De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 27 maart pagina 1

27 maart 1892 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N*. 770 DE AMSTEEDAMMEK A'. 1892. WEEKBLAD VOOÏNEDEELAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel by de Vijzelstraat, 542. Zondag 27 Maart, Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/1 1.65 Voor Indiëper jaar mail 12. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12* Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel 'meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I N B O V D: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: Dicky Hatt's jeugd, door J. v. R. KUNST EN LETTEREN: Het Goudvischje, door Frans Netseher. Muziek in de hoofdstad, door Van Müligen. Aanteekeningen Schilder kunst, door V. Maurice Bouchor. VARIA. SCHAAKSPEL. WETENSCHAP: Gezond heidsleer. In den nacht. Graaf Henriette. Voor Dames, door E-e. ALLERLEI. RECLAMES. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. Van verre en van naby. Zoolang de heer Von Bismarck Pruisisch minister-president was en hij i's dit ge durende meer dan een kwart eeuw geweest ?-heeft eene eigenlijke ministerieele crisis in Pruisen slechts eens plaats gehad. Vorst Bismarck vertegenwoordigde in de regeering het blijvende element; indien de veelvuldige wisselingen zijner staatkunde dit noodig maakten, liet hij nu eens den een, dan weder den ander van zijn medewerkers eer on dergeschikten dan ambtgenooten glippen. Daarom bestond er dan ook geen bezwaar, dat hij de betrekking van Duitsch rijkskanselier vereenigde met die van Pruisisch minister-president. Slechts gedurende korten tijd, van l Januari 1873 tot November van dat jaar, legde hij de laatstgenoemde be trekking neder, om verschil van meening met den minister van oorlog Von Roon, die toen minister-president werd. De heer Von Bismarck verklaarde later zelf, dat hij ver keerd gehandeldhad.doorde beide betrekkingen te scheiden, die steeds vereenigd behoorden te blijven. De politiek van keizer en rijk moest ook die van den toongevenden staat, van Pruisen zijn, en de leiding van beide moest in eene zelfde hand berusten. Er was voor deze theorie, die in den loop der jaren in Duitschland vrij algemeen in gang heeft gevonden, zeker veel te zeggen. Maar het valt toch niet te ontkennen, dat zij pasklaar was gemaakt voor de zeer bui tengewone persoonlijkheid van den heer Von Bismarck. Zijn sterk zelfbewustzijn, zijn weinig ontwikkelde constitutioneele zin, zijne gewoonte om zich steeds als den onmisbaren raadsman der kroon te beschouwen, deden Feuilleton. Dicky Hatt's Jeugd. (Naar het Engelsch van RUDYAKD KIPLING.) In Dicky Hatt's prille jeugd was er kinderroof op hem gepleegd niet door de dochter van zijne hospita, evenmin door een dienstmeisje of buffetjuffrouw, maar door een jonge dame, die zoo weinig in stand met hem verschilde, dat men een vrouw moest zijn om het onderscheid te kunnen zien. Dit gebeurde ongeveer een maand voordat hij naar Indi zou gaan en vijf dagen na zijn een-en-twintigsten verjaardag. Het meisje was negentien dus betrekkelijk zes jaar ouder dan Dicky, volgens de gewone maatschappelijke bere kening en voor haar leeftijd dubbel zoo onbezonnen als hij. Behalve van het paard vallen is er niets zoo gemakkelijk als te trouwen voor den Re gistrator. De plechtigheid kost nog geen vijftig shilling en toont merkwaardig veel overeenkomst met een pandjeshuis. Als de domiciliën op zijn gegeven is de rest fooien, attestatiën, enz. in vier minuten afgedaan. De Registrator legt het Vloeipapier op de namen en zegt grimmig, met den pennenhouder tusschen de tanden: »Nu zijt ge man en vrouw"; en het paar verlaat het gebouw met een gevoel, alsof er iets zeer onvvettigs in dit alles zijn moet. Toch is het een wettige instelling en kan iemand even goed in het verderf storten als de plechtige huwelijksinzegening, met het onverbiddelijke »zoolang gij beiden leeft", met de giegelende bruidsmeisjes en met'de indrukwekkende gezangen. Zoo werd Dicky Hatt geroofd, en hij zelf was er ontzaggelijk hem over tal van