer, Weekblad voor Nederland M. H. Alhier. Onder de rubriek Allerlei'1 van uw blad van j.l. Zaterdag stond een opstelletje over een grooten diamant". O. m. kivarn daar ook uw be schrijving in voor van den Koh-i-r:oor, naar aan leiding waarvan UEd. mij de volgende opmerkingen wel zult willen veroorloven. lo. Het slijpen noch het snijden van dien steen geschiedde nut te Amsterdam, doch te Londen door de expres-selijk van hieruit daarheen gereisde heeren Voorzanger en Fedder, destijds zeer be roemde diamantbewerkers. 2o. Voor het slijpen, benevens voor reis- en. verblijfkosten, werd nog niet de helft van acht duizend gulden betaald. 3o. De geheele bewerking duurde nog geen anderhalve maand, dus vermoed ik dat in de ver scheidene jaren" waarvan door u gesproken wordt.. ook begrepen is de tijd van hoc delven en van, de avonturen waaraan deze steen zoo bijzonder rijk is. Met de opname dezer regelen, waarvan het doel uitsluitend is, een jarenlang bestaand dwaalbegrip uit den weg te ruimen, zult u verplichten, Uw dienstw. X. DE LEGENDE VAN LAVÜISIER. In het vorige nummer van dit blad wordt aan Lavoisier de eer ontzegd, de wet van het behoud der stof (?rien ne se perd, rien ne se créo") ge. vonden te hebben. Die vondst zon aan Newton toekomen. Wat daar verder over Newton gezegd wordt in zijne waarde latende, wilde ik er op wijzen, dat de eeuwigheid der stof (in deze om schrijving komt 't rier. no se crée" beter tot zijn recht) reods door de Eleaten is uitgesproken, met name door Parmenides ((Je eeuw voor Chr.). Het zijnde, zegt hij, kon niet beginnen noch. ophouden te zijn. A. A. II. Reclames 40 cents per r e p s! Magazijn Keizershof", Nieuicendijk. Grucenstntat. Grootste sorteoring J A I> O N $ T- O B F E N. Dagelijksche ontvangst der laatste Xouveutités, S C II A D K & O L D E N K O T T . HOOfc'UUKIfOa1 vaii Dr. JAEGEli's Orig. Norm. Wolartikelen, K. F. DEUSCHLE-8EN8ER, Kalperstraat 157, Amsterdam. Keniee specialiteit in deze artikelen in . H ULJül Corsets Francais, Leidschesti'iiat 10:5, Amsterdam. Grootste sorteering CORSETTLN in alle mogelijke genres voor Dames en Kinderen. Speciale Soorten \o>i J corpulcnte Dames tot 100 cM. tailie wijdte.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl