De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 20 maart pagina 4

20 maart 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.769 wetenschappelijke mededeelingen kunnen dragen, in wijden kring meer kennis van en grooter be langstelling in onze oude schilderkunst bevorde ren. Emile Michel doet echter meer. De studiën, welke aan die opstellen ten grondslag strekken, houdt hy niet achterwege. Hy deelt ze mede in de serie Les Artistes célèbres, j'aren geleden door de uitgevers van L'Art, onder leiding van Paul Leroi, begonnen en nog steeds met klimmend succes voortgezet. Zóó ontvingen wij zyne studie over Rembrandt, die weldra, naar wij vernamen, zal gevolgd worden door een uitvoeriger werk; verder zijne monographie over Gerard ter Borch, die in den vrcende nog altijd Terburg heet; zijn overzicht over Hpbbema en de Hollandsche land schapsschilders uit dien tijd, over Jacob van Ruisdaei en de Haarlemsche landschapschilders, en nu terwijl eene monographie over de Van de Velde's reeds in 't verschiet ligt is verschenen de omwerking van zy'n opstel in L"Art over de Brueghel's: Pieter Brueghel den oude of boeren Brueghel, en diens twee zoons, Pieter of de helsche, en Jan of de fluweelen Brueghel. Het langst staat de schrijver bij den eersten stil, den meest oorspronkelijke en veelzü'digste tevens Hjj vertelt zijn levensloop, naar de beste gegevens, teekent in 't voorbygaan dan invloed van de hervorming en van den Jangdurigen strijd, dien zy in Vlaan deren ten gevolge had, op de kunst en de kun stenaars aldaar, als ook den invloed van Pieter Breughel's huwelijk op zyn leven. Tevens karak teriseert hu zyne kunst. Terecht zegt hij, dat men bij P. Brueghel geen idyllen, geen met linten versierde sclapen zoeken moet. Hy tracht niet z\jn boeren mooi te maken; hij schildert ze gelijk zij zijn. HU kent hen goed; uit hun midden voortgekomen, keert hij gaarne dikwijls onder hen terug, neemt deel aan hunne gesprekken en aan hunne vermaken. Een tweede hoofdkenmerk is zijn zin voor boert, die hem maakt tot den eersten grappenmaker der Vlaamsche school, gedurende de tweede helft der 16e eeuw. Door zijne huise lijke tafreelen, heeft hij ons bewaard trouwe voor stellingen der gebruiken en zeden van zijnen tyd. De kleederdrachten, de typen zijn nauwkeurig waargenomen en weergegeven. Vreemd aan al wat naar sierlykbeid zweemt, links en onbeholpen in hunne bewegingen, hebben zyne boeren de roode of verweerde gezichten, de misvormde en vereelte handen van wezens die blootgesteld zijn geweest jaren lang aan ruw en guur weder. Be grijpelijk is dan ook dat Francois Millet hem zeer hoog schatte; in de gravures van den ouden meester; welke aan de wanden van zijn armoedig atelier te Birbizon hingen, zijne modellen terug vond en voelde hoe zijne denkbeelden volkomen overeen stemden met die van dezen kunstenaar, dien hij als een zyner voorgangers kon begroeten. Pieter Brueghel was dus realist, maar hij bezat ook een levendige verbeelding, en de denkbeel den, die in zy'n alty'd werkzaam brein opkwamen, bracht hu op pineel of papier, met de hem eigene heftigheid en voorliefde voor sterke tegenstellin gen, dikwyls tot het uiterste gedreven. Zoo schiep hy' eene reeks tafreelen in een genre, dat wel niet nieuw wai, maar waarin hy' wat nieuws bracht. Wy bedoelen zyne Duivelsvoorstellingen, zyne Verzoekingen, zijne Nederdalingen ter helle. Hieronimus van Aken had uit 's Hertogenbosch hem waarschijnlijk tot dit genre verlokt, maar by 't behandelen van dezelfde onderwerpen, gaf hy aan het boertige ruimer plaats. De duivel is voor hem geen vreeselyk wezen; veeleer tracht h'j den draak met hem te steken. Voor deze voor stellingen bestudeerde hy alle zonderlingheden in de natuur, vooral ook mismaakte, zedelyk of physisch kranke menschen. Hij gaf de laatste zóó juist weder, dat de heeren Charcot en Richer, in hun, werk over de Démoniaques dans l'Art, de ?wetenschappelijke kenmerken van de moreele en psychische kwalen, door Bruegbel afgebeeld, kon den vaststellen. P. Brueghel had een open oog voor alle hem omringende ellenden, en hij durfde die aan de kaak stellen, al waren ook grooten en machtigen er schuldig aan. Dat ziet men in de voorstellin gen der hoofddeugden en ondeugden door hem geteekend en door Cock gegraveerd waarvan, hetzij in 't voorbijgaan gezegd, het MuseumBoymans Brueghel's teekening der lemperancia bezit. Wonderlijke voorstellingen, met forsche, soms zelfs wat platte luim; voorstellingen, waarin b', v. de justitie van zijn tijd gehekeld, maar ook de dwaasheid van den goudzoeker bespot wordt. Wie zóó thuis was onder het Vlaamsche volk, kon niet, als zoovele zijner ty'dgenooten, aan het Italiaanscue landschap boven het Vlaamsche de voorkeur geven. Al was hy zelf in Italiëgeweest, hy' vond in Vlaanderen's velden motieven die beter strookten met zijne oprechtheid. Naief gaf hy ze weer, de weiden, boomgaarden, dorpen en kasteelen, welke hij op zijn weg ontmoette; maar in de keus der motieven staat hy' boven zijne voorgangers, en ook in de kunst van het weer geven; een enkelen keer zelfs brengt hy een ge heel en al poëtischen indruk op het paneel. Men ziet het: Brueghel heeft zich niet opge sloten in n genre: hy' heeft er vele beoefend en in all? zy'n merk achtergelaten. Toen de na tionale kunst gevaar liep onder te gaan in de navolging der Italiaansche kunst, heeft hij haar nieuw leven ingeblazen en haar in eer hersteld. Over den tweeden Pieter Brueghel is Michel veel korter, en dit is te begrijpen daar deze niet veel meer dan een navolger van zijn vader ge weest is, wien hij zelfs druk gecopieerd heeft. Michel haast zich wellicht wat al te vlug om van hem te komen tot den tweeden zoon van den ouden Breughe), tot Jan, weldra beroemd en gezocht om zy'n wonderbaar fijne paneelen. Deze schildert bloemen, in tuilen, in guirlandes, in de open lucht levende in den grond ; straks ook wilde dieren, beeldhouwwerken, muziekinstrumenten, kortom alles wat de Aartshertogen in hun paleis te Brussel verzamelden en gaarne lieten schilde ren door hun meest begunstigde kunstenaars ; het landschap bopefende hy' ook, alles nauwkeurig, nauwgezet, licht en bevallig. Slechts het figuur gelukte hem minder; hielp hy' menig figuurschil der aan een omgeving voor diens beelden, figuur schilders zelfs een Rubens schilderden gaarne figuren in zijn guirlandes en landschappen. Ant werpen was weer tot welvaart gekomen, en een kunstenaar, zóó bemind en gezocht als de fluwee len Breughel, had de handen vol, toen ook buitenlandsche vorsten en alle kunstvrienden van dien tyd elkaar zijn werken betwistten. Toch onder vond hy, hoe kort hij ook leefde, de wisselvallig heid, niet van de gunst van het publiek, maar van de fortuin. Michel zegt dat de kleine schilderyen van Jan Breughel de beste zy'n, en dat bevallige onder werpen door hem 't gelukkigst worden weerge geven. Hetzelfde geldt van zijn voorstellingen van beesten; zijn kleine dieren zijn onnavolgbaar, de groote, zoo als leeuwen en paarden, zy'n onhandig gedaan of zonder stijl. Zijn landschappen zy'n zeer ongelijk. Sommige eenvoudig en harmonisch, maar vele bont avontuurlijk getint, alle in de zooge naamde drie-tonen-reeks. Doch vele hebbeu ook geleden door 't schietgeel, dat zijn groene dekverf in blauw heeft veranderd. In het weergeven van het eigenaardig karakter van het gebladert der verschillende hoornen was hy een goed leermeester voor de latere landschapschilders, alsmede in het aangeven van de lichtheid der rijke bladerkronen. Zóó ongeveer, in korte trekken, karakteriseert Michel deze drie schilders. Wij trachtten dit aantegeven, in de hoop dat deze schets, den lezer niet bevredigende, bij hem den wensch zou doen ontstaan, om het werk zelf ter hand te nemen. Wij durven gerust verzekeren, dat hij dan eenige aangename uren zich verschaffen zal; uren, waarin hy tevens vry wat vernemen zal, wat hem nog onbekend bleef. Bovendien bevat het boekje 45 afbeeldingen van gravures naar werken dezer meesters en van hun portretten, die wel wat zwart zijn, maar toch voldoende om zich een oordeel te vormen over die werken. dank zy' de goede keus. P. HAVERKORN VAN RIJSEWIJK. VARIA. PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP. Gisteren werd, in tegenwoordigheid van een klein aantal genoodigden, een der hoogvlakten in het paleis op den Dam met kalklicht verlicht, om te onderzoeken, of daar werkelijk sedert bijna een eeuw een Rembrandt verscholen was. Helaas was bijna eenstemmig de meening, dat het onge veer vijf meter lange en hooge doek geen Rem brandt maar een tamelijk zwak produkt van Jurriaen Ovens is. Toch heeft het onderzoek een positief resultaat gehad, maar ten gunste van een werk in het museum te Stokholm. De oorspron kelijke schilderij van Rembrandt, die eens op de zelfde plek gehangen heeft, ten minste daar voor geschilderd is, is reeds in de zeventiende eeuw op de een of andere wijze naar Zweden gekomen. en heeft er het oude koninklijke slot versierd. Vandaar de ons door Francesco Baldinucci over geleverde sage, dat Rembrandt in Zweedschen dienst gestorven is. Een teekening in het prentenka binet te München geeft het geheele ontwerp te zien. Maar ook dit groote werk van Hembrandt, wien de slagen van het noodlot nog erger na zijn dood dan gedurende zijn leven hebben getroffen, bleef niet gespaard. In 1697 brandde het slot af, en Rembrandt's werk werd slechts gehavend gered. Een fragment kwam nu in het nieuwe paleis te hangen, totdat Koning Gustaaf III het aan zijn gunsteling Peill schonk, wiens weduwe het later (1798) aan de Koninklijke Academie van Beel dende Kunsten vermaakte. O/er de voorstelling heeft tot heden steeds de grootste begripsver warring geheerscht. Vroeger heette het de samen zweering van Hans Ziska van Trocznow. Springer, en met hem Bode, zag er den droom van Judas Maccabeus in, Karl Madsen meerde er vroeger Odin in te zien, het groote Noorsche rijk stich tende. Thans is het echter uitgemaakt, dat het de maaltijd der Batavieren in het bosch is, door Rembrandt in 1662 voor het Amsterdamsche stad huis geschilderd, maar vervangen door dezelfde voorstelling van de hand van Ovens. Voortaan zal het werk dus weer in het duister terugkeeren, waarin de omstandigheden het gehuld hebben. 24 en 25 Maart a. s. wordt te Maastricht door de firma Fred. Muller & Co. de verzameling oude schilderyen geveild, nagelaten door Mr. A. Philips Neven. Verscheiden stukken uit deze verzameling waren aanwezig op de tentoonstelling van oude kunst, in Is90 door Pulchri studio te 's Gravenhage gehouden. Wij herinneren slechts aan den typischen Jan Miense Molenaer. de verloochening van Petrus, aan de tric-tracspelers van David Teniers, het vrouwenportret van Cornelis de Vos, en aan het kapitale werk van Paul de Vos, een gevecht van een kalkoen met een haan. Ook het landschap van Carel van Willigen van 1665 verdient om de zeldzaamheid ver melding. Philippe Berger. Histoire de l'écriture dans l'antiquité. Paris, Imprimerie natio nale 1891 8°. Er is een tijd geweest dat men in allen ernst geloofde, dat de Hebreeuwsche letters door God geschapen waren, tegelijk toen Hij den eersten mensch de taal gaf, en dat zich daaruit het ge heele letterschrift ontwikkeld heeft. Eerst het verwerpen van deze stelling heeft het mogelijk gemaakt, de historische gegevens te rangschikken, en zoodoende tot het eindresultaat te komen, dat geen bepaald oertype aangenomen kan worden. Het knoopschrift heeft den Peruvianen denzelfden dienst bewezen als het beeldschrift den Egyptenaren. Maar dat de oudst bekende vormen van de tegenwoordige gebruikelijke letterteekens in het Oesten gezocht moeten worden, waarschijnlijk by de Phoeniciers, is daarom toch waar. De heer Berger heeft de veelvuldige ontdekkingen op dit gebied systematisch gerangschikt, en is zoo tot een geheel gekomen, dat ons een zeer duidelijk beeld van de ontwikkeling van het letterschrift geeft. Dat hiertoe tal van afbeeldingen noodig waren spreekt van zelf. Hij is er dan ook niet zuinig mee geweest, en de wijze van reproductie is- voortreffelijk. J. T. Bodel Nyenhuis. De wetgeving op drukpers en boekhandel in de Ne derlanden tot in het begin der XIXde eeuw. Amsterdam, P. N. van Kaïnpen & Zoon, 1892. 80. De Vereeniging ter bevordering van de be langen des boekhandels" heeft een uitmuntend werk verricht, door een vertaling uit te geven fan de Dissertatio historico-juridica de juribus lypographorum et bibliopolarum in regno Belgico," waarmede J. T. Bodel Nyenhuis in 1819 den doctorstitel verwierf. Dat de behandeling van dit ontwerp in drie kwart eeuw nog niet ver ouderd is, is wel het beste getuigenis, dat van de wetenschappelyke waarde er van afgelegd kan worden. Thans zijn in tal van tijdschriften en monographien de bouwstoffen nedergelegd, die een bewerker maar met een weinig oordeel behoeft samen te vatten, om een verhandeling klaar te hebben, goed genoeg voor een dissertatie. Maar in 181!) was nog haast niets gedaan. Vooral het derde hoofdstuk over de boekverkoopersgilden is merkwaardig, en vormt een niet te versmaden bijdrage tot de kennis van het gildewezen in het algemeen, Edm. van der Straelen. Les billets des rois en Flandre. Xylographie, musique, coutumes. Gand, Julius Vuylbteke, 1892. 80. Meer dan een onderhoudende causerie over de Koningsbriefkens", die zulk een groote rol speel den bij het Driekoningenfeest, kunnen we dit boekje niet noemen. De schrijver haalt zijn on derwerp wel heel diep op, want hij bagint bij de oude Egyptenaren, om echter al op de tweede bladzijde aan de bewoners van Veurne gekomen te zijn. Natuurlijk zal de navorscher van de zeden en gewoonten onzer voorouders hier en daar een interessante bijzonderheid vinden, want de heer v. d. Straeten heeft verscheiden Belgische ar chieven, vooral dat te Oudenaarde, ijverig door snuffeld, maar dit is slechts een zeer secundaire verdienste. Daarentegen munt het boek uit door een ver warde wijze van samenstelling en totale afwezig heid van de aanwijzing der bronnen. Waarlijk, van den schrijver van La musiqueaux Pays-Bas" mag beter werk verlangd worden. E. W. MOES. De keizer van Duitschland heeft order gegeven, dat Punch niet meer onder zijne oogen zou ko men. Hij is boos over de spotprenten. Vroeger vond hij ze aardig. Napoleon 111 zag geregeld den Punch, ook als er karikaturen van hem in voorkwamen; hij collectionneerde zelfs de num mers. Dit doet Bismarck ook; ook Spurgeon deed het en andere beroemde mannen. De ParijscJie schouwburgen. Uit Parijs wordt van 8 dezer geschreven: Het Théa're Libre" heeft sedert gisteren op de zeldzame gebeurtenis te wijzen, dat op n schouwburgavond de anders zoo ver van elkander liggende uitersten, uitfluiten en luid applaudisseeren, achtereen vertoond zijn. Het uitgettoten stuk was L'Eloile rouge, drama in drie acten van Henri Fèvre. De jonge dramaticus, die zich door eenigen van zijn tooneelspelen, vooral door L'lionneur, reeds een welverdienden naam gemaakt heelt, is het offer geworden van het verkeerde beginsel, als zou de kunst ook moeten onderwijzen. De behandelde stof zou op zichzelf zeer effectvol zijn en is uit het leven ge grepen : een oude geleerde heeft iets uitgevonden, waardoor het mogelijk gemaakt wordt, met de bewoners van de ster Mars te correspondeeren. Maar om deze kosmische postverbinding met deMarsbewoners te bewerken, is geld noodig. En anders zou de geschiedenis immers geen drama zijn dit geld heeft de uitvinder niet. Daar doet zich de een of andere jonge man op, de zoon van een rijk man, die eerst door de enthousiaste redenee ringen van den ouden sterrekundige en later door de mooie oogen van diens dochter betooverd wordt, en het noodige geld voor het in werking stellen der uitvinding belooft te storten, maar allereerst de dochter als echtgenoote zijn huis binnenvoert. De glans van de lune de miei" verduistert echter al heel spoedig die van de planeet Mars; in de armen van liefde en weelde rust men zacht, terwijl daar buiten de wereld koud en ledig is. Als dan de oude sterrekundige van zijn schoon zoon en zijne dochter de vervulling van de be lofte, vóór het huwelijk gegeven, komt opeischen, wordt hij afgewezen, zoowel door den schoonzoon als door de dochter. Door deze ontgoocheling treft hem een beroerte; hij stort stervend neer. Had nu Fèvre tot hoofdinhoud van het stuk maar de smart van den uitvinder gemaakt; maar in plaats daarvan heeft hij in het middelpunt van het drama de uitvinding gezet. Het stuk is volge propt met lange sterrekundige Uraden, verhandelin gen over Mars, over de opheffing van de zwaar tekracht en de dichtheid van atmospheren. Tegen over deze redeneeringen vond het publiek het stuk eerst vervelend, vervolgens werd het spottend, en ten laatste, toen ook het jonge meisje over de planetarische eigenschappen van Saturnus en Jupiter begint te peroreeren, verontwaardigd. On danks al de acteurskunst van Antoine in de rol van den sterrekundige was het stuk dus verloren. Het tweede stuk, dat met grooten bijval, hier en daar zelfs met verrukking, werd opgenomen, was in twee acten, Seul" van Guinon. Een huishouden van kleine burgerlijke renteniers. Ledoux, de bejaarde heer des huizes, ligt lijdend aan de jicht op de sofa en wordt door zijn vrouw, die ook reeds grijze haren heeft, teeder gekoesterd en verpleegd. Bourdier, de oude compagnon en vriend van Ledoux, helpt trouw bij dit werk, houdt den brommenden zieke gezelschap en ver drijft hem den tijd. Het geheele raderwerk van kleine burgerlijke huiselijkheid speelt daar op het tooneel af, tooneelen tusschen de huisvrouw en de brutale bonne. De dochter en de schoonzoon brengen een bezoek, want vader viert zijn geboor tedag. Het zoontje van het paar zegt voor grootvader zijn verjaarversje op. Thans is het kamermeisje zelfs tegen mijnheer brutaal. Je maakt, dat je over 14 dagen mijn deur uit bent!" Mooi, ook goed. Het is niet pleizierig, in een huis te dienen, waar de mevrouw brieven ontvangt, zooals die, welke ik gevonden heb." Gevonden?... Wel ken brief?... Voor den dag daarmede!" Het is een brief, dien Bourdier 25 jaar geleden aan de vrouw van zijn vriend geschreven heeft en waaruit blijkt, dat de twee in ongeoorloofde be trekking tot elkander gestaan hebben 25 jaar geleden. Ah! Waarom hebt ge my dat aange daan?" vraagt Ledoux de niets vermoedende binnentredendeo, zyne vrouw en zijn vriend. God alleen weet, waarom; een oogen blik van zich ver geten, waarover zij duizend maal berouw gehad en met eindelooze toewijding geboet hebben. En waarom hebt ge mij nooit iets gezegd?" Oh," zeggen de beide schuldigen en dit woord, in zijne eenvoudigheid en stoutheid, verwekte een ware sensatie in het auditorium, wij hielden zoo veel van je!" Maar de dochter, is dat ten minste mijn kind?" Ja," zegt de vrouw. Zweer het!" Zij valt op de knieën en kan het niet bezweren. En daarom moet zy' het huis uit met schimp en schande op de grijze haren, na 25 jaar! Tweede bedryf: Ledoux is alleen, Seul." Een verschrikkelijk huishouden! In het huis gaat alles ten onderste boven. Zijn keu kenmeid is slordig en steelt aan alle kanten; haar vryer doet den heer des huizes van pijn gillen, wanneer hy hem zy'n zieken voet in wrijft. Geen kaartspel, geen aanspraak", het is vervelend tot stervens toe. Daar komt de schoonzoon en wil tot eene schikking komen. Niet uit bijzondere hartelijkheid. Maar hy is een kalm man van zaken; en het komt hem niet pleizierig uit, de schoonmoeder ook nog thuis te moeten hebben. Maar je weet toch," zegt de oude, je vrouw zij is niet mijne dochter ? Dat heeft je toch zeker wel diep aangegrepen ?" Moi ? Que veux tu que ca me fasse ?" zegt de schoonzoon op een toon zoo overtuigd en overtuigend onverschillig, dat het publiek in luiden bijval losbreekt. De schoon zoon krijgt van den oude gedaan, dat