Historisch Archief 1877-1940
F, 771
DE AMSTERDAMMER
A°. 1892.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Ieder nommer bevat een Plaat.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel by de Vijzelstraat, 542.
Zondag 3 April,
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar ????»« mail 12.
Afzonderlijke Nummers aan do Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12'
Advertentien van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
Een
ia liet Tsutotarpr TOL
Door A. PKELL.
Reeds in lang vervlogen eeuwen toonden
vorsten en andere hooggeboren heeren een
bijzondere voorliefde voor het edele
jachtvermaak. Die hartstocht laat zich ge
makkelijk verklaren, wanneer men de toen
malige ruwe en -ongebonden levenswijze dier
adelijke heeren in aanmerking neemt. Er
was toen ruwe poëzie in het jagersleven.
In den strijd tegen beren, elanden en
ander wild, dat door de tegenwoordige
jagers slechts in menagerieën kan worden be
wonderd, werd ware mannenmoed opgewekt.
Met de jachtspeer in de vuist de woedende
dieren des wouds tegemoet te treden, was
echt ridderlijke uitspanning. Doch ach, »du
alter Jager Ilerrlichkeit, wo bist du
hingeschwunden ?"
Van het hoofd tot de voeten in pels
gehuld, angstig voor elk tochtje bezorgd, zit
de nazaat van die zonen Nimrods iii i
elkander gedoken in zijn sierlijken
jachtwagen. Van onder de pelsmuts werpen
een paar slaperige oogen, met lorgnet of
monocle gewapend, weemoedige blikken op
de neervallende sneeuwvlokken, die waar
schijnlijk een onaangenamen invloed op zijn
vroeg-oude, jichtige beenen zullen uitoefenen.
Een lijfjager op den bok, twee »B
chsenspanner'' achterop: zoo begeeft hij zich naar
de goed geordende slachting. Meestal moeten
een paar arme hazen of eenige onschuldige
bokjes het ontgelden, die reeds lang te mid
den van moordlustige Zondagsjagers, een
zorgeloos leven hebben geleid, totdat alle
krijgers zich gemeenschappelijk op het oor
logspad begeven om die arme beesten naar
het leven te staan. Doch er vertoonen zich
in Duitschlands heerlijke wouden ook nog
edele herten en borstelige wilde zwijnen, op
gevoed en verpleegd door de boschwachters,
totdat de verraderlijke kogels van geblaseerde
schutters hen op den moerassigen bodem
neder vellen.
l W H OUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ. FEUIL
LETON: Een slachting in het Teutoburger woud
door A. Prell. KUNST EN LETTEREN:
Het tooneel te Amsterdam, door H. J. M. Mu
ziek in de hoofdstad, door Van Milligen.
Aanteekeningen Schilderkunst, door V. De natu
ralistische roman, door A Bachelor. Maurice
Bouchor. (Slot.) De hoofdsteden der wereld
door J. van Merwesteyn. VARIA. SCHAAK
SPEL Het gevleugeld juweel, naar Judith
Gautier, Voor Dames, door E-e. AL
LERLEI. INGEZONDEN. RECLAMES
PEN- EN POTLOODKRASSEN.
ADVERTENTIEN.
Van verre en van naby.
»De staatkundige bodem van Frankrijk
is vulkanisch. Nu en dan wordt hij geteis
terd door aardbevingen, tusschen welke tij
den van rust liggen, die nooit lang genoeg
duren om de vrees voor herhalingen te doen
insluimeren. Van alle Romaansche volken
zijn de Franschen, ofschoon hun bloed met
veel meer (ïermaansche elementen is ver
mengd, dan zij zelven willen erkennen, het
meest geneigd tot verandering der openbare
toestanden. Alles wat duurzaam is, schijnt
hun onaangenaam. Weliswaar heeft zich de
meerderheid van het volk aan de republiek
gewend, maar binnen deze duurt de voor
liefde voor de wisseling voort. Ofschoon men
er te Parijs rai reeds twee-en-twintig jaren lang
van heeft afgezien, den bestaanden staats
vorm omver te werpen, toch gunt men zich
zoo dikwijls mogelijk het genoegen, een
ministerie ten val te brengen. Gelijk
Saturnus zijne kinderen verslindt, zoo verslindt j
de republiek hare staatslieden, en wel bij
dozijnen tegelijk. Zij verbruikt de ministers,
alsof de voorraad aan geschikte candidaten
onuitputtelijk ware, en zij doet dit steeds
zonder politieke noodzakelijkheid, meestal
zelfs zonder eenige naspeurlijke reden."
Het oordeel, in bovenstaande woorlen
door de Neue Preie Presse over de politieke
toestanden in Frankrijk uitgesproken, zou
Feuilleton.
zeker zeer overdreven zijn, wanneer er niet
uitsluitend sprake was van den poUtickcn
bodem van Frankrijk, en wanneer men niet
wist dat de oppervlakkige beroeringen der
staatkunde het overgroote deel der Fransche
natie in haar maatschappelijk en economisch
leven niet aantasten. De instabiliteit der
ministeriën is in Frankrijk spreekwoordelijk ge
ring, maar zij was dit onder de monarchie
evenzeer als onder de republiek. En men
zou de republikeinsche instellingen juist een
veiligheidsklep voor de politieke hartstochten
kunnen noemen, oradat de republiek geen
plaats heeft voor het persoonlijk régime, dat
ook de minst populaire staatslieden jaren
achtereen handhaaft. De ministers gaan,
maar de instellingen blijven, en ziet men wat
nauwkeuriger toe, dan bemerkt men, dat
het aantal der personen, aan welke Frankrijk
zijne leiding toevertrouwt, lang niet zoo groot
is, als het cijfer der wisselende kabinetten
zou doen vermoeden. Namen als die van
De Freycinet, Ribot, Rouvier, vindt men
in de laatste jaren in een half dozijn
ministeriën terug.
De laatste crisis heeft, zooals achterna
gebleken is, geen ander doel gehad dan den
heer Constans te verwijderen, die als in'misirc
poiync bij een groot deel der Kamer en
hoogstwaarschijnlijk ook bij zijne collega's
gevreesd was. Men heeft gemeend, zich van
den man, die in de bestrijding van het
boulangisme »het vuile werk" deed, straffeloos
te kunnen ontslaan. Maar reeds thans gaan
er stemmen op, die den heer Constans weder
naar het departement van binnenlandsche
zaken terugroepen.
De reden voor deze snelle omkeering in
de openbare meening ligt voor de hand. Te
Parijs en uit een politiek oogpunt is
Parijs Frankrijk heerschte eene ware pa
niek ten gevolge van de -laaghartige
dynamict-aanslagen der anarchisten. Zoolang de
ontploffingen weinig of geen schade aanricht
ten, zooals bij het hotel van de prinses de
Sagan of bij de kazerne-Lobau, haalde men
de schouders op en praatte van
kwajongens
Vóór alle andere streken, die zich in het
bezit van een goed jachtterrein verheugen,
moet het Teutoburger woud genoemd worden.
Onder de statige dennebooraen, die de toppen
zijner bergen kronen, spoeden herten en
reeën zich voort en in de dichte
beukenbosschen, die zijn dalen sieren, wonen de
wilde zwijnen en wetten hun vreeselijke slag
tanden aan de stammen der woudreuzen. Ze
hebben het allen tamelijk goed, die
vierbeenige onderdanen van Zijn Doorluchtigheid,
den Vorst van Lippe-Detmold; veel beter
dan hun tweebeenige collega's, waarvan drie
vierde der mannen, telken jare de wijde
wereld moet intrekken, otu met steenenbak
ken een sober levensonderhoud te verdienen.
Waarschijnlijk zouden de vierbeenige lands
kinderen zich op die tochten gaarne bij hen
aansluiten, want ook de kost voor hen is
mager, erg mager, doch dat gaat nu eenmaal
niet. ])e landsvader heeft in zijn wijze voorzorg
een heining om hun geboorteland doen ma
ken, te hoog zelfs voor de veerkrachtige
voeten van den koning der wouden. Zoo
moeten zij zich in hun vermeende vrijheid
schikken en geduldig afwachten tot de beurt
aan hen komt om voor de vorstelijke buks
gedreven te worden.
Wel is waar, kunnen slechts weinig
menschenkinderen er zich op beroemen, tijdens
hel k-ven van den thans regeerenden vorst
een hert te hebben geveld, want in den regel
verricht Zijn Doorluchtigheid die terechtstel
ling zelf.
Gansch anders daarentegen is het met de
ruige zwijnen gesteld. Zij zijn het gewone
voer voor hoogadellijke buksen en dat bij
zulk een executie er veel geschoten worden,
kan het volgende besvijzen.
Wanneer men van Holzhausen, deze
idylle te midden van het meest Duitsche
aller wouden, den landweg naar etmold
volgt, komt men spoedig te -Berlebek, in een
liefelijk oord gelegen, dat door den regeeren
den vorst, waarschijnlijk om het gezonde
klimaat, tot kweekplaats voor zijn zwijnen
is uitgekozen. Parelende beekjes, waaraan
misschien het dorpje zijn naam ontleent,
ontspringen aan den voet der dichtbegroeide
hoogten, waarop de borstelige dieren een
bespiegelend leven leiden. Hierin worden
werk. Bedenkelijker sverd het, toen de
dynamietpatronen of helsche machines in een
huis werden neergelegd, zooals op den bou
levard St Germain geschiedde, en daar groote
verwoestingen aanrichtten. Men had toen
reeds reden om te onderstellen, dat de aan
slag was gericht tegen de leden der rechter
lijke macht, die in de processen tegen anar
chisten svaren opgetreden, en die onderstel
ling werd bevestigd door den aanslag in de
Rue da Cliehij, die een gansch huis ver
nielde en vele personen wondde, terwijl het
een svonder mag heeten, dat van de tachtig
besvoners geen enkele werd gedood.
Onmiddellijk werd de conclusie gemaakt,
dat de politie niet deugde. En daar dit
corps in de laatste weken geenerlei verande
ring van eenige beteekenis had ondergaan,
moest men de schuld hoogerop zoeken, en
schreef haar toe aan de vervanging van den
minister van binnenlandsche zaken Constans
door den senator Loubet. De
zenuwachtigheid der stemming weerspiegelde zich in eene
motie, door den heer Emile Ferry in de
Kamer ingediend, om den Blaat aansprake
lijk te maken voor alle schade, door
dynamietaanslagen veroorzaakt.
De heer Loubet, thans minister-president,
bestreed de urgentie van dit voorstel, maar
verkreeg bij de stemming slechts eene meer
derheid van acht stemmen. En zelfs de heer
De Freycinet, de onmisbare minister van
oorlog, had het een oogenblik in de Kamer
hard te verduren. Bij de beraadslaging over
een suppletoir-crediet voor het ministerie van
or-ilo,: was, bij wijze van "üemonstnt.ie, voor
gesteld dit crediet met eene onbeduidende
som te verminderen. Nu was het de minis
ter, die de urgentie eischte. De Kamer echter
toonde, dat zij niet naar zijn pijpen wilde
dansen, en verdaagde het debat. Den volgen
den dag kreeg de heer De Freyoinet al svat
hij wenschte, maar zijn prestige is niet on
gedeerd gebleven.
Behalve in deze demonstratiën vond de
Kamer eene zekere opluchting in het aan
nemen eener wet, bij welke
dynamietaanslazij gestoord, wanneer het loof een bruine
kleur gaat vertoonen en de herfststormen
door het woud huilen. Op dit tijdstip zijn
zij zóó vet geworden als de kas van den
landsvorst het veroorlooft.
Alsdan wetten de Detmolder slachters
hun messen om de beesten naar de eischen
der kunst te ontleden, want het is moeielijk
om de magere dieren in hun geheel te
verkoopen. De Detmolder boeren hebben moeite
genoeg om zelf den mond open te houden ;
hoe zouden ze dan in staat zijn om de
doorluchtige zwijnen te mesten ?
Een kabinetsorder maakt den »Oberf
rster" bekend, dat Zijn Doorluchtigheid, drie
dagen na dato, honderd zwijnen wenscht te
schieten. Er moet vooral op gelet worden
geen biggen te leveren of zeugen, die nog
voor de voortteling geschikt zijn. Voor
't overige worden alle maatregelen aan den
houtvester os-ergelaten.
»Honderd varkens ? De duivel hale die
vervl. . ..! De hooge heeren denken mis
schien, dat we er hier een
stoom-zwijnenfabriek op na houden ! Nu, voor mijn
part....!'' bromt de oude houtvester en
roept de voedermeesters, die reeds zijn bij
eengekomen om het maïs voor hun
plceykindr.rcn in ontvangst te nemen.
Al sedert September waren zij gevoederd
geworden.
»Een slecht voorteeken!" had de hout
vester gezegd en zijn voorgevoel werd be
waarheid.
Terwijl hij grimmig langs zijn grijzen
snorbaard strijkt, houdt hij de volgende rede
voering : »Zijn Doorluchtigheid wenscht
honderrrd varkens te schieten. Goed begre
pen ? Honderrrd !"
(Algemeen, ah !) »Wij hebben tien
voederplaatsen ! Dus voor ieder tien stuks! Ver
staan ? De duivel zal een ieder halen, die
jonge zeugen of biggen levert! Rechtsom
keert, marsen! Honderrrd!"
Nu ontwikkelt zich nabij de
houtvesterswoning een koortsachtige bedrijvigheid. Kleine
breede wagentjes worden aangebracht en
beladen met groote getraliede kasten, veel
gelijkende op hondenhokken of
menageriekooien. Voorzien van ijzergaas, touwen, enz.
gaat het nu boschsvaarts.
gen met de doodstraf svorden bedreigd. Doch
het is de vraag, of eene crisis had kunnen
worden vermeden, of althans de kansen van
den heer Constans niet aanmerkelijk zouden
zijn gestegen, als de politie geen
buitengewonen ijver had aan den dag gelegd in bet
vervolgen en opsporen der anarchisten en
niet den man, die algemeen voor den leider
dezer lieden word gehouden, zekeren
Ravachol, na lang zoeken had gearresteerd. Het
werd tijd want zelfs bezadigde bladen,
zooals de Temps, drongen aan op het
verleenen van eene volmacht aan de politie,
zóó groot, als zij zelfs onder het Keizerrijk
te nauwernood svas gesveest, en wilde haar
het recht geven om ook zonder rechterlijk
bevel tot huiszoekingen over te gaan.
In de agitatie der laatste dagen is een
feit bijna onopgemerkt voorbijgegaan, dat
anders zeker tot de heftigste discussiën aan
leiding zou hebben gegeven. Op twee ver
schillende plaatsen is het in katholieke
kerken tot botsing gekomen tusschen de
gewone hoorders van den geestelijke en eene
schare van ongewenschte socialistische
kerkgangers. De vechtpartijen in de kerk,
svaarbij stoelen en banken als wapenen
en projectielen dienst deden, svaren
alles behalve stichtelijk, en de vraag lag
voor de hand, of de ongewone bezoekers
dezer heiligdommen nog met eenige andere
bedoeling waren gekomen dan om spektakel
te maken. Maar het moet worden erkend,
dat de predikers zich schuldig hadden ge
maakt aan ergerlijke provocatie en dut zij
don kf.nsel misbruikten om hunne politieke
tegenstanders op alles behalve waardige wijze
te bestrijden. De katholieke organen vroegen
verontwaardigd : «Komen onze geestsrerwanten
usve meetings verstoren ?" »Neen," ant
woordden de socialisten ; »maar onze voor
gangers en onze vereenigingslokalen svorden
niet door den Staat bekostigd." Ziedaar eea
verschil, dat de buitensporige tooneelen wel
niet verontschuldigt, maar ze toch eeuigszins
begrijpelijk maakt.
Over deze schandalen in kerken heeft eene
Inmiddels wordt ook op de voederplaatsen
een buitengewone ijver aan den dag ge
legd ; het is nog een klein uur voor den
voedertijd en de borstelige heeren, aan stipt
heid gewoon, laten nog op zich wachten.
Van deze gelegenheid maakt de
boschsvachter gebruik en begeeft zich, in ge
bukte houding langs de ijzerdraad-afslui
ting sluipende, naar de valdeuren. Deze
zijn svat verroest en maken een knarsend
geluid.
»Dat is met een paar druppels olie spoedig
geholpen," mompelt hij.
Het euvel is weldra weggenomen en met
svelgevallen beschousvt hij zijn werk: alle
deuren besvegen zich op en neer, zonder het
minste gedruisch te maken. Een blik op zijn
horloge overtuigt hem dat het tijd begint te
svorden om zijn gasten te bedienen en op de
vrijgevigste wijze verdeelt hij het galgemaal.
Reeds naderen eenige zwijnen, hongerige
zeugen, die door de moederlijke zorg voor
hun talrijk kroost zeer zijn vermagerd.
»Niets voor mij," bromt de boschsvachter,
die inmiddels in zijn schuilhoek is terugge
keerd en de touwen in de hand houdt, svelke
aan de valdeuren verbonden zijn.
Daar komt een oude, ruige beer aandra
ven. Aan de verscheurde ooren kan men
zien, dat hij reeds menigeu Moedigen kamp
met de honden achter zich heeft.
»Die is beter," philosopheert de oude, »nof
een paar van die soort en ik kan mijn aan
deel leveren." Zijn svensch svordt vervuld :
in korten draf komen steeds meer varkens
aanloopen, totdat er ongeveer een dertigtal
knorrende, schreeuwende en slobberende bees
ten bijeen zijn. Plotseling vallen nu de deuren
achter de zich genoegelijli vergastende dieren
dicht en zij zijn gevangen.
Nu svordt door den \vachter een vreese
lijke monstering gehouden.
»Eerst moeten de beeren er aan gelooven,"
fluistert hij den arbeiders toe, die reeds een
hok naar de draadafsluiting brengen.
»Goed !" is het antwoord en de kast svordt
>roor een der valdeuren neergezet. Langzaam
:rekt de boschwachter beide deuren op, die
tot het hok toegang vnrleenen, klimt daarna
op hot dak van de kooi en vertoont zich aan
het verbaasde zsvijnenvolkje. Nausvelijks