Historisch Archief 1877-1940
No. 770
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
bovenarm niet fraai vond, prijs ik haar zeer omdat
zy reeds zoovele goede kwaliteiten ontwikkelde.
De heer Donval zorgde er voor, dat het optreden
van deze violiste eenigzins gemjtiveerd scheen.
Naar de deur gaande, riep hij:
Qui est la? Tiens, la petite Figaro l
Mon enfant! Vous allez nous jouer quelque
chose, n'est ce pas?
Een van de aandachtigste toehoorders was
Donval.
De uitvoering van de Maatschappij Cecilia heeft
mijne verwachting, na de repetitie uitgesproken,
nog zeer overtroffen. Alles marcheerde
voortreffelyk, dank zij vooral Mr. Viotta's bezielde en zekere
leiding.
(Dat hjj een werk als Berlioz' Symphonie
Fantastique geheel uit het hoofd dirigeerde, mag ik
niet onvermeld laten).
Op de zesde Kamermuzieksoirée van de Maat
schappij tot bevordering der Toonkunst werd het
concert geopend met een nieuw kwartet van Dvorak
voor piano, viopl, alt en violoncel.
Dit werk trok zeer mijne aandacht door de
schoone kleurschakeeringen en het Slavische karak
ter dat aan Dvorak's werken steeds eigen is.
Dvorak is sedert lang als meester erkend. Ik
behoef dus niet te verklaren dat hy de vormen
meester is, en wil liever een woord van groote
waardeering wijden aan de schoone wijze waarop
de HH. Röntgen, Cramer, Hofmeester en Bosmans
dit zoo moeielijke werk vertolkten. Alles sloot
zeer schoon in elkander en uit alles bleek dat
dit werk met de grootste zorg was ingestudeerd.
Na de pauze droeg de heer Messchaert op
meesterlijke wijze Beethoven's Liedercyclus: An
die ferne Geliebte voor.
Ik genoot weer van de heerlijke opvatting en
«eldzame zeggingskracht van dezen zoo begaafden
zanger.
Met mej. Joh. Kempees voerde de heer Mes
schaert vier Duetten van Brahms uit. De voor
dracht van deze nommers verschafte een zeer
groot genot. Het geestige No. 2, Trut auf, tritt
auf werd zoo fijngeschakeerd gezongen, dat het
publiek een herhaling verlangde.
Dat mej. Kempees met den heer Messchaert zoo
veel te genieten gaf. houdt ook voor hem een zeer
groote lofspraak in.
Tusschen beide nummers speelde de heer Bos
mans eene violoncel-sonate van Corelli (raar ik
meen. oorspronkelijk eene viool-sonate) met den
heer Röntgen.
Wat ik zoo vaak reeds over het spel van den
heer Bosmans zeide, is ook thans van toepassing.
Bijzonder trof mij thans weer de stijlvolle voor
dracht van de zoo schoone tegenstellingen vor
mende nummers, terwijl het technische bij hem
steeds onberispelijk is.
Dat de heer Köntgen, die al de klavierpartyen
vervulde, dit op hoogst artistieke wijze deed, be
hoef ik niet weer te verzekeren.
De lezer zal begrijpen dat ik de uitvoering van
mijne Romeensche liederen (gedicht van Fiore
della Neve), die in het kwartet van Dvorak wer
den uitgevoerd, onbesproken moet laten.
Toch zij het mij vergund hier openlijk mijne
dankbaarheid uit te spreken tegenover mej.
Kernpees en de heeren Messchaert en Röntgen, voor
de groote toewijding en de voortreffelijke
wedergave dezer liederen.
De zetter heeft den jongen minnaar in de opera
Liederick, die ik braaf noemde, tot graaf gepro
moveerd. Daar mij van belangstellende zijde reeds
op deze vergissing is gewezen, vermeld ik dat
Stéphan, hoewel alle schoone eigenschappen be
zittende die een graaf maar tot sieraad kunnen
verstrekken, slechts een eenvoudige wapensmid is.
VAX MlLLIGEN.
Omtrent het werk van den heer Van Milligen
schrijft de heer Frans Coenen in De Amster
dammer, Dagblad voor Nederland:
Het 2e nommer van het programma:
Roemeensche liederen voor baryton, mezzo-sopraan en
piano, was voor mij een der belangrijkste. Het
was toch de compositie van een Nederlandsen
kunstenaar, dien wij sinds eenigen tijd onzen
stadgenoot kunnen noemen. De componist is door
zyne reeds meermaal met bijval opgevoerde opera
Brinio voor velen geen onbekende. Mijne ver
wachting was hoog gespannen en werd alleszirs
bevredigd. Het geheele werk getuigt van veel
talent.
De gedichten van Fiore della Neve zijn fraai.
Het denkbeeld reeds: de beteekenis der bloemen,
bij de zuidelijker volken zoo gaarne gekoesterd,
is zeer poëtisch. Bij het lezen der woorden heeft
men een voorgevoel van de muziek die er in
schuilt, en die slechts den toondichter verbeidt
om zich te openbaren. De componist, men merkt
het, toog dan ook met geestdrift aan het werk
en slaagde er op hoogst verdienstelijke wijze in,
de woorden met muziek te belichamen.
Wel zou ik in overeenstemming met de woor
den, sommige der liederen nog inniger, nog in
tiemer wenschen, ? (ik denk daarbij aan den
lioderkoning Schubert), want de tinten die men in
de opera gebruikt behooren niet in het lied te
huis ; maar aan den anderen kant, heeft wellicht
de dramatische behandeling daardoor gewonnen.
Voortreffelijk was b.v. in dit opzicht Nó. 2 De
knapen der Vrancea trekken uit" en No. 9 Weet
ge wel dat in de bergen". In No. 4 Wentelt
in golven", in No. 8 Neem, zusje, mijn schoen
tje" en in No. 11 Toen mijn geliefde week uit
dit land" werd meer de eigenlijke liedvorm
gehuldigd. De melodieën zijn gelukkig gevon
den en sluiten zich eng aan de beteekenis
der woorden. De bewerking der begeleiding is
zinrijk. In een woord: Van Milligen bewees dat hij
de stof volkomen heeft kunnen beheerschen en
dat zijne middelen bij de vlucht zijner fantasie
niet te kort schoten. Moge men hier en daar al
achter eenige accoordopvolgingen en melodie
vormingen een vraagteeken willen zetten; men mag
op dit oogenblik weinig meer wraken. In de mo
derne muziek literatuur wordt veel, zeer veel, ge
tolereerd. Ook zijn deze momenten van zeer
voorbijgaanden aard en over het algemeen is deze
muziek, waarin hier en daar een tint is aange
bracht die aan het Zigeuner-element herinnert,
vloeiend en bevattelijk. De compositie werd met
bijval door het publiek opgenomen.
Nog meer zou dit het geval geweest zijn, ware
het laatste nummer vrij te pleiten van zekere
matheid, waardoor de geestdrift, door de
tusschennommers opgewekt, eenigszirs werd gedempt. Ik
vernam dat het slotnommer niet is het oorspron
kelijke slotnommer. Ik betreur deze verandering.
Zelden breekt men zonder schade voor het ge
heel, met de volgorde die de kunstenaar aan een
werk geelt. Dat de vertolking van het werk ove
rigens het geheel in het beste licbt stelde en van
zorg en toewijding getuigde, behoef ik wel niet
te releveeren, bij het noemen der namen van de
vertolkers: Messchaert, Köntgen, waaraan mej.
Kempees zich waardig aansloot.
AANTEEKENINGEN SCHILDERKUNST.
In het nummer van 20 Febr. der maand-revue
l'Art et l'Idée, wordt door den redacteur Uzanne
een artikel gewijd, aan wat hij noemt de renais
sance der houtgravure. Hij handelt namelijk over
een nieuwen houtsnijder Felix Vallotton, met
negen van wiens gravures het artikel verduidelijkt
is. Deze Vallotton is blijkbaar overtuigd dat de
nieuwere photografische procédés en vooral de
Gillotage de xylografie in al te zeer verzwakkende
raffinementen en onduldbare mechanische
weekelijkheden hebben doen verloopen. In het werkelijk
begrepen houtsnijden waarmee door de ouden, vooral
door Schapff, Albert Dürer, Holbein en ook lateren
nog, zulke prachtige dingen zijn gesneden, ziet hij
ook nu nog esn middel tot welsprekende
prentverbeeldingen. De jonge Pissarro heeft eenige jaren gele
den al dergelijke pogingen gedaan, en de fameuze
Punch-teekenaar Sambourne is van een techniek die
eigenlijk op hetzelfde grondidee gebazeerd is. Maar
wat vooral in de houtsneeproeven van Vallotton ons
treft, is niet alleen de werking van expressie die
hij met breed gekorven omtrekken bereikt, maar
is ook het zeer pakkende kleureffect wat hij in
zijn prenten te verkrijgen weet door groote plak
ken leeggelaten zwart, die enkele van zijn
teekeningen een ongekende fiksheid van kleur doen
verkrijgen, zóó dat men, met een weinig goeden
wil in dezen neo-xylograaf een oud-Duitschen
prentsnijder kan zien die veel van de Japanners zou
geleerd hebben.
Men mag aannemen dat als wij in houtgravure
nog eens kunst zullen beleven het dezen wegj op
moet.
Bij Buffa stond deze week al een bizonder mooi
schilderijtje van Karsen: twee magere scheepjes
liggend in een vlak zwart eenzaam water, tusschen
strakke droeve weilanden, onder een bleeke, vochtige
wonder schreiende lucht. In ijle fijnheid van sen
timent gezien, heel compleet tot rijpen eenvoud
doorgewerkt, een argeloos motief.
Het is aardig wat men in Amsterdam op het
oogenblik een Cherets kan zien. Bij Groesbeek
hingen er onlangs voor de raam, een paar dagen
maar, en nu waren ar ook bij Van G-ogii op uu
Keizersgracht en in de Leidschestraat. Jammer
dat het meest alleen van zijn laatsten zijn, want
die kan men niet allen zijn mooisten noemen.
Maar omdat het zoo n oodig is dat onze smaak naar
alle kanten wordt wakker gemaakt, is het go^d
dat men ook in iets wat zoo zeer als deze affi
ches van de algemeen geaccepteerde kunst afwijkt,
het mooie zien leert.
Een enkel woord hier tot bescheid van de aanmer
king des heeren Bosboom, verleden week in dit
blad gemaakt op een notitie betreffende de ap
preciatie van fchilderswerk vóór en na hun dood.
Toen de laatste tentoonstelling der Hollandsche
teekenmaatschappij al geruimen tijd open was,
zag ik dat van de zes mooie teekeningen van
Bosboom, er maar n verkocht was, en die
helaas naar Amerika.
Eerst tegen het eind van de tentoonstelling
(Bosboom was toen stervende) werden er nog twee
verkocht. Het was dus niet bepaald onjuist"
gezegd, dat de begeerte toen volstrekt zoo sterk
niet bleek. Althans in verband met mijn
algemeene opmerking, die gansch niet was dat
Bosboom bij zijn leven zoo miskend is, maar die
was dat de begeerigheid der liefhebbers ietwat
pleegt te verschillen vonr en na den dood van den
artiest, want uit de omvangrijke verzameling
van Bosbooms nagelaten werk, zooals die in
Pulchri was geëxposeerd, werd, als gezegd, heel spoe
dig tot omtrent de helft verkocht.
Omtrent de expositie die dezen zomer met
de Universiteitsfeesten, onder patronaat van den
Senaat van het Amsterdamschen Studentencorps.
zal worden gehouden, geeft het studentenblad
Propria Cures inlichtingen, waaruit het volgende
is afgeschreven:
Die tentoonstelling zal worden een keuze
tentoonstelling van hedendaagsche Ilollandsche
schilderkunst. Voor wie met de terminologie van
deze zaken minder bekend is, zal dit woord
keuze-tentoonstelling" vreemd zijn, daarom zal
ik het door vergelijking verduidelijken.
De exposities, zooals ze gewoonlijk in ons land
worden gehouden, zijn ongeveer aldus voorbereid,
dat er eenige maanden te voren zooveel mogelijk
gepubliceerd wordt het voornemen tot het houden
dezer tentoonstelling. Van alle kanten uit het
land, en ook uit het buitenland, sturen daarop
een groot aantal schilders hun werken in; een
comitéplaatst zich bij de deuren der expositiezaal,
beziet het schilderij met behoorlijke inachtneming
van den naam van die 't maakte en neemt aan
en hangt op of weigert en zendt terug. Dit is de
eenvoudigste manier om een middelmatige ten
toonstelling voor te bereiden.
Ilooger staat een invitatie-tentoonstelling";
hierbij toch gaat de commissie aldus te werk. Zij
maakt een lijstje op van artisten, uit te noodigen
tot inzending, lijstje, meer of minder uitgebreid,
naarmate de kunstzin der commissie meer of
minder precies is. Aan die artisten wordt een
invitatie gezonden om een of meer van hun schil
derijen te sturen; de schilder voldoet daaraan
door te zenden wat hem het geschiktste voorkomt
van de doeken, die hij op dat oogenblik op zijn
atelier heeft. Op deze niet zoo eenvoudige manier
krijgt men een tentoonstelling van enger kader,
dus beter.
Veel hooger dan deze beide staat de keuze
tentoonstelling" (Hollandsch voor loan-exhibition).
Ook hier wordt geïnviteerd, doch niet vraagt men
den schilder te zenden, wat hij op 't oogenblik
voorhanden het f f, doch aan te wijzen waar zich
zijne beste werken bevinden, bij welke verzame
laars of kunstkoopers, of wel, als 't een jong
schilder betreft, die ten onrechte nog maar weinig
naam gemaakt heeft, vraagt men een bepaald werk
van hem te leen. Het is duidelijk dat deze wijze
van te werk gaan de meeste kans geeft op iets
moois.
Tot zoo'n kenze-tentoonstelling dan is het ini
tiatief door een reeds samengestelde commissie
genomen, en om nu aan de volvoering van haar
plan nog meer kans op bijzondere schoonheid te
geven, heeft zij in haar voorloopig reglement een
artikel opgenomen, belangrijk genoeg, om het hier
te vermelden. Het is : op deze tentoonstelling zal
niets verkocht mogen worden. Want maar al te
vaak wordt door den schilder, bij het opmaken
zijner inzending, meer rekening gehouden met de
verkoopbaarheid dan met de kunstwaarde ervan;
de mercantiele factor echter weggenomen zijnde,
zal hij met volkomen zuiverheid kunnen
oordeelen."
De expositie van werken door Vincent van
Gogh in den Ilaagschen Kunstkring zal spoedig
openen, de schilderijen zijn al in Den Haag.
Jammer is het, omdat de localiteit van den Kunst
kring zoo onvoldoend is, dat Pulchri de zaak niet
heeft aangepakt. Doch dit is niet anders, het
blijft te hopen dat deze tentoonstelling evenwel
een revelatie zal brengen, en dat het velen mogen
gaan als mij, die aanvankelijk door de rauwe
violentie van sommige leelijke van Gogh's afge
schrikt, er niet toe kwam het groote in zooveel
van zijn werk te waardeeren, maar die thans,
eenmaal zijn mooi gepakt hebbende, den man in
zijn geheel, en niet bloot als een zeldzaam inte
ressante figuur accepteert.
De tentoonstelling in den Kunstkring zal uit
een representatief veertigtal schilderijen bestaan.
Uit de groote massa van zijn ongelijke productie
is er een vrij zorgvuldige keuze gedaan.
.De tentoonstelling van de Nederlandsche Etsclub
in de localiteit van den Cercle artixtique to Gent
zal Zondag openen. Expozantcn zijn bij ons weten
Toorop, Witsen, Bauer, Van Looy, Zilcken, Etha
Fles.
Na Gent gaat de collectie waarschijnlijk naar
Antwerpen.
V.
MAURICE BOUCKOR.
Een curieus en merkwaardig teeken des tijds
is het succes van Maurice Bouchor's
marionettentheafpr te Parijs. Men knn zich voorstellen: een
dichter, die weet dat hij wat te zeggen heeft en
dat hetgeen hij produceert, wel sympathie zou
vinden, maar die, eenmaal zijn poëtisch drama
geschreven, terugschrikt voor de reeks van ver
nederingen, miskenningen, critiseeringen, die hem
bij de directies wachten, en daarna bij de acteurs,
enz. Zoo was Maurice Bouchor.
Ik wil niets meer met komedianten te doen
hebben", zeide hij. Daa"rop sneed hij uit hout,
met behulp van eenige artistieke vrienden, zelf
de komedianten zooals hij ze noodig had;, stom
en gehoorzaam, alleen door des dichters adem
bezield en door de-i dichters hand aan verborgen
draden geleid. En al wat nu te Parijs do aan
trekkingskracht van een fijne, bijzonder aparte
kunst gevoelt, is sedert eenigen tijd gewoon naar
de rue Vivienne te trekken, om daar bij do op
voeringen van het Peut Thétre" Maurice Bou
chor's heerlijke verzen, door hemzelf on zij; e
vrienden (Hichepin, Pigeon en anderen) achter
de coulissen te hooren lezen. Het Petit Théatre
is niet veel grooter dan een flinke kamer, met
allerlei schilderijen en statuetten vriendelijk ver
sierd; maar bij alles heeft men de gewaarwording,
dat men niet, zooals in de groote theaters, eene
salon receptie der dramatische Muze bijwoont, maar
eene ontvangst in intiemen kring.
Het tooneel is, als tooneel, klein, maar als pop
penkast groot. De marionetten zijn meer dan
half levensgroot; zij zijn rnet artistieke volmaakt
heid afgewerkt en rijk gecostumeerd. Zij zijn,
ieder mot de gelaatsuitdrukking van hunne rol,
prachtige modellen van menschen, alleen beter
en gedistingeerder gemaakt dan de werkelijke;
menschentypen in hun edclsten vorm. De mario
netten hebben een waardiger, langzamen gang,
een edele, kleine geste; want wat groot of snel
daarbij was, zou hier te ruw lijken. De decoraties
zijn prachtig geschilderd; de rollen worden achter
de coulissen door Bouchor en zijn vrienden en
vriendinnen uitmuntend gelezen. Ook muziek is
erbij, eene harp en een paar violen; ook zoo
noodig een koor.
De eerste stukken die het Petit-Thcatre op
voerde, waren een Kerstspel en een bijbelsche
komedie Tobie; zij hadden groot succes. liet
nieuwe is nu de Légende de Saint e Uc^tle, een
groot treurspel in drij bedrijven. Een vaii Bou
chor's eigenaardigheden is, dat hij vroom is, in
overeenstemming met een moderne strooming
onder de Parijscbe jongelui; maar bij hem is het
poëtische religieusiteit, meer dan mode.
Het drama heeft prachtige verzen; het zien
opvoeren ervan kan niet veel meer genot geven
dan het lezen. Het speelt in de derde eeuw n. C.,
in een stad van Klein-Azië; de expositie wordt
in den vorm van een antieken proloog gegeven
door den hoveling Gaymas, een hoveling met alle
ondeugden, maar welbespraakt en soms welspre
kend. Hij deelt mede dat de koning verliefd is op
Cecilia, zijn pupil, en haar dien avond nog trou
wen wil; Cecilia bemint den scboonen Valerianus.
De maagd verschijnt. Schoone Cecilia," zegt
Gaymas, de koning heeft mij een boodschap voor
u opgedragen: straks zult gij Valerianus zien, zeg
hem dat gij hem niet meer liefhebt en zend hem
weg; anders zal de koning hem doen dooden."
Gaymas verdwijnt en Valerianus komt op:
Mijn vriend,'' zegt Cecilia, gij moet vluchten;
de koning heeft u den dood gezworen." Dat
doet er niet toe," zegt Valeriaan. Maar,"
herneemt Cecilia, ik ben Christin ; wilt ge Chris
ten worden?" Zeker; ik wil met u den mar
teldood sterven. Maar vooraf moet gij my
toebehooren.'' Dat is onmogelijk; ik heb mij aan
Jezus gewijd. Een engel waakt over mijne rein
heid." Een engel?" Ja, de aarstengel
Sint Michaël; soms verschijnt hij mij; zie daar is
hij.!" Valeriaan ziet hem niet. Als ge
Christen zijt, zult ge hem ook kunnen, zien," zegt
Cecilia.
Valeriaan wordt door Cecilia uitgezonden om
een melaatsche te verplegen, en ziet ook, als h\j
terugkomt, den aartsengel. In zijn hart is bij reeds
een Christen. Ik zal u naar den bisschop ge
leiden, die u doopen zal," zegt Cecilia. He
laas!" zegt Valerianus. Waarom helaas?"
Omdat ge mij niet liefhebt, Cecilia." Zoo
als ik u liefhad, was het niet goed, nujn
vriend. Nu heb ik u, door Gods genade, en
kel nog met mijne ziel lief. O, ik heb zooveel
voor u geleden!" Een kus dan tenminste! Een
enkele kus, en de dood daarna zal mij welkom
zijn." Neen, mijn vriend, de dood zou u te
vreeselijker schijnen. Laat ons sterven om elkan
der in den hemel lief te hebben l" Gedurende
dien dialoog zingen in de lucht de stemmen der
engelen, om de twee jonge martelaren aan te
moedigen.
Maar Gaymas heeft geluisterd ; hij vertelt den
koning het gesprek tusschen de twee. Zij zullen
voor den pro-consul verschijnen; de koning is
woest en somber verliefd. Nu," raadt Gsymas,
gebruik dan geweld." Hare bovennatuurlijke
schoonheid beangstigt mij. Daarenboven : wat is dat,
een lijk beminnen?" Men voert Cecilia binnen.
Zij belijdt Christus, zij verklaart dat zy de
heidensche goden verafschuwt. Hier volgen mooie verzen
(Bouchor geeft niet enkel aan de martelaren de
mooie verzen) door Gaymas uitgesproken. Hij is
eenigszins philosoof en verdedigt de heidensche
goden.
Voyons, tenez-vous bien au pitoyable dieu
NomméChrist ou Jésus? Chimère pour chimère,
Est-il rien de pareil aux Immortels d'Hcmère
Qui, sortant du Chaos et soumis au Destin,
Font de Péternitébienheureuse un festin?
lis enseignent la joie, vierge, et l'ir.dulgence.
Pour les biens répandus sur notre iiifime engeance,
Tous ont droit aux vapeurs Ue l'encens ^yrien....
(Désignant la statue de Bacchus qui est derriére
Cécile.)
Tenez, retournez-vous. Non? Vous n'en ferez rien?
Soit; mais vous avez tort. Ce dieu qui vous indigne
A dans ses beaux cheveux Ie doux fruit de la vigne;
Plein de grace, il médite une folie chanson,
Et Ton ne sait pas trop s'il est fille ou gare,on.
Or, chaque année, il meurt pour les hommes, sans
phrase.
Ses membres délicats, un rustre les crase,
Les foule aux pieds, en fait jaillir Ie sang divin
Qui rira dans la coupe; et lorsque, giace au vin,
j Nous ouUions rernords, soucis, tristesses vaines,
j C'est Ie sang de Bacchus qui coule dans nos veines.
Dan wordt Valerianus binnengebracht. Als de
koning verneemt, dat Valerianus den godsdienst
van Cecilia heeft omhelsd, en dat dit dus een
nieuwe bat d tusschen hun harten is, bedreigt hij
hen met de vreeselijkste martelingen. Maar
Valeriaan keert zich tot Cecilia en zegt: Een
geur; kuisch en goddelijk, drijft in de lucht, mijn
geliefde ; die geur stroomt van u uit, het is de
geur der rozen van het paradijs". En Cecilia:
Leliën, in den hemel geplukt, wademen hun
balsem tot bij mij; uw lokken, geliefde, zijn er
van doorbloesemd." De koning begrijpt dat zij,
zoolang men ze bijeenlaat, het lijden niet zullen
gevoelen; zoozeer zijn zij elkaar een troost en een
bekoring; hij beveelt dus dat men hen scheiden
zal: men zal u lang folteren, maar niet te samen".
Men voert hen weg; de koning vertrekt met
Gaymas, en gedurende het geheele tooneel heeft
j op den achtergrond de Romeinsche proconsul
in diepen slaap in zijn zetel gerust.
In het derde bedrijf is Ceciiia alleen in de ge
vangenis. Haar moed verzwakt niet bij het nade
ren van den i!oocl; toch overvalt haar een gevoel
van teederheid, van smart, van verlangen; alsof
zij een weinig vrouw was, en toch martelares. Zij
zou haren bruidegom wel willen weerzien, om hem
te versterken in het geloof, en toch ook om hem
weer te zien. . ..
Que dit-il? Que fait-il? Voit-il s'ouvrir Ie ciel?
Quand les bourreaux ont eu Ie courage cruel
j De torturer sa chair en pargnant Ia mienne.
Il tait mal guéri de son erreur païenne;
Son front n'a point ree.u l'eau sacrée, et Ie sang,
Qui pour ta gloire, Christ, a coulc de son fianc
Battu de verges, fut son um'que baptême.
Sois clement au marlyr qui t'ignore et qui t'aime.
Pardonne-lui, Seigneur, a peine ost-il chrétien,
S'il mnrmure mon nom plus souvent que !e tien;
Et, bénissant notre humble et pudique tendresse,
Fais que devant mes yeux Ie bien-aiméparaisse,
Afin que la douceur suprüme d'un instant
Nous soit un avant gout du ciel qui nous attend.
(Slot volgt). .
VARIA.
PLASTISCHE KUNST. TOONEEL EN
MUZIEK. LETTEREN EN WETENSCHAP.
Eerige weken geleden wees ik op de treurige
omstandigheid, dat het fraaie stukje van den
Dclfschen Vermeer, van den heer mr. J. F. van
Lennep, vermoedelijk verkocht zou worden. Sedert
is dat vermoeden zekerheid geworden. De firma
C. F. Roos & Co. zal 29 Maart in De Brakke
Grond" diens geheele verzameling (onder den
naam .van een der vroegere eigenaars, den burge
meester Messchert van Vollenhoven) onder den
hamer brengen. Deze kleine collectie telt slechts
27 nummers, maar dit zijn bijna zonder uitzon
dering meesterstukken van den eersten rang, en
daarom is het ook zoo goed als zeker, dat op
29 Maart vreemde verzamelaars en kunstkoopers
weer een merkwaardig brok oud-Hollandschen roem
zullen weghalen. De verkoopers spreken in de
voorrede van den catalogus op roerende wijze
over het verdwijnen van deze verzameling, en dat