hij -ten minste de moeder zien zal. De vrouw treedt beschroomd en treurig binnen. De oude echter zegt onverbiddelijk: weg!" Op dit oogenblik komt de keukenmeid op het tooneel: Ik moet naar den slager, getruffeerde varkenspooten balen l" De vrouw keert zich bij de deur om : G^truffeerde varkenspooten? PJn dat kan je niet ver dragen?" En tot de keukenmeid: Je meet voor mijnheer een ossehaas braden." Daarvoor heb ik geen geld genoeg." Wat betaal je voor het kilo?" 3 francs." Zoo? Dan steel je daarbij l franc 50." Thans gaat den oude het hart open. Zie je, zoo behandelen ze me. En mijne salicylpillen heeft ze ook vergeten te laten klaarmaken. En mijn voet is vandaag nog niet eens ingewreven." 't Is wat moois!" zegt de vrouw, trekt de handschoenen uit. wikkelt het verband van den voet en begint de inwrijving. Zoo, ah, zoo is 't goed." fluistert nu pijnlijk en toch ver licht de zieke. En daarmede is de zaak beslist. De vrouw blijft, de vriend komt 'erug, en het huishouden herneemt zijn ouden gang, die slechts door een korte stoornis is afgebroken. Eene vereeniging te Berlijn, onder presidium van den schrijver M. Von Egidy, verspreidt een manifest en tractaatjes ten gunste van een Einiges Christenthum" boven protestantisme, katho licisme staand, en zelfs de onderscheiding tus schen Christen1' en Juden" latende varen, om zich bijeen te vinden in die Religion". Adres voor deelneming Zimmerstrasse 7, Berlin S. W. Op 25 en 26 Maart zullen door da firma Martinus Nijholt' te 's Gravenhage een aantal boeken over kunstgeschiedenis, pracht- en plaatwerken, teekeningen en gravures verkocht worden, ge deeltelijk nagelaten door de heer en mevrouw Bosboom-Toussaint; en op Maandag 28 Maart de boeken, plaatwerken, teekeningen en gravures, gedeeltelijk nagelaten door de heeeren M. L. van Deventer, oud consul-generaal van Brazilië. Dr. H. C. Laatstnan, Waalsch predikant te Maastricht, een rechtsgeleerde en een genealoog, benevens nog een gedeelte van de nalatenschap van den heer en mevrouw Bosboom-Toussaint. De oriëntalist prof. Wellhausen, te Marburg a. d. L., heeft bedankt voor de benoeming naar Góttingen, als opvolger van prof. de Lagarde, die overleden is. In de eerste afleveringen van Gouverneurs Oude Huisvriend komen o. a. voor: J. B. Jacobs, In dische vrienden; Marco Wilmer, Eene vertelling; Hugo Seipgens, Vrouw Stol; Elise KnuttelFubius,lerixhe melodieën, naar Thomas Moore, enz. Bij de uitgevers Blom en Olivierse te Culemhorg verscheen: Welk schriftelijk werk moeten onze jongens op examens kunnen maken?" Exameneisehen voor 1891, verzameld door A. J. van Breen, redacteur van De vriend der wiskunde, De col lectie omvat de toelatingsexamens voor de Kon. Mil. Academie, de Veeartsenijschool, de Gymnasia, Hoogere Burgerscholen, Artilleriecursus, Adsp. adm. Marine, Hoofdcursus Kampen, Mil. School Haarlem, het Litt. Math., Asp. Landmeter van het Kadaster, Acte examens. Eind-examens Water. staat, Boschbouwschool, Posterijen, enz. enz. Het is een boekje dat bij honderden verkocht zal worden, iets belangrijks voor ouders en voogden." Voor Eugenie Marlitt's romans en novellen schijnt men nog op een talry'k lezerspubliek in Nederland te kunnen rekenen. Bij D. Bolle te Rotterdam en bij Gebr. Cohen te Arnhem en Nijmegen komen tegelijkertijd nieuwe vertalingen uit, de eerste met toestemming van den Duitschen eigenaar, Ernst Keils Nachfolger, vertaald, de laatste door Kits van Heiningen en Gerard Keiler. Beide uitgaven zijn geïllustreerd, beide beginnen met Het Geheim der oude juffrouw. De Eigen Haard- nummers van Februari be vatten o. a. het vervolg van Aleide Ploegers, door Louise B. B. Tramschetsjes door W. Otto. Het vrijwillitjerskamp bij Laren door H. W. Groeneveld. Een tocht n aar Java's Zuider-zeestrand door Batavus. Aan je stand verplicht, door G. Zeemeeuw. Harddraverijen in de vorige eeuw, door D. C. Meyer Jr. Gioachimo Rossini

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl