De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 27 maart pagina 3

27 maart 1892 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 770 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. bovenarm niet fraai vond, prijs ik haar zeer omdat zy reeds zoovele goede kwaliteiten ontwikkelde. De heer Donval zorgde er voor, dat het optreden van deze violiste eenigzins gemjtiveerd scheen. Naar de deur gaande, riep hij: Qui est la? Tiens, la petite Figaro l Mon enfant! Vous allez nous jouer quelque chose, n'est ce pas? Een van de aandachtigste toehoorders was Donval. De uitvoering van de Maatschappij Cecilia heeft mijne verwachting, na de repetitie uitgesproken, nog zeer overtroffen. Alles marcheerde voortreffelyk, dank zij vooral Mr. Viotta's bezielde en zekere leiding. (Dat hjj een werk als Berlioz' Symphonie Fantastique geheel uit het hoofd dirigeerde, mag ik niet onvermeld laten). Op de zesde Kamermuzieksoirée van de Maat schappij tot bevordering der Toonkunst werd het concert geopend met een nieuw kwartet van Dvorak voor piano, viopl, alt en violoncel. Dit werk trok zeer mijne aandacht door de schoone kleurschakeeringen en het Slavische karak ter dat aan Dvorak's werken steeds eigen is. Dvorak is sedert lang als meester erkend. Ik behoef dus niet te verklaren dat hy de vormen meester is, en wil liever een woord van groote waardeering wijden aan de schoone wijze waarop de HH. Röntgen, Cramer, Hofmeester en Bosmans dit zoo moeielijke werk vertolkten. Alles sloot zeer schoon in elkander en uit alles bleek dat dit werk met de grootste zorg was ingestudeerd. Na de pauze droeg de heer Messchaert op meesterlijke wijze Beethoven's Liedercyclus: An die ferne Geliebte voor. Ik genoot weer van de heerlijke opvatting en «eldzame zeggingskracht van dezen zoo begaafden zanger. Met mej. Joh. Kempees voerde de heer Mes schaert vier Duetten van Brahms uit. De voor dracht van deze nommers verschafte een zeer groot genot. Het geestige No. 2, Trut auf, tritt auf werd zoo fijngeschakeerd gezongen, dat het publiek een herhaling verlangde. Dat mej. Kempees met den heer Messchaert zoo veel te genieten gaf. houdt ook voor hem een zeer groote lofspraak in. Tusschen beide nummers speelde de heer Bos mans eene violoncel-sonate van Corelli (raar ik meen. oorspronkelijk eene viool-sonate) met den heer Röntgen. Wat ik zoo vaak reeds over het spel van den heer Bosmans zeide, is ook thans van toepassing. Bijzonder trof mij thans weer de stijlvolle voor dracht van de zoo schoone tegenstellingen vor mende nummers, terwijl het technische bij hem steeds onberispelijk is. Dat de heer Köntgen, die al de klavierpartyen vervulde, dit op hoogst artistieke wijze deed, be hoef ik niet weer te verzekeren. De lezer zal begrijpen dat ik de uitvoering van mijne Romeensche liederen (gedicht van Fiore della Neve), die in het kwartet van Dvorak wer den uitgevoerd, onbesproken moet laten. Toch zij het mij vergund hier openlijk mijne dankbaarheid uit te spreken tegenover mej. Kernpees en de heeren Messchaert en Röntgen, voor de groote toewijding en de voortreffelijke wedergave dezer liederen. De zetter heeft den jongen minnaar in de opera Liederick, die ik braaf noemde, tot graaf gepro moveerd. Daar mij van belangstellende zijde reeds op deze vergissing is gewezen, vermeld ik dat Stéphan, hoewel alle schoone eigenschappen be zittende die een graaf maar tot sieraad kunnen verstrekken, slechts een eenvoudige wapensmid is. VAX MlLLIGEN. Omtrent het werk van den heer Van Milligen schrijft de heer Frans Coenen in De Amster dammer, Dagblad voor Nederland: Het 2e nommer van het programma: Roemeensche liederen voor baryton, mezzo-sopraan en piano, was voor mij een der belangrijkste. Het was toch de compositie van een Nederlandsen kunstenaar, dien wij sinds eenigen tijd onzen stadgenoot kunnen noemen. De componist is door zyne reeds meermaal met bijval opgevoerde opera Brinio voor velen geen onbekende. Mijne ver wachting was hoog gespannen en werd alleszirs bevredigd. Het geheele werk getuigt van veel talent. De gedichten van Fiore della Neve zijn fraai. Het denkbeeld reeds: de beteekenis der bloemen, bij de zuidelijker volken zoo gaarne gekoesterd, is zeer poëtisch. Bij het lezen der woorden heeft men een voorgevoel van de muziek die er in schuilt, en die slechts den toondichter verbeidt om zich te openbaren. De componist, men merkt het, toog dan ook met geestdrift aan het werk en slaagde er op hoogst verdienstelijke wijze in, de woorden met muziek te belichamen. Wel zou ik in overeenstemming met de woor den, sommige der liederen nog inniger, nog in tiemer wenschen, ? (ik denk daarbij aan den lioderkoning Schubert), want de tinten die men in de opera gebruikt behooren niet in het lied te huis ; maar aan den anderen kant, heeft wellicht de dramatische behandeling daardoor gewonnen. Voortreffelijk was b.v. in dit opzicht Nó. 2 De knapen der Vrancea trekken uit" en No. 9 Weet ge wel dat in de bergen". In No. 4 Wentelt in golven", in No. 8 Neem, zusje, mijn schoen tje" en in No. 11 Toen mijn geliefde week uit dit land" werd meer de eigenlijke liedvorm gehuldigd. De melodieën zijn gelukkig gevon den en sluiten zich eng aan de beteekenis der woorden. De bewerking der begeleiding is zinrijk. In een woord: Van Milligen bewees dat hij de stof volkomen heeft kunnen beheerschen en dat zijne middelen bij de vlucht zijner fantasie niet te kort schoten. Moge men hier en daar al achter eenige accoordopvolgingen en melodie vormingen een vraagteeken willen zetten; men mag op dit oogenblik weinig meer wraken. In de mo derne muziek literatuur wordt veel, zeer veel, ge tolereerd. Ook zijn deze momenten van zeer voorbijgaanden aard en over het algemeen is deze muziek, waarin hier en daar een tint is aange bracht die aan het Zigeuner-element herinnert, vloeiend en bevattelijk. De compositie werd met bijval door het publiek opgenomen. Nog meer zou dit het geval geweest zijn, ware het laatste nummer vrij te pleiten van zekere matheid, waardoor de geestdrift, door de tusschennommers opgewekt, eenigszirs werd gedempt. Ik vernam dat het slotnommer niet is het oorspron kelijke slotnommer. Ik betreur deze verandering. Zelden breekt men zonder schade voor het ge heel, met de volgorde die de kunstenaar aan een werk geelt. Dat de vertolking van het werk ove rigens het geheel in het beste licbt stelde en van zorg en toewijding getuigde, behoef ik wel niet te releveeren, bij het noemen der namen van de vertolkers: Messchaert, Köntgen, waaraan mej. Kempees zich waardig aansloot. AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST. In het nummer van 20 Febr. der maand-revue l'Art et l'Idée, wordt door den redacteur Uzanne een artikel gewijd, aan wat hij noemt de renais sance der houtgravure. Hij handelt namelijk over een nieuwen houtsnijder Felix Vallotton, met negen van wiens gravures het artikel verduidelijkt is. Deze Vallotton is blijkbaar overtuigd dat de nieuwere photografische procédés en vooral de Gillotage de xylografie in al te zeer verzwakkende raffinementen en onduldbare mechanische weekelijkheden hebben doen verloopen. In het werkelijk begrepen houtsnijden waarmee door de ouden, vooral door Schapff, Albert Dürer, Holbein en ook lateren nog, zulke prachtige dingen zijn gesneden, ziet hij ook nu nog esn middel tot welsprekende prentverbeeldingen. De jonge Pissarro heeft eenige jaren gele den al dergelijke pogingen gedaan, en de fameuze Punch-teekenaar Sambourne is van een techniek die eigenlijk op hetzelfde grondidee gebazeerd is. Maar wat vooral in de houtsneeproeven van Vallotton ons treft, is niet alleen de werking van expressie die hij met breed gekorven omtrekken bereikt, maar is ook het zeer pakkende kleureffect wat hij in zijn prenten te verkrijgen weet door groote plak ken leeggelaten zwart, die enkele van zijn teekeningen een ongekende fiksheid van kleur doen verkrijgen, zóó dat men, met een weinig goeden wil in dezen neo-xylograaf een oud-Duitschen prentsnijder kan zien die veel van de Japanners zou geleerd hebben. Men mag aannemen dat als wij in houtgravure nog eens kunst zullen beleven het dezen wegj op moet. Bij Buffa stond deze week al een bizonder mooi schilderijtje van Karsen: twee magere scheepjes liggend in een vlak zwart eenzaam water, tusschen strakke droeve weilanden, onder een bleeke, vochtige wonder schreiende lucht. In ijle fijnheid van sen timent gezien, heel compleet tot rijpen eenvoud doorgewerkt, een argeloos motief. Het is aardig wat men in Amsterdam op het oogenblik een Cherets kan zien. Bij Groesbeek hingen er onlangs voor de raam, een paar dagen maar, en nu waren ar ook bij Van G-ogii op uu Keizersgracht en in de Leidschestraat. Jammer dat het meest alleen van zijn laatsten zijn, want die kan men niet allen zijn mooisten noemen. Maar omdat het zoo n oodig is dat onze smaak naar alle kanten wordt wakker gemaakt, is het go^d dat men ook in iets wat zoo zeer als deze affi ches van de algemeen geaccepteerde kunst afwijkt, het mooie zien leert. Een enkel woord hier tot bescheid van de aanmer king des heeren Bosboom, verleden week in dit blad gemaakt op een notitie betreffende de ap preciatie van fchilderswerk vóór en na hun dood. Toen de laatste tentoonstelling der Hollandsche teekenmaatschappij al geruimen tijd open was, zag ik dat van de zes mooie teekeningen van Bosboom, er maar n verkocht was, en die helaas naar Amerika. Eerst tegen het eind van de tentoonstelling (Bosboom was toen stervende) werden er nog twee verkocht. Het was dus niet bepaald onjuist" gezegd, dat de begeerte toen volstrekt zoo sterk niet bleek. Althans in verband met mijn algemeene opmerking, die gansch niet was dat Bosboom bij zijn leven zoo miskend is, maar die was dat de begeerigheid der liefhebbers ietwat pleegt te verschillen vonr en na den dood van den artiest, want uit de omvangrijke verzameling van Bosbooms nagelaten werk, zooals die in Pulchri was geëxposeerd, werd, als gezegd, heel spoe dig tot omtrent de helft verkocht. Omtrent de expositie die dezen zomer met de Universiteitsfeesten, onder patronaat van den Senaat van het Amsterdamschen Studentencorps. zal worden gehouden, geeft het studentenblad Propria Cures inlichtingen, waaruit het volgende is afgeschreven: Die tentoonstelling zal worden een keuze tentoonstelling van hedendaagsche Ilollandsche schilderkunst. Voor wie met de terminologie van deze zaken minder bekend is, zal dit woord keuze-tentoonstelling" vreemd zijn, daarom zal ik het door vergelijking verduidelijken. De exposities, zooals ze gewoonlijk in ons land worden gehouden, zijn ongeveer aldus voorbereid, dat er eenige maanden te voren zooveel mogelijk gepubliceerd wordt het voornemen tot het houden dezer tentoonstelling. Van alle kanten uit het land, en ook uit het buitenland, sturen daarop een groot aantal schilders hun werken in; een comitéplaatst zich bij de deuren der expositiezaal, beziet het schilderij met behoorlijke inachtneming van den naam van die 't maakte en neemt aan en hangt op of weigert en zendt terug. Dit is de eenvoudigste manier om een middelmatige ten toonstelling voor te bereiden. Ilooger staat een invitatie-tentoonstelling"; hierbij toch gaat de commissie aldus te werk. Zij maakt een lijstje op van artisten, uit te noodigen tot inzending, lijstje, meer of minder uitgebreid, naarmate de kunstzin der commissie meer of minder precies is. Aan die artisten wordt een invitatie gezonden om een of meer van hun schil derijen te sturen; de schilder voldoet daaraan door te zenden wat hem het geschiktste voorkomt van de doeken, die hij op dat oogenblik op zijn atelier heeft. Op deze niet zoo eenvoudige manier krijgt men een tentoonstelling van enger kader, dus beter. Veel hooger dan deze beide staat de keuze tentoonstelling" (Hollandsch voor loan-exhibition). Ook hier wordt geïnviteerd, doch niet vraagt men den schilder te zenden, wat hij op 't oogenblik voorhanden het f f, doch aan te wijzen waar zich zijne beste werken bevinden, bij welke verzame laars of kunstkoopers, of wel, als 't een jong schilder betreft, die ten onrechte nog maar weinig naam gemaakt heeft, vraagt men een bepaald werk van hem te leen. Het is duidelijk dat deze wijze van te werk gaan de meeste kans geeft op iets moois. Tot zoo'n kenze-tentoonstelling dan is het ini tiatief door een reeds samengestelde commissie genomen, en om nu aan de volvoering van haar plan nog meer kans op bijzondere schoonheid te geven, heeft zij in haar voorloopig reglement een artikel opgenomen, belangrijk genoeg, om het hier te vermelden. Het is : op deze tentoonstelling zal niets verkocht mogen worden. Want maar al te vaak wordt door den schilder, bij het opmaken zijner inzending, meer rekening gehouden met de verkoopbaarheid dan met de kunstwaarde ervan; de mercantiele factor echter weggenomen zijnde, zal hij met volkomen zuiverheid kunnen oordeelen." De expositie van werken door Vincent van Gogh in den Ilaagschen Kunstkring zal spoedig openen, de schilderijen zijn al in Den Haag. Jammer is het, omdat de localiteit van den Kunst kring zoo onvoldoend is, dat Pulchri de zaak niet heeft aangepakt. Doch dit is niet anders, het blijft te hopen dat deze tentoonstelling evenwel een revelatie zal brengen, en dat het velen mogen gaan als mij, die aanvankelijk door de rauwe violentie van sommige leelijke van Gogh's afge schrikt, er niet toe kwam het groote in zooveel van zijn werk te waardeeren, maar die thans, eenmaal zijn mooi gepakt hebbende, den man in zijn geheel, en niet bloot als een zeldzaam inte ressante figuur accepteert. De tentoonstelling in den Kunstkring zal uit een representatief veertigtal schilderijen bestaan. Uit de groote massa van zijn ongelijke productie is er een vrij zorgvuldige keuze gedaan. .De tentoonstelling van de Nederlandsche Etsclub in de localiteit van den Cercle artixtique to Gent zal Zondag openen. Expozantcn zijn bij ons weten Toorop, Witsen, Bauer, Van Looy, Zilcken, Etha Fles. Na Gent gaat de collectie waarschijnlijk naar Antwerpen. V. MAURICE BOUCKOR. Een curieus en merkwaardig teeken des tijds is het succes van Maurice Bouchor's marionettentheafpr te Parijs. Men knn zich voorstellen: een dichter, die weet dat hij wat te zeggen heeft en dat hetgeen hij produceert, wel sympathie zou vinden, maar die, eenmaal zijn poëtisch drama geschreven, terugschrikt voor de reeks van ver nederingen, miskenningen, critiseeringen, die hem bij de directies wachten, en daarna bij de acteurs, enz. Zoo was Maurice Bouchor. Ik wil niets meer met komedianten te doen hebben", zeide hij. Daa"rop sneed hij uit hout, met behulp van eenige artistieke vrienden, zelf de komedianten zooals hij ze noodig had;, stom en gehoorzaam, alleen door des dichters adem bezield en door de-i dichters hand aan verborgen draden geleid. En al wat nu te Parijs do aan trekkingskracht van een fijne, bijzonder aparte kunst gevoelt, is sedert eenigen tijd gewoon naar de rue Vivienne te trekken, om daar bij do op voeringen van het Peut Thétre" Maurice Bou chor's heerlijke verzen, door hemzelf on zij; e vrienden (Hichepin, Pigeon en anderen) achter de coulissen te hooren lezen. Het Petit Théatre is niet veel grooter dan een flinke kamer, met allerlei schilderijen en statuetten vriendelijk ver sierd; maar bij alles heeft men de gewaarwording, dat men niet, zooals in de groote theaters, eene salon receptie der dramatische Muze bijwoont, maar eene ontvangst in intiemen kring. Het tooneel is, als tooneel, klein, maar als pop penkast groot. De marionetten zijn meer dan half levensgroot; zij zijn rnet artistieke volmaakt heid afgewerkt en rijk gecostumeerd. Zij zijn, ieder mot de gelaatsuitdrukking van hunne rol, prachtige modellen van menschen, alleen beter en gedistingeerder gemaakt dan de werkelijke; menschentypen in hun edclsten vorm. De mario netten hebben een waardiger, langzamen gang, een edele, kleine geste; want wat groot of snel daarbij was, zou hier te ruw lijken. De decoraties zijn prachtig geschilderd; de rollen worden achter de coulissen door Bouchor en zijn vrienden en vriendinnen uitmuntend gelezen. Ook muziek is erbij, eene harp en een paar violen; ook zoo noodig een koor. De eerste stukken die het Petit-Thcatre op voerde, waren een Kerstspel en een bijbelsche komedie Tobie; zij hadden groot succes. liet nieuwe is nu de Légende de Saint e Uc^tle, een groot treurspel in drij bedrijven. Een vaii Bou chor's eigenaardigheden is, dat hij vroom is, in overeenstemming met een moderne strooming onder de Parijscbe jongelui; maar bij hem is het poëtische religieusiteit, meer dan mode. Het drama heeft prachtige verzen; het zien opvoeren ervan kan niet veel meer genot geven dan het lezen. Het speelt in de derde eeuw n. C., in een stad van Klein-Azië; de expositie wordt in den vorm van een antieken proloog gegeven door den hoveling Gaymas, een hoveling met alle ondeugden, maar welbespraakt en soms welspre kend. Hij deelt mede dat de koning verliefd is op Cecilia, zijn pupil, en haar dien avond nog trou wen wil; Cecilia bemint den scboonen Valerianus. De maagd verschijnt. Schoone Cecilia," zegt Gaymas, de koning heeft mij een boodschap voor u opgedragen: straks zult gij Valerianus zien, zeg hem dat gij hem niet meer liefhebt en zend hem weg; anders zal de koning hem doen dooden." Gaymas verdwijnt en Valerianus komt op: Mijn vriend,'' zegt Cecilia, gij moet vluchten; de koning heeft u den dood gezworen." Dat doet er niet toe," zegt Valeriaan. Maar," herneemt Cecilia, ik ben Christin ; wilt ge Chris ten worden?" Zeker; ik wil met u den mar teldood sterven. Maar vooraf moet gij my toebehooren.'' Dat is onmogelijk; ik heb mij aan Jezus gewijd. Een engel waakt over mijne rein heid." Een engel?" Ja, de aarstengel Sint Michaël; soms verschijnt hij mij; zie daar is hij.!" Valeriaan ziet hem niet. Als ge Christen zijt, zult ge hem ook kunnen, zien," zegt Cecilia. Valeriaan wordt door Cecilia uitgezonden om een melaatsche te verplegen, en ziet ook, als h\j terugkomt, den aartsengel. In zijn hart is bij reeds een Christen. Ik zal u naar den bisschop ge leiden, die u doopen zal," zegt Cecilia. He laas!" zegt Valerianus. Waarom helaas?" Omdat ge mij niet liefhebt, Cecilia." Zoo als ik u liefhad, was het niet goed, nujn vriend. Nu heb ik u, door Gods genade, en kel nog met mijne ziel lief. O, ik heb zooveel voor u geleden!" Een kus dan tenminste! Een enkele kus, en de dood daarna zal mij welkom zijn." Neen, mijn vriend, de dood zou u te vreeselijker schijnen. Laat ons sterven om elkan der in den hemel lief te hebben l" Gedurende dien dialoog zingen in de lucht de stemmen der engelen, om de twee jonge martelaren aan te moedigen. Maar Gaymas heeft geluisterd ; hij vertelt den koning het gesprek tusschen de twee. Zij zullen voor den pro-consul verschijnen; de koning is woest en somber verliefd. Nu," raadt Gsymas, gebruik dan geweld." Hare bovennatuurlijke schoonheid beangstigt mij. Daarenboven : wat is dat, een lijk beminnen?" Men voert Cecilia binnen. Zij belijdt Christus, zij verklaart dat zy de heidensche goden verafschuwt. Hier volgen mooie verzen (Bouchor geeft niet enkel aan de martelaren de mooie verzen) door Gaymas uitgesproken. Hij is eenigszins philosoof en verdedigt de heidensche goden. Voyons, tenez-vous bien au pitoyable dieu NomméChrist ou Jésus? Chimère pour chimère, Est-il rien de pareil aux Immortels d'Hcmère Qui, sortant du Chaos et soumis au Destin, Font de Péternitébienheureuse un festin? lis enseignent la joie, vierge, et l'ir.dulgence. Pour les biens répandus sur notre iiifime engeance, Tous ont droit aux vapeurs Ue l'encens ^yrien.... (Désignant la statue de Bacchus qui est derriére Cécile.) Tenez, retournez-vous. Non? Vous n'en ferez rien? Soit; mais vous avez tort. Ce dieu qui vous indigne A dans ses beaux cheveux Ie doux fruit de la vigne; Plein de grace, il médite une folie chanson, Et Ton ne sait pas trop s'il est fille ou gare,on. Or, chaque année, il meurt pour les hommes, sans phrase. Ses membres délicats, un rustre les crase, Les foule aux pieds, en fait jaillir Ie sang divin Qui rira dans la coupe; et lorsque, giace au vin, j Nous ouUions rernords, soucis, tristesses vaines, j C'est Ie sang de Bacchus qui coule dans nos veines. Dan wordt Valerianus binnengebracht. Als de koning verneemt, dat Valerianus den godsdienst van Cecilia heeft omhelsd, en dat dit dus een nieuwe bat d tusschen hun harten is, bedreigt hij hen met de vreeselijkste martelingen. Maar Valeriaan keert zich tot Cecilia en zegt: Een geur; kuisch en goddelijk, drijft in de lucht, mijn geliefde ; die geur stroomt van u uit, het is de geur der rozen van het paradijs". En Cecilia: Leliën, in den hemel geplukt, wademen hun balsem tot bij mij; uw lokken, geliefde, zijn er van doorbloesemd." De koning begrijpt dat zij, zoolang men ze bijeenlaat, het lijden niet zullen gevoelen; zoozeer zijn zij elkaar een troost en een bekoring; hij beveelt dus dat men hen scheiden zal: men zal u lang folteren, maar niet te samen". Men voert hen weg; de koning vertrekt met Gaymas, en gedurende het geheele tooneel heeft j op den achtergrond de Romeinsche proconsul in diepen slaap in zijn zetel gerust. In het derde bedrijf is Ceciiia alleen in de ge vangenis. Haar moed verzwakt niet bij het nade ren van den i!oocl; toch overvalt haar een gevoel van teederheid, van smart, van verlangen; alsof zij een weinig vrouw was, en toch martelares. Zij zou haren bruidegom wel willen weerzien, om hem te versterken in het geloof, en toch ook om hem weer te zien. . .. Que dit-il? Que fait-il? Voit-il s'ouvrir Ie ciel? Quand les bourreaux ont eu Ie courage cruel j De torturer sa chair en pargnant Ia mienne. Il tait mal guéri de son erreur païenne; Son front n'a point ree.u l'eau sacrée, et Ie sang, Qui pour ta gloire, Christ, a coulc de son fianc Battu de verges, fut son um'que baptême. Sois clement au marlyr qui t'ignore et qui t'aime. Pardonne-lui, Seigneur, a peine ost-il chrétien, S'il mnrmure mon nom plus souvent que !e tien; Et, bénissant notre humble et pudique tendresse, Fais que devant mes yeux Ie bien-aiméparaisse, Afin que la douceur suprüme d'un instant Nous soit un avant gout du ciel qui nous attend. (Slot volgt). . VARIA. PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP. Eerige weken geleden wees ik op de treurige omstandigheid, dat het fraaie stukje van den Dclfschen Vermeer, van den heer mr. J. F. van Lennep, vermoedelijk verkocht zou worden. Sedert is dat vermoeden zekerheid geworden. De firma C. F. Roos & Co. zal 29 Maart in De Brakke Grond" diens geheele verzameling (onder den naam .van een der vroegere eigenaars, den burge meester Messchert van Vollenhoven) onder den hamer brengen. Deze kleine collectie telt slechts 27 nummers, maar dit zijn bijna zonder uitzon dering meesterstukken van den eersten rang, en daarom is het ook zoo goed als zeker, dat op 29 Maart vreemde verzamelaars en kunstkoopers weer een merkwaardig brok oud-Hollandschen roem zullen weghalen. De verkoopers spreken in de voorrede van den catalogus op roerende wijze over het verdwijnen van deze verzameling, en dat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl