De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 27 maart pagina 4

27 maart 1892 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.770 zy in deze de rol van scherprechter op zich hebben moeten nemen. Waarlyk, zij zijn wel diep te beklageu! De schilderyen zelf zyn, door de onbekrompenheid van de vorige eigenares, Mevr. Messchert van Vollenhoven, geb. van Lennep, vry wel algemeen bekend, want meer dan eens stond zy ze voor tentoon stellingen af. Behalve de meesterstukken van Gerard Dou, Cornelis Dusart, Aert van der Neer, Jacob van Ruisdael, Gerard ter Borch, Willem van de Velde, Jan Vermeer, Philips Wou verman, Jan Wynants en Jan Steen, zullen om hunne betrekkelijke zeldzaamheid vooral de aandacht trekken het kerkinterieur van Gerard Houckgeest, wiens werk b.v. in ons Rijksmuseum gemist wordt, en het wintergezicht van Willem van de Velde. JTarZ Madsen, Studier fra Sverig, Kjöbenhavn, P. C. Philipsens Forlag 1892, 8°." De heer Karl Madsen heeft zich ten onzent al bekend gemaakt door het aandeel dat hij gehad heeft in het terugvinden van het groote tafereel dat Rembrandt in 1662 voor het Amsterdamsche stadhuis heeft genaakt". De door hem verkregen resultaten, waar ik de vorige week een kort uit treksel van heb medegedeeld, heeft hij uitvoerig toegelicht in het hierboven genoemd werkje. Doch * het bevat nog veel meer, wat voor de kennis van onze oud-Hollandsche kunst van gewicht is. Terloops zy vermeld, dat de heer Madsen zeer beslist optreedt tegen het ophoopen van de kunst voorwerpen uit het geheele land in een ryksmuseum, terwyl hy aantoont, hoe deze, waar dit maar eenigzins mogelyk is, op de oorspronkelijke plaats van hunne bestemming bewaard moeten blyven. Hierbij geeft hy menigen wenk, die vooral by ons wel eens ter harte mocht genomen worden. Waar de heer Madsen de schilderijen in het museum te Stockholm bespreekt, is weer de volkomen kennis van zaken te bewonderen, waarover deze vreemdeling beschikt, niet alleen waar het het werk van onze schilders geldt, maar ook dat hij geheel thuis is in de Hollandsche litteratuur over dit onderwerp. Wanneer nog een bewijs noodig mocht zyn, hoe geheel verkeerd het gezien is, dat onze kunsthistorici Fransch of Duitsch moeten schrijven, om door belangstellende vreemdelingen gelezen te worden, dan is het werk van den heer Madsen afdoende. E. W. MOES. * * De stichter der beroemde Fransche firma in artistieke bronzen, Barbëdienne, is deze week over leden. Hij was oorspronkelyk in 't geheel niet voor het vak opgeleid, maar door zyn vader, een Itódbouwer te Saint-Martin-de Fresnay in Normandie, op twaalfjarigen leeftijd bij een zadel maker in de leer gedaan. De zadelmaker fail leerde zes weken later, het knaapje zocht werk in een papierwinkel, toen by een koopman in behangsel-papieren, eindelijk werd hij, 23 jaar oud, zetbaas in een winkel van zyn patroon. Bij toeval kwam hy zes jaar later in kennis met een metaalwerker, die een instrument had uitgevon den om zonder kennis van teekenen alle statuetten en ornamenten regelmatig te verkleinen. Barbédienne had altoos aan het reproduceeren en verspreiden van kunst gedacht, associeerde zich met den werkman, Achille Colas, en begon de weield te overstroomen met imitaties van antieke kunst; daarna wendde hij zich tot de modernen. Uit een eerste faillissement redde hem de Keizer; in 1867 reeds stond hy aan het hoofd der Europeesche brons-industrie; zijn atelier in de rue de Lancry geeft over zeshonderd arbei ders werk; door het tot stand brengen van een goede overeenkomst tusschen bronsverkooper en kunstenaar wist hy tegelyk zijn eigen industrie te bevoordeelen en aan de meesters der Fransche beeldhouwkunst, Cavelier, Clésinger, Jouffroy, Barye, Chapu, Antonin Mercier, Dubois, Falguicres, St. Marceaux, Barrias, een behoorlijke belooning voor hunne kunst te verzekeren. Op de auctie Wertheimer, bij Christie te Lon den, werden verleden week voor schilderijen en kunstvoorwerpen eenige hooge prijzen betaald, als: D. Teniers, Dorpskermis, 17,160 gulden; D. Teniers, In de wacht 20,400; Rembrandt, HendriTcje Stoffels, geteekend en gedateerd 1650, inge zet op 24,000 werd door den heer Haines gekocht voor 60,000 gulden; Watteau, Volkomen overeen stemming 25,200; Sir Joshua ReynoMc, Lady Sondes 49,200 en Romney, Lady Hamilton als een meisje uit Wales, 25,200 guldens. De kunstvoorwerpen bereikten samen de som van 414,000 gulden. Er was Saksisch, Oostersch en Sèvres porselein bij. Een paar geëmailleerde vazen deed 11,000, een ander paar 8520 gulden; een enkele vaas, Louis XV, in tulpvorm, met teekening van een zeehaven, figuren van Morin, op grond van gros, bleu en goud gemarmerd, 8160; twee sécrétaires van tulpenhout met me daillons van ormoulu en dekbladen van Bresciamarmer, door Dubois, 20,400; een tafel Louis XVI van Amboina-hcut, ingelegd met plaques van Sèvres, 7680; een commode Louis XVI met vijf paneelen van zwart en goudlak, 14,400; een stel hangtapyten de la Savonnerie, met tafreelen uit de fabelen van La Fontaine in bloemenranden, 13,800 gulden. Tot leden van de Académie des Beaux-Arts, als opvolgers van de H.H. Henriquel Dupont en graaf de Nieuwerkerke, zijn gekozen de H.H. Achille Jacquet en Emile Michel, de laatste be kend door zijne studiën over Rembrandt, Ruysdael en de Breughels. Dinsdag 29 Maart en vier volgende dagen zal in het verkooplokaal van den heer H. G. Bom, Warmoesstraat 35 eene veiling van kunstvoorwer. pen uit verschillende nalatenschappen gehouden worden. Er zijn schilderijen bij van Jan Miense Molenaar, Aart van der Neer, Rembrandt, Apol, Bisschop, Calame, Martens, teekeningen van C. Springer, B. C. Koekkoek, Schelfhout, voorts prenten, Amsterdamsche oudheden, portretten, lithographieën, handschriften, penningen en mun ten, en merkwaardige postzegel-verzamelingen. nen Het programma der Comeniusfeesten", verschejn bij den uitgever H. C. A. Thieme te Nijmegen, is een uitvoerig stuk, voor de feestcommissie op gemaakt door den archivaris van Naarden, den heer A. N. J. Fabius; het bevat niet alleen het eigenlijk programma, doch ook den tekst der cantate, in het Hollandsch en Duitscb, dien der liederen, enz.; verder is er aan toegevoegd eene Festschrift in het Duitsch, Comenius' letste Buhestdtte, eene belangryke en aangenaam geschre ven studie door den heer Fabius, versierd met drie zeer goed geslaagde lichtdrukplaten, naar oorspronkelijke aquarellen van C. L. van Kesteren en voorstellende het uit- en het inwendige der Waalsche Kerk te Naarden in welstand, alsmede het zoo fraaie Naardensch Raadhuis. Een fragment van den marsch der cantate soli voor sopraan en tenor en een der koren vormt met dit alles een fraai geheej. De tekst der Cantate is van den heer Fabius, de duitsche vertaling van Mevrouw A. N. J. Fabius?Cremer Eindhoven, de muziek van C. Andriessen J r. Het feest begint Zondagsavonds (27 Maart a.^) met eene by eenkomst te Amsterdam in het Huis met de Hoofden", waar o.a. als sprekers zullen optreden de heeren'Bouman, prof. dr. Rogge en prof. dr. van Toorenenbergen. De plechtigheid in de Groote Kerk te Naarden op den 28en Maart vangt aan te 111/* uur. Be halve de cantate zullen hier door het koor verder ten gehoore worden gebracht het koor uit Die Schöpfung Die Himmel erzahlen die Ehre Gottes" en een Altdeutsches Lied". Onder de soli voor orgel komen voor het groot Hallelujah" van Handel en het Stabat Mater" van Rossini voor orgel door Fr. Liszt. Da sopraan-soli van mejuf frouw Nanny de Roever en die voor tenor van de heeren Bern. Schmeink en C. van den Bergh, zullen zeker tot de glanspunten van deze werke lijk veelbelovende uitvoering behooren. Gelyk bekend is zal prof. dr. Rogge de feestrede houden. De onthulling van het Comenius G-denkteeken zal plaats hebben te iy2 ure, de opening der tentoonstelling ten 2 ure. Door den Gooischen Stoomtram wordt gezorgd voor extra-trams. Het Schoolblad van 22 Maart bsvat een lezens waardig artikel over Johan Amos Comenius, met illustratiën, aan de beroemde schoolboeken van den Moravischen paedagoog ontleend. De roman van mejuffrouw Vacarescu, Er wordt aan het Neue Wiener Tagblatt uit Boekarest ge schreven : Mejuffrouw Helene Vacarescu, de hel din van den bekenden liefdesroman aan het Roemeensche hof, heeft haren vryen tijd met het samenstellen van een roman in de Fransche taal besteed. De roman, Voiku et Dimitri getiteld, is in brieven vervat en moet naar men beweert een omsluierd verhaal van de veelbesproken geschie denis der schryfster zelve bevatten. Er wordt uit Weimar van 10 Maart geschreven: De dochter van Karel Immermann, Frau Geheimrat Geffcken, heeft door den biograaf van haar vader, Dr. Fellner te Berlijn, aan het GoetheSchiller-archief alhier een bijzonder kostbaar ge schenk doen toekomen, de letterkundige nalaten schap van Immermann. Deze omvat zoowel de origineele handschriften, ontwerpen en omwerkingen van de meeste van zijne drama's, als van talrijke epische en lyrische voortbrengselen van hem, verder kritische opstellen, zijn dagboeken, waarvan de meeste nog niet uitgegeven zijn; zijne letterkundige correspondentie, familiebrieven, enz. Bijzonder interessant is ook het geheele dagver slag van den Stadsschouwburg te Düsseldorf uit den tijd van het bestuur van Immermann, en de bewerkingen van drama's van Shakespeare, Goethe, Schiller, Kleist, door Immermann, die in talrijke souffleerboeken bewaard zijn. Wetenschap. GEZONDHEIDSLEER. Het populariseeren van de geneeskundige weten schappen kan en moet geen ander doel hebben dan voor ieder de grondregels der algemeene gezondheidsleer duidelijk te maken. Iedereen toch heeft er belang bij, zoo min mogelijk ziek te worden, voorkomende ziekten zoo gemakkelijk mogelijk en met de grootste kans op herstel te doorstaan en den hoogst mogelijken ouderdom te bereiken. Wat anders kan hiertoe noodig zijn dan bekendheid met de natuurlijke levensprocessen, dan kennis van de regels die aangeven, hoe het lichaam moet worden opgevoed om het grootst mogelijk werk- en weerstandsvermogen zoowel op lichamelijk als geestelijk gebied te verkrijgen? Met die kennis gewapend zal de mensch leeren inzien, dat in zijn lichaam alles volgens onver anderlijke natuurwetten plaats heeft en zal hij zich niet alleen in gezonde, maar ook in zieke dagen rekenschap kunnen geven van zijn doen on laten en niet verwachten dat fouten in de op voeding, verweekelijking, onmatigheid, verkeerde levenswijze en wat dies meer zij, door een of andere receptformule als met een tooverslag zijn weg te nemen. Wil men dus de geneeskundige wetenschappen nuttig doen zijn in den ruimsten kring, dan zorge men in deze richting alles te geven wat belang kan inboezemen, doch wake er tevens voor, wantrouwen in die wetenschappen op te wekken, door het verspreiden van leerstellingen, die voor het groote publiek een min of meer speculatief karakter schijnen te dragen. Hoe men ook over Pastor Kneipp's ivatergeneesmethode oordeelt, zeker is het, dat door hare in voering de van oudsher bekende goede invloed van koud water op het menschelijk lichaam, weer in de aandacht is teruggeroepen. De waterkuur is modern geworden! En, men weet het, wat zelfs de ernstige wetenschap niet vermocht, waar de grootste overredingskracht faalde, daar viert de mode nog immer op gemakkelijke wijze hare groote triomfen. Wanneer men bij Kneipp's methode afziet van des pastor's naïeve opvatting omtrent het wezen der ziekten en van de wijze waarop hy de werking van het water op het lichaam verklaart, laat men voorts zijne weinig of niets beduidende variatiën, zooals de begietingen, de inwikkelingen, het barrevoetsloopen, enz. ach terwege, dan staat men al spoedig op hetzelfde standpunt, waarop zijn voorganger in de water geneesmethode", de Silezische boer Vincent Priesswitz, zich reeds in het begin dezer eeuw bevond. Dezen toch gelukte het door methodische toe passing van water -eece wijze van handelen in te voeren, die fhans nog voor het grootste gedeelte in waterkuurinrichtingen gevolgd wordt. Inmiddels maakten de vorderingen der physiologie het mo gelijk, dat onderscheidene zelfstandige onderzoe kers o. a. Fleury, Winternitz enz. door weten schappelijke proefnemingen den grooten invloed ko men aantoonen, die de toepassing van koud water op de zenuwwerking, den bloedsomloop, de adem haling, de spijsvertering en de lichaamskracht heeft. En hiermede was de watergeneeskunde voor goed gegrondvest! Doch het schijnt dat, waar aan de eene zijde het menschdom niet in staat was zijn vooroordeelen tegen koud water te laten varen, er aan- den anderen kant onder de geneeskundigen eene verzwakking ontstond in den stryd, die het water als geneesmiddel algemeen moest invoeren. Daarvan dan voor een deel het verschijnsel, hetwelk zich in onze dagen voordoet, dat een methode met zekeren Schwung" aange prezen, zoo spoedig op goed succes mag roemen. Want al moet men een groot deel van dat succes toeschrijven aan de suggestieve inwerking, te weeggebracht door verschillende omstandigheden, zooals de persoonlijkheid des pastor's, zijne ori ginaliteit, zijne omgeving, de zucht om door de methode genezen te willen worden, enz. enz., toch mag en moet men na al hetgeen thans weet om trent den invloed van koud water op het gezonde en op het zieke lichaam, gerust toegeven, dat ook te Wörishofen menigeen genezing gevonden heeft, die hij elders vergeefs zocht, even zooals vroeger bij Pries^witz's methode en al de andere die sedert het begin der 15e eeuw in zwang waren, het ge val was; De grootste verdienste van de Kneippsche methode bestaat intusschen wel daarin, dat bij een groot deel van het publiek het onmiskenbaar nut is aangetoond van, en het vertrouwen verle vendigd is op de waterkuur en voorts dat die kuur op practische en weinig kostbare wyze is uit te voeren, ook in eigen omgeving. Prof. Koch te Berlijn houdt zich voortdurend bezig met de verbetering van zijn zoogenaamde verbeterde tubercitline". Hij is van plan niet weer openlijk op te treden, alvorens verdere proef nemingen bij tuberculeuse menschen zijn gedaan. Daarom zal het middel voorloopig alleen in zijn kliniek toegepast worden en wordt het tot dus verre aan niemand daarbuiten geleverd. Wil men een hoed dragen, die aan de eisenen der hygiëne voldoet, dan zorge men in de eerste plaats dat hij nauwkeurig om het hoofd sluite; men verzuime dus niet zijnen hoedenmaker den corformateur" te laten gebruiken. Voorts zij de hoed zoo ligt mogelijk, bevatte veel kurk en worde ter zijde van een of meer openingen voorzien, want het voortdurend vochtig zijn van het hoofd is een van de voornaamste oorzaken van het vroeg tijdig uitvallen der haren. Sprekende over het kleuren-hooren, d. i. de eigen schap die veel menschen hebben of althans meenen te hebben om bij het hooren van een geluid den j ir.druk van kleuren-zien te krijgen, zegt Dr. E. ' Monin in zijne Misères nerveuses", dat het waarschijnlijk is, dat de geluid-waarneming en die der kleuren plaats hebben op twee dicht bij elkaar gelegen plaatsen in de hersenen, zoodat de zenuwvezelen van buiten- in de gelegenheid zyn zich met elkaar te vermengen en in een te groeien. Deze hypothese vindt steun in het feit, dat dergelijke vermenging van zenuwdraden in het lichaam meermalen voorkomt, zoowel physiologisch als pathologisch. Voor het kleuren-hooren zouden echter nog andere vermoedelijke oorzaken zijn aan te geven, zoo behoort onder de voornaamste verschijnselen van het zenuw lijden in het algemeen, het voorkomen van illusiën, d. w. z. van indrukken op onware wijze op onze zintuigen teweeggebracht, door iets wat werkelijk bestaat, in het geval van kleuren-hooren dus: een indruk op het gezichtsvermogen teweeg gebracht door een geluid. Voorbeelden van ge lijksoortige lusiën komen in menigte voor in onze droomen, zoowel iu den slaap als in koortsachtigen toestand. Eene andere oorzaak voor het kleurenhooren vindt men misschien in het verschijnsel, dat zich bij verschillende zenuwaandoeningen meer malen opsnbaart nl. de zucht tot navolging, tot imitatie, welke normaal bij enkele diersoorten en bij kinderen voorkomt Dat die zucht werkelijk een ziekelijk verschijnsel kan worden, bewijst ons het voorkomen van verschillende zenuwziekten, waardoor achtereenvolgens onderscheidene per sonen worden aangegrepen, z. a. de Vitus-dans in de kostscholen, pogingen tot zelfmoord enz. Deze imitatie theorie ten opzichte van het kleurenhooren treedt vooral in onzen tijd van zenuwlijden zeer op den voorgrond; immers terwijl men van dit verschijnsel voor eenige jaren weinig of niets vernam, is het aantal van hen die, om zoo te zeggen, met hunne oorcn zien. althans meenen te zien, blijkens de moderne literatuur zeer groot. In ieder geval is het kleuren-hooren een ab normaal verschijnsel, hetwelk, als zoodanig be schouwd, ongetwijfeld belangstelling verdient, doch dat in zijne uitingen evenmin als curiosum moet worden opgevat als zoo menig ander afwijkend en ziekelijk verschijnsel van de psyche. IN DEN NACHT. 's Nachts twee uur. Een donkere slaapkamer, een groot ledikant en een kleintje er voor. Uit het groote bed klinkt Papa's geregelde ademhaling en nu en dan zijn bescheiden snurken. Uit het kleine bedje kijkt een blond vierjarig krullekopje en een paar mollige handjes slaan zachtjes tegen 't ledikant; dan roept een aardig stemmetje: Papa!" 't Snurken houdt op de papa draait zich om in zijn slaap. Papa' Hè? Wat ? Papil il! Wel ? Ben u wakker, pa ? Ja. Jantje ook. Ja, dat hoor ik, klinkt 't terug met koel sarcasme. Wat wil je toch ? ??Niets. Nu lig dan stil en ga slapen. Jan heb geen slaap, pa! Ja, maar ik wel. Heb heusch geen slaap. Zeg pa paatjedan! Wat dan toch ? Als u ryk was, wat zou u dan voor Jan koopen ? Dat weet ik niet kom, ga nu slapen. Zou u niets voor Jan koopen? Ja, wél zeker, zeker een beweging in bed, want papa keert zich geeuwend om. Wat dan papa? Ik weet niet, (gapend) een locomotief mis schien, maar ga nu ALSJEBLIEFT slapen. Met een chten fluit, papa? Ja, ja, maar ga nu En met wielen die draaien ? Jawel (gapend). Doe nu je oogen dicht. Zeg pa! Geen antwoord. ? Papa-ii! Wel, wat nu nog? Is u bang in donker? (slaperig) N - een - n. Jan ook niet Pa, Pa-aHe! Wel? -?Ik wil drinkies. Och, neen.... Ja, ik wil wél. Daar de ondervinding hem geleerd heeft dat hy toch geen rust heeft voor hij drinkies" gebracht heeft, staat Papa op, stcot tegen alles zijn scheenen en komt eindelijk met een glas water by Jantje. Nu wil ik geen woord meer van je hooren vannacht, drink nu en ga slapen. Jantje slurpt langzaam een teug van het water dat hij volstrekt niet noodig had. Pa^a stapt weer in bed. Twee minuten later: Papa! Hoor eens, nu zal papa je moeten straffen, als je nu niet.... Ik kan kat" spellen, papa! Zoo, maar daar is niemand nieuwsgierig Baar, midden in den nacht. K - A - P - kat, is dat goed, papa? Prachtig; doe nu je oogen dicht en ga on middellijk slapen! Dan is Jan een erg zoete jongen, hè, pa? Ja, heel erg zoet; goeien nacht, beste jongen! Papa! Wat nu weer? Hebben alle papa's lieve, kleine jongens? Neen. Maar u wel, hè? Ja. Wou u, dat u twee?, negen honderd zes tien?duizend lieve, kleine jongens had? De mogelijkheid van zoo iets maakt Papa spra keloos en terwijl hij eenige minuten stilzwijgend nederligt hoort hij in het bedje naast hem een paar onderdrukte geeuwen; een warm handje strekt zich eenige malen uit om te voelen of Papa er wezentlijk nog ligt, een paar kleine hielen slaan door de lucht en eindelijk valt de woelwater in slaap met zijn hoofd op de plaats, waar zijn voeten behoorden te zyn. GRAAF HENRIETTE. Naar ALEPH. In het oude paleis der graven de Saint-Ange waren wanhoop en troosteloosheid binnengedron gen. De jonge graaf Hector had het ongeluk ge had, zijn tegenpartij, een neef van kardinaal Du bois, in een tweegevecht te dooden, en de kar dinaal, Frankrijks almachtige minister, had ge zworen, de wet op het duel ditmaal in al hare gestrengheid te laten gelden. Oog om oog, tand om tand, leven om leven. Reeds had de commis saris van politie van Parijc. graaf d'Argenson, de moeder van Hector in 't geheim laten waarschuwen, dat haar zoon zich toch niet in het moederlijk huis moest verschuilen, daar dit heden nog van den kelder tot het dak zou worden doorzocht; de jonge man mocht zich ook niet te Parijs, zelfs niet in Frankrijk trachten te verbergen, hij moest tot eiken prijs over de grenzen. Maar hoe? Alle autoriteiten in de provincie waren van het voorval reeds onderricht, de oogen van ontelbare spionnen loerden op den vluchteling, het gerecht strekte zijn duizend armen naar hem uit. Nergens een uitweg, nergens redding, geen ander lot voor de arme moeder, dan machteloos de handen te wringen. Graaf Hector troostte haar, zoo goed hij kon. Hij was de eenige, die te midden der ontsteltenis zijne bedaardheid behield. Was het onbewust heid omtrent het naderend gevaar? De jonge man geleek een. raadsel. Zijn tengere, fijn gebouwde gestalte vormde eene tegenstelling met de daad, waarvan hij beschuldigd werd. Hij kon tusschen de achttien en twintig jaar tellen, maar zag er uit als een jongeling, die in groei achterlijk ge bleven is : geen vlasje op de lippen, eene stem, welke in zactite, fluitende alttonen sprak, eene maagdelijke beschroomdheid in blik en gebaar. iets meii-jesachtigs in de geheele verschijning. Wie had vermoed, dat tegenover de punt van een degen het teere knaapje plotseling een man was geworden ? Op straat hoorde men het rollen van een rij tuig, dat voor het hui i stilhield. Daar komen zij!" riep de moeder en omvatte in vertwijfeling haren zoon, alsof zij hem met hare liefde en haar smart voor den ruwen greep der gerechtsdienaars kon beschermen. Maar mama, het zal zuster Henriette zijn", troostte Hector. Dit had de arme vrouw geheel vergeten. Deze dag had een dag van vreugde moeten worden, de jonge gravin werd verwacht. Tot nog toe was zij in Saint-Cyr, het beroemde meisjes-instituut, door madame Maintenon gesticht, opgevoed, en nu zou zij naar Parijs terugkeeren, om bij de Cistercienser zusters der Abbaye-aux-Bois, het hoogadelijk opvoedings-instituut, het laatste polijsten tot dame der groote wereld te ontvangen. Ook zou zij spoe

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl