De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 20 maart pagina 7

20 maart 1892 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 769 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Het optochten-recht. BURGEMEESTER V. M.: Een optocht met een Oorloyskrcel dat gaat nog. FORTUYN: Maar wij socialisten dan met Hecht voor allen? BURGEMEESTER V. M.: Ja, dat is het juist. Recht voor allen kennen wij in Nederland wel in de wet maar niet op straat. JULIUS PRUTTELMAN BROMMEIJER. Ik heb iets ge daan, wat ik in mijn leven niet gedacht had ooit te zullen ?doen. En ik gevoel ?er geen berouw van ook. Ik heb me ge abonneerd op een maandschrift Maar het werd tijd. Je moet weten, Thérèse heeft een vriendinnetje, dat 17 jaar oud is en de Nieuwe Gids leest en dat nest wist mijn dochtertje dat ding in handen te spelen, ?en zoo kwam het hier heel regelmatig in huis. Ik vertelde dat aan Charles en zei: jij weet zoo nog al allerlei soort van ?dingen te beoordeelen, kan dat ook kwaad voor het meisje ? En hij antwoordde: kwaad Brommeijer? Het is je bekend, ik houd niet van overdrijven, maar kwaad? Je kunt je dochter even goed bij Fortuijn in de leer doen, en bij de lan taarnopsteker in het verzenmaken les laten nemen; na een week of wat krijg je ze terug met de principes van juffrouw Drukker uit de Vrije vrouwenvereniging en zoo be schaafd als een Hottentot. Dit gesprek werkte na. Want al wil ik graag bekennen, dat ik het volste vertrouwen heb op de soliditeit van beginselen, waarin Thérèse door mij in de eerste plaats en ver volgens door hare moeder en DJ. Bohrmger is opgevoed, ik begreep dat het mijn plicht als vader was haar zooveel mogelijk buiten de verleiding te houden, en daarom overlei ik met mijn vrouw de zaak, die terecht opmerkte dat het kind toch iets lezen moest, wat mij -deed besluiten om Charles een briefje te schrij ven en hem te vragen of hij ook iets beters wist, dat je een jong meisje in handen zou kunnen geven, niet te duur was, en waar mijn vrouw ook iets aan zou kunnen hebben. Met keerende post kreeg ik van hern een keurig net boekje wat toen ik het open sloeg bleek te zijn een Prospectus van Else?viers Geïllustreerd Maandschrift. Nu heb ik in mijn lang koopmansleyen heal wat goed gestelde prospectussen gezien, maar toch nooit een zoo piek fijn als van deze onderneming. Niet minder dan 23 com missarissen sieren die emissie met hun naam en bevelen haar met vertrouwen aan. En menschen van prima qualiteit. Allereerst A. C. Wertheim, dan Ds. Hasebroek, en Ds. Haverschmidt en Ds. Laurillard, en Ds. Ritter en Ds. Perk en Ds. Mees en Ds. Winkler Prins, zoodat ik maar wil zeggen, dat .je van de godsvrucht en de goede zeden van de directie ten volle overtuigd _ kunt zijn. Mijn vrouw, en eigenlijk ik zelf ook, vond die aanbeveling eer wat te kras dan te zwak, want wij dachten zoo op 't eerste gezicht allebei: dat maandschrift zal voor Thérèse, die wel het tegendeel van lichtzinnig maar toch ook niet naargeestig is opgevoed, veel te streng zijn. Een jsng meisje houdt na tuurlijk ook van een grapje en als je nu zeven dominees tegelijk op haar afstuurt, die tot haar zeggen: lees dat kind, zou ze juist uit jongemeisjeskoppigheid wel eens het kun nen verdraaien er een oog in te slaan. Maar ik moest al spoedig inzien, dat het volstrekt niet overdreven pieus was, en de lui die dat geschrift adtninistreeren ook wel zoo'n beetje durven dollen, maar geheel in 't be tamelijke. En dat "doen ze met die plaatjes. Neen maar 't zijn zulke snaken, wél be schouwd. Zoo staat er op een blaadje met de woorden: een vaderlandsche onderneming. die meer leven kan brengen in de bij ons weinig beoefende illustreerkunst" een kerel in zijn hemd die een nakende vrouw, met een groot brood onder haar rechterarm, ranselt met een stok, zoodat een mandje appelen er van op den grond valt, wat zoo veel wil beteekenen, als het zal van nu af uit zijn met die saaie boel. Vervolgens krijg je een bladzijde met vier schilders, waarbij geteekend is een jongen met een kwast en een verfpot, en dan, maar dat is wel wat op het kantje af, bij Dr. Ritter, hoofd redacteur van het Nieuws van den Dag, een burgerjuffie dat een kous staat te breien. Ondertusschen gaat een van die prentjes mij te hoog. Bij A. C. Wertheim hebben zij ge plakt een infanterie-officier, die door zijn veldkijker het terrein staat op te nemen waaronder te lezen is uit de manoeuvres". Hoe zijn u A. C Wertheim met de manoeuvres in verband kunnen brengen, dat begrijp ik niet. Ook de recommandatie, die hij schreef, geeft er geen de minste aanleiding toe. Uw Tijdschrift heeft een gezelligen vorm, een aangenamen, degelijken en leerrij ken inhoud, gij vermijdt de klip der eenzijdigheid en zorgt dat aan alle smaken wordt voldaan, zonder dat gij toegeeft aan den verkeerden of vervalt in de uiterste richtingen. Gij voedt en oefent den kunstsmaak, door dikwijls goedgeslaagde illustratiën, laat het u niet ver drieten dat de kritiek u aanvalt. Gij hebt Schimmel en ten Brink tot redacteuren. Welk een heerlijk mikpunt voor jeugdigen overmoed en speelsche baldadigheid." Het zal denk ik een aardigheid moeten zijn op de militaire uitdrukking, »de kritiek die aanvalt" en op de woorden : »welk een heerlijk mikpunt", maar dan is het het toch wel wat vreemd, want Wertheim zelf' valt niet aan en hij mikt ook op niemand, hij prijst slechts aan, zooals het in een ondernemingsprospectus behoort. Maar Thérèse, die, ofschoon ze heel gezeggelijk is, au fond een klein bijdehandje is, was eerst niets gediend van mijn aanbod, om maar dadelijk opElzevier's Maandschrift in te teekenen. Papa, zei ze, dat prospectus bevalt mij niets. Ik heb het doorgelezen van het begin tot het eind en nu heb ik gemerkt, dat die heeren bijna allemaal elkaar's werk aanprijzen en mekaars vriendjes zijn, behalve Jo?.ef Israëls, die ze een beetje voor den gek houdt, met zijn verklaring, »ik durf' gerust zeggen dat een maandschrift als het Uwe een zeldzaamheid is", want hij zegt er vol strekt niet bij waarom het zoo'n zeldzaamheid is,... de Nieuwe Gids is ook een zeldzaamheid. Stop! riep ik uit. Geen woord meer over dat ding, dat satansche prul moet er uit en er onder, en gij, Thérèse, spruit van je vader, zult de Bocht niet langer besmetten, door die vergiftendoos hier binnen te smokkelen. Als iemand als Domino Mees, ik ken dien Mees niet, maar alle Meezen zijn knap, lui van de beurs en de bank, die voor geen ton of wat opstaan zegt dat »zijn indruk zeer gunstig is" en als dan Ds. Perk er ook zoo over denkt, heb jij te zwijgen En wat d.at prospectus aangaat, van zulke dingen heb jij geen verstand. Denk je dat er ooit een prospectus is ver schenen, waarop aan de vijanden van de on derneming de gelegenheid werd gegeven om hun gal uit te spuwen? Toen ik, indertijd, als commissaris ben opgetreden van een In dische tabak-maatschappij die over allerlei gronden beschikte die voor tabaksbouw niet deugden, meen je bij geval, dat ik toen Jansen of Koos van Leeuwen hebt verzocht om zich met mij met de aanprijzing der aandeelen te belasten? Een prospectus, kind, heeft altijd ten doel iemand iets in zijn maag te stoppen, wat zoo iemand anders niet slikken wil. Dat spreekt van zelf'. En dat jij je daarom op het eerste gezicht niet wilt laten foppen, dat doet me pleizier, daaraan herken ik je als een koopmansdochter, als mijn eigen kind maar als je ver stand van prospectussen hadt zou je bemerken, dat dit hier in zooverre een uitzondering maakt. Hier heeft de directie haar commis sarissen gekozen, terwijl bij alle andere on dernemingen de commissarissen de directie aanstellen en daarom heb je dan ook uier den krachtigsten waarborg, dat er geen on waar woord in het prospectus staat. En hoe is 't nu al'geloopen ? Kijk, ik heb een volkomen succes behaald. Voor mijn rijksdaalder in het kwartaal heb ik wel voor een tientje pleizier. Aan 't eind van de maand hoor ik haar telkens verzuchten: och mama, wat verlang ik al weer naar den eersten van de volgende, dat het Elseviertje komt. Die mijnheer Robbers is toch een weldoener der menschheid! Wat zijn die vertelseltjes lief'!! en me vrouw denkt er precies zoo over, maar die leest minder en heeft het meer over die snoesige prentjes. En dat niet alleen, ^ maar een paar dagen geleden kwam ik op Thérèses kamer, en zag tot mijn schrik onder een hoop boeken 't al leronderst liggen de Nieuwe Gids. Wat dond ...!! vloekte ik .. is dat lel hier nu nog! Maar je had het lieve kopje moeten zien; zonder te blozen, met een glimlachje, waaruit je de waarheid van hetgeen ze zeggen wou, proeven kon, klopte zij me op den schouder, en antwoordde: »ja papa, daar ligt dat ding nu, en weet u waarom ik het hier heb ? Ik lees er niet in, maar ik neem het zoo gauw ik het van Emmy maar krijgen kan, mee, om te maken dat ook zij er niet in neust. Zoo blijven we allebei onbesmet... Kind, zei ik, dat is braaf van je, dat zal ik Hasebroek eens vertellen ... Ja, een wonder is het, maar zóó heeft Elsevier haar bekeerd. SNUIFJES. Nood breekt wet heeft minister Seyffardt zeker bij de indiening van zijn noodwet ge dacht. Eerst vroeg hij tien lichtingen, omdat hij innig overtuigd was, dat 's lands belang dit eischte; toen kwam hij op acht lichtingen, die «werkelijk o vermijdelij k" en »broodnoodig" waren. En uu komt Mr. van Houten ( hem vertellen, dat hij het met zeven lichtin gen moet doen, evenals zijn voorganger. Dat is voor den heer Seyffardt nietpleizierig. Men schijnt te gelooven, dat het afdin gen bij hem nogal gemakkelijk gaat. Maar ik moet zeggen, dat hij er wel wat reden voor heeft gegeven. Hij schijnt geen zin te hebben. om met zijn noodwet in den nood te komen. \Vat kan een mensch zich toch in zijn on schuld vergissen! Daar heeft mij professor d'Aulnis de Bourrouil ik zal zijn naam voortaan steeds met eerbied noemen in het Utreehtscli Dagblad attent gemaakt op allerlei gevaren, aan de invoering van den gordel tijd verbonden, waaraan ik heelemaal niet had gedacht. Wij zullen eiken morgen twin tig minuten meer verslapen, terwijl de lieve zon schijnt, en eiken avond twintig minuten later naar bed gaan, terwijl het gas brandt. En dat zal millioenen per jaar kosten, aan gas namelijk. Ik heb dadelijk de noteering nagezien van de aandeelen onzer voornaamste gasfabrieken, voor zoover die gepubliceerd worden, want de meeste directiën zijn op dit punt nog al geheim zinnig. Tot mijn verbazing vond ik geen rijzing. Dit kan ik alleen verklaren uit onbekend heid met het conservatieve karakter van ons volk. Wij blijven natuurlijk naar bed gaan als ons horloge den tijd aangeeft, en niet als wij slaap krijgen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl