De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1892 3 april pagina 1

3 april 1892 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F, 771 DE AMSTERDAMMER A°. 1892. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Ieder nommer bevat een Plaat. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel by de Vijzelstraat, 542. Zondag 3 April, Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar ????»« mail 12. Afzonderlijke Nummers aan do Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12' Advertentien van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 Een ia liet Tsutotarpr TOL Door A. PKELL. Reeds in lang vervlogen eeuwen toonden vorsten en andere hooggeboren heeren een bijzondere voorliefde voor het edele jachtvermaak. Die hartstocht laat zich ge makkelijk verklaren, wanneer men de toen malige ruwe en -ongebonden levenswijze dier adelijke heeren in aanmerking neemt. Er was toen ruwe poëzie in het jagersleven. In den strijd tegen beren, elanden en ander wild, dat door de tegenwoordige jagers slechts in menagerieën kan worden be wonderd, werd ware mannenmoed opgewekt. Met de jachtspeer in de vuist de woedende dieren des wouds tegemoet te treden, was echt ridderlijke uitspanning. Doch ach, »du alter Jager Ilerrlichkeit, wo bist du hingeschwunden ?" Van het hoofd tot de voeten in pels gehuld, angstig voor elk tochtje bezorgd, zit de nazaat van die zonen Nimrods iii i elkander gedoken in zijn sierlijken jachtwagen. Van onder de pelsmuts werpen een paar slaperige oogen, met lorgnet of monocle gewapend, weemoedige blikken op de neervallende sneeuwvlokken, die waar schijnlijk een onaangenamen invloed op zijn vroeg-oude, jichtige beenen zullen uitoefenen. Een lijfjager op den bok, twee »B chsenspanner'' achterop: zoo begeeft hij zich naar de goed geordende slachting. Meestal moeten een paar arme hazen of eenige onschuldige bokjes het ontgelden, die reeds lang te mid den van moordlustige Zondagsjagers, een zorgeloos leven hebben geleid, totdat alle krijgers zich gemeenschappelijk op het oor logspad begeven om die arme beesten naar het leven te staan. Doch er vertoonen zich in Duitschlands heerlijke wouden ook nog edele herten en borstelige wilde zwijnen, op gevoed en verpleegd door de boschwachters, totdat de verraderlijke kogels van geblaseerde schutters hen op den moerassigen bodem neder vellen. l W H OUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL LETON: Een slachting in het Teutoburger woud door A. Prell. KUNST EN LETTEREN: Het tooneel te Amsterdam, door H. J. M. Mu ziek in de hoofdstad, door Van Milligen. Aanteekeningen Schilderkunst, door V. De natu ralistische roman, door A Bachelor. Maurice Bouchor. (Slot.) De hoofdsteden der wereld door J. van Merwesteyn. VARIA. SCHAAK SPEL Het gevleugeld juweel, naar Judith Gautier, Voor Dames, door E-e. AL LERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIEN. Van verre en van naby. »De staatkundige bodem van Frankrijk is vulkanisch. Nu en dan wordt hij geteis terd door aardbevingen, tusschen welke tij den van rust liggen, die nooit lang genoeg duren om de vrees voor herhalingen te doen insluimeren. Van alle Romaansche volken zijn de Franschen, ofschoon hun bloed met veel meer (ïermaansche elementen is ver mengd, dan zij zelven willen erkennen, het meest geneigd tot verandering der openbare toestanden. Alles wat duurzaam is, schijnt hun onaangenaam. Weliswaar heeft zich de meerderheid van het volk aan de republiek gewend, maar binnen deze duurt de voor liefde voor de wisseling voort. Ofschoon men er te Parijs rai reeds twee-en-twintig jaren lang van heeft afgezien, den bestaanden staats vorm omver te werpen, toch gunt men zich zoo dikwijls mogelijk het genoegen, een ministerie ten val te brengen. Gelijk Saturnus zijne kinderen verslindt, zoo verslindt j de republiek hare staatslieden, en wel bij dozijnen tegelijk. Zij verbruikt de ministers, alsof de voorraad aan geschikte candidaten onuitputtelijk ware, en zij doet dit steeds zonder politieke noodzakelijkheid, meestal zelfs zonder eenige naspeurlijke reden." Het oordeel, in bovenstaande woorlen door de Neue Preie Presse over de politieke toestanden in Frankrijk uitgesproken, zou Feuilleton. zeker zeer overdreven zijn, wanneer er niet uitsluitend sprake was van den poUtickcn bodem van Frankrijk, en wanneer men niet wist dat de oppervlakkige beroeringen der staatkunde het overgroote deel der Fransche natie in haar maatschappelijk en economisch leven niet aantasten. De instabiliteit der ministeriën is in Frankrijk spreekwoordelijk ge ring, maar zij was dit onder de monarchie evenzeer als onder de republiek. En men zou de republikeinsche instellingen juist een veiligheidsklep voor de politieke hartstochten kunnen noemen, oradat de republiek geen plaats heeft voor het persoonlijk régime, dat ook de minst populaire staatslieden jaren achtereen handhaaft. De ministers gaan, maar de instellingen blijven, en ziet men wat nauwkeuriger toe, dan bemerkt men, dat het aantal der personen, aan welke Frankrijk zijne leiding toevertrouwt, lang niet zoo groot is, als het cijfer der wisselende kabinetten zou doen vermoeden. Namen als die van De Freycinet, Ribot, Rouvier, vindt men in de laatste jaren in een half dozijn ministeriën terug. De laatste crisis heeft, zooals achterna gebleken is, geen ander doel gehad dan den heer Constans te verwijderen, die als in'misirc poiync bij een groot deel der Kamer en hoogstwaarschijnlijk ook bij zijne collega's gevreesd was. Men heeft gemeend, zich van den man, die in de bestrijding van het boulangisme »het vuile werk" deed, straffeloos te kunnen ontslaan. Maar reeds thans gaan er stemmen op, die den heer Constans weder naar het departement van binnenlandsche zaken terugroepen. De reden voor deze snelle omkeering in de openbare meening ligt voor de hand. Te Parijs en uit een politiek oogpunt is Parijs Frankrijk heerschte eene ware pa niek ten gevolge van de -laaghartige dynamict-aanslagen der anarchisten. Zoolang de ontploffingen weinig of geen schade aanricht ten, zooals bij het hotel van de prinses de Sagan of bij de kazerne-Lobau, haalde men de schouders op en praatte van kwajongens Vóór alle andere streken, die zich in het bezit van een goed jachtterrein verheugen, moet het Teutoburger woud genoemd worden. Onder de statige dennebooraen, die de toppen zijner bergen kronen, spoeden herten en reeën zich voort en in de dichte beukenbosschen, die zijn dalen sieren, wonen de wilde zwijnen en wetten hun vreeselijke slag tanden aan de stammen der woudreuzen. Ze hebben het allen tamelijk goed, die vierbeenige onderdanen van Zijn Doorluchtigheid, den Vorst van Lippe-Detmold; veel beter dan hun tweebeenige collega's, waarvan drie vierde der mannen, telken jare de wijde wereld moet intrekken, otu met steenenbak ken een sober levensonderhoud te verdienen. Waarschijnlijk zouden de vierbeenige lands kinderen zich op die tochten gaarne bij hen aansluiten, want ook de kost voor hen is mager, erg mager, doch dat gaat nu eenmaal niet. ])e landsvader heeft in zijn wijze voorzorg een heining om hun geboorteland doen ma ken, te hoog zelfs voor de veerkrachtige voeten van den koning der wouden. Zoo moeten zij zich in hun vermeende vrijheid schikken en geduldig afwachten tot de beurt aan hen komt om voor de vorstelijke buks gedreven te worden. Wel is waar, kunnen slechts weinig menschenkinderen er zich op beroemen, tijdens hel k-ven van den thans regeerenden vorst een hert te hebben geveld, want in den regel verricht Zijn Doorluchtigheid die terechtstel ling zelf. Gansch anders daarentegen is het met de ruige zwijnen gesteld. Zij zijn het gewone voer voor hoogadellijke buksen en dat bij zulk een executie er veel geschoten worden, kan het volgende besvijzen. Wanneer men van Holzhausen, deze idylle te midden van het meest Duitsche aller wouden, den landweg naar etmold volgt, komt men spoedig te -Berlebek, in een liefelijk oord gelegen, dat door den regeeren den vorst, waarschijnlijk om het gezonde klimaat, tot kweekplaats voor zijn zwijnen is uitgekozen. Parelende beekjes, waaraan misschien het dorpje zijn naam ontleent, ontspringen aan den voet der dichtbegroeide hoogten, waarop de borstelige dieren een bespiegelend leven leiden. Hierin worden werk. Bedenkelijker sverd het, toen de dynamietpatronen of helsche machines in een huis werden neergelegd, zooals op den bou levard St Germain geschiedde, en daar groote verwoestingen aanrichtten. Men had toen reeds reden om te onderstellen, dat de aan slag was gericht tegen de leden der rechter lijke macht, die in de processen tegen anar chisten svaren opgetreden, en die onderstel ling werd bevestigd door den aanslag in de Rue da Cliehij, die een gansch huis ver nielde en vele personen wondde, terwijl het een svonder mag heeten, dat van de tachtig besvoners geen enkele werd gedood. Onmiddellijk werd de conclusie gemaakt, dat de politie niet deugde. En daar dit corps in de laatste weken geenerlei verande ring van eenige beteekenis had ondergaan, moest men de schuld hoogerop zoeken, en schreef haar toe aan de vervanging van den minister van binnenlandsche zaken Constans door den senator Loubet. De zenuwachtigheid der stemming weerspiegelde zich in eene motie, door den heer Emile Ferry in de Kamer ingediend, om den Blaat aansprake lijk te maken voor alle schade, door dynamietaanslagen veroorzaakt. De heer Loubet, thans minister-president, bestreed de urgentie van dit voorstel, maar verkreeg bij de stemming slechts eene meer derheid van acht stemmen. En zelfs de heer De Freycinet, de onmisbare minister van oorlog, had het een oogenblik in de Kamer hard te verduren. Bij de beraadslaging over een suppletoir-crediet voor het ministerie van or-ilo,: was, bij wijze van "üemonstnt.ie, voor gesteld dit crediet met eene onbeduidende som te verminderen. Nu was het de minis ter, die de urgentie eischte. De Kamer echter toonde, dat zij niet naar zijn pijpen wilde dansen, en verdaagde het debat. Den volgen den dag kreeg de heer De Freyoinet al svat hij wenschte, maar zijn prestige is niet on gedeerd gebleven. Behalve in deze demonstratiën vond de Kamer eene zekere opluchting in het aan nemen eener wet, bij welke dynamietaanslazij gestoord, wanneer het loof een bruine kleur gaat vertoonen en de herfststormen door het woud huilen. Op dit tijdstip zijn zij zóó vet geworden als de kas van den landsvorst het veroorlooft. Alsdan wetten de Detmolder slachters hun messen om de beesten naar de eischen der kunst te ontleden, want het is moeielijk om de magere dieren in hun geheel te verkoopen. De Detmolder boeren hebben moeite genoeg om zelf den mond open te houden ; hoe zouden ze dan in staat zijn om de doorluchtige zwijnen te mesten ? Een kabinetsorder maakt den »Oberf rster" bekend, dat Zijn Doorluchtigheid, drie dagen na dato, honderd zwijnen wenscht te schieten. Er moet vooral op gelet worden geen biggen te leveren of zeugen, die nog voor de voortteling geschikt zijn. Voor 't overige worden alle maatregelen aan den houtvester os-ergelaten. »Honderd varkens ? De duivel hale die vervl. . ..! De hooge heeren denken mis schien, dat we er hier een stoom-zwijnenfabriek op na houden ! Nu, voor mijn part....!'' bromt de oude houtvester en roept de voedermeesters, die reeds zijn bij eengekomen om het maïs voor hun plceykindr.rcn in ontvangst te nemen. Al sedert September waren zij gevoederd geworden. »Een slecht voorteeken!" had de hout vester gezegd en zijn voorgevoel werd be waarheid. Terwijl hij grimmig langs zijn grijzen snorbaard strijkt, houdt hij de volgende rede voering : »Zijn Doorluchtigheid wenscht honderrrd varkens te schieten. Goed begre pen ? Honderrrd !" (Algemeen, ah !) »Wij hebben tien voederplaatsen ! Dus voor ieder tien stuks! Ver staan ? De duivel zal een ieder halen, die jonge zeugen of biggen levert! Rechtsom keert, marsen! Honderrrd!" Nu ontwikkelt zich nabij de houtvesterswoning een koortsachtige bedrijvigheid. Kleine breede wagentjes worden aangebracht en beladen met groote getraliede kasten, veel gelijkende op hondenhokken of menageriekooien. Voorzien van ijzergaas, touwen, enz. gaat het nu boschsvaarts. gen met de doodstraf svorden bedreigd. Doch het is de vraag, of eene crisis had kunnen worden vermeden, of althans de kansen van den heer Constans niet aanmerkelijk zouden zijn gestegen, als de politie geen buitengewonen ijver had aan den dag gelegd in bet vervolgen en opsporen der anarchisten en niet den man, die algemeen voor den leider dezer lieden word gehouden, zekeren Ravachol, na lang zoeken had gearresteerd. Het werd tijd want zelfs bezadigde bladen, zooals de Temps, drongen aan op het verleenen van eene volmacht aan de politie, zóó groot, als zij zelfs onder het Keizerrijk te nauwernood svas gesveest, en wilde haar het recht geven om ook zonder rechterlijk bevel tot huiszoekingen over te gaan. In de agitatie der laatste dagen is een feit bijna onopgemerkt voorbijgegaan, dat anders zeker tot de heftigste discussiën aan leiding zou hebben gegeven. Op twee ver schillende plaatsen is het in katholieke kerken tot botsing gekomen tusschen de gewone hoorders van den geestelijke en eene schare van ongewenschte socialistische kerkgangers. De vechtpartijen in de kerk, svaarbij stoelen en banken als wapenen en projectielen dienst deden, svaren alles behalve stichtelijk, en de vraag lag voor de hand, of de ongewone bezoekers dezer heiligdommen nog met eenige andere bedoeling waren gekomen dan om spektakel te maken. Maar het moet worden erkend, dat de predikers zich schuldig hadden ge maakt aan ergerlijke provocatie en dut zij don kf.nsel misbruikten om hunne politieke tegenstanders op alles behalve waardige wijze te bestrijden. De katholieke organen vroegen verontwaardigd : «Komen onze geestsrerwanten usve meetings verstoren ?" »Neen," ant woordden de socialisten ; »maar onze voor gangers en onze vereenigingslokalen svorden niet door den Staat bekostigd." Ziedaar eea verschil, dat de buitensporige tooneelen wel niet verontschuldigt, maar ze toch eeuigszins begrijpelijk maakt. Over deze schandalen in kerken heeft eene Inmiddels wordt ook op de voederplaatsen een buitengewone ijver aan den dag ge legd ; het is nog een klein uur voor den voedertijd en de borstelige heeren, aan stipt heid gewoon, laten nog op zich wachten. Van deze gelegenheid maakt de boschsvachter gebruik en begeeft zich, in ge bukte houding langs de ijzerdraad-afslui ting sluipende, naar de valdeuren. Deze zijn svat verroest en maken een knarsend geluid. »Dat is met een paar druppels olie spoedig geholpen," mompelt hij. Het euvel is weldra weggenomen en met svelgevallen beschousvt hij zijn werk: alle deuren besvegen zich op en neer, zonder het minste gedruisch te maken. Een blik op zijn horloge overtuigt hem dat het tijd begint te svorden om zijn gasten te bedienen en op de vrijgevigste wijze verdeelt hij het galgemaal. Reeds naderen eenige zwijnen, hongerige zeugen, die door de moederlijke zorg voor hun talrijk kroost zeer zijn vermagerd. »Niets voor mij," bromt de boschsvachter, die inmiddels in zijn schuilhoek is terugge keerd en de touwen in de hand houdt, svelke aan de valdeuren verbonden zijn. Daar komt een oude, ruige beer aandra ven. Aan de verscheurde ooren kan men zien, dat hij reeds menigeu Moedigen kamp met de honden achter zich heeft. »Die is beter," philosopheert de oude, »nof een paar van die soort en ik kan mijn aan deel leveren." Zijn svensch svordt vervuld : in korten draf komen steeds meer varkens aanloopen, totdat er ongeveer een dertigtal knorrende, schreeuwende en slobberende bees ten bijeen zijn. Plotseling vallen nu de deuren achter de zich genoegelijli vergastende dieren dicht en zij zijn gevangen. Nu svordt door den \vachter een vreese lijke monstering gehouden. »Eerst moeten de beeren er aan gelooven," fluistert hij den arbeiders toe, die reeds een hok naar de draadafsluiting brengen. »Goed !" is het antwoord en de kast svordt >roor een der valdeuren neergezet. Langzaam :rekt de boschwachter beide deuren op, die tot het hok toegang vnrleenen, klimt daarna op hot dak van de kooi en vertoont zich aan het verbaasde zsvijnenvolkje. Nausvelijks

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl