Historisch Archief 1877-1940
No. 769
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Het optochten-recht.
BURGEMEESTER V. M.: Een optocht met een Oorloyskrcel dat gaat nog.
FORTUYN: Maar wij socialisten dan met Hecht voor allen?
BURGEMEESTER V. M.: Ja, dat is het juist. Recht voor allen kennen wij in Nederland wel in de wet maar niet op straat.
JULIUS PRUTTELMAN BROMMEIJER.
Ik heb iets ge
daan, wat ik in mijn
leven niet gedacht
had ooit te zullen
?doen. En ik gevoel
?er geen berouw van
ook. Ik heb me ge
abonneerd op een
maandschrift
Maar het werd tijd.
Je moet weten,
Thérèse heeft een
vriendinnetje, dat
17 jaar oud is en de
Nieuwe Gids leest en
dat nest wist mijn
dochtertje dat ding
in handen te spelen,
?en zoo kwam het
hier heel regelmatig
in huis. Ik vertelde
dat aan Charles en
zei: jij weet zoo nog
al allerlei soort van
?dingen te
beoordeelen, kan dat ook kwaad voor het meisje ?
En hij antwoordde: kwaad Brommeijer? Het
is je bekend, ik houd niet van overdrijven,
maar kwaad? Je kunt je dochter even goed
bij Fortuijn in de leer doen, en bij de lan
taarnopsteker in het verzenmaken les laten
nemen; na een week of wat krijg je ze
terug met de principes van juffrouw Drukker
uit de Vrije vrouwenvereniging en zoo be
schaafd als een Hottentot.
Dit gesprek werkte na. Want al wil ik
graag bekennen, dat ik het volste vertrouwen
heb op de soliditeit van beginselen, waarin
Thérèse door mij in de eerste plaats en ver
volgens door hare moeder en DJ. Bohrmger
is opgevoed, ik begreep dat het mijn plicht
als vader was haar zooveel mogelijk buiten
de verleiding te houden, en daarom overlei ik
met mijn vrouw de zaak, die terecht opmerkte
dat het kind toch iets lezen moest, wat mij
-deed besluiten om Charles een briefje te schrij
ven en hem te vragen of hij ook iets beters
wist, dat je een jong meisje in handen zou
kunnen geven, niet te duur was, en waar
mijn vrouw ook iets aan zou kunnen hebben.
Met keerende post kreeg ik van hern een
keurig net boekje wat toen ik het open
sloeg bleek te zijn een Prospectus van
Else?viers Geïllustreerd Maandschrift.
Nu heb ik in mijn lang koopmansleyen
heal wat goed gestelde prospectussen gezien,
maar toch nooit een zoo piek fijn als van
deze onderneming. Niet minder dan 23 com
missarissen sieren die emissie met hun naam
en bevelen haar met vertrouwen aan. En
menschen van prima qualiteit. Allereerst
A. C. Wertheim, dan Ds. Hasebroek, en Ds.
Haverschmidt en Ds. Laurillard, en Ds.
Ritter en Ds. Perk en Ds. Mees en Ds.
Winkler Prins, zoodat ik maar wil zeggen, dat
.je van de godsvrucht en de goede zeden van
de directie ten volle overtuigd _ kunt zijn.
Mijn vrouw, en eigenlijk ik zelf ook, vond
die aanbeveling eer wat te kras dan te zwak,
want wij dachten zoo op 't eerste gezicht
allebei: dat maandschrift zal voor Thérèse,
die wel het tegendeel van lichtzinnig maar
toch ook niet naargeestig is opgevoed, veel
te streng zijn. Een jsng meisje houdt na
tuurlijk ook van een grapje en als je nu
zeven dominees tegelijk op haar afstuurt, die
tot haar zeggen: lees dat kind, zou ze juist
uit jongemeisjeskoppigheid wel eens het kun
nen verdraaien er een oog in te slaan. Maar
ik moest al spoedig inzien, dat het volstrekt
niet overdreven pieus was, en de lui die
dat geschrift adtninistreeren ook wel zoo'n
beetje durven dollen, maar geheel in 't be
tamelijke. En dat "doen ze met die plaatjes.
Neen maar 't zijn zulke snaken, wél be
schouwd. Zoo staat er op een blaadje met
de woorden: een vaderlandsche onderneming.
die meer leven kan brengen in de bij ons
weinig beoefende illustreerkunst" een kerel
in zijn hemd die een nakende vrouw, met
een groot brood onder haar rechterarm,
ranselt met een stok, zoodat een mandje
appelen er van op den grond valt, wat zoo
veel wil beteekenen, als het zal van nu af
uit zijn met die saaie boel. Vervolgens krijg
je een bladzijde met vier schilders, waarbij
geteekend is een jongen met een kwast
en een verfpot, en dan, maar dat is wel
wat op het kantje af, bij Dr. Ritter, hoofd
redacteur van het Nieuws van den Dag, een
burgerjuffie dat een kous staat te breien.
Ondertusschen gaat een van die prentjes mij
te hoog. Bij A. C. Wertheim hebben zij ge
plakt een infanterie-officier, die door zijn
veldkijker het terrein staat op te nemen
waaronder te lezen is uit de manoeuvres".
Hoe zijn u A. C Wertheim met de manoeuvres
in verband kunnen brengen, dat begrijp ik
niet. Ook de recommandatie, die hij schreef,
geeft er geen de minste aanleiding toe.
Uw Tijdschrift heeft een gezelligen vorm,
een aangenamen, degelijken en leerrij ken
inhoud, gij vermijdt de klip der eenzijdigheid
en zorgt dat aan alle smaken wordt voldaan,
zonder dat gij toegeeft aan den verkeerden
of vervalt in de uiterste richtingen. Gij voedt
en oefent den kunstsmaak, door dikwijls
goedgeslaagde illustratiën, laat het u niet ver
drieten dat de kritiek u aanvalt. Gij hebt
Schimmel en ten Brink tot redacteuren.
Welk een heerlijk mikpunt voor jeugdigen
overmoed en speelsche baldadigheid."
Het zal denk ik een aardigheid moeten zijn
op de militaire uitdrukking, »de kritiek die
aanvalt" en op de woorden : »welk een heerlijk
mikpunt", maar dan is het het toch wel wat
vreemd, want Wertheim zelf' valt niet aan
en hij mikt ook op niemand, hij prijst slechts
aan, zooals het in een ondernemingsprospectus
behoort.
Maar Thérèse, die, ofschoon ze heel
gezeggelijk is, au fond een klein bijdehandje is,
was eerst niets gediend van mijn aanbod,
om maar dadelijk opElzevier's Maandschrift
in te teekenen. Papa, zei ze, dat prospectus
bevalt mij niets. Ik heb het doorgelezen van
het begin tot het eind en nu heb ik gemerkt,
dat die heeren bijna allemaal elkaar's werk
aanprijzen en mekaars vriendjes zijn, behalve
Jo?.ef Israëls, die ze een beetje voor den gek
houdt, met zijn verklaring, »ik durf' gerust
zeggen dat een maandschrift als het Uwe
een zeldzaamheid is", want hij zegt er vol
strekt niet bij waarom het zoo'n zeldzaamheid
is,... de Nieuwe Gids is ook een zeldzaamheid.
Stop! riep ik uit. Geen woord meer over
dat ding, dat satansche prul moet er uit en
er onder, en gij, Thérèse, spruit van je vader,
zult de Bocht niet langer besmetten, door
die vergiftendoos hier binnen te smokkelen.
Als iemand als Domino Mees, ik ken
dien Mees niet, maar alle Meezen zijn knap,
lui van de beurs en de bank, die voor geen
ton of wat opstaan zegt dat »zijn indruk
zeer gunstig is" en als dan Ds. Perk er ook
zoo over denkt, heb jij te zwijgen En wat
d.at prospectus aangaat, van zulke dingen heb
jij geen verstand.
Denk je dat er ooit een prospectus is ver
schenen, waarop aan de vijanden van de on
derneming de gelegenheid werd gegeven om
hun gal uit te spuwen? Toen ik, indertijd,
als commissaris ben opgetreden van een In
dische tabak-maatschappij die over allerlei
gronden beschikte die voor tabaksbouw niet
deugden, meen je bij geval, dat ik toen
Jansen of Koos van Leeuwen hebt verzocht
om zich met mij met de aanprijzing der
aandeelen te belasten? Een prospectus, kind,
heeft altijd ten doel iemand iets in zijn
maag te stoppen, wat zoo iemand anders
niet slikken wil. Dat spreekt van zelf'. En
dat jij je daarom op het eerste gezicht niet
wilt laten foppen, dat doet me pleizier,
daaraan herken ik je als een
koopmansdochter, als mijn eigen kind maar als je ver
stand van prospectussen hadt zou je bemerken,
dat dit hier in zooverre een uitzondering
maakt. Hier heeft de directie haar commis
sarissen gekozen, terwijl bij alle andere on
dernemingen de commissarissen de directie
aanstellen en daarom heb je dan ook uier
den krachtigsten waarborg, dat er geen on
waar woord in het prospectus staat.
En hoe is 't nu al'geloopen ?
Kijk, ik heb een volkomen succes behaald.
Voor mijn rijksdaalder in het kwartaal
heb ik wel voor een tientje pleizier. Aan 't
eind van de maand hoor ik haar telkens
verzuchten: och mama, wat verlang ik al weer
naar den eersten van de volgende, dat het
Elseviertje komt. Die mijnheer Robbers is
toch een weldoener der menschheid! Wat zijn
die vertelseltjes lief'!! en me vrouw denkt
er precies zoo over, maar die leest minder
en heeft het meer over die snoesige prentjes.
En dat niet alleen, ^ maar een paar dagen
geleden kwam ik op Thérèses kamer, en zag
tot mijn schrik onder een hoop boeken 't al
leronderst liggen de Nieuwe Gids.
Wat dond ...!! vloekte ik .. is dat lel hier
nu nog! Maar je had het lieve kopje moeten
zien; zonder te blozen, met een glimlachje,
waaruit je de waarheid van hetgeen ze zeggen
wou, proeven kon, klopte zij me op den
schouder, en antwoordde: »ja papa, daar ligt
dat ding nu, en weet u waarom ik het
hier heb ? Ik lees er niet in, maar ik neem
het zoo gauw ik het van Emmy maar krijgen
kan, mee, om te maken dat ook zij er niet
in neust. Zoo blijven we allebei onbesmet...
Kind, zei ik, dat is braaf van je, dat zal
ik Hasebroek eens vertellen ...
Ja, een wonder is het, maar zóó heeft
Elsevier haar bekeerd.
SNUIFJES.
Nood breekt wet heeft minister Seyffardt
zeker bij de indiening van zijn noodwet ge
dacht. Eerst vroeg hij tien lichtingen, omdat
hij innig overtuigd was, dat 's lands belang
dit eischte; toen kwam hij op acht lichtingen,
die «werkelijk o vermijdelij k" en
»broodnoodig" waren. En uu komt Mr. van Houten
( hem vertellen, dat hij het met zeven lichtin
gen moet doen, evenals zijn voorganger.
Dat is voor den heer Seyffardt
nietpleizierig. Men schijnt te gelooven, dat het afdin
gen bij hem nogal gemakkelijk gaat. Maar
ik moet zeggen, dat hij er wel wat reden voor
heeft gegeven. Hij schijnt geen zin te hebben.
om met zijn noodwet in den nood te komen.
\Vat kan een mensch zich toch in zijn on
schuld vergissen! Daar heeft mij professor
d'Aulnis de Bourrouil ik zal zijn naam
voortaan steeds met eerbied noemen in het
Utreehtscli Dagblad attent gemaakt op allerlei
gevaren, aan de invoering van den gordel
tijd verbonden, waaraan ik heelemaal niet
had gedacht. Wij zullen eiken morgen twin
tig minuten meer verslapen, terwijl de lieve
zon schijnt, en eiken avond twintig minuten
later naar bed gaan, terwijl het gas brandt.
En dat zal millioenen per jaar kosten, aan
gas namelijk.
Ik heb dadelijk de noteering nagezien van
de aandeelen onzer voornaamste gasfabrieken,
voor zoover die gepubliceerd worden, want de
meeste directiën zijn op dit punt nog al geheim
zinnig. Tot mijn verbazing vond ik geen rijzing.
Dit kan ik alleen verklaren uit onbekend
heid met het conservatieve karakter van ons
volk. Wij blijven natuurlijk naar bed gaan
als ons horloge den tijd aangeeft, en niet als
wij slaap krijgen.