bezwaren en bedenkingen heenstappen, die aan de loopbaan van iederen anderen minister-president onvermijdelijk een einde zouden hebben gemaakt. Anders is het met den heer Von Caprivi gesteld. Deze heeft door zijn «nieuwen koers", hoe bedenkelijk die ook in sommige opzichten mocht wezen, gebroken met de autocratische traditie van zijn voorganger. En nu hij, niet als rijkskanselier, maar als Pruisisch minister president met groote warmte was opgekomen voor het school wetontwerp van zijn ambt genoot Von Zedlitz een ontwerp, dat de regeering in den Landdag met eene conservatief-clericale meerderheid had kunnen door drijven, doch dat in het land op een steeds toenemend verzet stuitte, nu hij door den keizer, die de middelpartijen niet geheel van zich schijnt te willen vervreemden, de aftre ding van den heer Von Zedlitz afs het ware geprovoceerd zag, achtte hij het noodig, zelf evenseens heen te gaan. Dat was constitu tioneel gehandeld, al was het niet overeen komstig met de usantiën van een vorig régime. De Pruisische ministers hadden het schoolwetontwerp van graaf Zedlitz allen onderteekend. De koning (keizer Wilhelm) had zijne toestemming verleend tot de indie ning daarvan. Eene meerderheid voor het ontwerp was in den Landdag zeker, in het Heerenhuis bijna even waarschijnlijk. De heeren Von Caprivi en Von Xedlitz wisten beiden, dat de keizer zich aan geen oppo sitie stoort en den »bedillers" nog onlangs had toegeroepen, dat zijn koers de juiste was, en dat zij, als zij het daarmede niet eens waren, het Duitsphe stof maar van hunne pantoffels moesten afschudden. Geen wonder dus, dat de minister-president en de minister van onderwijs en eeredienst met ijver het ontwerp verdedigden en dat de eerste, met het oog op de toenemende oppo sitie in het Parlement, zelfs verklaarde des noods tegen den stroom te zullen oproeien. Daarbij werd de officieuse pers niet moede te verzekeren, dat het ontwerp gesteund werd door den krachtigen wil der Kroon, en dat zij, die het tegendeel beweerden, de openbare meening opzettelijk op een dwaal spoor brachten. Niemand betwijfelde het, een paar weken geleden, dat de uitval van den keizer tegen de vNörgler" zijne verklaring vond in den toorn over de oppositie tegen het schoolwetontwerp. Thans, nu keizer Wilhelm blijk mee ingenomen, want hij had een betrek king in Indiëgekregen, waaraan een salaris verbonden was, dat hem voor zijn vertrek uit Engeland, prachtig voorkwam. Een jaar lang zou het huwelijk een geheim blijven en dan zou mrs. Dicky Hatt hare intrede in de wereld doen en de rest van hun leven zou als een schoone, zalige droom voorbijgaan. Dit was het plan, dat zij gezarnelijk op het Addison Road Station ontwierpen; en nog geen maand later stoomde Dicky de haven van Gravesend uit om zijn nieuw leven te beginnen, zijne vrouw, die voorloop!» hunne twee vertrekken eene zit- en eene slaap kamer van dertig shilling per week in de nabijheid van het Montpellier Square bij de Knightbridge Barracks zou blijven bewonen, weenend achterlatend. Maar in het land, waar Dicky heenging, was het leven moeilijk en duur en man nen" van een-en-twintig jaar, werden er beschouwd als knapen. Het salaris, dat hem op ruim zes duizend mijlen afstand* zoo groot toescheen, viel lang niet mee, vooral daar Dicky het in tweeën moest verdeelen om de grootste helft naar Montpellier Square te verzenden. Honderd-vijf-en-dertig ropijen van de drie-honderd dertig is niet veel om van te leven, maar het was onge rijmd om te denken dat mrs. Hatt altijd zou rondkomen van de j£ 20, die Dicky haar ge geven had van het geld, dat hij voor zijn uitrusting gekregen had. Dicky zag dit zeer goed in en begon dadelijk met een deel van zy'n inkomen over te maken en bovendien nog geld op zij te leggen, om over een jaar een passage eerste klasse voor een dame te kunnen bekostigen. Als men daarbij nagaat hoe een knaap zich voelen moet, die in een vreemd land een vreemden werkkring aan vaardt, die verlangt om van het leven te genieten en zich onverdeeld moet wijden aan een arbeid, waarin hij nog ongeoefend is, baar van gedachten is veranderd, trachten gedienstige geesten aan te toonen, dat de monarch steeds gewaarschuwd heeft tegen het doordrijven der wet zonder de medewer king der middelpartijen. Is dit werkelijk het geval geweest hetgeen wij betwijfelen dan kan de keizer zich van de strekking der wet, tegen welke zelfs de vrij-conservatieven met alle energie opkwamen, slechts eene zeer onvolkomen voorstelling hebben gevormd. Het waarschijnlijkst komt ons de onderstelling voor, dat de keizer de beteekenis en de kracht der oppositie aanvankelijk te laag heeft geschat, en dat hij, toen hem daarvoor eindelijk de oogen zijn opengegaan, van zijne ministers heeft geëischt, dat zij zich niet zouden verzetten tegen amende menten, door welke het ontwerp voor de tegenstanders aannemelijk zou worden ge maakt. Zulk eene transactie kon echter niet worden uitgevoerd door een man van karakter als Von Zedlitz, en evenmin door den heer Von Caprivi, na zijne onvoorwaardelijke adhaesie aan het eigenlijk beginsel der wet waartegen juist de aanvallen der oppositie waren gericht. De omkeering in de meening des keizers schijnt zich eerst duidelijk te hebben geopen baard in den kroonraad van 17 Maart. Dat Von Zedlitz en Von Caprivi zich daardoor persoonlijk getroffen achtten, bleek uit het onmiddellijk door hen ingediende verzoek om ontslag. »De koers, dien zij hadden ge stuurd" T- schreef de Frankfurter Zeüung »was veroordeeld en moest worden opgegeven. Was hij niet de hunne geweest, dan konden zij niet blijven ; was zij dit wel geweest, dan niorJitcn zij niet blijven." Ovr*1 de mislukking van het schoolwet' ontwerp behoeft men niet te treuren; ook niet over de aftreding van graaf Zedlitz, want hoeveel achting zijn persoon verdiende, van hem zou geen andere wet te verwach ten zijn geweest. Wat in het buitenland de belangstelling wekte, waren twee vragen ; vooreerst: wat is de reden, dat de keizer, na zijne meer dan forsche en uiterst besliste verklaringen, zijn koers opgaf? en in de tweede plaats: hoe zal de kanselierscrisis afloopen ? Het antwoord op de eerste vraag kan na tuurlijk niet rechtstreeks worden gegeven. Wellicht heeft de ergernis, door de »pantoffelspecch" in Duitsehland zelf gewekt, en de zeer scherpe kritiek, in het buitenland dan zal men wel begrijpen dat onze Dicky zeer aan banden was gelegd. Er waren oogenblikken dat hij het zelf ook vond, maar hij wist ook niet welk een schoone toekomst hem wachtte. In het warme seizoen begonnen zijn ketens hem te knellen en pijn te doen. Er kwamen eerst brieven lange, overdwars geschre ven brieven van zeven zijdjes van zijn vrouw, waarin zij hem schreef, dat zij zoo naar hem verlangde en dat zij een hemel op aarde zouden hebben als zij weer bij elkaar zouden zijn. Dan werd er aan de deur van zijn armoedig vertrekje geklopt en een zijner slaapkameraden kwam hem roepen, om een pony te komen zien juist een pony voor hem. Dicky kon zich de weelde van een pony niet veroorloven. Dit moest hij nu duidelijk maken. Dicky kon zich niet veroorloven om er in hetzelfde gebouw waar hij sliep, hoe eenvoudig het er ook was, een woonvertrek op na te houden. Hier moest hij ook rekenschap van geven toen hij een klein kamertje, dicht bij het kantoor waar aan hij werkzaam was, betrok. Zijn huisraad bestond uit een tafel, met groen wasdoek bekleed, een stoel, een photographie, een filter van zeven ropijen, kortom uit het hoog noodige; men bezorgde hem dagelijks zijn middagmaal, wat hein zevenendertig ropijen per maand zou kosten. Dit was men met hem overeengekomen maar het was een groote afzetterij. Hijhad geen punkah, want een punkah kost vijftien ropijen per maand ; maar hij sliep boven het kantoor met al de brieven van zijn vrouw onder zijn hoofdkussen. Soms werd hij uit eten gevraagd waar hij een punbak en met ijs verkoelde dranken kreeg. Maar dit gebeurde zelden, want men had er veel op tegen om een jongen, die zulke bur gerlijke neigingen aan den dag legde en zoo krapjes leefde, bij zich te ontvangen. Dicky kon aan geen enkel amusement deelnemen op deze van zoo weinig reserve getuigende woorden uitgeoefend, den keizer doen inzien,, dat ook hij kon dwalen en dat zijn koers wel eens onjuist kon zijn. Wellicht heeft hij zich, al was het dan ook wat laat, door de argumenten van de bestrijders der school wet laten bekeeren. Wellicht is er iets waar van het gerucht, dat de Zuid-Duitsche vor sten zich tot den keizer hebben gewend met het verzoek om intrekking of aanmerkelijke wijziging van het ontwerp, dat, hoewel slechts voor Pruisen geldig, ook in hunne landen tot eene bedenkelijke reactie zou kunnen leiden. Op de tweede vraag is het antwoord reeda gegeven. De heer Von Caprivi blijft rijks kanselier, en ook minister van buitenlandsche zaken in het Pruisische kabinet; hij ? wordt echter als Pruisisch minister-president vervangen door graaf Botho zu Eulenburg. Van den nieuwen dignitaris weet men, dat hij een man is van groote ervaring in ad ministratieve zaken, en van voorkomende en welwillende vormen in den omgang, zoo wel in als buiten het Parlement. Overigens is hij een geprononceerd conservatief wat de heer Von Caprivi eveneens is en heeft hij indertijd, als Pruisisch minister van binnenlandsche zaken, ijverig medege werkt tot voorbereiding en invoering der beruchte socialistenwet. Of nu de proef gelukken zal der scheiding van het rijkskanselierschap en het voorzit terschap van den Pruisischen ministerraad, eene proef voor welker herhaling Vorst Bismarck indertijd ernstig waarschuwde, en die ook thans nog door vele liberale bladen bedenkelijk wordt geacht? Ons komt het voor, dat die scheiding tot geen groote moeielijkheden aanleiding zal geven, indien de heer Von Caprivi, niet in naam, maar inderdaad, de leidende geest blijft van het Pruisische ministerie, en indien graaf Eulen burg zich vergenoegt met zijn presidents titel en met een bescheiden rol. De vrienden van den nieuwen premier beweren, dat deze zich tot eene dergelijke schijnvertooning niet zal willen leenen. Of zij gelijk hebben, zal de toekomst leeren. Zoo ja, dan zal de po sitie van den heer Von Caprivi, die als eerste ambtenaar en eenige verantwoordelijke minister van het Duitsche rijk de instructiën van zijn Pruisischen superieur moet opvolgen, verre van benijdbaar, en waarschijnlijk on houdbaar zijn. en zijn eenig genoegen was zijn kasboek in te zien en te overwegen hoe zijn geld solide te beleggen. Dat kostte niets. Hij verzond zijn geld door middel van een bank te Bombay en in zijn woonplaats wist men niets van zijne particuliere aangelegenheden af. Zooveel hij maar met mogelijkheid over kon houden, zond hij aan zijn vrouw te meer daar deze over eenigen tijd nog meer geld noodig zou hebben, waarom zou zich spoedig wel ophelderen. In die dagen werd Dicky dikwijls door een zenuwachtigen angst bevangen, waardoor getrouwde mannen dikwijls gekweld worden als zij uit hun gewone sleur zijn. Hij had geen vooruitzicht op pensioen. Hoe zou het gaan als hij plotseling kwam te sterven en zijn vrouw onverzorgd achterliet ? Deze gedachten hielden hem in de stille, warme zomernachten zoo bezig dat hij er hartklop pingen van kreeg en begon te gelooven, dat hij binnenkort aan een hartkwaal zou sterven. Dit nu is een gemoedstoestand, waar een knaap als hij, veel te jong voor was om reeds te kennen. Het zijn de zorgen van een man in de kracht van zijn leven. Maar nu zij bij hem eenmaal zoo vroeg moesten komen, maakten ze den armen, punkabloozen, overbezorgden Dicky haast krankzinnig. Er was ook niemand aan wien hij zijn hart kon uit storten. Als men in de noodzakelijkheid is veel te werken en te verdienen, brengt men dikwijls grootere dingen tot stand dan die, waar men aanvankelijk toe in staat scheen. Dicky had zijn geld hoog noodig en werkte er voor als een paard. Maar zijn superieuren wisten na tuurlijk, dat een knaap als hij zeer goed rond kon komen van zijn inkomen het inkomen in Indiëis een quaestie van leeftijd, niet van verdiensten, moet ge weten en als zulk een knaap nu verkiest te werken voor twee, dan konden zij, als mannen van het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl